Aflevering 20

Gepubliceerd op 15 mei 2014

NTFR 2014/1340 - Zaklopen

Aflevering 20, gepubliceerd op 15-05-2014 geschreven door mr. B.F.A. van Huijgevoort
Nee … nee … nee … het is niet wat u denkt! U dacht natuurlijk meteen aan het spel (bijna een sport, als men de ernst ziet waarmee het soms wordt beoefend), waarbij de deelnemers een bepaald parcours moeten afleggen met hun benen in een zak (meestal een jute aardappelzak) gestoken (Wikipedia).

NTFR 2014/1341 - Brief over fiscale moties en toezeggingen naar de Tweede Kamer

Aflevering 20, gepubliceerd op 15-05-2014
De staatssecretaris van Financiën heeft een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over de uitvoering en stand van zaken van diverse openstaande fiscale moties en toezeggingen. In de brief geeft hij verder gevolg aan diverse toezeggingen en geeft hij een planning van de moties en toezeggingen die het komende halfjaar zullen worden afgedaan.

NTFR 2014/1345 - Voordeel van 'overgenomen' onroerendezaaktransacties vormt row

ECLI:NL:GHARL:2014:1140, datum uitspraak 11-02-2014, publicatiedatum 21-02-2014
Aflevering 20, gepubliceerd op 15-05-2014 met annotatie van mr. drs. E.J.H. Vermeulen
Belanghebbende bezit een aantal beleggingspanden in privé. De zoon van belanghebbende is middellijk 50%-aandeelhouder van een bv die in onroerende zaken handelt. De bv heeft panden aangekocht en met winst doorverkocht. Belanghebbende heeft echter om niet de koop- en verkoopovereenkomsten van de bv overgenomen. De met de onroerendezaaktransacties behaalde voordelen zijn door de inspecteur als row bij belanghebbende belast. Volgens het hof is dat terecht. Het hof stelt voorop dat de bv op eigen naam en voor eigen rekening de aan- en verkoopovereenkomsten heeft afgesloten. Vervolgens is belanghebbende door contractoverneming en meesteraanwijzing in de plaats getreden van de bv. De panden zijn aan belanghebbende geleverd en vervolgens door hem doorgeleverd. Ten tijde van de contractoverneming en meesteraanwijzing was redelijkerwijs voorzienbaar – vanwege de reeds gesloten overeenkomsten – dat belanghebbende een aanzienlijk voordeel kon behalen. De contractoverneming, de meesteraanwijzing en de leveringshandelingen vormen werkzaamheden die onmiskenbaar gericht zijn op het behalen van voordeel. Van normaal vermogensbeheer is geen sprake, aldus het hof.

NTFR 2014/1346 - Aan inwoner VAE betaalde concurrentiebedingvergoeding is in Nederland belast

ECLI:NL:PHR:2014:179, datum uitspraak 04-03-2014, publicatiedatum 21-03-2014
Aflevering 20, gepubliceerd op 15-05-2014 met annotatie van dr. F.M. Werger
Aan belanghebbende, wonende in de Verenigde Arabische Emiraten (hierna: VAE), is voor 2007 een aanslag IB/PVV opgelegd, waarin is begrepen (de tweede termijn) van een aan hem toegekende dienstbetrekkingsbeëindigingsvergoeding. In geschil is of deze vergoeding in Nederland is belast. De feitenrechters hebben belanghebbende in het ongelijk gesteld. A-G Niessen heeft een conclusie genomen.

NTFR 2014/1347 - Inspecteur heeft ten onrechte geweigerd een beschikking betalingsonmacht af te geven

ECLI:NL:GHARL:2014:302, datum uitspraak 20-01-2014, publicatiedatum 20-01-2014
Aflevering 20, gepubliceerd op 15-05-2014 met annotatie van mr. J. Kastelein
Belanghebbende heeft in 2005 een geldlening van € 50.000 verstrekt aan X. Belanghebbende heeft de lening aangemerkt als een directe belegging in durfkapitaal. In 2009 heeft belanghebbende X kwijtschelding verleend. Vervolgens heeft belanghebbende de inspecteur verzocht een beschikking betalingsonmacht te nemen. De inspecteur heeft dat geweigerd. Volgens het hof is dat niet terecht. Het hof stelt voorop dat belanghebbende, nu hij een afschrift van de leningsovereenkomst heeft toegezonden aan de inspecteur met verzoek om registratie, ervan mocht uitgaan dat registratie had plaatsgevonden. Voorts is op grond van een onherroepelijk geworden uitspraak van Rechtbank Arnhem volgens het hof komen vast te staan – via de weg van het vertrouwensbeginsel – dat sprake is van een geldlening aan een beginnende ondernemer als bedoeld in art. 5.17 Wet IB 2001. Gelet op onder meer de getuigenverklaring van X ter zitting, acht het hof aannemelijk dat de kwijtgescholden vordering van belanghebbende op X ten tijde van de kwijtschelding niet meer voor verwezenlijking vatbaar was. Daarom doet het hof wat de inspecteur had behoren te doen en verklaart dat de vordering niet voor verwezenlijking vatbaar is.

NTFR 2014/1349 - Geen beperking verliescompensatie voor houdstervennootschap

ECLI:NL:PHR:2014:303, datum uitspraak 25-03-2014, publicatiedatum 25-04-2014
Aflevering 20, gepubliceerd op 15-05-2014 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
De houdsterverliesregeling van art. 20, lid 4, Wet VPB 1969 beperkt verrekening van verliezen als de feitelijke werkzaamheid van de belastingplichtige (nagenoeg) het gehele (boek)jaar (nagenoeg) uitsluitend bestond uit het houden van deelnemingen of het direct of indirect financieren van met hem verbonden lichamen. Bij elk van de vier belanghebbenden heeft de inspecteur een verlies aangemerkt als houdsterverlies. Alle vier hadden zij echter gedurende minder dan 90% van hun desbetreffende boekjaren daadwerkelijk een deelneming op de balans staan. In drie gevallen ging het om een periode voorafgaand aan de verwerving van een deelneming; in één geval ging het om een periode na de ontbinding en vereffening van een deelneming.

NTFR 2014/1350 - Negatieve algemene reserve telt niet mee bij berekening plafond herbeleggingsreserve

ECLI:NL:PHR:2014:353, datum uitspraak 15-04-2014, publicatiedatum 09-05-2014
Aflevering 20, gepubliceerd op 15-05-2014 met annotatie van mr. F. van Horzen
Belanghebbende is een fiscale beleggingsinstelling (fbi) ex art. 28 Wet VPB 1969. Zij is ex art. 2 BBI verplicht haar winst uit te delen, maar kan ervoor kiezen een herbeleggingsreserve (hbr) te vormen ex art. 1a jo. art. 4 BBI. Dat heeft zij gedaan. Zij heeft in 2005 een algemene reserve van € 69 miljoen gevormd door twee posten af te boeken op haar – tot dan toe fiscaalrechtelijk kennelijk nihil belopende – algemene reserve: 1. een excesdividend van € 50 miljoen boven haar uitdelingsverplichting 2005, en 2. een overboeking van € 19 miljoen naar de agioreserve op grond van een wijziging in de International Financial Reporting Standards (IFRS). Het excesdividend is uitgekeerd uit de waardestijging van buitenlandse deelnemingen die de belanghebbende commercieel boekt als rechtstreekse huurinkomsten omdat zij de huurresultaten van die deelnemingen commercieel consolideert.

NTFR 2014/1351 - Bijzondere wijze van resultaatbepaling winstaandeel ingevolge de Mijnbouwwet is niet miskend door het hof

ECLI:NL:HR:2014:839, datum uitspraak 11-04-2014, publicatiedatum 11-04-2014
Aflevering 20, gepubliceerd op 15-05-2014 met annotatie van mr. drs. A.J. van den Bos
Belanghebbende is (mede)houder van delfstoffenwinningsvergunningen voor de blokken A, B/C en D op het continentaal plat. De vergunninghouders voor die blokken zijn een samenwerkingsovereenkomst aangegaan. In de overeenkomst wordt de verdeling geregeld van de opbrengsten en kosten van de winning van delfstoffen binnen die blokken. Als mede-eigenaar van de platforms deelt belanghebbende in de gebruiksvergoeding. Van de totale gebruiksvergoeding heeft belanghebbende € 5.750.817 ontvangen. Voor een ander platform in blok E – zij is ook medehouder van de vergunning voor dat blok – heeft belanghebbende € 727.064 ontvangen. Bij het bepalen van het winstaandeel als bedoeld in art. 65 Mijnbouwwet heeft belanghebbende die bedragen niet in aanmerking genomen. Zij heeft wel de haar in rekening gebrachte gebruiksvergoedingen voor de blokken B/C en E van € 2.915.664 en € 73.450 ten laste gebracht van de voor die blokken behaalde resultaten. De inspecteur heeft laatstbedoelde bedragen gecorrigeerd bij het opleggen van de onderhavige navorderingsaanslag. Hij heeft de aan de gebruiksvergoedingen toerekenbare kosten gesteld op 1/3 van die vergoedingen. Per saldo bedragen de correcties derhalve € 1.943.776 en € 48.967. Hof Den Haag (NTFR 2013/1174) heeft de navorderingsaanslag gehandhaafd. Volgens de Hoge Raad is dat terecht. De Hoge Raad zet in het arrest uiteen dat, anders dan belanghebbende in cassatie betoogt, het hof de bijzondere wijze waarop ingevolge art. 66, lid 1, Mijnbouwwet het resultaat moet worden bepaald voor de vaststelling van het winstaandeel niet heeft miskend.

NTFR 2014/1353 - Hofoordeel dat door aan kerkgenootschap verbonden stichting ter beschikking gestelde ruimten verhuur vormt is niet cassatieproof

ECLI:NL:HR:2014:980, datum uitspraak 25-04-2014, publicatiedatum 25-04-2014
Aflevering 20, gepubliceerd op 15-05-2014 met annotatie van prof. mr. dr. R.A. Wolf
Belanghebbende, een aan een kerkgenootschap verbonden stichting, is ondernemer. Zij heeft grond verworven en daarop een pand J laten bouwen dat belanghebbende per 29 september 2001 is gaan gebruiken. In 2001 heeft belanghebbende in verband met het ter beschikking stellen van ruimten aan diverse huurders inkomsten gegenereerd. Volgens de inspecteur heeft belanghebbende bij de ingebruikneming van J een zogenoemde 3-1-h-levering verricht. Daarom heeft hij nageheven. Hof Den Bosch (NTFR 2008/592) heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Volgens het hof is sprake van vrijgestelde verhuur van onroerende zaken en kan belanghebbende zich niet met succes beroepen op de beleidsregel Mededeling 40. De Hoge Raad zet in het arrest onder verwijzing naar eerdere jurisprudentie uiteen wat onder ‘verhuur’ moet worden verstaan. In het licht van dit kader concludeert de Hoge Raad dat het oordeel van het hof dat hier sprake is van passieve terbeschikkingstelling van ruimten niet cassatieproof is. Op dit punt wordt de zaak verwezen. Het oordeel van het hof over de Mededeling 40 houdt in cassatie wel stand. De Hoge Raad zet uiteen dat belanghebbende niet onder de reikwijdte van deze beleidsregel valt. Voorts acht de Hoge Raad de uitsluiting in het beleid van verhuur die plaatsvindt in bij kerkgenootschappen of daaraan verbonden lichamen in eigendom zijnde gebouwen gerechtvaardigd. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is derhalve geen sprake.

NTFR 2014/1354 - Hof staat btw-aftrek ter zake van enkele niet-zakelijke kosten niet toe

ECLI:NL:GHAMS:2015:1044, datum uitspraak 24-03-2015, publicatiedatum 26-03-2015
Aflevering 20, gepubliceerd op 15-05-2014 met annotatie van mr. dr. M.M.W.D. Merkx
Naar aanleiding van een boekenonderzoek, waaruit bleek dat de administratie van belanghebbende (X bv) niet op orde is en dat diverse privé-uitgaven als kosten zijn geboekt, heeft de inspecteur een btw-naheffingsaanslag opgelegd over 2001-2002. Na verwijzing door de Hoge Raad is nog in geschil in hoeverre belanghebbende de voorbelasting op enkele niet-zakelijke kosten (beveiliging van het woonhuis van de dga, de kosten voor de privéauto’s van de dga en zijn zoon, en een digitale camera) terecht in aftrek heeft gebracht. Het hof oordeelt dat belanghebbende voor de ‘overige niet-zakelijke kosten’ geen recht op aftrek van voorbelasting heeft, omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de desbetreffende uitgaven voor haar zakelijk waren. De enkele stelling dat de uitgaven zijn gedaan in het kader van zakelijke bezigheden acht het hof daartoe onvoldoende. Het verzoek van belanghebbende om een schadevergoeding van ruim 2,3 miljoen toe te kennen, wijst het hof af.

NTFR 2014/1355 - Heffing van een indirecte belasting ter zake van de verwerving van een meerderheidsdeelneming in een onroerendgoedmaatschappij toegestaan

Aflevering 20, gepubliceerd op 15-05-2014 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
La Caixa, dat 3,26% van de aandelen bezit in een vennootschap, waarvan de activa vooral uit onroerend goed bestaan, verwerft 63,85% in februari 1992 en verkrijgt zo meer dan 65%. Na die verwerving doet La Caixa voor het resterende percentage van het kapitaal een openbaar overnamebod, waarna zij 96,85% in handen krijgt. In maart 1992 hanteert La Caixa in haar aangifte van de belasting op de overdracht van vermogensbestanddelen een tarief van 6% aangezien zij meer dan 50% van het kapitaal van deze onroerendgoedmaatschappij heeft verworven. Zij geeft een te betalen belastingschuld van 975.408.494 ESP aan. In februari 1993 verzoekt La Caixa de Spaanse autoriteiten echter teruggaaf van dit als onverschuldigd betaalde bedrag, daar zij van mening is dat de onderliggende Spaanse wettelijke bepaling in strijd is met het Unierecht en met name met de Zesde Richtlijn. Zij voegt toe dat dit artikel hoe dan ook niet van toepassing is op de gedane verwerving van effecten omdat het niet een manier is een verkoop van onroerend goed te verbergen. Haar beroep tegen de afwijzing van het verzoek om teruggaaf wordt verworpen met name op het punt van de onverenigbaarheid met art. 13, B, sub d, punt 5, en art. 27 Zesde Richtlijn. Het HvJ verklaart voor recht op de prejudiciële vragen van de verwijzende rechter: ‘de Zesde richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzet tegen een bepaling van nationaal recht op grond waarvan over de verwerving van een meerderheidsdeelneming in een vennootschap waarvan de activa voornamelijk uit onroerend goed bestaan, een andere indirecte belasting dan de btw wordt geheven’.

NTFR 2014/1358 - Zonder informatiebeschikkingen geen omkering van de bewijslast

ECLI:NL:GHAMS:2014:1171, datum uitspraak 20-03-2014, publicatiedatum 09-04-2014
Aflevering 20, gepubliceerd op 15-05-2014 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Belanghebbende exploiteert een detailhandel. In 2010 is de Belastingdienst een boekenonderzoek gestart. Wegens geconstateerde gebreken in de administratie zijn, lopende het onderzoek, aan belanghebbende ter behoud van rechte aanslagen IB/PVV over 2006 en 2007 opgelegd, met toepassing van omkering en verzwaring van de bewijslast. Het hof is van oordeel dat de inspecteur informatiebeschikkingen had moeten opleggen, omdat de uitspraken op bezwaar pas op 9 november 2011 (2007) en 27 oktober 2011 (2006) zijn gedaan. Het ontbreken van een informatiebeschikking voor de jaren 2006 en 2007 leidt ertoe dat de wettelijke omkering en verzwaring van de bewijslast wegens het niet voldoen aan de administratie- en bewaarplicht niet van toepassing is. Het hof is van oordeel dat de inspecteur de winstcorrecties voor het jaar 2006 niet aannemelijk heeft gemaakt. Voor het jaar 2007 volgt het hof de schatting van de inspecteur wel.