Aflevering 29

Gepubliceerd op 19 juli 2012

NTFR 2012/1734 - Europees IBR: (Onder)belichte governance

Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 geschreven door prof. dr. I.J.J. Burgers
‘De belastingstelsels in de EU maken het bestaande rechtskader er niet eenvoudiger op’. …‘Dubbele belasting in een grensoverschrijdende context als gevolg van een inconsistente wisselwerking tussen verschillende nationale belastingsstelsels vormt een grote belemmering en een echte uitdaging voor de interne markt’.…‘In het geval van vennootschappen overschreed gemiddeld meer dan 20% van de gemelde gevallen de drempel van 1 miljoen euro, in het geval van particulieren meer dan 35% de drempel van 100.000 euro’. …‘In de praktijk is het echter zo dat belastingplichtigen, als zij de keuze hebben, dubbele belasting vermijden door hun gedrag aan te passen aan de feitelijke omstandigheden’. …‘Dit onrechtstreekse effect is bovendien nog moeilijker te meten. Desalniettemin kunnen volgens ramingen in een recente publicatie de bilaterale beleggingsstromen tussen verdragslanden na de sluiting van een dubbelbelastingverdrag (DBV) tot en met 50% toenemen. DBV’s worden ook in verband gebracht met een stijging van de aandelenkoersen en lijken ook een rol te spelen bij het verlagen van de kosten van aandelenkapitaal in de verdragslanden met circa 0,24% per jaar’.

NTFR 2012/1735 - Wettelijke verankering van mediation?

Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 geschreven door mr. J. Kastelein en mr. K. van Kalsbeek
Op 2 december 2011 presenteerde Tweede-Kamerlid A. van der Steur zijn ontwerpnota MediationKamerstukken II, 2011-2012, 33 122, nr. 2. (hierna: de nota). Deze nota is de opmaat naar een initiatiefwet die een wettelijke verankering van mediation regelt: ‘Doel daarvan is dat mediation ook wettelijk een volwaardig alternatief is voor traditionele rechtspraak.’ In dit artikel gaan wij nader in op de mogelijke gevolgen van de hoofdpunten uit de nota voor de fiscale rechtspraktijk en onderzoeken wij of mediation een volwaardig alternatief is voor traditionele rechtspraak. Wij doen dit door in par. 1 de bestaande mediationpraktijk in de fiscaliteit te beschrijven. Vervolgens geven wij in par. 2 aan wat de mogelijke gevolgen van de hoofdpunten uit de nota voor de bestaande praktijk kunnen zijn. In par. 3 sluiten wij dit artikel af met onze conclusies.

NTFR 2012/1736 - Besluit over nihilbijtelling privégebruik auto voor dieselauto's met lage CO2-uitstoot

Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012
De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit uitgebracht over privégebruik auto en de nihilbijtelling voor dieselauto’s met een CO2–uitstoot van 0-50 gr/km. In de Fiscale verzamelwet 2012 (zie: NTFR 2012/1610) is een onderdeel opgenomen dat ertoe strekt dat auto’s die worden aangedreven door een motor met compressieontsteking (dieselauto’s) met een CO2–uitstoot van 0-50 gr/km in aanmerking kunnen komen voor een verlaagde bijtelling privégebruik auto. Voor dieselauto’s waarvan het kenteken vóór 1 januari 2014 voor het eerst op naam wordt gesteld en een CO2–uitstoot hebben van niet hoger dan 50 gr/km, geldt vanaf 1 januari 2012 of het moment van de eerste tenaamstelling gedurende 60 maanden een verlaging van de bijtelling met 25%-punt. Hierdoor bedraagt de bijtelling in die periode 0%. In de toelichting bij dat wetsvoorstel is vermeld dat hierop bij beleidsbesluit zal worden vooruitgelopen met het goedkeuren van een nihilbijtelling voor de hiervoor genoemde auto’s.

NTFR 2012/1737 - A-G Niessen concludeert over fiscale verwerking van kosten die zijn betrokken in ontnemingsvordering

ECLI:NL:PHR:2012:BW7156, datum uitspraak 15-05-2012, publicatiedatum 19-04-2013
Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 met annotatie van mr. A.A. Fase
Bij vonnis van 23 december 2004 is belanghebbende strafrechtelijk veroordeeld wegens drugshandel. Op 16 december 2004 is een ontnemingsvordering tegen hem ingesteld. In hoger beroep is dit bedrag nader bepaald op € 327.130,25. Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de inspecteur de over 2001 t/m 2004 te corrigeren winst vastgesteld op € 2.618.037. Voor de jaren 2001 en 2002 heeft belanghebbende aangiften IB/PVV ingediend zonder rekening te houden met de wederrechtelijke voordelen. Voor 2003 en 2004 heeft hij geen aangifte gedaan. In de uitspraken op bezwaar heeft de inspecteur de totaal te corrigeren winst nader vastgesteld op € 327.130,25. Voorts heeft hij in verband met de ontnemingsvordering de vorming van een voorziening tot dit bedrag toegestaan. De toerekening van de voorziening aan de jaren 2001 t/m 2004 is overeenkomstig de toerekening van te corrigeren winst. Verder heeft de inspecteur de winst met niet-aftrekbare kosten ad € 200.000 (art. 3.14, lid 1, onderdeel d, Wet IB 2001) gecorrigeerd.

NTFR 2012/1738 - Zorgverlener oefent zelfstandig beroep uit

ECLI:NL:GHLEE:2012:BW6128, datum uitspraak 15-05-2012, publicatiedatum 21-05-2012
Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 met annotatie van mr. J.S. van Daal
Belanghebbende is in 2007 werkzaam als zorgverlener. In geschil is of haar werkzaamheden zijn aan te merken als het drijven van een onderneming, dan wel de zelfstandige uitoefening van een beroep. De rechtbank heeft het beroep gehonoreerd. Belanghebbende laat zich bemiddelen door een bemiddelingsbureau. Het bureau speelt geen rol bij de concrete uitvoering en organisatie van de zorgverlening. Het bureau beschikt niet zelf over inhoudelijke expertise, maar speelt slechts een rol als sprake is van een klacht over een zorgverlener. Belanghebbende kan een aanvraag voor zorg weigeren en zij heeft geen verplichting tot het werken van een minimum aantal uren. Zij handelt zelfstandig bij het opstellen en het uitvoeren van het zorgplan. De omstandigheid dat belanghebbende haar cliënten grotendeels werft via een bemiddelingsbureau staat volgens het hof niet eraan in de weg dat zij haar beroep van zorgverlener zelfstandig uitoefent. De vaste uurtarieven brengen dit evenmin mee. Het hof overweegt voorts dat de wijze waarop belanghebbende haar werk organiseert voor haar het risico meebrengt dat zij bij gebrek aan werk of onvoldoende presteren geen inkomsten heeft. Zij bouwt over de onderhavige inkomsten geen pensioen op en draagt debiteurenrisico. Alle omstandigheden tezamen beschouwd brengen het hof tot het oordeel dat de werkzaamheden moeten worden aangemerkt als de zelfstandige uitoefening van een beroep. Nu niet in geschil is dat belanghebbende heeft voldaan aan het urencriterium heeft zij recht op toepassing van zelfstandigenaftrek en startersaftrek.

NTFR 2012/1739 - Geen beroep in cassatie mogelijk van beslissing van de Centrale Raad van Beroep omdat de klacht niet ziet op de schending van het loonbegrip

ECLI:NL:HR:2012:BX0909, datum uitspraak 13-07-2012, publicatiedatum 13-07-2012
Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 met annotatie van G.J. van Mulbregt
Belanghebbende heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De beslissing van de Centrale Raad zag op de toepassing van art. 2, lid 4, Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen. Dit is een voorschrift waarin voor de bepaling van het dagloon wordt afgeweken van het loonbegrip in art. 14, lid 1, Werkloosheidswet. De Hoge Raad overweegt dat tegen deze beslissing van de Centrale Raad geen beroep in cassatie open staat. De klacht ziet niet op schending van het in art. 129d, lid 1, Werkloosheidswet genoemde loonbegrip van art. 14, lid 1, Werkloosheidswet (vgl. HR 19 november 1989, nr. 6, BNB 1959/3). Ook betreffen de klachten van belanghebbende niet de schending van enige andere in art. 129d, lid 1, Werkloosheidswet vermelde bepaling.

NTFR 2012/1740 - Na twee cassaties: transfergelden profvoetballers vormen loon maar geen nettoloon

ECLI:NL:GHARN:2012:BW9408, datum uitspraak 19-06-2012, publicatiedatum 26-06-2012
Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 met annotatie van dr. D. Molenaar
Belanghebbende is een betaaldvoetbalorganisatie die uitkomt in de eredivisie. In 1997 zijn in verband met transfers van twee spelers geldsommen betaald op bankrekeningen van buitenlandse clubs. De inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat deze geldsommen als (netto)loon aan de spelers ten goede zijn gekomen. Ter zake is aan belanghebbende een naheffingsaanslag LB opgelegd. Na twee cassaties (HR 11 juli 2008, nr. 43.834, NTFR 2008/1368 en HR 21 januari 2011, nr. 09/02836, NTFR 2011/165) diende Hof Arnhem zich over de zaak te buigen.

NTFR 2012/1741 - Moment van uitoefening van opties is bepalend voor uit opties verkregen voordeel

ECLI:NL:RBSGR:2012:BW1027, datum uitspraak 21-03-2012, publicatiedatum 05-04-2012
Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 met annotatie van drs. M.P. de Lange-Snijders
Belanghebbende is werkzaam bij een in Nederland gevestigde dochtervennootschap van een Zweedse moedervennootschap. In 2004 heeft zijn werkgever aan belanghebbende opties in de moedervennootschap toegekend. Op 30 oktober 2007 heeft belanghebbende een deel van de opties uitgeoefend. Vervolgens zijn op 20 december 2007 de aandelen naar het effectendepot van belanghebbende overgeboekt. In geschil is het moment waarop het met de uitoefening van de opties verkregen voordeel is verkregen. Volgens belanghebbende dient te worden uitgegaan van het moment waarop de aandelen feitelijk aan hem zijn geleverd (20 december 2007). De rechtbank oordeelt echter dat, gelet op de duidelijke bewoordingen van art. 10a, lid 1, Wet LB 1964, bij de berekening van het voordeel dient te worden uitgegaan van de waarde van de aandelen op het moment van uitoefening van de opties (30 oktober 2007). De rechtbank volgt het eensluidende standpunt van partijen dat aan de blokkeringsperiode (lock-up) een waardedrukkend effect kan worden toegekend. Het beroep is daarom gegrond verklaard.

NTFR 2012/1743 - Leerstuk onzakelijke leningen geldt ook voor onzakelijke gelieerde garanties en borgstellingen

ECLI:NL:HR:2013:BW6520, datum uitspraak 01-03-2013, publicatiedatum 01-03-2013
Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 met annotatie van mr. W.F.E.M. Egelie
Aan het concern waarvan belanghebbende deel uitmaakt, is door een bankenconsortium een kredietfaciliteit ad € 110 miljoen verstrekt. Nagenoeg alle concernvennootschappen, ook belanghebbende, hebben zich hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk gesteld. Geen van hen heeft een garantievergoeding aan enige andere concernvennootschap betaald. Toen grote delen van het concern in moeilijkheden kwamen, heeft het consortium het krediet opgezegd en belanghebbende aangesproken voor € 5.191.883. Volgens de feitenrechters is dat bedrag niet aftrekbaar van de fiscale winst wegens een onzakelijk (debiteuren)risico. Het hof achtte geen zakelijke prijsbepaling voor de garantie mogelijk.

NTFR 2012/1744 - Waardering niet-exclusief recht van gebruik en bewoning door moeder

ECLI:NL:GHARN:2012:BW7837, datum uitspraak 22-05-2012, publicatiedatum 08-06-2012
Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Belanghebbende heeft op 13 juli 2007 van zijn moeder (geboren in 1935) een woning in eigendom verkregen. De koopsom bedroeg € 258.100. Voorafgaand aan de verkrijging heeft belanghebbende verbeteringen aan de woning aangebracht (waarde € 12.133). Aan de moeder zijn rechten van gebruik en bewoning toegekend. De waarde van de woning in volle eigendom bedraagt € 495.000.Tussen partijen is in geschil in hoeverre rekening moet worden gehouden met een waardedruk ter zake van aan de moeder toegekende rechten van gebruik en bewoning. Volgens het hof is met betrekking tot het recht van gebruik en bewoning door de moeder geen sprake van exclusieve rechten maar van een recht van medegebruik. Gelet hierop heeft de inspecteur voor de waardedrukkende werking in redelijkheid kunnen uitgaan van de helft van de waarde van rechten van alleengebruik en –bewoning. De aftrek wegens verbetering (vrijstelling ex art. 15, lid 1, letter i, Wet BRV) dient te geschieden op de waarde in het economische verkeer van € 495.000. Daarop dient de waarde van het recht van gebruik en bewoning in mindering te worden gebracht. De waarde van dat beperkte recht moet echter worden berekend over de waarde van de onroerende zaak zonder rekening te houden met de aftrek wegens verbetering (€ 12.133).

NTFR 2012/1745 - Overdrachtsbelasting verschuldigd bij afstand doen van recht van vruchtgebruik

ECLI:NL:RBARN:2012:BW5897, datum uitspraak 10-05-2012, publicatiedatum 16-05-2012
Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 met annotatie van mr. P.A. Caljé
Belanghebbende heeft in 2004 het appartementsrecht van de bovenwoning A-straat 1 gekocht. Daarbij is een zakelijk recht van vruchtgebruik gevestigd ten behoeve van B. Ten aanzien van het recht van vruchtgebruik is verder bepaald dat, indien B dit wenst, belanghebbende op basis van zaaksvervanging het vruchtgebruik zal verlenen op het appartementsrecht van de benedenwoning A-straat 2. In 2009 heeft belanghebbende ten behoeve van B een zakelijk recht van vruchtgebruik gevestigd op het appartementsrecht van de benedenwoning A-straat 2. Als tegenprestatie heeft B afstand gedaan van het zakelijk recht van vruchtgebruik op het appartementsrecht van de bovenwoning A-straat 1. In verband hiermee heeft de inspecteur een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting aan belanghebbende opgelegd. In geschil is of dat terecht is.

NTFR 2012/1746 - Bekendmaking aanslag is geen voorwaarde voor totstandkoming daarvan

ECLI:NL:HR:2012:BW0194, datum uitspraak 29-06-2012, publicatiedatum 29-06-2012
Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 met annotatie van mr. J. van de Merwe
In geschil is de ontvankelijkheid van het bezwaar tegen een aanslag. Hof Den Bosch (NTFR 2011/2804) heeft geoordeeld dat de aanslag niet is bekendgemaakt, zodat deze niet tot stand is gekomen. Het hof heeft vervolgens bepaald dat de inspecteur de aanslag uit het geautomatiseerde systeem van de Belastingdienst moet verwijderen. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak. De bekendmaking van een aanslag is immers geen voorwaarde voor de totstandkoming daarvan, maar is slechts een voorwaarde voor de inwerkingtreding. Als een aanslag niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, vangt de bezwaartermijn pas aan op de dag van ontvangst. Nu van enige ontvangst niet is gebleken, wordt ervan uitgegaan dat het bezwaarschrift vóór het begin van de bezwaartermijn is ingediend. Op grond van art. 6:10 Awb blijft een niet-ontvankelijkverklaring van het premature bezwaar achterwege.

NTFR 2012/1748 - Inspecteur beschikt niet over nieuw feit; slechts sprake van veranderd inzicht in de feiten

ECLI:NL:HR:2013:BW7750, datum uitspraak 01-03-2013, publicatiedatum 01-03-2013
Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 met annotatie van mr. A.A. Fase
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2003 een navorderingsaanslag VPB (nr. 11/04696) opgelegd, alsmede aan haar aandeelhouder (en zijn echtgenote) een navorderingsaanslag IB/PVV (nr. 11/04954). In geschil is (onder meer) of de navorderingsaanslag aan belanghebbende tijdig is opgelegd, of de inspecteur beschikt over een nieuw feit, of terecht uitdelingswinst in aanmerking is genomen en of belanghebbende recht heeft op een vergoeding van de kosten gemaakt in de bezwaarfase.

NTFR 2012/1749 - Toekenning schadevergoeding inzake bezwaarfase, bestaande uit vergoeding voor interne kosten en kosten voor externe adviseurs

ECLI:NL:GHAMS:2012:BW8035, datum uitspraak 31-05-2012, publicatiedatum 13-06-2012
Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 met annotatie van mr. I.R.J. Thijssen
In geschil is enkel nog de omvang van de aan belanghebbende te vergoeden schade in de bezwaarfase met betrekking tot de schriftelijke afwijzing door de inspecteur van het verzoek tot toepassing van de bedrijfsfusievrijstelling (kapitaalsbelasting). Het hof stelt voorop dat sprake is van een onrechtmatige overheidsdaad indien een bestuursorgaan een besluit neemt en (bij uitspraak op bezwaar) handhaaft dat naderhand door de rechter wordt vernietigd wegens strijdigheid met het recht. In zo’n geval is de schuld van het bestuursorgaan daarmee in beginsel gegeven. Het onrechtmatige besluit dat als uitgangspunt moet worden genomen voor de periode waarop de schadeplicht betrekking heeft is de schriftelijke afwijzing van het verzoek tot toepassing van de bedrijfsfusievrijstelling. Het hof kent een deel van de door belanghebbende gevraagde schadevergoeding toe, bestaande uit vergoeding voor interne kosten – salariskosten van drie interne medewerkers – en kosten voor het inschakelen van externe adviseurs. Dit schadevergoedingsbedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover, in dit geval gerekend vanaf de datum van de uitspraken op bezwaar.

NTFR 2012/1750 - Legesheffing voor vrijstelling permanente bewoning recreatiebungalow is strijdig met gelijkheidsbeginsel

ECLI:NL:GHARN:2012:BW7832, datum uitspraak 15-05-2012, publicatiedatum 08-06-2012
Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Belanghebbende is eigenaar van een bungalow op een recreatiepark. Permanente bewoning is niet toegestaan. In het verleden heeft de gemeente aan andere eigenaren een gedoogbeschikking verleend. Belanghebbende heeft de gemeente verzocht hem vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan zodat permanente bewoning mogelijk is. Ook andere eigenaren hebben dat vrijstellingsverzoek gedaan. De gemeente voert het beleid dat geen leges wordt geheven voor het in behandeling nemen van verzoeken om vrijstelling van eigenaren die reeds een gedoogbeschikking hadden maar wel van eigenaren zonder een zodanige beschikking. Volgens het hof is dat beleid in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Voor beide groepen aanvragers dient het gemeentebestuur namelijk dezelfde dienst te verrichten en de hoeveelheid arbeid die daarmee gemoeid is verschilt volgens het hof niet. Ook komen beide groepen door de vrijstelling in een (juridisch) gunstiger positie te verkeren. Daarom wordt de aan belanghebbende opgelegde aanslag leges vernietigd.

NTFR 2012/1752 - Gelijkheidsbeginsel niet geschonden bij toepassing vrijstelling verontreinigingsheffing rijkswateren

ECLI:NL:RBARN:2012:BW3452, datum uitspraak 19-04-2012, publicatiedatum 20-04-2012
Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
De aandelen van belanghebbende zijn in handen van drie nabijgelegen papierfabrieken. Belanghebbende is opgericht voor het behandelen van afvalwater dat vrijkomt bij de productie van papier. Het afvalwater wordt door belanghebbende ingenomen en gezuiverd. Daarbij wordt biogas teruggewonnen dat wordt gebruikt voor de productie van elektriciteit. Het gezuiverde afvalwater is voor 99,8% gereinigd en wordt hierna geloosd, waarbij wordt voldaan aan de lozingsnormen van Rijkswaterstaat. Aan belanghebbende is met betrekking tot de lozing een voorlopige aanslag verontreinigingsheffing rijkswateren opgelegd. In geschil is of belanghebbende op grond van het gelijkheidsbeginsel, zoals neergelegd in art. 14 EVRM in verbinding met art. 1, Eerste Protocol bij het EVRM, of art. 1, Twaalfde Protocol bij het EVRM en art. 26 IVBPR, recht heeft op toepassing van de vrijstelling van art. 7.6, lid 4, Waterwet.

NTFR 2012/1756 - Antwoorden Kamervragen over over het toegezegde maar nog steeds niet gerealiseerde ANBI-register

Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012
Kamerlid Omtzigt vraagt de staatssecretaris van Financiën per ommegaande het wetsvoorstel in te dienen voor een gratis toegankelijk anbi-register met allerlei informatie over de anbi. De staatssecretaris herhaalt dat hij met zijn collega van Veiligheid en Justitie in overleg is met de goededoelensector (het SBF) om vorm te geven aan een gezamenlijke visie op toezicht en transparantie binnen de goededoelensector. Een van de onderwerpen die daarbij aan de orde zijn, is de publicatie van de gegevens. De staatssecretaris verwacht dat het overleg kort na de vakantieperiode het geval zal kunnen zijn. Daarna informeert hij de Kamer.

NTFR 2012/1757 - Overschrijding redelijke termijn levert immateriële schadevergoeding op

ECLI:NL:HR:2012:BX1403, datum uitspraak 13-07-2012, publicatiedatum 13-07-2012
Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012
Belanghebbende claimt immateriële schadevergoeding voor een bedrag van € 93.600.000. De inspecteur is van oordeel dat een bedrag ad € 2.500 voldoende is. Na verwijzing door de Hoge Raad moet Hof Den Bosch (NTFR 2012/859) uitsluitend beoordelen hoe hoog de immateriële schadevergoeding moet zijn met als uitgangspunt een vergoeding van € 500 voor ieder half jaar waarmee de redelijke termijn is overschreden. Het hof stelt vervolgens vast dat de redelijke termijn met ruim twee jaar is overschreden zodat het door de Hoge Raad gegeven tarief een totaal aan schadevergoeding oplevert van € 2.500. Belanghebbende heeft zijn eis van € 93.600.000 onvoldoende onderbouwd, zodat niet aannemelijk is dat belanghebbende schade heeft geleden tot het door hem geclaimde bedrag.

NTFR 2012/1759 - Duits wettelijk pensioen en voormalige dwangarbeiders; voortgang

Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012
In deze brief gaat de staatssecretaris van Financiën in op de stand van zaken rond de (toepassing van de) Duitse belastingvrijstelling voor in Nederland wonende voormalige dwangarbeiders die een Duits wettelijk pensioen ontvangen. Verder wordt in meer algemene zin ingegaan op de voorlichting aan belastingplichtigen die een Duits wettelijk pensioen ontvangen over het invullen van de Nederlandse belastingaangifte en het voorkomen van dubbele heffing.

NTFR 2012/1760 - Kamervragen over (Nederlandse) WAO'ers in Polen

Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012
De staatssecretaris van Financiën beantwoordt Tweede Kamervragen over de belastingheffing onder het verdrag met Polen over een WAO-uitkering betaald aan een inwoner van Polen. Nederland mag volgens het verdrag heffen over een dergelijke uitkering. Polen mag deze inkomsten eveneens bij de belastingheffing in aanmerking nemen, maar dient alsdan een verrekening te geven van de door Nederland geheven belasting. Aldus wordt dubbele belasting voorkomen. Verder wordt in de antwoorden ingegaan op de voorlichting aan de WAO’ers in Polen.

NTFR 2012/1761 - Uitvoering motie-Braakhuis/Groot; substance-eisen in Nederland

Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012
Met deze brief wordt uitvoering gegeven aan de motie-Braakhuis/Groot over de (naleving van de) substance-eisen in Nederland. In de brief zelf komen enkele beleidsmatige onderwerpen aan de orde en wordt een samenvatting van de bevindingen gegeven. In de bijlagen wordt ingegaan op substance, misbruik en de toepassing van belastingverdragen, op de positie van ontwikkelingslanden, op de substance-eisen in de Nederlandse wet- en regelgeving en op de belastingopbrengsten van de APA/ATR-praktijk. Enige bevindingen van de staatssecretaris zijn:

NTFR 2012/1762 - Aanpassing Nederlandse uitvoeringsvoorschriften inzake verdragen

Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012
Deze regeling bevat de universele Nederlandse uitvoeringsvoorschriften voor belastingverdragen. Het betreft een actualisatie van de regeling van 25 januari 2012, nr. DGB2012/19M (NTFR 2012/863). De regeling geldt niet voor het belastingverdrag met de VS. In de regeling wordt aangegeven op welke wijze inwoners van de andere verdragslanden gehele of gedeeltelijke vermindering van Nederlandse dividendbelasting kunnen krijgen, en welke formaliteiten hiervoor moeten worden verricht. Achtereenvolgens komen aan de orde de vrijstellingsprocedure en de teruggaafprocedure voor portfoliodividenden, de bijzondere teruggaafprocedure voor verdragen met een remittance base-bepaling, en de vrijstellingsprocedure en de teruggaafprocedure met betrekking tot deelnemingsdividenden. Ten opzichte van de regeling van 25 januari 2012 is het begrip ‘dividenden’ nader toegelicht en is de verjaringstermijn aangepast aan het EU-recht.

NTFR 2012/1763 - Producent krantenpapier niet op grond van gelijkheidsbeginsel vrijgesteld van verontreinigingsheffing rijkswateren

ECLI:NL:RBARN:2012:BW3582, datum uitspraak 19-04-2012, publicatiedatum 23-04-2012
Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende produceert krantenpapier. Aan belanghebbende is een vergunning als bedoeld in de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo-vergunning) verleend voor lozingen – na zuivering – van afvalwater op de Neder-Rijn. Belanghebbende voldoet aan ‘Stand der Techniek’ en de totale afvalwaterlozing beïnvloedt de functies van de Neder-Rijn niet nadelig. Belanghebbende loost continu afvalwater. Met betrekking tot de lozing zijn aan belanghebbende voorlopige aanslagen verontreinigingsheffing rijkswateren opgelegd. In geschil is of belanghebbende op grond van het gelijkheidsbeginsel, zoals neergelegd in art. 14 EVRM in verbinding met art. 1, Eerste Protocol, EVRM, of art. 1, Twaalfde Protocol bij het EVRM en art. 26 IVBPR, recht heeft op toepassing van de vrijstelling van art. 7.8, lid 1, letter a, Waterwet.

NTFR 2012/1764 - Na verwijzing: heffingsrecht salaris en ziekengeld uitgezonden belastingambtenaar komt aan Nederland toe

ECLI:NL:HR:2012:BX1395, datum uitspraak 13-07-2012, publicatiedatum 13-07-2012
Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012
Deze zaak betreft de verwijzingsprocedure van HR 8 mei 2009, nr. 41.901, NTFR 2009/1061. In dat arrest oordeelde de Hoge Raad dat – anders dan waarvan Hof Den Bosch was uitgegaan – het bezwaar van belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De zaak werd voor een inhoudelijke beoordeling verwezen naar Hof Arnhem.

NTFR 2012/1765 - Btw op nieuwbouwwoningen

Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 geschreven door mr. P.F. Zijlstra
De Tweede Kamer heeft ingestemd met de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 waarin de fiscale maatregelen uit het Begrotingsakkoord 2013 grotendeels zijn opgenomen. Eén van de maatregelen is de verhoging van het algemene tarief per 1 oktober 2012 van 19% naar 21%. Er komt echter een overgangsregeling voor nieuwbouwwoningen die zijn gekocht vóór 28 april 2012 met een opleveringsdatum na 30 september 2012. De overgangsregeling houdt in dat het 19%-tarief blijft gelden voor alle termijnen tot 1 oktober 2013.

NTFR 2012/1766 - Bemiddelen bij verkoop van aandelen is vrijgesteld

Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Fabege, een in Zweden gevestigde vennootschap, houdt indirect alle aandelen in de vennootschap World Fashion Centre Amsterdam BV, die torens I en II van het in Amsterdam (Nederland) gelegen gebouwencomplex World Fashion Centre (WFC) in eigendom had en deze exploiteerde. Fabege hield eveneens indirect alle aandelen in Fabege WF BV, de vennootschap die toren IV van het WFC in eigendom had en deze exploiteerde. Stienstra, een in Nederland gevestigde vennootschap, hield indirect alle aandelen in De Herven, die het kantorencomplex Soetelieve in eigendom had en dit exploiteerde. DTZ Zadelhoff., vastgoedbemiddelaar en adviseur, heeft van Fabege de opdracht gekregen gegadigden te zoeken voor het WFC. Fabege wilde dit gebouwencomplex overdragen door de overdracht van de aandelen in de vennootschappen die indirect eigenaar waren. De gevraagde verkoopprijs van de aandelen hing nagenoeg uitsluitend af van de verkoopwaarde van het WFC als onroerende zaak. DTZ Zadelhoff heeft een gegadigde gevonden aan wie tussen 5 oktober 1999 en 24 januari 2000 de aandelen zijn verkocht en overgedragen. In de loop van 2000 heeft DTZ Zadelhoff van Stienstra de opdracht gekregen gegadigden voor het kantorencomplex Soetelieve te zoeken. Vooralsnog werd in het midden gelaten of de eigendom van dat complex zou worden overgedragen dan wel de aandelen in De Herven. Uiteindelijk heeft de bemoeienis van DTZ Zadelhoff tot resultaat gehad dat een gegadigde is gevonden aan wie de aandelen in De Herven zijn verkocht en overgedragen. DTZ Zadelhoff heeft voor de dienstverlening ten behoeve van Fabege en Stienstra geen btw in rekening gebracht, omdat ofwel de diensten zijn vrijgesteld ingevolge art. 11, lid 1, sub i, 2°, Wet OB 1968 ofwel de diensten niet belastbaar zijn in Nederland. Op vragen van de verwijzende rechter in de in verband met een door de Nederlandse inspecteur opgelegde naheffingsaanslag daarop gevolgde procedure verklaart het HvJ voor recht dat art. 13, B, sub d, punt 5, Zesde Richtlijn (art. 135, lid 1, aanhef en onder f, Btw-richtlijn) aldus moet worden uitgelegd dat onder deze vrijstelling vallen handelingen, die zijn gericht op en als resultaat hebben dat de aandelen in de vennootschappen zijn overgedragen, maar in wezen de door deze vennootschappen gehouden onroerende zaken en de (indirecte) overgang betreffen. De uitzondering op die vrijstelling in punt 5, tweede gedachtestreepje, is niet van toepassing indien de lidstaat geen gebruik heeft gemaakt van de in art. 5, lid 3, sub c, van die richtlijn geboden mogelijkheid de deelbewijzen en aandelen waarvan het bezit rechtens of in feite recht geeft op de eigendom of het genot van een onroerend goed als lichamelijke zaken aan te merken.

NTFR 2012/1768 - Poolse margeregeling strijdig met Btw-richtlijn

Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 met annotatie van mr. A.J. Blank
Bawaria is een Poolse autohandelaar, die zowel nieuwe als gebruikte personenauto’s in- en verkoopt. Zij meent dat de margeregeling van toepassing is in situaties waarin zij gebruikte auto’s verkoopt die zijn aangekocht van ondernemers die gedeeltelijk recht op aftrek van voorbelasting hebben genoten. Bawaria baseert haar mening onder meer op een specifieke Poolse btw bepaling, op grond waarvan de levering van gebruikte personenauto’s vrijgesteld is. De Poolse rechter twijfelt over de juiste uitleg van de Btw-richtlijn en wil van het HvJ weten of de margeregeling in deze situatie mag worden toegepast.

NTFR 2012/1769 - Na verwijzing: maatschap heeft recht op aftrek van op bouw pand drukkende voorbelasting

ECLI:NL:GHARN:2012:BW8441, datum uitspraak 05-06-2012, publicatiedatum 15-06-2012
Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 met annotatie van prof. dr. A.J. van Doesum
Belanghebbende, een maatschap, exploiteert een champignonkwekerij. Twee van de drie maten hebben in de periode mei 2002-maart 2004 een pand laten bouwen. Het pand is in maart 2004 opgeleverd en wordt zowel voor woon- als zakelijke doeleinden gebruikt. Belanghebbende heeft in het onderhavige tijdvak (eerste kwartaal 2004) gevraagd om teruggaaf van alle omzetbelasting die op de bouw van het pand drukte. Volgens Hof Den Bosch (NTFR 2010/1163) was belanghebbende daarmee te laat. De Hoge Raad (NTFR 2011/1099) heeft de hofuitspraak gecasseerd. De Hoge Raad oordeelde dat de keuze om alle met betrekking tot de oplevering van het pand in rekening gebrachte OB in aftrek te brengen, nog kan worden gemaakt bij de aangifte over het tijdvak waarin het pand in gebruik wordt genomen (eerste kwartaal 2004). Dit brengt mee dat belanghebbende niet alleen de OB van het eerste kwartaal 2004 in aftrek mag brengen, maar ook (alsnog) de voordien met betrekking tot het pand in rekening gebrachte OB. De Hoge Raad verwees de zaak naar Hof Arnhem. Dit verwijzingshof geeft belanghebbende alsnog de gevraagde aftrek. Daarbij is volgens het verwijzingshof niet relevant aan wie van de bij het onderhavige samenwerkingsverband betrokken partijen de facturen zijn uitgereikt.

NTFR 2012/1771 - Restaurateur van motorvrachtschip is geen ondernemer voor omzetbelasting

ECLI:NL:RBARN:2012:BW6187, datum uitspraak 15-05-2012, publicatiedatum 21-05-2012
Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 met annotatie van mr. dr. M.M.W.D. Merkx
Belanghebbende heeft in 2011 een motorvrachtschip uit 1903 gekocht. Hij wil het schip restaureren en terugbrengen in oude staat. De restauratie zal naar verwachting tien jaar in beslag nemen. Belanghebbende heeft verzocht om teruggaaf van omzetbelasting. Deze teruggaaf is niet verleend omdat belanghebbende in de visie van de inspecteur niet als ondernemer voor de omzetbelasting kan worden aangemerkt. Belanghebbende heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen en vervolgens een beroepschrift ingediend.

NTFR 2012/1775 - Geen onrechtmatige beperking voor autohandelaar bij voldoening BPM voor ingevoerde auto's

ECLI:NL:GHARN:2012:BW6248, datum uitspraak 24-04-2012, publicatiedatum 14-06-2012
Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende handelt in auto’s van exclusieve merken. Zij beschikt over een vergunning als bedoeld in art. 8 Wet BPM. Belanghebbende heeft 56, in Duitsland geregistreerde auto’s in Nederland ingevoerd. In de in opdracht van belanghebbende – met het oog op de tegenbewijsregeling – opgestelde taxatierapporten is ervan uitgegaan dat sprake is van gebruikte auto’s. Op het aangiftepunt van de Douane zijn de taxatierapporten terzijde geschoven en is de verschuldigde BPM berekend aan de hand van de forfaitaire afschrijvingstabel. Belanghebbende heeft de door de inspecteur in de aangepaste maandaangiften opgenomen bedragen voldaan en vervolgens rechtsmiddelen aangewend. In hoger beroep stelt belanghebbende dat zij op onrechtmatige wijze is beperkt in haar vrijheid om naar eigen inzicht aangifte te doen van de door haar verschuldigde BPM. Het hof onderschrijft die stelling niet. Belanghebbende krijgt echter wel gelijk met haar standpunt dat niet alle auto’s als nieuw kunnen worden aangemerkt. De taxatierapporten van belanghebbende kunnen volgens het hof niet dienen om het afschrijvingspercentage vast te stellen. Daarom is terecht het forfait toegepast, aldus het hof.

NTFR 2012/1778 - Leges ter zake van een principeverzoek zijn terecht geheven

ECLI:NL:HR:2012:BX1401, datum uitspraak 13-07-2012, publicatiedatum 13-07-2012
Aflevering 29, gepubliceerd op 19-07-2012
Belanghebbende heeft een verzoek ingediend betreffende het bouwen van een bedrijfsverzamelgebouw op een haar daartoe van gemeentewege toegezonden formulier met de kop ‘Principeverzoek’. In geschil is of de inspecteur voor de behandeling van het verzoek terecht leges heeft berekend. Hof Den Haag (NTFR 2012/1244) sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat de leges terecht en tot het juiste bedrag in rekening zijn gebracht. Daarbij overweegt het hof dat belanghebbende een professionele speler is op de markt van de onroerende zaken en uit dien hoofde bekend mag worden verondersteld met het feit dat dienstverlening van de zijde van de gemeente in beginsel tot het in rekening brengen van aan die zijde gemaakte kosten leidt. Het ligt dan op de weg van belanghebbende om, alvorens zij zich met een verzoek richt tot de gemeente, zich te vergewissen of en zo ja tot welk bedrag aan de door de gemeente te verrichten dienst kosten zijn verbonden. De ter zake van dienstverlening door de gemeente te belopen kosten kunnen door een ieder worden ontleend aan de gepubliceerde heffingsverordening waarin is omschreven ter zake van welke diensten en tot welke bedragen leges in rekening worden gebracht. Het hof is dan ook van oordeel dat het primaire beroep van belanghebbende waaronder mede begrepen een beroep op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel, niet slaagt.