Aflevering 45

Gepubliceerd op 7 november 2013

NTFR 2013/2099 - Heeft de stofkam niet stof achtergelaten?

Aflevering 45, gepubliceerd op 07-11-2013 geschreven door mr. A.J.M. Arends
Kort na Prinsjesdag is van mijn hand een artikelA.J.M. Arends, ‘Wetgeving, regelgeving en aanbevelingen m.b.t. de eigen woning mede naar aanleiding van het rapport van de Commissie-Van Dijkhuizen’, MBB 2013, nr. 9, p. 267 ev.. verschenen naar aanleiding van het eindrapport van de Commissie-Van Dijkhuizen. Ik heb daarin onder de kop Herstel van omissies in de eigenwoningregeling op een aantal zaken gewezen die mijns inziens nog opgehelderd moeten worden. Omdat ik de in het wetsvoorstel ‘Wet maatregelen woningmarkt 2014’ opgenomen voorstellen tot aanpassing van de eigenwoningregeling niet heb kunnen meenemen, zal ik hierna nader op het wetsvoorstel voor zover betrekking hebbend op de stofkamoperatie ingaan. Buiten beschouwing blijft de nieuwe verhuurderheffing en de tariefmaatregelen m.b.t. de aftrekbare eigenwoningkosten. De stofkamoperatie is door minister Blok in een brief van 4 maart 2013Brief van 4 maart 2013, Kamerstukken II, 2012-2013, 33 405, nr. 28, NTFR 2013/500. aangekondigd in verband met de op dat moment al duidelijk geworden onvolkomenheden die aan het licht waren gekomen. Het resultaat van deze stofkamoperatie bestaat uit acht beleidsbesluiten waarvan er zeven in het woningmarktwetsvoorstel worden gecodificeerd en daarmee is deze operatie vooralsnog beëindigd, aldus de minister. Hij schrijft namelijk: ‘Het is daarom niet te verwachten dat er naar aanleiding van die omzettingen wederom nadere wetgeving nodig zal zijn. Het kan echter ook niet worden uitgesloten. Het monitoren van de gevolgen van ingevoerde wetgeving is namelijk een continu proces waarmee gewaarborgd wordt dat de ingevoerde regels doen waarvoor ze bedoeld zijn. Het is van belang dat dit blijft gebeuren en dat onbedoelde gevolgen worden hersteld, zodat de belastingplichtigen duidelijkheid hebben over de voor hen geldende regels.’NV, Kamerstukken 2013-2014, 33 756, nr. 6, p. 29, NTFR 2013/2020. Helaas heeft de minister (al dan niet samen met staatssecretaris Weekers) de gelegenheid niet aangegrepen om in de memorie van toelichting of in een afzonderlijke brief aan de Tweede Kamer te reageren op andere in de literatuur naar voren gebrachte onduidelijkheden met een toelichting waarom die niet hebben geleid tot voorstellen tot wetsaanpassing en als er een voornemen zou bestaan bij de voor de uitvoering van de wetgeving verantwoordelijke staatssecretaris van Financiën om op deze punten in een beleidsbesluit verhelderingen te geven, waarom dat dan niet alvast is aangekondigd. Nu blijf ik met een gevoel zitten dat de stofkam niet al het stof heeft meegenomen. Ik ga hierna in op een aantal onderdelen van de eigenwoningregeling die mijns inziens verbeterd kunnen worden en eindig met een opsomming van een aantal kwesties waarvoor naar mijn mening nog een verduidelijking gewenst is.

NTFR 2013/2103 - Administratie belastingadvieskantoor terecht verworpen omdat groot aantal facturen ontbraken

ECLI:NL:GHAMS:2013:2407, datum uitspraak 01-08-2013, publicatiedatum 07-08-2013
Aflevering 45, gepubliceerd op 07-11-2013 met annotatie van mr. J.S. van Daal
Belanghebbende exploiteert in de vorm van een eenmanszaak een belastingadvies- en administratiekantoor. Belanghebbende is met ingang van 1 januari 2003 een commanditaire vennootschap aangegaan met zijn beide voormalige werknemers (werknemer 1 en werknemer 2). De beide werknemers worden in de vennootschapsovereenkomst genoemd als beherend vennoot en belanghebbende als commanditair vennoot. In de overeenkomst is onder andere bepaald dat belanghebbende eigenaar blijft, de werknemers hun arbeid inbrengen, iedere maand een vergoeding ontvangen en recht hebben op 21 vakantiedagen per jaar. Per 31 december 2004 is de cv beëindigd. Het hof is met Rechtbank Haarlem (NTFR 2011/2873) van oordeel dat de hiervoor genoemde overeenkomst reële betekenis mist. De werkzaamheden die de werknemers na 1 januari 2003 hebben verricht, zijn gelijk aan de werkzaamheden die zij voor het aangaan van de cv verrichtten. Ze bleven deze werkzaamheden verrichten onder leiding van belanghebbende. De onder naam van de cv verrichte werkzaamheden zijn aan belanghebbende toe te rekenen. Belanghebbende heeft vorderingen afgewaardeerd omdat ze oninbaar zouden zijn. Het hof acht dit niet geloofwaardig. De correctie van de omzet, zoals die door de inspecteur voor de in geding zijnde jaren is toegepast, wordt door het hof gevolgd. De omzetverantwoording kan in die jaren niet volledig zijn geweest, omdat facturen, blijkens de daarop vermelde nummering, in de administratie ontbraken.

NTFR 2013/2104 - Verhuiskosten registerloods zijn aftrekbaar van de winst uit onderneming

ECLI:NL:GHDHA:2013:3124, datum uitspraak 06-08-2013, publicatiedatum 16-08-2013
Aflevering 45, gepubliceerd op 07-11-2013 met annotatie van mr. J.S. van Daal
Belanghebbende was in 2005 in opleiding als aspirant-registerloods. Na afronding van zijn opleiding is hij op 1 januari 2006 toegetreden tot een maatschap, die onderdeel uitmaakt van een andere maatschap van registerloodsen. Voor registerloodsen geldt de verplichting om binnen het werkgebied te wonen of te verblijven. Belanghebbende heeft tijdens zijn opleiding en daarna als registerloods gebruikgemaakt van een tweede adres. De kosten van deze dubbele huisvesting heeft hij ten laste van de winst uit onderneming gebracht. In 2008 heeft hij deze woning verkocht en een nieuwe woning gekocht in zijn werkgebied. In geschil is of de verhuiskosten aftrekbaar zijn van de winst uit onderneming. Het hof beslist, anders dan de rechtbank, dat de verhuiskosten aftrekbaar zijn. Hoewel het feitencomplex in de onderhavige zaak niet op rechtens relevante wijze afwijkt van het feitencomplex van HR 24 juni 1970, nr. 16.383, BNB 1970/159 is de beslissing in dat arrest aan zodanige kritiek onderhevig geweest dat de merites van die beslissing anno 2013 naar het oordeel van het hof in redelijkheid in twijfel kunnen worden getrokken. Voorts is in de feitenrechtspraak nadien de ruimte gezocht om langs andere lijn dan die uit voormeld arrest te beslissen. De verhuiskosten van belanghebbende moeten aan de door belanghebbende gedreven onderneming worden toegerekend.

NTFR 2013/2106 - Brief over pensioenwetsvoorstellen naar de Eerste Kamer

Aflevering 45, gepubliceerd op 07-11-2013
De staatssecretaris van Financiën en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben een brief gestuurd aan de Eerste Kamer over de wetsvoorstellen ‘Verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen’ en ‘Pensioenaanvullingsregelingen’. Zij melden daarin dat het kabinet zo spoedig mogelijk wijzigingsvoorstellen aan de Tweede Kamer zal voorleggen. Tot deze actie komt het kabinet naar aanleiding van de kritiek van de Eerste Kamer op de wetsvoorstellen.

NTFR 2013/2107 - Terechte correcties naar aanleiding van boekenonderzoek bij autoreparatie en -schadeherstelbedrijf

ECLI:NL:HR:2013:1092, datum uitspraak 01-11-2013, publicatiedatum 04-11-2013
Aflevering 45, gepubliceerd op 07-11-2013
Y is directeur en enig aandeelhouder van X bv die een autoreparatie en -schadeherstelbedrijf exploiteert. Y ontvangt geen salaris van X bv. Y is in privé-eigenaar van twee panden die hij aan X bv ter beschikking stelt. Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de inspecteur naheffingsaanslagen omzetbelasting en aanslagen vennootschapsbelasting aan X bv opgelegd en aanslagen inkomstenbelasting aan Y, waarbij correcties zijn toegepast ten aanzien van verzwegen omzet, omvang brandstofkosten, gebruikelijk loon, rente over de rekening-courantvordering en fictieve huur. Hof Amsterdam (NTFR 2013/992) is van oordeel dat de in hoger beroep resterende omzetcorrecties op redelijke schattingen berusten en dat X bv er niet in is geslaagd te doen blijken dat die correcties lager dienen te zijn. Het hof is verder van oordeel dat Y over deze opbrengsten de beschikking heeft gehad en dat de opbrengsten hem in zijn hoedanigheid van aandeelhouder ten goede zijn gekomen. Aldus is sprake van een vermogensverschuiving van X bv naar de aandeelhouder als zodanig, leidend tot een verarming van de vennootschap, waarbij de onttrekking van vermogen plaatsvindt uit winst. X bv heeft de bedoeling gehad Y in zijn hoedanigheid van aandeelhouder te bevoordelen door de opbrengsten niet te verantwoorden maar aan Y te doen toekomen. Ook de overige correcties zijn naar het oordeel van het hof terecht. De Hoge Raad heeft het ingestelde cassatieberoep ongegrond verklaard onder verwijzing naar art. 81 Wet RO.

NTFR 2013/2108 - Brief over de gevolgen van het Begrotingsakkoord 2014 voor het wetsvoorstel met onder meer de afschaffing van de aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten

Aflevering 45, gepubliceerd op 07-11-2013
De minister en staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben de Tweede Kamer een brief gestuurd met daarin een toelichting op de positie van het wetsvoorstel dat voorziet in de afschaffing met ingang van 1 januari 2014 van onder meer de fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en de tegemoetkoming specifieke zorgkosten (wetsvoorstel WTCG en CER).

NTFR 2013/2109 - Wetswijziging aangekondigd voor de verrekening van arbeidskorting bij 65-plusser

Aflevering 45, gepubliceerd op 07-11-2013
De staatssecretaris van Financiën heeft in een bericht toegelicht waarom hij geen beroep in cassatie instelt tegen de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden over de toepassing van de arbeidskorting bij 65-plussers (Hof Arnhem-Leeuwarden 26 februari 2013, nr. 12/00447, NTFR 2013/995). Uit deze uitspraak volgt dat de arbeidskorting, zoals deze in de loonbelasting is toegepast, in de inkomstenbelasting niet weer kan worden teruggenomen. Uit de desbetreffende artikelen in de Wet IB 2001 volgt dit niet eenduidig. In het bericht kondigt de staatssecretaris aan dat hij zich hierin kan vinden en dat hij via een wetsaanpassing de berekening van de arbeidskorting zal aanpassen in deze zin.

NTFR 2013/2111 - Obligatoire verkrijging recht op waardeverandering grond vormt verkrijging van economische eigendom

ECLI:NL:PHR:2013:790, datum uitspraak 20-08-2013, publicatiedatum 27-09-2013
Aflevering 45, gepubliceerd op 07-11-2013 met annotatie van mr. R.L.G. van den Heuvel
Belanghebbende heeft obligatoir van een bv 21% verkregen van het recht op waardeveranderingen van grond waarop een opstal staat. De overeenkomst bepaalt dat de bv ‘geacht wordt’ zich een recht van erfpacht voorbehouden te hebben en dat zij aan de gerechtigden tot de waardeveranderingen, onder wie belanghebbende, jaarlijks een ‘canon’ is verschuldigd ad € 158.784. In geschil is primair of belanghebbende de economische eigendom van een onroerende zaak dan wel van slechts een bestanddeel van een onroerende zaak heeft verkregen (namelijk van slechts de grond exclusief opstallen), en zo ja, subsidiair of de maatstaf van heffing ex art. 11, lid 2, Wet BRV verminderd moet worden met de gekapitaliseerde waarde van de ‘canon’. Belanghebbende stelt dat hij geen economische eigendom heeft verkregen en subsidiair dat de maatstaf van heffing moet worden verminderd. De feitenrechters hebben belanghebbende in het ongelijk gesteld.

NTFR 2013/2112 - Vernietiging KB-Luxvergrijpboeten bij primitieve aanslag door hof is niet cassatieproof

ECLI:NL:HR:2013:971, datum uitspraak 25-10-2013, publicatiedatum 25-10-2013
Aflevering 45, gepubliceerd op 07-11-2013 met annotatie van mr. drs. R. Steenman
De inspecteur heeft, na vooraankondiging op 25 april 2003, aan belanghebbende onder meer met dagtekening 31 mei 2003 primitieve aanslagen IB/PVV 1999 en 2000 met 100%-vergrijpboeten opgelegd in verband met een KB-Luxrekening. Ten tijde van de mededeling op 25 april 2003 had belanghebbende geen aangiften IB/PVV 1999 en 2000 gedaan. Dat heeft belanghebbende op 8 januari 2004 gedaan. Daarin heeft hij geen gegevens omtrent de KB-Luxrekening opgenomen. Hof Den Bosch heeft de boetebeschikkingen vernietigd, omdat niet zou zijn voldaan aan de eis dat de aangiften opzettelijk niet zijn gedaan. Dit oordeel houdt in cassatie echter geen stand. Een vergrijpboete ex art. 67d AWR kan worden opgelegd indien het aan opzet van de belastingplichtige is te wijten dat de aangifte niet is gedaan. Van het niet doen van aangifte is alleen sprake indien de inspecteur de betrokkene heeft uitgenodigd tot het doen van aangifte. Verder dient de door de inspecteur gestelde termijn waarbinnen aangifte moet worden gedaan te zijn verstreken. Of belanghebbende het in art. 67d AWR bedoelde vergrijp heeft gepleegd, is voorts de bekendheid van de inspecteur met het bestaan van de KB-Luxrekening niet van betekenis. Een en ander is door het hof miskend. Daarom wordt de zaak verwezen.

NTFR 2013/2113 - Onverklaarbare bankstortingen vormen belaste inkomsten

ECLI:NL:GHARL:2013:7345, datum uitspraak 01-10-2013, publicatiedatum 09-10-2013
Aflevering 45, gepubliceerd op 07-11-2013 met annotatie van mr. I.R.J. Thijssen
De inspecteur heeft, na een bij belanghebbende ingesteld onderzoek, het standpunt ingenomen dat belanghebbende over een reeks van jaren inkomsten heeft verzwegen. Er zijn vele contante stortingen op de bankrekeningen van belanghebbende gedaan en er zijn verschillende auto’s ge- en verkocht, waaronder een Maserati. De inspecteur heeft belanghebbende op de voet van art. 47 AWR verzocht om inlichtingen te verstrekken, waaronder bankafschriften. Hieraan heeft belanghebbende in de ogen van de inspecteur niet in voldoende mate voldaan. Naar aanleiding van het onderzoek zijn vervolgens de onderhavige belastingaanslagen opgelegd. Het hof is, nadat het een aantal ontvankelijkheidskwesties heeft behandeld, onder meer van oordeel dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard, omdat belanghebbende de inlichtingenplicht heeft geschonden. Dit geldt overigens niet, gelet op de bedoeling van de wetgever, voor de opgelegde voorlopige aanslag IB 2007. De schatting van de inspecteur op basis van een vermogensvergelijking acht het hof redelijk. Met de stelling van belanghebbende dat zij geld van familie heeft geleend, is belanghebbende volgens het hof niet in de verzwaarde bewijslast geslaagd. Voor wat betreft de voorlopige aanslag heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat sprake is van een redelijke schatting. Een aanbod tot getuigenbewijs wordt door het hof tardief verklaard.

NTFR 2013/2114 - Inspecteur slaagt in bewijs verzending aanmaningsbrief

ECLI:NL:GHARL:2013:6256, datum uitspraak 20-08-2013, publicatiedatum 30-08-2013
Aflevering 45, gepubliceerd op 07-11-2013 met annotatie van mr. V.M. Maat
Belanghebbende heeft geen aangifte VPB 2008 gedaan. Daarom heeft de inspecteur ambtshalve een aanslag aan belanghebbende opgelegd met een verzuimboete van € 567. De rechtbank heeft de boetebeschikking vernietigd, omdat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aanmaning naar belanghebbende is verzonden. In hoger beroep oordeelt het hof daarover anders. Gelet op een ambtsedige verklaring van een medewerker van de Belastingdienst en het in het dossier aanwezige afschrift van de aanmaningsbrief, acht het hof aannemelijk dat de aanmaningsbrief naar het juiste adres van belanghebbende is verzonden. Het vermoeden van ontvangst van die brief, is niet door belanghebbende ontzenuwd. In zoverre is dan ook terecht een verzuimboete opgelegd. Niettemin gaat de boete van tafel wegens schending van het vertrouwensbeginsel. Voor de bezwaarfase acht het hof geen grond aanwezig voor toekenning van een proceskostenvergoeding. Het herroepen van de aanslag is namelijk niet te wijten aan een onrechtmatigheid van de inspecteur. Voor de beroeps- en hogerberoepsfase krijgt belanghebbende een vergoeding conform het Bpb.

NTFR 2013/2115 - Heffing over verkapte uitdeling voor niet in Zwitserland woonachtige aandeelhouder is terecht

ECLI:NL:GHARL:2013:6521, datum uitspraak 03-09-2013, publicatiedatum 16-09-2013
Aflevering 45, gepubliceerd op 07-11-2013 met annotatie van mr. D.N.N. Jansen
Belanghebbende heeft zich in februari 1999 laten uitschrijven bij een Nederlandse gemeente in verband met het aanvaarden van een betrekking in Zwitserland. Zijn gezin is hem medio 2000 gevolgd. Belanghebbende had 100% van de aandelen van A bv in het bezit. Deze vennootschap hield 75% van de aandelen in B bv. Op 24 november 1999 heeft A bv het pakket in B bv verkocht voor f 33 miljoen aan C nv. De waarde van het aandelenpakket bedroeg f 63 miljoen. De aangifte IB 1999 van belanghebbende is ingediend naar een belastbaar inkomen van negatief f 18.704. Volgens de inspecteur heeft A bv bij de verkoop van de aandelen een bedrag van f 30 miljoen laten ontgaan ten behoeve van haar aandeelhouder, zijnde belanghebbende. Dit bedrag heeft de inspecteur via de onderhavige navorderingsaanslag alsnog in de heffing betrokken. De rechtbank heeft belanghebbende in het ongelijk gesteld. Ook in hoger beroep heeft belanghebbende geen succes. Volgens het hof heeft belanghebbende ‘de vereiste aangifte’ niet gedaan, omdat daarin geen vervreemdingsvoordeel uit aanmerkelijk belang is verantwoord, terwijl belanghebbende heeft gesteld dat hij geëmigreerd is naar Zwitserland. Dat de aangifte zou zijn ingediend zonder overleg met belanghebbende, komt volgens het hof voor zijn risico. Gelet hierop wordt de bewijslast omgekeerd en verzwaard. Belanghebbende slaagt niet erin hieraan te voldoen. De stelling van belanghebbende, kort gezegd, dat A bv niet is verarmd door de aandelentransactie, is niet overtuigend aangetoond door belanghebbende. Vervolgens oordeelt het hof dat belanghebbende in 1999 op grond van nationaal recht inwoner van Nederland was. Vervolgens zet het hof uiteen dat belanghebbende ook voor de toepassing van het verdrag met Zwitserland zijn woonplaats in Nederland had. Dit betekent dat Nederland niet wordt beperkt in het recht inkomstenbelasting ter zake van de uitdeling te heffen.

NTFR 2013/2118 - Verzoek tot herziening van hofuitspraak terecht afgewezen

ECLI:NL:HR:2013:1091, datum uitspraak 01-11-2013, publicatiedatum 04-11-2013
Aflevering 45, gepubliceerd op 07-11-2013
In zijn uitspraak van 10 oktober 2002, nr. 98/03178, NTFR 2002/1876 heeft Hof Den Bosch beslist dat belanghebbende inkomsten uit overige arbeid heeft genoten uit de aan- en verkoop van aandelen. Het hof heeft de opgelegde verhoging deels in stand gelaten. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De tegen de uitspraak gerichte cassatiemiddelen die betrekking hadden op de enkelvoudige belasting, werden door de Hoge Raad verworpen. De cassatiemiddelen die betrekking hadden op de verhoging, slaagden. De hofuitspraak werd vernietigd en verwezen naar Hof Arnhem. Belanghebbende diende een herzieningsverzoek in bij de Hoge Raad, die oordeelde echter dat een dergelijk verzoek slechts gericht kan worden tot het gerecht dat de beslissing heeft genomen. Daarop heeft belanghebbende een herzieningsverzoek ingediend bij Hof Den Bosch, stellende dat de aanslag onjuist was en dat hij nieuwe feiten heeft die dat standpunt ondersteunen. Hof Den Bosch (NTFR 2013/422) achtte zichzelf op 1 november 2013 op grond van ratio van art. 8:88 Awb bevoegd het herzieningsverzoek te behandelen, ofschoon zijn uitspraak werd vernietigd. Omdat het oorspronkelijke procesdossier ontbrak, zowel bij de gerechtshoven Den Bosch en Arnhem, als bij de Hoge Raad, heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld stukken over te leggen die, naar tussen hen niet in geschil was, onderdeel uitmaakten van dat dossier. Het herzieningsverzoek is vervolgens afgewezen. De door belanghebbende aangevoerde nova zijn hetzij niet als novum in de zin van art. 8:88 Awb aangemerkt, hetzij te licht bevonden qua bewijskracht, hetzij niet relevant geacht, omdat zij de grondslag van de aangevallen uitspraak niet raken. Het hof achtte niet aannemelijk dat die nova, indien destijds bekend, tot een andere uitkomst van het geschil hadden kunnen leiden.

NTFR 2013/2119 - Woning medewerker Europees Octrooi Bureau behoort tot box 3-inkomen

ECLI:NL:GHDHA:2013:3274, datum uitspraak 07-08-2013, publicatiedatum 28-08-2013
Aflevering 45, gepubliceerd op 07-11-2013 met annotatie van mr. J.P.A. Buitenhek
Belanghebbende heeft als permanent employee van 1980 tot 2005 arbeid verricht voor het Europees Octrooi Bureau (EOB) te Rijswijk. Vanaf 2005 is hij niet meer daadwerkelijk werkzaam en verblijft hij met toestemming van het EOB in het buitenland. In 2009 heeft belanghebbende geen arbeid verricht voor het EOB maar is hij (nog) wel in dienst als permanent employee. In 2009 verbleven studerende kinderen van belanghebbende in zijn woning in Nederland en werd één kamer verhuurd. In geschil is of de inspecteur de woning van belanghebbende terecht tot het box 3 inkomen heeft gerekend. Het hof oordeelt dat de woning geen hoofdverblijf voor belanghebbende vormde. Het enkele verblijf in de woning in verband met herkeuring of een rechtszaak houdt niet in dat belanghebbende de woning onder zich houdt voor werkzaamheden ten behoeve van de zending als bedoeld in art. 34 Verdrag van Wenen. Belanghebbende heeft derhalve niet aannemelijk gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor de uitzondering van belastingheffing.

NTFR 2013/2120 - Luxemburgse kinderpremie als belastingvermindering is een gezinsbijslag in de zin van Verordening 1408/71

Aflevering 45, gepubliceerd op 07-11-2013 met annotatie van mr. J.C.L.M. Fijen
De heer en mevrouw Lachheb wonen met hun kinderen in Frankrijk. De heer Lachheb werkt in loondienst in Luxemburg en zijn echtgenote werkt in Frankrijk. Zij hebben krachtens de Luxemburgse wettelijke regeling recht op een kinderpremie in de vorm van een belastingvermindering. De Luxemburgse kas voor gezinsbijslagen (CNPF) vermindert de kinderpremie met de kinderbijslag die het echtpaar in hun woonstaat Frankrijk verkrijgt. Het echtpaar is het niet eens met deze beperking. Op prejudiciële vragen oordeelt het HvJ dat de Luxemburgse kinderpremie als een socialezekerheidsuitkering in de zin van Verordening 1408/71 moet worden beschouwd. Het feit dat aan de kinderpremie een belastingvermindering ten grondslag ligt, doet niet af aan de kwalificatie van een dergelijke uitkering als ‘gezinsbijslag’.

NTFR 2013/2121 - Beheer van kredieten die door een ander zijn verleend, is niet vrijgesteld van omzetbelasting

ECLI:NL:HR:2013:838, datum uitspraak 11-10-2013, publicatiedatum 11-10-2013
Aflevering 45, gepubliceerd op 07-11-2013 met annotatie van mr. A. Vroon
Belanghebbende is een dienstverlener op de hypothecaire markt. Zij verricht twee soorten handelingen. De eerst soort handelingen verricht zij ten behoeve van de kredietverlener in het voortraject van het tot stand komen van een kredietovereenkomst, zoals het ter beschikking stellen van een computerprogramma voor het beoordelen van kredietaanvragen en het uitbrengen van offertes. De tweede soort handelingen zijn handelingen die zij verricht ten behoeve van de kredietverlener nadat een kredietovereenkomst tot stand is gekomen, zoals handelingen met betrekking tot betaling en inning. De Hoge Raad is in navolging van Hof Amsterdam (NTFR 2011/1924) van oordeel dat de werkzaamheden in het voortraject niet zijn vrijgesteld van omzetbelasting. Er is geen sprake van het verlenen van of het bemiddelen inzake krediet, maar veeleer van werkzaamheden die kredietverstrekkers in staat stellen tot een afgewogen beslissing om al dan niet een krediet te verstrekken. Anders dan het hof is de Hoge Raad van oordeel dat de tweede soort handelingen (beheer) niet is vrijgesteld. Het beheer van leningen is weliswaar vrijgesteld, Maar deze vrijstelling geldt niet voor het beheer van kredieten door een ander dan degene die deze heeft verleend. Ook het beroep van belanghebbende op de bankenresolutie faalt.

NTFR 2013/2122 - Handelaar in ICT-apparatuur heeft ten onrechte voorbelasting afgetrokken en toepassing nultarief geclaimd

ECLI:NL:GHARL:2013:7348, datum uitspraak 17-09-2013, publicatiedatum 11-10-2013
Aflevering 45, gepubliceerd op 07-11-2013 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende handelt in ICT-apparatuur. Naar aanleiding van de bevindingen van een boekenonderzoek heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat belanghebbende ten onrechte aftrek heeft geclaimd van voorbelasting op vier facturen en voorts ten onrechte het nultarief heeft toegepast op (gestelde) buitenlandse leveringen. In verband hiermee is de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Belanghebbende bestrijdt de (door de rechtbank verminderde) naheffingsaanslag in hoger beroep, echter zonder succes.

NTFR 2013/2124 - Omzet buitenlandse vaste inrichtingen niet in pro-rataberekening van hoofdhuis

Aflevering 45, gepubliceerd op 07-11-2013 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Le Crédit Lyonnais (LCL) is een bank met het hoofdkantoor in Frankrijk en bijkantoren in lidstaten van de Europese Unie en derde landen. Een belastingcontrole bij LCL leidt tot de naheffing van btw, omdat de Franse belastingdienst van mening is dat het bedrag aan rente op de leningen die door het hoofdkantoor van LCL zijn verstrekt aan buiten Frankrijk gevestigde bijkantoren, anders dan LCL in haar aangiften heeft gedaan, niet kan worden meegerekend in de teller en de noemer van de pro rata voor de aftrek. Op prejudiciële vragen van de verwijzende rechter in de gevolgde gerechtelijke procedure verklaart het Hof van Justitie voor recht:

NTFR 2013/2128 - WOZ-waarde parkeergarage; contractuele beperkingen leiden niet tot een waardeverlaging

ECLI:NL:RBGEL:2013:2822, datum uitspraak 10-09-2013, publicatiedatum 24-09-2013
Aflevering 45, gepubliceerd op 07-11-2013 met annotatie van mr. R. van den Berg MRE
De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde van een parkeergarage vastgesteld op de gecorrigeerde vervangingswaarde. Rechtbank Gelderland concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Het – verplichte – persoonlijk gebruiksrecht van de parkeergarage brengt niet mee dat de delen daarvan geen of slechts een symbolische waarde hebben. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende de contractuele beperkingen waardoor de exploitatie van de parkeergarage structureel verlieslatend is, geaccepteerd als onderdeel van een meeromvattende transactie en is daarom sprake van subjectieve, de ondernemer betreffende omstandigheden en niet van een situatie als bedoeld in art. 4, lid 4, Uitv. Reg. WOZ.