Aflevering 44

Gepubliceerd op 31 oktober 2013

NTFR 2013/2056 - Energietransitie, fiscaliteit en het respecteren van legitieme verwachtingen

Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013 geschreven door prof. dr. I.J.J. Burgers
Het congres van de International Fiscal Association vond dit jaar plaats in het congrescentrum Bella Sky in Kopenhagen. Op enige honderden meters afstand van dit grote congrescentrum en hotel met 814 kamers het grootste van Scandinavië – bevindt zich een ranke, geluidsarme, windmolen die het energieneutrale complex van energie voorziet. Tijdens de openingsavond van het congres werd een promotiefilm van de stad Kopenhagen vertoond, waarin duurzaamheid centraal stond. Kopenhagen heeft de door de Europese Commissie toegekende titel ‘Groene Hoofdstad van Europa 2014’ in de wacht gesleept, wil in 2025 energieneutraal zijn en doet er alles aan om zich te profileren met het imago ‘voorbeeldstad voor duurzame oplossingen’. Het onderwerp hernieuwbare energieIn art. 2 Richtlijn 2009/28/EG ‘Energie uit Hernieuwbare bronnen’ wordt energie uit hernieuwbare bronnen gedefinieerd als: ‘energie uit hernieuwbare niet-fossiele bronnen, energie uit hernieuwbare niet-fossiele bronnen, namelijk: wind, zon, aerothermische, geothermische, hydrothermische energie en energie uit de oceanen, waterkracht, biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties en biogassen’. leeft ook in Nederland. Weliswaar nog niet zo sterk als in Denemarken en bijvoorbeeld ook in Duitsland waar men bezig is met een ‘Energiewende’, maar toch…

NTFR 2013/2057 - Voortgang wetsvoorstel 'Belastingplan 2014'

Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013
De staatssecretaris van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag inzake het wetsvoorstel ‘Belastingplan 2014’ (BP 2014) naar de Tweede Kamer gestuurd, alsmede de tweede nota van wijziging op dit wetsvoorstel. Deze nota van wijziging is tegelijk met het aanbieden aan de Tweede Kamer met een spoedadvies aan de Raad van State voorgelegd. Naar aanleiding van dat advies is de nota van wijziging op onderdelen gewijzigd.

NTFR 2013/2058 - Voortgang wetsvoorstel 'Overige fiscale maatregelen 2014'

Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013
De staatssecretaris van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag inzake het wetsvoorstel ‘Overige fiscale maatregelen 2014’ (OFM 2014) naar de Tweede Kamer gestuurd, alsmede de tweede nota van wijziging op dit wetsvoorstel. Deze nota van wijziging bevat naast wijzigingen van technische aard een aanpassing naar aanleiding van een arrest van het HvJ inzake de omzetbelasting (HvJ 30 mei 2013, zaak C-622/11 (Pactor Vastgoed BV)).

NTFR 2013/2061 - Aanpassing/verhoging griffierechten 2013

Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013 geschreven door mr. E. Thomas
Het wetsvoorstel ‘Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet griffierechten burgerlijke zaken en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van griffierechten’ is bij de Tweede Kamer ingediend.

NTFR 2013/2062 - Belastingdienst beantwoordt vragen over verhuurderheffing

Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013
De Belastingdienst heeft vragen en antwoorden gepubliceerd over een aantal begrippen en punten die van belang zijn bij het doen van de aangifte verhuurderheffing. In de publicatie is de algemene lijn opgenomen van de specifiek gestelde vragen. De publicatie behandelt onder meer de gevolgen van de tijdstipheffing en peildatum 1 januari, het onderscheid zelfstandige/onzelfstandige woonruimte, onderverhuur, de hoogte van de huur en huurprijs, wanneer geen sprake is van een voor de verhuur bestemde woning, de WOZ-beschikking en WOZ-afbakening en de uitzondering voor de recreatiewoning voor kort verblijf.

NTFR 2013/2064 - Materieel terugwerkende kracht van pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding is niet strijdig art. 1 Eerste Protocol (bij het EVRM)

ECLI:NL:PHR:2013:979, datum uitspraak 24-09-2013, publicatiedatum 25-10-2013
Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013 met annotatie van G.J. van Mulbregt
De CEO van belanghebbende heeft in 2008 een pakket aandelen ontvangen. In oktober 2009 wordt de dienstbetrekking beëindigd en wordt een vertrekvergoeding toegekend. Met ingang van 1 januari 2009 is art. 32bb Wet LB 1964 (pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding) in werking getreden. Voor de heffingsgrondslag wordt aangesloten bij het loon van het jaar van vertrek plus dat van het voorafgaande kalenderjaar. In geschil is of het voordeel uit hoofde van de verwerving van de aandelen in 2008 mag worden begrepen in de grondslag van de pseudo-eindheffing.

NTFR 2013/2066 - AKW-uitsluiting van alleenstaande ouder zonder geldige verblijfstitel mogelijk strijdig met EU-recht

ECLI:NL:PHR:2013:830, datum uitspraak 27-08-2013, publicatiedatum 04-10-2013
Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013 met annotatie van mr. J.C.L.M. Fijen
Belanghebbende heeft de Surinaamse nationaliteit. Zij woont in Nederland met te haren laste haar drie minderjarige kinderen die de Nederlandse nationaliteit hebben. De SVB heeft haar aanvraag om kinderbijslag afgewezen omdat zij geen kwalificerende verblijfstitel ex Vreemdelingenwet 2000 bezit. De CRvB heeft op grond van HR 23 november 2012, nr. 11/03891, NTFR 2012/2786, BNB 2013/31 het hogere beroep van belanghebbende ongegrond geacht ter zake van het beroep op nationaal en volkenrecht, maar gegrond verklaard ter zake van het beroep op EU-recht, en de SVB opgedragen opnieuw te beschikken na onderzoek naar de vraag of de weigering van kinderbijslag op grond van het ontbreken van een geldige verblijfstitel ertoe zou hebben geleid dat de kinderen van belanghebbende het genot van de essentie van hun EU-burgerschap ontzegd zou zijn. Beide partijen hebben cassatie ingesteld.

NTFR 2013/2067 - Geen step down bij waardebepaling aandelen bij immigratie

ECLI:NL:HR:2013:BY9291, datum uitspraak 27-09-2013, publicatiedatum 16-04-2013
Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013 met annotatie van mr. A.J.M. Arends
Belanghebbende heeft de Belgische nationaliteit en heeft tot 11 april 2006 in België gewoond. Belanghebbende is enig aandeelhouder van de in België gevestigde Beheer BVBA en de in Nederland gevestigde B bv. Op 12 november 2004 heeft belanghebbende zijn aandelen B bv verkocht aan Beheer BVBA. Als tegenprestatie heeft Beheer BVBA onder meer aandelen aan belanghebbende uitgereikt. Op 11 april 2006 is belanghebbende naar Nederland verhuisd. Op dat moment had belanghebbende een direct aanmerkelijk belang in Beheer BVBA en een indirect aanmerkelijk belang in B bv. De inspecteur heeft de verkrijgingsprijs van de aandelen Beheer BVBA per 11 april 2006 vastgesteld. In geschil is of de inspecteur daarbij terecht een vermindering heeft toegepast voor de waardeaangroei van de aandelen in B bv tot 12 november 2004. In navolging van Rechtbank Breda (NTFR 2012/1428) stelt ook de Hoge Raad de inspecteur in het ongelijk. Art. 4.25, lid 2 en 3, Wet IB 2001, maken een uitzondering op de hoofdregel dat de verkrijgingsprijs bij immigratie wordt gesteld op de waarde in het economische verkeer op dat moment. Lid 2 ziet op de gevallen waarin de belastingplichtige voorafgaand aan de immigratie is opgehouden in Nederland te wonen, en lid 3 ziet op de gevallen waarin het aandelen in een in Nederland gevestigde vennootschap betreft. Beide uitzonderingen doen zich hier niet voor. Voor zover art. 16 Uitv.besl. IB 2001 voor meer gevallen een step down voorschrijft is dit besluit onverbindend.

NTFR 2013/2069 - Stichting die jeugdclubs exploiteert is geen anbi

ECLI:NL:GHAMS:2013:2716, datum uitspraak 29-08-2013, publicatiedatum 11-09-2013
Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013 met annotatie van dr. D. Molenaar
Belanghebbende houdt vier jeugdclubs in stand en ondersteunt een vijftal vergelijkbare initiatieven van andere instellingen die haar doelstelling delen. De jeugdclubs organiseren onder andere clubmiddagen, zomer(werk)kampen, huiswerk- en studiebegeleiding. Met ingang van 1 januari 2008 was belanghebbende aangemerkt als anbi. Naar aanleiding van de aanscherping van de regelgeving op het gebied van anbi’s per 1 januari 2010 heeft de inspecteur de anbi-status ingetrokken. Het hof is van oordeel dat bij de activiteiten de persoonlijke ontwikkeling van de deelnemers zozeer op de voorgrond staat, dat zij niet rechtstreeks en (nagenoeg) uitsluitend het algemeen belang dienen. De doelstelling en werkzaamheden richten zich niet (nagenoeg) uitsluitend op een specifieke (kwetsbare) doelgroep, maar belanghebbende dient het particuliere belang van alle deelnemers die uiteindelijk aan deze activiteiten zullen deelnemen. Dit belang is gelegen in het voorzien in hun behoefte aan een zinvolle invulling van hun vrije tijd en hun persoonlijke ontwikkeling. Weliswaar is sprake van een gunstig maatschappelijk neveneffect van de activiteiten, maar de activiteiten zelf dienen daardoor niet rechtstreeks en (nagenoeg) uitsluitend het algemeen belang. Belanghebbende kan dan ook niet als een anbi worden aangemerkt.

NTFR 2013/2070 - Verplichte vrijval herinvesteringsreserve wegens belangenwijziging

ECLI:NL:HR:2013:916, datum uitspraak 18-10-2013, publicatiedatum 18-10-2013
Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013 met annotatie van dr. A. Rozendal
De aandelen in belanghebbende waren in handen van M. Het geplaatste aandelenkapitaal bestaat uit twintig gewone aandelen, twee prioriteitsaandelen en 48 cumulatief preferente aandelen. De cumulatief preferente aandelen geven recht op een aandeel in de winst van 7% van de nominale waarde van die aandelen. De prioriteitsaandelen geven recht op een vergoeding ter grootte van de wettelijke rente. De eventueel resterende winst komt voor 10% toe aan de houders van cumulatief preferente aandelen en voor 90% aan de houders van gewone aandelen. Alle aandelen hebben een nominale waarde van € 227. Op 4 juni 2004 heeft belanghebbende alle twintig gewone aandelen verkocht aan A. Hof Arnhem (4 december 2012, nr. 11/00513 en 11/00514, NTFR 2013/152) heeft geoordeeld dat de cumulatief preferente aandelen die in handen van M zijn gebleven, recht geven op een primair dividend van € 763 per jaar en 10% van de winst, en dat de verkochte gewone aandelen recht geven op 90% van de winst. Daardoor is het financiële belang, en daarmee het uiteindelijk belang, in belanghebbende in belangrijke mate gewijzigd, zodat de door belanghebbende gevormde herinvesteringsreserve op grond van art. 12a Wet VPB 1969 aan de winst moet worden toegevoegd. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel.

NTFR 2013/2071 - Inspecteur slaagt in bewijs inzake gehanteerde waarde van aandelenpakket in geldzak-bv

ECLI:NL:GHARL:2013:6664, datum uitspraak 10-09-2013, publicatiedatum 18-09-2013
Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013 met annotatie van mr. L. Bergman
Belanghebbende is één van de erfgenamen van haar op 4 augustus 2009 overleden moeder. Tot de nalatenschap behoort een 50%-aandelenpakket in een zogenoemde geldzak-bv. In de aangifte is het aandelenpakket door de erfgenamen gewaardeerd op 50% van € 325.606. Bij de aanslagregeling is de inspecteur uitgegaan van 50% van € 831.180. De rechtbank heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Het hof stelt voorop dat de intrinsieke waarde van de bv bepalend is voor de bepaling van de waarde in het economische verkeer van de aandelen op 4 augustus 2009. Niet in geschil is dat die intrinsieke waarde gelijk is aan het eigen vermogen van de bv ultimo 2008. Op de inspecteur rust volgens het hof de last de door hem gehanteerde waarde aannemelijk te maken. Door te verwijzen naar de ingediende aangifte VPB over 2008, waarin een eigen vermogen ultimo 2008 is vermeld van € 831.180, is het vermoeden volgens het hof gewettigd dat de waarde op dat tijdstip inderdaad € 831.180 bedroeg. Belanghebbende dient dat bewijsvermoeden te weerleggen. Hierin is zij volgens het hof niet geslaagd. Dat een herziene aangifte VPB over 2008 met een eigen vermogen van € 325.605 is ingediend, is daartoe niet voldoende. Dat aan de vader in 2008 een terugbetaling van kapitaal ad € 505.575 heeft plaatsgevonden, acht het hof namelijk niet aannemelijk.

NTFR 2013/2072 - Inspecteur bewijst niet dat waarde cultuurgrond in het economisch verkeer lager is

ECLI:NL:GHARL:2013:6627, datum uitspraak 10-09-2013, publicatiedatum 13-09-2013
Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013 met annotatie van mr. P.W. Hofman
Belanghebbende heeft voor € 2.500.000 een landbouwbedrijf gekocht – van een onafhankelijke derde – en aan hem is naar aanleiding van de levering van de landbouwgronden een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd. Tussen belanghebbende en de inspecteur is in geschil de waarde van de verkregen landbouwgronden ten behoeve van de toepassing van de cultuurgrondvrijstelling. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard. Het hof is van oordeel dat op de inspecteur de last rust aannemelijk te maken dat een andere dan de door koper en verkoper gemaakte verdeling rechtsgeldig is. Ter onderbouwing van de door hem bepleite waarden verwijst de inspecteur naar een taxatierapport van de rijkstaxateur. Het hof overweegt dat in dit rapport de waarden van de woning, de schuur, de stal, het erf, de erfverharding en de windmolen en ondergrond niet zijn onderbouwd door bijvoorbeeld een verwijzing naar gerealiseerde transactieprijzen van vergelijkbare elementen. Het hof acht een onderbouwing door de inspecteur door enkel te verwijzen naar de, onderbouwde, waarde van de cultuurgrond, onvoldoende nu ook belanghebbende de door hem bepleite waarde van de cultuurgrond met transactieprijzen heeft onderbouwd. De inspecteur heeft onder de gegeven omstandigheden niet voldaan aan zijn bewijslast.

NTFR 2013/2073 - Uitvoeringsregeling Registratiewet 1970 vastgesteld

Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013
Staatssecretaris Weekers van Financiën heeft, na overleg met de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, de Uitvoeringsregeling Registratiewet 1970 vastgesteld. De regeling vervangt de Uitv.besch. RW en bevat uitvoeringsbepalingen voor de registratie langs elektronische weg en het digitale repertorium en de aangifte overdrachtsbelasting. De ict-technische vereisten waaraan de inhoud van de elektronische berichten en het berichtenverkeer tussen de notaris en de KNB en tussen de KNB en de Belastingdienst alsmede de inrichting van het elektronische register en het repertorium dienen te voldoen, worden vastgesteld door de KNB in overeenstemming met de Belastingdienst. De KNB is hiermee verplicht zorg te dragen voor een goed functionerend register en repertorium per notaris waarbij de vertrouwelijkheid, integriteit en authenticiteit voldoende zijn gewaarborgd en voor een juiste doorlevering van de gegevens – akten, repertorium en aangiften overdrachtsbelasting – aan de Belastingdienst. De individuele notaris op zijn beurt is verantwoordelijk voor het aanbieden ter registratie van de door hem verleden akten, het op de juiste wijze en tijdig aanleveren van de benodigde gegevens voor het repertorium en het doen van aangifte overdrachtsbelasting op de voorgeschreven wijze. De nadere binnen deze context te maken samenwerkingsafspraken tussen de KNB en de Belastingdienst zullen worden vastgelegd in een convenant.

NTFR 2013/2074 - Rechter is bij vaststellen proceskostenvergoeding niet gebonden aan beleidsregels van bestuursorgaan

ECLI:NL:HR:2013:915, datum uitspraak 18-10-2013, publicatiedatum 18-10-2013
Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013 met annotatie van mr. M.H.W.N. Lammers
Het bezwaar van belanghebbende inzake een WOZ-beschikking is gegrond verklaard. De ambtenaar heeft geen proceskostenvergoeding toegekend omdat ten tijde van het doen van de uitspraak op bezwaar belanghebbende geen kosten had gemaakt. Hof Arnhem-Leeuwarden (29 januari 2013, nr. 11/00269, NTFR 2013/340) heeft echter geoordeeld dat een ‘no cure, no pay’-afspraak die inhoudt dat belanghebbende pas hoeft te betalen nadat de ambtenaar de proceskosten heeft vergoed, niet in de weg staat aan een proceskostenvergoeding. Het hof heeft voor de bezwaarfase vervolgens een wegingsfactor 1 berekend voor het gewicht van de zaak. Het hof heeft daarbij geen betekenis toegekend aan de door de ambtenaar vastgestelde ‘Beleidsregel toepassing van wegingsfactoren bij vergoeding in de bezwaarfase’, volgens welke regel een wegingsfactor van 0,25 gehanteerd zou moeten worden. De Hoge Raad onderschrijft de oordelen van het hof. Een rechter dient zelfstandig te bepalen in welke gewichtscategorie een zaak valt. Hij is daarbij niet gebonden aan beleidsregels die het bestuursorgaan ter zake heeft vastgesteld.

NTFR 2013/2080 - Overeenkomst met Canada inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken

Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013
Dit besluit bevat een bekendmaking van het op 18 september 2013 tussen Nederland en Canada gesloten Memorandum van Overeenstemming over de wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken. Dit memorandum vervangt een drietal eerdere soortgelijke memoranda van overeenstemming uit 1997 en 2005. Het memorandum geeft categorieën weer voor de automatische uitwisseling van fiscale inlichtingen, zoals over onroerende zaken, dividenden, inkomsten uit zelfstandige arbeid, inkomsten uit salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen, directeursbeloningen, inkomsten van artiesten en sportbeoefenaars, pensioenen en lijfrenten, beloningen van overheidsfunctionarissen, betalingen aan studenten voor onderwijs en opleidingen alsmede andere inkomsten. Daarnaast bevat het memorandum bepalingen over inlichtingenuitwisseling op verzoek, spontane inlichtingenuitwisseling, gelijktijdige belastingonderzoeken en de aanwezigheid van belastingambtenaren van de ene Staat op het grondgebied van de andere Staat voor belastingonderzoeken.

NTFR 2013/2081 - EC vraagt Frankrijk om de discriminerende belasting op de meerwaarde van edelmetalen af te schaffen

Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013
Momenteel, staat de Franse wetgeving betreffende belastingheffing op de verkoop van edelmetalen toe dat ingezetenen van Frankrijk tussen twee belastingsopties mogen kiezen. De eerste optie is om belasting te betalen over de gerealiseerde meerwaarde volgens het progressieve persoonlijke inkomstenbelastingtarief, overeenkomstig de standaardregels. De tweede optie is het betalen van een vast belastingtarief van 16% over het totale bedrag van de verkoopopbrengst.

NTFR 2013/2082 - EC stelt een diepgaand onderzoek in naar het vennootschapsbelastingregime van Gibraltar

Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013
De Europese Commissie stelt een diepgaand onderzoek in om te verifiëren of het nieuwe vennootschapsbelastingregime van Gibraltar, in strijd met de staatssteunregels van de EU, selectief bepaalde categorieën ondernemingen bevoordeelt. De Commissie zal in het bijzonder de vrijstelling van vennootschapsbelasting voor passief inkomen onderzoeken zoals royalty’s en rente. Het instellen van een diepgaand onderzoek biedt geïnteresseerde derden de kans om commentaren op de te beoordelen maatregelen voor te leggen; het loopt niet vooruit op het resultaat.

NTFR 2013/2083 - Hoge Raad geeft uitleg aan begrip ‘economische verwevenheid’ in het kader van fiscale eenheid

ECLI:NL:HR:2013:837, datum uitspraak 11-10-2013, publicatiedatum 11-10-2013
Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende is één van de drie 100%-dochters van een houdstervennootschap. Deze houdstervennootschap vormt met haar beide andere dochters een fiscale eenheid. Belanghebbende wenst ook gevoegd te worden, maar volgens de inspecteur is geen sprake van economische verwevenheid.

NTFR 2013/2084 - Naheffing op grond van art. 12a Wet OB 1968 niet toegestaan

Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Op 5 januari 2000 heeft een ondernemer een onroerend goed geleverd aan Pactor Vastgoed, die, met instemming van de leverancier, heeft geopteerd voor belaste levering krachtens art. 11, lid 1, aanhef en onderdeel a, onder 2°, Wet OB 1968. Deze leverancier heeft het goed enige jaren daarvoor verworven, eveneens met toepassing van de optie voor belaste levering. Hij heeft de van hem geheven btw in aftrek gebracht. Vanaf april 2000 heeft Pactor Vastgoed het verkregen goed vrijgesteld van btw verhuurd. Pactor Vastgoed heeft het goed vervolgens verkocht en begin juli 2000 geleverd. Deze levering is vrijgesteld van btw. De Nederlandse belastingdienst heeft aan Pactor Vastgoed krachtens art. 12a Wet OB 1968 een naheffingsaanslag in de btw opgelegd voor het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december 2000, voor een bedrag gelijk aan het bedrag dat was verschuldigd na herziening van de btw die door de leverancier in aftrek is gebracht bij gelegenheid van zijn verwerving van het nadien aan Pactor Vastgoed geleverde onroerend goed. Op de prejudiciële vraag van de Hoge Raad in de gevolgde gerechtelijke procedure verklaart het HvJ voor recht dat de Zesde Richtlijn niet toestaat dat de bedragen verschuldigd na een herziening van een aftrek van btw worden ingevorderd bij een andere belastingplichtige dan degene die de aftrek heeft toegepast.

NTFR 2013/2085 - Ondernemerschap door zonnepanelen

Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013
In HvJ 20 juni 2013, zaak C-219/12 (Fuchs), NTFR 2013/1391 heeft het hof beslist dat eigenaren van zonnepanelen elektriciteit leveren aan een elektriciteitsbedrijf als belastingplichtigen. De staatssecretaris bevestigt in zijn antwoord op Kamervragen dat dit ook geldt voor Nederlandse eigenaren van zonnepanelen. Aftrek van btw op de aanschaf van zonnepanelen is volgens de staatssecretaris alleen mogelijk als de eigenaar van zonnepanelen aangemerkt moet worden als ondernemer voor de btw wegens het ondernemer zijn. Er ontstaat geen recht op aftrek of btw-plicht met terugwerkende kracht.

NTFR 2013/2086 - Het middellijk verstrekken van onjuiste gegevens voor de aangifte ten invoer leidt tot schuldenaarschap

ECLI:NL:GHAMS:2013:3097, datum uitspraak 12-09-2013, publicatiedatum 02-10-2013
Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013 met annotatie van mr. B.A. Kalshoven
Belanghebbende heeft in 2007 goederen vanuit Turkije ingevoerd, door de aangever omschreven als ‘harde tarwe’. Na controle door de douane is gebleken dat het niet gaat om ‘harde tarwe’, maar om ‘bulgur’, waarvoor een hoger invoertarief geldt. Aan belanghebbende is een utb opgelegd. Belanghebbende is door de inspecteur als schuldenaar aangemerkt omdat de douaneaangiften zijn opgesteld op basis van gegevens, verstrekt door belanghebbende, terwijl zij wist of redelijkerwijze had moeten weten dat deze onjuist waren. Belanghebbende stelt dat zij deze gegevens niet heeft ‘verstrekt’, omdat zij de gegevens ter hand heeft gesteld aan de tussenpersoon. Deze tussenpersoon heeft de desbetreffende gegevens vervolgens aan de aangever verstrekt. Volgens belanghebbende is een dergelijke ‘middellijke’ verstrekking geen verstrekking in de zin van het Douanebesluit. Het hof is van oordeel dat art. 201, lid 3, CDW lidstaten de mogelijkheid biedt om – naast de aangever – ook de personen die ervoor verantwoordelijk zijn dat een onjuiste aangifte is gedaan (‘intellectueel dader’) als douaneschuldenaar aan te merken. Het artikel stelt geen eisen aan de wijze waarop de onjuiste gegevens van deze personen bij de aangever terecht zijn gekomen. Voor het schuldenaarschap is voldoende dat de voor de opstelling van de aangifte benodigde gegevens door de desbetreffende persoon ter beschikking zijn gesteld ten behoeve van de aangifte. Het is niet noodzakelijk dat de onjuiste gegevens rechtstreeks aan de aangifte verstrekt dienen te worden.

NTFR 2013/2087 - Gebruik van openbare weg tijdens schorsing aannemelijk op basis van foto's

ECLI:NL:GHARL:2013:6854, datum uitspraak 17-09-2013, publicatiedatum 27-09-2013
Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende is houder van een auto waarvan het kenteken is geschorst. Volgens de inspecteur is tijdens de schorsing gebruikgemaakt van de openbare weg met de auto. Hij beschikt over foto’s waarop het kenteken van de auto is vermeld. In verband hiermee heeft de inspecteur de onderhavige naheffingsaanslag MRB met verzuimboete aan belanghebbende opgelegd. Belanghebbende bestrijdt de naheffingsaanslag en boetebeschikking, echter zonder succes. Het hof acht, gelet op de foto’s, de inspecteur erin geslaagd aannemelijk te maken dat op de controledatum gebruik is gemaakt van de weg met de auto. De stellingen van belanghebbende dat de auto defect was en dat de kentekenplaten zijn gestolen, acht het hof niet geloofwaardig. De boete acht het hof passend en geboden.

NTFR 2013/2088 - Legesverordening Wageningen onverbindend wegens overschrijding opbrengstlimiet

ECLI:NL:GHARL:2013:6386, datum uitspraak 27-08-2013, publicatiedatum 09-09-2013
Aflevering 44, gepubliceerd op 31-10-2013 met annotatie van mr. B.S. Kats
Belanghebbende heeft een aanvraag ingediend voor een herziening van een bestemmingsplan. Ter zake van het in behandeling nemen van die aanvraag heeft de gemeente Wageningen belanghebbende leges in rekening gebracht. Voor het hof stelt belanghebbende onder meer dat de verordening en bijbehorende tarieventabel onverbindend zijn, omdat de zogenoemde opbrengstlimiet zou zijn overschreden. In de procedure voor het hof verzuimt de gemeente Wageningen tijdig de benodigde informatie in te brengen. Het bewijsaanbod van de gemeente om dit alsnog te doen, wordt door het hof gepasseerd. Het hof komt tot de conclusie dat de gemeente onvoldoende stappen heeft gezet om de twijfel dat de opbrengstlimiet is overschreden weg te nemen. Daarom moet volgens het hof aan de verordening en tarieventabel verbindende kracht worden ontzegd.