NTFR 2012/1888 - Portefeuillebeheer vormt in casu één prestatie en is niet vrijgesteld
Aflevering 31, gepubliceerd op 02-08-2012 met annotatie van mr. dr. J.Th. SandersDeutsche Bank beheert in 2008, zelf of via dochterondernemingen, de portefeuille van beleggers. Deze hebben Deutsche Bank belast waardepapieren naar eigen inzicht te beheren met inachtneming van de door hen gekozen beleggingsstrategie, zonder hen vooraf instructies te verzoeken, alsook alle nuttige maatregelen te nemen. Deutsche Bank is bevoegd in naam van en voor rekening van de beleggers over de activa (waardepapieren) te beschikken. De beleggers betalen een jaarlijkse vergoeding van 1,8% van de waarde van het beheerde vermogen. Een deel van deze vergoeding betreft het vermogensbeheer en bedraagt 1,2% van de waarde van het beheerde vermogen, een ander deel heeft betrekking op de koop en de verkoop van waardepapieren en bedraagt 0,6% van de waarde van de activa. Deze vergoeding omvat ook de kosten voor het aanhouden van lopende rekeningen en effectenrekeningen, alsook een provisie voor de verwerving van deelnemingen, met inbegrip van deelnemingen in fondsen die door ondernemingen van Deutsche Bank worden beheerd. Iedere cliënt ontvangt aan het einde van elk kwartaal en aan het einde van het jaar een rapport over het verloop van het vermogensbeheer, en heeft het recht de opdracht te allen tijde met onmiddellijke ingang te beëindigen. Deutsche Bank stelt zich in tegenstelling tot de Duitse fiscus op het standpunt dat deze prestaties zijn vrijgesteld wanneer zij worden verricht aan op het grondgebied van de Europese Unie gevestigde beleggers en niet belastbaar zijn wanneer de beleggers in derde landen zijn gevestigd. Op prejudiciële vragen van de verwijzende rechter in de daarop volgende gerechtelijke procedure verklaart het HvJ voor recht dat vermogensbeheer van waardepapieren, waarbij een belastingplichtige tegen vergoeding naar eigen inzicht over de koop en de verkoop van waardepapieren beslist en deze beslissing door de koop en de verkoop van waardepapieren uitvoert, bestaat uit twee elementen die zo nauw verbonden zijn dat zij, objectief gezien, één enkele economische prestatie vormen. Art. 135, lid 1, sub f of g, Btw-richtlijn moet verder aldus worden uitgelegd dat vermogensbeheer van waardepapieren niet krachtens deze bepaling is vrijgesteld en art. 56, lid 1, sub e, Btw-richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat het niet enkel van toepassing is op de in art. 135, lid 1, sub a tot en met g, van deze richtlijn genoemde handelingen, maar ook op vermogensbeheer van waardepapieren.