Aflevering 30

Gepubliceerd op 26 juli 2012

NTFR 2012/1815 - Flexibel bv-recht vraagt om een flexibel besluit

Aflevering 30, gepubliceerd op 26-07-2012 geschreven door prof. dr. J.P. Boer
Per 1 oktober 2012 treedt de civielrechtelijke regeling van de zogeheten Flex-bv in werking. De Eerste Kamer heeft op 12 juni 2012 de ‘Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht’,Wet ‘Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de regeling voor besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht)’ (31 058), hierna: Wet Flex-bv. alsmede de begeleidende ‘Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht’Wet ‘Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht (Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht)’ (32 426), hierna: Invoeringswet Flex-bv. aangenomen. Beide voorstellen zijn na een uitvoerig parlementair traject als ‘hamerstuk’ afgedaan,Handelingen I, 2011-2012, nr. 32, item 2. hetgeen betekent dat geen van de Kamerleden meer het woord wenste te voeren en beide wetsvoorstellen zonder stemming zijn aanvaard. Na het ‘blanco’ eindverslag van 5 juni 2012 was het geen verrassing dat beide voorstellen als hamerstuk zouden worden afgedaan.Kamerstukken I, 2011-2012, 31 058 en 32 426, nr. F. Het is echter een misvatting om hieruit af te leiden dat inmiddels alles duidelijk is met betrekking tot de Flex-bv. Vanuit fiscaal perspectief kan zonder twijfel worden gesteld dat het tegendeel waar is.

NTFR 2012/1817 - Bankenbelasting en motie aanvaard in Eerste Kamer

Aflevering 30, gepubliceerd op 26-07-2012
De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel Bankenbelasting aangenomen. De wet is op 18 juli 2012 in het Staatsblad geplaatst. Tevens is een motie aangenomen waarin het kabinet is verzocht de Eerste Kamer tijdig, in elk geval uiterlijk 1 juni 2013, te informeren over de kredietverleningssituatie en, indien noodzakelijk, onmiddellijk in te grijpen.

NTFR 2012/1819 - Wetsvoorstel schrappen mobiliteitsbonus 55-plusser aangenomen

Aflevering 30, gepubliceerd op 26-07-2012
De Eerste Kamer heeft ingestemd met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met bonussen voor werkgevers voor het in dienst nemen van oudere uitkeringsgerechtigden en arbeidsgehandicapte werknemers. Op grond van dit wetsvoorstel, dat onderdeel is van het Begrotingsakkoord 2013, wordt de mobiliteitsbonus voor 55-plussers niet ingevoerd. Wel worden de bestaande mobiliteitsbonussen oudere uitkeringsontvangers en arbeidsgehandicapten –in de vorm van een premiekorting – verhoogd. De Wet financiering sociale verzekeringen wordt hiertoe aangepast door de nu aangenomen wet. Het wetsvoorstel gaat in per 1 januari 2013.

NTFR 2012/1822 - Belastingdienst mag wijze van doorgeven adreswijziging niet voorschrijven

ECLI:NL:HR:2012:BV1885, datum uitspraak 13-07-2012, publicatiedatum 13-07-2012
Aflevering 30, gepubliceerd op 26-07-2012 met annotatie van mr. J. van de Merwe
Belanghebbende is medio 2004 geëmigreerd naar Zwitserland. In 2007 is belanghebbende binnen Zwitserland verhuisd naar een ander adres. Met dagtekening 7 december 2007 heeft de inspecteur het aanslagbiljet IB 2004 verzonden aan het oude Zwitserse adres. De Zwitserse post heeft het aanslagbiljet IB 2004 als onbestelbaar retour gestuurd aan de belastingdienst. Bij brief van 29 september 2008 heeft de inspecteur op het nieuwe adres van belanghebbende een kopie van het aanslagbiljet IB 2004 gezonden, waartegen belanghebbende bij brief van 30 oktober 2008 bezwaar heeft gemaakt. De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Hof Den Haag heeft dit bevestigd. Volgens de Hoge Raad heeft het hof verzuimd de grief van belanghebbende te beoordelen of het aanslagbiljet IB 2004 wel in december 2007 is verzonden. Vanwege dit verzuim wordt de zaak verwezen. Mocht het biljet wel zijn verzonden, dan is de vraag of de onjuiste adressering ervan aan de Belastingdienst is te wijten. Zo neen, dan is met de bekendmaking de bezwaartermijn aangevangen. In dit verband overweegt de Hoge Raad dat de Belastingdienst, bij het ontbreken van een daartoe strekkende wettelijke bepaling, niet gerechtigd is om belastingplichtigen voor te schrijven dat adresgegevens uitsluitend op een bepaalde wijze aan hem kunnen worden gemeld. Het verwijzingshof dient, naast de verzending van de aanslag, nader te onderzoeken of belanghebbende zijn nieuwe adres voldoende duidelijk aan de Belastingdienst heeft gemeld.

NTFR 2012/1823 - Misbruik van bevoegdheid om wrakingsverzoeken in te dienen

ECLI:NL:HR:2012:BX0922, datum uitspraak 13-07-2012, publicatiedatum 13-07-2012
Aflevering 30, gepubliceerd op 26-07-2012 met annotatie van prof. dr. A.O. Lubbers
Verzoeker heeft al verschillende keren wrakingsverzoeken bij de Hoge Raad ingediend. Ook de wrakingskamer die het verzoek zou gaan behandelen heeft hij gewraakt. In dit laatste verzoek wordt hij niet ontvangen, omdat sprake is van kennelijk misbruik van recht. Het verzoek tot wraking van de leden van de Hoge Raad die het arrest zouden wijzen wordt afgewezen. Dit verzoek is kennelijk ongegrond, omdat de gronden een herhaling opleveren van de gronden die hij al in eerdere wrakingsverzoeken heeft aangevoerd. Feiten en omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van deze raadsheren schade zou kunnen leiden, zijn niet aangevoerd. De Hoge Raad bepaalt tevens dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet meer in behandeling wordt genomen, omdat verzoeker de bevoegdheid om wrakingsverzoeken in te dienen, misbruikt.

NTFR 2012/1825 - Hoogte proceskostenvergoeding voor taxateur uitsluitend afhankelijk van aard van getaxeerde object I

ECLI:NL:HR:2012:BX0919, datum uitspraak 13-07-2012, publicatiedatum 13-07-2012
Aflevering 30, gepubliceerd op 26-07-2012 met annotatie van mr. P.J. van Amersfoort
Voor de bestrijding van de vastgestelde WOZ-waarde van zijn kantoorpand heeft belanghebbende in bezwaar een taxatieverslag laten opstellen door een taxateur. Hof Amsterdam (NTFR 2011/2403) ziet geen aanleiding om het maximale bedrag dat is genoemd in art. 6 Besluit tarieven in strafzaken als vergoeding toe te kennen. Dit omdat de door de taxateur verrichte werkzaamheden niet in die mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn dat tot het maximale bedrag een vergoeding kan worden toegekend. Het hof heeft € 65 per uur toegekend, mede gelet op de bij de deskundige aanwezige kwalificaties. De Hoge Raad overweegt dat de werkzaamheden van de taxateur in het algemeen niet van wetenschappelijke aard zijn. Wel zijn deze werkzaamheden in dit geval van bijzondere aard als bedoeld in art. 6 Besluit tarieven in strafzaken 2003. De mate waarin hangt vooral af van de aard van de onroerende zaak. Met het oog op de uitvoerbaarheid van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 beslist de Hoge Raad dat uitsluitend de aard van de onroerende zaak als maatstaf in aanmerking moet worden genomen. Gelet op de aard van het onderhavige kantoorpand kon het hof zonder miskenning van hetgeen hiervoor is overwogen tot een uurtarief van € 65 komen.

NTFR 2012/1826 - Hoogte proceskostenvergoeding voor taxateur uitsluitend afhankelijk van aard van getaxeerde object II

ECLI:NL:HR:2012:BX0904, datum uitspraak 13-07-2012, publicatiedatum 13-07-2012
Aflevering 30, gepubliceerd op 26-07-2012 met annotatie van mr. P.J. van Amersfoort
Voor de bestrijding van de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning heeft belanghebbende in de bezwaarfase een taxatierapport laten opmaken door een taxateur. Hof Arnhem (NTFR 2011/822) heeft de WOZ-waarde verminderd en aan belanghebbende een proceskostenvergoeding toegekend. Het hof heeft wel aanleiding gezien het in aanmerking te nemen tarief vast te stellen op € 50 inclusief omzetbelasting per uur en niet uit te gaan van het hogere tarief dat aan belanghebbende in rekening is gebracht. Dit omdat de door de taxateur verrichte werkzaamheden niet van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn. De Hoge Raad is het daarmee niet eens. Deze werkzaamheden zijn in het algemeen niet van wetenschappelijke aard maar wel van bijzondere aard. De mate waarin hangt vooral af van de aard van de onroerende zaak. Met het oog op de uitvoerbaarheid van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 beslist de Hoge Raad dat uitsluitend de aard van de onroerende zaak als maatstaf in aanmerking moet worden genomen. Tot cassatie kan dit alles echter niet leiden omdat in het oordeel van het hof ligt besloten dat de werkzaamheden voor de taxatie van een woning niet in die mate van bijzondere aard zijn dat de vergoeding moet worden gebaseerd op een ander uurtarief dan € 50 inclusief omzetbelasting. De Hoge Raad sluit af met een oproep aan de gerechten in feitelijke instantie om beleid te gaan ontwikkelen voor een uniforme toepassing van bij de vaststelling van een vergoeding te hanteren uurtarieven. Dit omdat een beslissing over het te hanteren uurtarief vooral van feitelijke aard is.

NTFR 2012/1827 - Voor toekenning proceskostenvergoeding voor taxateur moet aantal bestede uren bekend zijn

ECLI:NL:HR:2012:BV5172, datum uitspraak 13-07-2012, publicatiedatum 13-07-2012
Aflevering 30, gepubliceerd op 26-07-2012 met annotatie van mr. P.J. van Amersfoort
Voor de bestrijding van de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning heeft belanghebbende in beroep een taxatierapport laten opmaken door een taxateur. Hof Den Bosch heeft de WOZ-waarde verminderd en aan belanghebbende de kosten van het taxatierapport van € 440,30 vergoed. Ook is een vergoeding toegekend voor het raadplegen van een administratiekantoor omdat deze kosten door de heffingsambtenaar niet zijn bestreden en deze het hof niet onredelijk voorkomen. De Hoge Raad is het met al deze beslissingen niet eens. Het hof heeft bij het vaststellen van de waarde ten onrechte geen aandacht besteed aan de in hoger beroep door de heffingsambtenaar ingebrachte gegevens over drie panden die volgens de heffingsambtenaar vergelijkbaar zijn. Ook de beslissing over de vergoeding van de kosten van het taxatieverslag is ondeugdelijk gemotiveerd. Gegevens over het aantal uren dat de taxateur aan de taxatie heeft besteed ontbreken, zodat niet kan worden beoordeeld of het hof bij het vaststellen van deze vergoeding het Besluit tarieven in strafzaken 2003 goed heeft toegepast. Ook de beslissing over de kostenvergoeding voor het raadplegen van het administratiekantoor blijft niet in stand omdat de heffingsambtenaar hiertegen, anders dan waarvan het hof is uitgegaan, wel verweer heeft gevoerd.

NTFR 2012/1828 - Hof gaat ten onrechte niet in op grief over het niet toekennen van kostenvergoeding voor taxatierapport

ECLI:NL:HR:2012:BX0907, datum uitspraak 13-07-2012, publicatiedatum 13-07-2012
Aflevering 30, gepubliceerd op 26-07-2012 met annotatie van mr. P.J. van Amersfoort
Voor de bestrijding van de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning heeft belanghebbende in beroep een taxatierapport laten opmaken door een taxateur. Rechtbank Breda verlaagt de WOZ-waarde. Het verzoek om vergoeding van de kosten van het taxatierapport wijst de rechtbank af omdat de door belanghebbende gestelde proceskosten niet aannemelijk zijn gemaakt. Hof Den Bosch sluit zich bij het oordeel van de rechtbank over de WOZ-waarde aan en overweegt daarbij dat aan het taxatierapport van belanghebbende niet die waarde kan worden toegekend die belanghebbende daaraan toegekend zou willen zien. De Hoge Raad is van oordeel dat uit deze uitspraak niet kenbaar is of het hof de grief van belanghebbende, tegen het niet toekennen van een vergoeding van de kosten van het taxatierapport door de rechtbank, heeft beoordeeld.

NTFR 2012/1829 - Het recht om zich te beroepen op overschrijding van de navorderingstermijn is niet verwerkt

ECLI:NL:GHAMS:2012:BX0240, datum uitspraak 28-06-2012, publicatiedatum 04-07-2012
Aflevering 30, gepubliceerd op 26-07-2012 met annotatie van mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk
Belanghebbende en de inspecteur hebben een aantal jaren gediscussieerd over de verliesverrekening bij belanghebbende. Het verlies van 2003 diende in beginsel met de winst van 2000 in plaats van 2001 verrekend te worden, maar door de splitsing van de vennootschap was bij partijen onduidelijkheid ontstaan over de fiscaal-juridische mogelijkheid deze verrekening te benutten. De reeds eerder verleende verrekening van het verlies van 2003 met de belastbare winst over het jaar 2001 van belanghebbende is ongedaan gemaakt door het opleggen van een navorderingsaanslag. Belanghebbende heeft tegen deze navorderingsaanslag bezwaar gemaakt omdat deze buiten de wettelijke termijn zou zijn opgelegd. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat navordering op grond van art. 16, lid 5, AWR (ten onrechte of tot een te hoog bedrag gedane verrekening) niet mogelijk is. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat belanghebbende haar recht om zich te beroepen op overschrijding van de navorderingstermijn niet heeft verworpen omdat het opleggen van de navorderingsaanslag op verzoek van belanghebbende zou zijn gebeurd. In de overgelegde correspondentie wordt uitsluitend ingegaan op (de omvang van) de ambtshalve te verlenen vermindering en blijft onvermeld dat daarnaast de in 2004 reeds verleende verrekening van het verlies 2003 met de belastbare winst van het jaar 2001 van belanghebbende ongedaan zal worden gemaakt door middel van een navorderingsaanslag. De navorderingsaanslag is opgelegd buiten de wettelijke termijn en dient dan ook te worden vernietigd.

NTFR 2012/1830 - De inspecteur heeft de frauduleus ontvangen inkomsten niet te hoog vastgesteld

ECLI:NL:GHAMS:2012:BW9319, datum uitspraak 07-06-2012, publicatiedatum 27-06-2012
Aflevering 30, gepubliceerd op 26-07-2012 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende is strafrechtelijk veroordeeld voor het opzettelijk doen van onjuiste aangifte. Hij had namelijk samen met een ander gedurende een aantal maanden in 2003 een groot aantal aangiften IB/PVV en voorlopige teruggaven IB/PVV op naam van andere personen in strijd met de waarheid ingevuld en deze ingediend bij de Belastingdienst. Naar aanleiding hiervan heeft de inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en woning gecorrigeerd door de opbrengsten van de gepleegde fraude als resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking te nemen. Belanghebbende stelt dat hij € 12.450 – in de vorm van het betalen van twee belastingaanslagen van K en één belastingaanslag van L – krachtens een met K overeengekomen resultaatverdeling moest betalen. Het hof komt tot het oordeel dat belanghebbende met hetgeen hij heeft ingebracht niet aannemelijk maakt dat er voldoende causaal verband is tussen de genoemde betalingen en de frauduleus door belanghebbende verkregen inkomsten.

NTFR 2012/1837 - Het HvJ werkt weer een formalistisch vuiltje weg

Aflevering 30, gepubliceerd op 26-07-2012 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
De in Spanje gevestigde onderneming MIT C.A. verkoopt op 14 november 2008 gebruikte vrachtwagens en trekkers aan de in Bulgarije gevestigde onderneming EMS. Deze Spaanse leverancier heeft tien facturen met als opschrift ‘verkoop van gebruikte vrachtwagens/trekkers’ uitgereikt en in de elektronische gegevensbank van het systeem voor uitwisseling van btw-informatie ‘VIES’ een intracommunautaire levering opgegeven. Na een op 22 december 2008 door EMS ingediend verzoek om registratie voor btw-doeleinden, is dit op 12 januari 2009 gerealiseerd. In juni 2009 heeft EMS tien attesten voor intracommunautaire verwervingen opgesteld. Zij heeft de verschuldigde belasting voldaan en haar recht op aftrek uitgeoefend. De regels inzake de verleggingsregeling zijn toegepast. De Bulgaarse belastingdienst is van mening dat EMS op 14 november 2008 een intracommunautaire verwerving heeft verricht van goederen. Doordat de totale waarde van de intracommunautaire verwervingen meer dan 20.000 BGN bedraagt en de in iedere factuur vermelde belastbare waarde van de intracommunautaire verwerving het bedrag van 20.000 BGN overschreed, is EMS verplicht zich te laten registreren voor btw-doeleinden en moet zij over de volledige waarde van de intracommunautaire verwerving btw betalen. EMS heeft dit bedrag niet in november 2008, maar pas in juni 2009 betaald. Door deze te late betaling diende EMS vertragingsrente te betalen. Bovendien heeft de Bulgaarse belastingdienst EMS het recht op btw-aftrek geweigerd op grond dat zij dit recht niet had uitgeoefend binnen de gestelde termijn en de overgangs- en slotbepalingen van de wet die op 1 januari 2009 in werking was getreden, niet konden worden toegepast. Op de prejudiciële vragen van de verwijzende rechter in de daarop volgende gerechtelijke procedure verklaart het HvJ voor recht dat art. 179, lid 1, en 180 en 273 Btw-richtlijn aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen het bestaan een vervaltermijn voor de uitoefening van het recht op aftrek, voor zover deze termijn de uitoefening van dit recht niet uiterst moeilijk of nagenoeg onmogelijk maakt. Het staat aan de nationale rechter te beoordelen of dat het geval is, waarbij hij onder meer rekening kan houden met het feit dat de vervaltermijn nadien aanzienlijk is verlengd en met de duur van een procedure tot registratie voor btw-doeleinden, die binnen dezelfde termijn moet zijn afgerond opdat de belastingplichtige zijn recht op aftrek zou kunnen uitoefenen. Het beginsel van fiscale neutraliteit verzet zich tegen een sanctie van het weigeren van aftrek in geval van te late betaling van de btw, maar staat niet in de weg aan betaling van vertragingsrente, op voorwaarde dat deze sanctie in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel. Het staat aan de verwijzende rechter dit na te gaan.

NTFR 2012/1838 - Levering van tot een nieuw goed te verbouwen onroerend goed vrijgesteld

Aflevering 30, gepubliceerd op 26-07-2012 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Komen verwerft op 6 februari 2004 de eigendom van appartementsrechten op winkelruimten. Vóór deze verkrijging verricht Komen in opdracht en voor rekening van de verkoper een aantal sloopwerkzaamheden met het oog op de vervaardiging van de onroerende zaak tot een nieuw gebouw. Nadien zet Komen de renovatie en verbouwingswerkzaamheden voort. Alle werkzaamheden, zowel die voor rekening van de verkoper als die voor rekening van Komen hebben geleid tot de vervaardiging van een nieuw gebouw. Bij deze verbouwing is op geen enkel moment onbebouwde grond ontstaan. Ter zake van de verkrijging van de onroerende zaak is Komen een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting opgelegd. Op de prejudiciële vraag van de verwijzende rechter in het naar aanleiding van deze aanslag ontstane geschil verklaart het HvJ voor recht dat art. 13, B, sub g, Zesde Richtlijn, gelezen in samenhang met art. 4, lid 3, sub a, van deze richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat de levering van een onroerende zaak bestaande uit een terrein en een oud gebouw waarvan de vervaardiging tot een nieuw gebouw gaande is onder de in het eerstgenoemde artikel neergelegde vrijstelling valt, daar het oude gebouw op het tijdstip van de levering slechts gedeeltelijk was gesloopt en gedeeltelijk nog in gebruik was.

NTFR 2012/1839 - De vergoeding bij een bingospel met een verplicht uit te keren prijzengeld is het daadwerkelijk ontvangen bedrag

Aflevering 30, gepubliceerd op 26-07-2012 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
De Spaanse vennootschap International Bingo verricht naast vrijgestelde bingodiensten belaste activiteiten, waaronder de inning en afdracht van de ‘bingobelasting’. Deze belasting komt overeen met een deel van de verkoopprijs van de kaarten, wordt door de bingo-exploitanten bij de spelers ingehouden en aan de belastingdienst afgedragen. Deze exploitanten ontvangen voor deze inning een incassopremie van 10% van het bedrag van deze belasting. Het bedrag van deze met btw belaste premie is de maatstaf van heffing voor de berekening van de door deze exploitanten over hun dienst verschuldigde btw. Voor zover de exploitanten in de bingozalen andere activiteiten uitoefenen die niet zijn vrijgesteld van btw zoals de exploitatie van een bar of een restaurant, zijn zij onderworpen aan de pro-rataregel voor de berekening van de aftrekbare btw. In het kader van deze pro-rataberekening trok International Bingo krachtens de btw-wet van haar omzet het aan de winnaars uit te keren prijzengeld af, dat overeenkomt met een vast percentage van de verkoopprijs van de bingokaarten. De Spaanse belastingadministratie gaat uit van het aan de winnaars uitgekeerde prijzengeld. Op prejudiciële vragen van de verwijzende rechter in de daarop gevolgde gerechtelijke procedure verklaart het HvJ voor recht dat art. 11, A, lid 1, sub a, Zesde Richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat in het geval van de verkoop van bingokaarten het vooraf bij wet vastgestelde gedeelte van de prijs van deze kaarten dat is bestemd voor de uitkering van het prijzengeld aan de spelers, niet is begrepen in de maatstaf van heffing, en dat art. 17, lid 5, en art. 19, lid 1, Zesde Richtlijn aldus moeten worden uitgelegd dat de lidstaten niet mogen bepalen dat voor de pro-rataberekening het vooraf bij wet vastgestelde gedeelte van de verkoopprijs van de bingokaarten dat aan de spelers als prijzengeld moet worden uitgekeerd, deel uitmaakt van de omzet die moet worden opgenomen in de noemer van de in art. 19, lid 1, bedoelde breuk.

NTFR 2012/1840 - Vervoer medisch team en organen is aan te merken als personenvervoer

ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8008, datum uitspraak 23-03-2012, publicatiedatum 11-06-2012
Aflevering 30, gepubliceerd op 26-07-2012 met annotatie van drs. C. Verweij
Belanghebbende exploiteert een taxibedrijf. Naast het reguliere taxivervoer worden ook organen, bloed en medicijnen in opdracht van enkele medische instellingen vervoerd. Belanghebbende is voor het geheel van die activiteiten ondernemer voor de omzetbelasting. Belanghebbende heeft onder meer ten behoeve van een stichting menselijke organen, grotendeels onder begeleiding van een medisch team, vervoerd. Voor het vervoer van het medische team en de organen berekent belanghebbende de prijs die geldt voor het vervoer van personen (het verlaagde btw-tarief). Voor het enkele vervoer van organen geldt het algemene btw-tarief. In geschil is of het vervoer van het medische team en de organen is te rangschikken onder personenvervoer. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat bij het vervoer van het medische team en de organen voor de omzetbelasting sprake is van één dienst en dat die dienst is aan te merken als personenvervoer. Onder personenvervoer is in beginsel te verstaan het vervoer van personen en de goederen, waaronder bagage, die de personen in het kader van het vervoer bij zich hebben. De voorhanden zijnde gegevens nopen niet om daarover met betrekking tot het vervoer van het medische team en de organen anders te oordelen.

NTFR 2012/1842 - Verhuur werkkamer in woning vormt geen economische activiteit voor omzetbelasting

Aflevering 30, gepubliceerd op 26-07-2012 met annotatie van drs. J. van der Laan en mr. J.P.W.H.T. Becks
Belanghebbende is een tussen de heer C en mevrouw D aangegaan samenwerkingsverband. De heer C en mevrouw D zijn partners van elkaar. Belanghebbende heeft met ingang van 1 december 2010 een werkkamer in de woning van C en D verhuurd aan E bv ten behoeve van gebruik door haar dga, de heer C. De werkkamer heeft geen eigen ingang en/of sanitaire voorzieningen. In geschil is of belanghebbende recht heeft op aftrek van omzetbelasting die ter zake van de bouw van de woning in rekening is gebracht. Meer specifiek is in geschil of met de verhuur van de werkkamer in de woning een economische activiteit wordt verricht.

NTFR 2012/1843 - Prejudiciële vragen over tariefindeling van bleekaarde

ECLI:NL:HR:2014:1382, datum uitspraak 13-06-2014, publicatiedatum 13-06-2014
Aflevering 30, gepubliceerd op 26-07-2012 met annotatie van mr. B.A. Kalshoven
Belanghebbende heeft aangifte douanerechten gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van partijen bleekaarde. Bleekaarde is de benaming voor een soort klei die van nature een absorberend vermogen heeft. Deze producten worden door belanghebbende behandeld met zwavelzuur en vervolgens gespoeld met water. Hierdoor verdwijnen de calciumionen en hechten zich waterstofionen aan de kleistructuur. De bleekaarde wordt met name aangewend voor het zuiveren en ontkleuren van (eetbare) oliën. Belanghebbende heeft aangifte gedaan uitgaande van tariefpost 2508 40 00 (‘andere klei’) van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: de GN). Na laboratoriumonderzoek heeft de inspecteur zich op het standpunt gesteld dat deze partijen bleekaarde dienen te worden ingedeeld als ‘geactiveerde minerale producten’ onder post 3802 90 00 van de GN met een bijbehorend hoger tarief aan douanerechten. Hof Amsterdam heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. De Hoge Raad overweegt dat de tariefindeling van de onderhavige producten afhankelijk is van de uitleg van tot het recht van de Unie behorende bepalingen, in het bijzonder post 2508 van de GN alsmede GS-aantekening 1 op hoofdstuk 25 en verzoekt het Hof van Justitie uitspraak te doen over de volgende vragen:

NTFR 2012/1844 - Belastingrechter dient toerekening overheadkosten in geraamde baten en lasten te beoordelen

ECLI:NL:HR:2012:BW9879, datum uitspraak 29-06-2012, publicatiedatum 29-06-2012
Aflevering 30, gepubliceerd op 26-07-2012 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Van belanghebbende zijn bedragen aan bouwleges geheven. Hof Den Bosch (NTFR 2008/1250) achtte de legesverordening van de gemeente Den Bosch onverbindend, omdat bij het vaststellen van de tarieventabel niet kon worden vastgesteld of aan de opbrengstlimiet was voldaan. De Hoge Raad (NTFR 2010/1030) vernietigde deze uitspraak en verwees de zaak naar Hof Arnhem. Dit hof (NTFR 2011/1623) is volgens de Hoge Raad ten onrechte ervan uitgegaan dat de belastingrechter geen toetsingsrecht toekomt bij de vraag of de toerekening van overheadkosten in de geraamde baten en lasten niet in strijd komt met de voor de gemeente geldende comptabiliteitsvoorschriften.

NTFR 2012/1845 - Reclamebelasting gemeente Middelburg in strijd met gelijkheidsbeginsel

ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8486, datum uitspraak 04-04-2012, publicatiedatum 15-06-2012
Aflevering 30, gepubliceerd op 26-07-2012 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Aan belanghebbende is door de gemeente Middelburg een aanslag reclamebelasting opgelegd. Zowel de rechtbank als het hof komen tot het oordeel dat de beperking van de heffing van reclamebelasting tot de in de tarieventabel genoemde voorwerpen leidt tot een willekeurige belastingheffing. De openbare aankondigingen genoemd in de tarieventabel en de openbare aankondigingen in de vorm van uitingen op winkelruiten en in etalages zijn rechtens en feitelijk gelijke gevallen. Door de heffing te beperken tot de openbare aankondigingen genoemd in de tarieventabel handelt de inspecteur in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Dit leidt tot een willekeurige belastingheffing, nu geen objectieve en redelijke rechtvaardiging voor het gemaakte onderscheid aanwezig is.

NTFR 2012/1846 - Legesverordening gemeente Nijmegen geheel onverbindend wegens overschrijding opbrengstlimiet

ECLI:NL:RBARN:2012:BW5988, datum uitspraak 10-05-2012, publicatiedatum 16-05-2012
Aflevering 30, gepubliceerd op 26-07-2012 met annotatie van mr. R. van den Berg MRE
Aan belanghebbende zijn in 2009 leges in rekening gebracht wegens het aanvragen van een bouwvergunning. In geschil is of de aanslag leges terecht is opgelegd. In bijzonder is in geschil of gemeente Nijmegen de opbrengstlimiet van art. 229b, lid 1, Gem.w. heeft geschonden.