NTFR 2012/2810 - De terbeschikkingstelling van een vaste en niet eenvoudig verplaatsbare woonboot met ligplaats en aanlegsteiger is als een enkele prestatie vrijgesteld als de verhuur van onroerend goed
Aflevering 50, gepubliceerd op 13-12-2012 Leichenich sluit in 1999 met de Duitse overheid (WSV) een overeenkomst voor het gebruik van een perceel grond met een aangrenzend stuk van de rivier de Rijn. WSV heeft de grond en het water aan de gebruikers ter beschikking gesteld om een woonboot, met een aanlegsteiger, als restaurant te gebruiken. Deze woonboot ligt al jaren op dezelfde plek, is nooit verplaatst en is vastgemaakt met touwen, kettingen en ankers. Hij heeft geen motor en geen eigen aandrijving. Verder beschikt de woonboot over aansluiting op het water- en elektriciteitsnetwerk en over een adres, een telefoonaansluiting en een riolering. Leichenich verhuurt vervolgens de woonboot, met de aanlegsteiger en ligplaats, vrijgesteld aan een personenvennootschap, die de woonboot uitsluitend als café-restaurant en later als discotheek gebruikt. De Duitse fiscus stelt zich op het standpunt dat sprake is van belaste verhuur van roerend goed. In een tegen de belastingadviseur van Leichenich aangespannen civiele procedure beslist de rechter onder verwijzing naar HvJ 16 januari 2003, zaak C-315/00 (Maierhofer), NTFR 2003/177 dat de woonboot geen onroerende zaak, noch een wezenlijk bestanddeel van een onroerende zaak is, nu er geen vaste verbinding met de grond en bodem is. De woonboot kan immers binnen enkele uren worden verplaatst, ook al vereist dit enige voorbereiding en de inzet van vakkundig personeel. Derhalve is sprake van een roerende zaak, die niet onder de uitzondering van art. 13, B, sub b, Zesde Richtlijn valt. Op vragen in hoger beroep van de verwijzende Duitse rechter verklaart het HvJ voor recht: