NTFR 2012/1766 - Bemiddelen bij verkoop van aandelen is vrijgesteld
Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 met annotatie van mr. dr. J.Th. SandersFabege, een in Zweden gevestigde vennootschap, houdt indirect alle aandelen in de vennootschap World Fashion Centre Amsterdam BV, die torens I en II van het in Amsterdam (Nederland) gelegen gebouwencomplex World Fashion Centre (WFC) in eigendom had en deze exploiteerde. Fabege hield eveneens indirect alle aandelen in Fabege WF BV, de vennootschap die toren IV van het WFC in eigendom had en deze exploiteerde. Stienstra, een in Nederland gevestigde vennootschap, hield indirect alle aandelen in De Herven, die het kantorencomplex Soetelieve in eigendom had en dit exploiteerde. DTZ Zadelhoff., vastgoedbemiddelaar en adviseur, heeft van Fabege de opdracht gekregen gegadigden te zoeken voor het WFC. Fabege wilde dit gebouwencomplex overdragen door de overdracht van de aandelen in de vennootschappen die indirect eigenaar waren. De gevraagde verkoopprijs van de aandelen hing nagenoeg uitsluitend af van de verkoopwaarde van het WFC als onroerende zaak. DTZ Zadelhoff heeft een gegadigde gevonden aan wie tussen 5 oktober 1999 en 24 januari 2000 de aandelen zijn verkocht en overgedragen. In de loop van 2000 heeft DTZ Zadelhoff van Stienstra de opdracht gekregen gegadigden voor het kantorencomplex Soetelieve te zoeken. Vooralsnog werd in het midden gelaten of de eigendom van dat complex zou worden overgedragen dan wel de aandelen in De Herven. Uiteindelijk heeft de bemoeienis van DTZ Zadelhoff tot resultaat gehad dat een gegadigde is gevonden aan wie de aandelen in De Herven zijn verkocht en overgedragen. DTZ Zadelhoff heeft voor de dienstverlening ten behoeve van Fabege en Stienstra geen btw in rekening gebracht, omdat ofwel de diensten zijn vrijgesteld ingevolge art. 11, lid 1, sub i, 2°, Wet OB 1968 ofwel de diensten niet belastbaar zijn in Nederland. Op vragen van de verwijzende rechter in de in verband met een door de Nederlandse inspecteur opgelegde naheffingsaanslag daarop gevolgde procedure verklaart het HvJ voor recht dat art. 13, B, sub d, punt 5, Zesde Richtlijn (art. 135, lid 1, aanhef en onder f, Btw-richtlijn) aldus moet worden uitgelegd dat onder deze vrijstelling vallen handelingen, die zijn gericht op en als resultaat hebben dat de aandelen in de vennootschappen zijn overgedragen, maar in wezen de door deze vennootschappen gehouden onroerende zaken en de (indirecte) overgang betreffen. De uitzondering op die vrijstelling in punt 5, tweede gedachtestreepje, is niet van toepassing indien de lidstaat geen gebruik heeft gemaakt van de in art. 5, lid 3, sub c, van die richtlijn geboden mogelijkheid de deelbewijzen en aandelen waarvan het bezit rechtens of in feite recht geeft op de eigendom of het genot van een onroerend goed als lichamelijke zaken aan te merken.