Aflevering 21

Gepubliceerd op 22 mei 2014

NTFR 2014/1376 - Fiscale orakeltaal

Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014 geschreven door prof. dr. T.M. Berkhout
Het is bekend dat bestuurders uit de antieke wereld een orakel raadpleegden als ze een oplossing zochten voor een probleem. Niet dat dit altijd hielp. De boodschap werd niet zonder reden ‘orakeltaal’ genoemd: moeilijk te begrijpen, raadselachtig en voor meerderlei uitleg vatbaar. Zo kreeg de Lydische koning Croesus te horen dat ‘een groot rijk ten onder zou gaan’ als hij de strijd zou aanbinden met de Perzen. Te laat kwam hij erachter dat het orakel daarmee doelde op het Lydische, en niet het Perzische, zoals Croesus ten onrechte aannam. Orakeltaal, wat heb je er dan nog aan? Geleerden breken zich sinds lang het hoofd over de oorzaken van die duistere boodschappen. Algemeen wordt nu aangenomen dat de priesteres die orakeltaal uitkraamde, dat onder invloed van het licht hallucinogene ethyleengas deed. Dat nam niet weg dat men veel waarde hechtte aan wat een gedrogeerde te melden had: andere tijden, andere zeden. Of niet?

NTFR 2014/1378 - Tweede Kamervragen beantwoord over garanties in verband met het bid EK voetbal 2020 en over 'UEFA-bobo's die geen taks betalen'

Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft, mede namens de staatssecretaris van Financiën, Tweede Kamervragen beantwoord over garanties in verband met het bid voor het Europees Kampioenschap voetbal in 2020. Tegelijkertijd hebben zij Tweede Kamervragen beantwoord over het bericht dat ‘UEFA-bobo’s geen taks betalen’.

NTFR 2014/1379 - Vragen beantwoord over de dertiende halfjaarrapportage Belastingdienst

Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014
De staatssecretaris van Financiën heeft schriftelijke vragen van de vaste commissie voor Financiën uit de Tweede Kamer beantwoord over de dertiende halfjaarrapportage Belastingdienst. Daarnaast gaat hij in op een vraag van de vaste commissie over het buiten invordering stellen van te veel betaalde toeslagen. Er zijn tachtig vragen gesteld over de dertiende halfjaarrapportage. Deze zien vooral op cijfermatige informatie over de prestaties van de Belastingdienst, zowel op het terrein van belastingen en toeslagen als op dienstverlening.

NTFR 2014/1381 - Hof treedt buiten rechtsstrijd van partijen bij oordeel over toepassing gebruikelijkloonregeling

ECLI:NL:HR:2014:934, datum uitspraak 18-04-2014, publicatiedatum 18-04-2014
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014 met annotatie van Th.J.M. van Schendel
Belanghebbende exploiteert een uitzendbureau. Haar enig aandeelhouder is B. Hij en zijn echtgenote L verrichten werkzaamheden voor belanghebbende. In 2006, 2007 en 2008 ontving B voor zijn werkzaamheden een beloning van respectievelijk € 4.899, € 5.112 en € 5.885; de echtgenote respectievelijk € 30.984, € 55.013 en € 45.248. Volgens de inspecteur moet de beloning van B over genoemde jaren worden gesteld op het wettelijke normbedrag voor een gebruikelijk loon. Daarom heeft hij nageheven. Hof Den Haag heeft de naheffingsaanslagen vernietigd. Volgens het hof is het loon van B en de echtgenote tezamen namelijk niet lager dan gebruikelijk is. Dit oordeel houdt in cassatie echter geen stand. Door de omvang van het loon van de echtgenote te betrekken in de beantwoording van de vraag of het loon van B in overeenstemming was met art. 12, lid 1, Wet LB 1964, is het hof namelijk buiten de grenzen van het geschil getreden. Immers, de beantwoording van die vraag is niet afhankelijk van de omvang van de aan de echtgenote als loon betaalde bedragen en de belastingheffing ter zake van die betalingen was tussen partijen niet in geschil.

NTFR 2014/1385 - Antwoorden op vragen over VAR-verklaringen

Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014
De staatssecretaris van Financiën heeft, mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, antwoorden aan de Tweede Kamer gestuurd op schriftelijke vragen van de vaste commissie voor Financiën over VAR-verklaringen voor zzp’ers. De vragen zijn gesteld tijdens een schriftelijk overleg.

NTFR 2014/1386 - Van verzekeraar ontvangen alimentatievervangende periodieke uitkeringen niet belast in box 1

ECLI:NL:GHARL:2014:2577, datum uitspraak 25-03-2014, publicatiedatum 11-04-2014
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014 met annotatie van mr. M.E. Kastelein
Belanghebbende is in 2001 gescheiden. In het kader van het echtscheidingsconvenant heeft haar ex-echtgenoot in 2001 een verzekeringsovereenkomst gesloten tegen een koopsom van € 136.956. Dit bedrag heeft de ex-echtgenoot als persoonsgebonden aftrekpost in aanmerking genomen. In het onderhavige jaar (2010) heeft belanghebbende van de verzekeraar een periodieke uitkering ontvangen van € 16.250. Volgens de inspecteur is dit bedrag belast in box 1, volgens belanghebbende behoort het stamrecht tot box 3. Het hof stelt belanghebbende in het gelijk. Volgens het hof is het stamrecht een vervanging van te derven familierechtelijke periodieke uitkeringen. Nu de vervangende periodieke uitkeringen echter niet door de ex-echtgenoot maar door de verzekeraar worden gedaan, kunnen de van de verzekeraar ontvangen periodieke uitkeringen niet op grond van art. 3.105, lid 2, Wet IB 2001 worden belast. Deze uitkeringen kunnen evenmin op de voet van art. 3.100, lid 1, onderdeel b, Wet IB 2001 worden belast, omdat het stamrecht niet als een lijfrente kan worden aangemerkt. Daarom heeft de inspecteur ten onrechte de periodieke uitkeringen tot het belastbare inkomen uit werk en woning gerekend.

NTFR 2014/1387 - Nota naar aanleiding van het verslag richtinggevende brief inzake wijziging Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen

Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014
De staatssecretaris van Financiën heeft, mede namens de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer gestuurd van een schriftelijk overleg over de richtinggevende brief inzake de wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 (zie NTFR 2014/1031). In de nota is voornamelijk aandacht voor het onderbrengen van de nettolijfrente in de tweede pijler en voor de sanctiebepaling bij de afkoop van de nettolijfrente.

NTFR 2014/1389 - Tweede Kamervragen over weekenduitgaven beantwoord

Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014
De staatssecretaris van Financiën heeft Tweede Kamervragen beantwoord over de aftrek van weekenduitgaven voor gehandicapten. De vragen hebben betrekking op de informatie op de website van de Belastingdienst en op de vraag wanneer de kosten aftrekbaar zijn als de gehandicapte over eigen inkomsten en vermogen beschikt.

NTFR 2014/1390 - Reactie NOB op voorstel belastingplicht overheidsondernemingen

Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014
De NOB heeft een uitgebreide reactie gegeven op het conceptwetsvoorstel over de vennootschapsbelastingplicht van overheidsondernemingen (NTFR 2014/1200). De reactie bestaat uit drie delen. In onderdeel A staan enkele algemene opmerkingen, in onderdeel B worden de eerste zes vragen van de internetconsultatie beantwoord en in onderdeel C staan technische opmerkingen en vragen. De zevende en laatste consultatievraag is beantwoord in onderdeel A en C. Naast enkele wijzigingsvoorstellen vraagt de NOB op veel punten een nadere toelichting op de uitleg van begrippen en op de gevolgen voor de belastingplicht in bepaalde situaties.

NTFR 2014/1391 - Geen cassatie in zaak over bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en vastgoedvennootschappen

Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014 geschreven door mr. drs. B.B.A. de Kroon LLM
De staatssecretaris van Financiën trekt zijn pro-formacassatieberoepschrift in tegen Hof Den Haag 20 december 2013, nr. 12/00757. De uitspraak betreft de vererving van aanmerkelijkbelangaandelen in enkele vennootschappen die onroerende zaken verhuren. Naar het oordeel van het hof is het geheel van werkzaamheden kwantitatief en kwalitatief van dien aard, dat bij de vennootschappen sprake is van meer dan normaal actief vermogensbeheer. De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten van de SW 1956 zijn om die reden van toepassing. De inspecteur is daarmee in het ongelijk gesteld. Volgens de staatssecretaris kan in deze casus aan de hand van de door het hof vastgestelde feiten niet worden geconcludeerd, dat het hof blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting uit te gaan. Hij verwacht daarom van het instellen van beroep in cassatie geen succes en berust in de beslissing van Hof Den Haag in het onderhavige geval. De staatssecretaris benadrukt nogmaals dat dit soort zaken bij uitstek sterk afhangen van de feiten en omstandigheden van het geval. Aan de beslissing van Hof Den Haag in het onderhavige geval mogen dan ook geen algemene conclusies worden verbonden. Als regel blijft naar de mening van de staatssecretaris gelden dat bij verhuur van vastgoed niet snel sprake zal zijn van het drijven van een onderneming.

NTFR 2014/1392 - Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten van toepassing bij verkrijging van aanmerkelijkbelangaandelen

Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014 met annotatie van mr. drs. B.B.A. de Kroon LLM
Erflaatster heeft haar echtgenoot en haar drie kinderen, C, D en belanghebbende, aanmerkelijk belang aandelen in onroerendgoedvennootschappen nagelaten. B en D verrichten werkzaamheden ten behoeve van de vennootschappen. De aan belanghebbende opgelegde aanslag in het recht van successie is na bezwaar gehandhaafd. In geschil is of ten aanzien van de aandelen in het kapitaal van de vennootschappen de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten als bedoeld in art. 31a, 35b en 35c SW 1956 toepassing kunnen vinden. Het geschil spitst zich toe op de vraag of sprake is van meer dan normaal actief vermogensbeheer. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.

NTFR 2014/1393 - Bedrijfsopvolgingsfaciliteit is van toepassing op geschonken aandeel in vastgoedvennootschap

ECLI:NL:GHARL:2014:2901, datum uitspraak 08-04-2014, publicatiedatum 18-04-2014
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014 met annotatie van mr. drs. B.B.A. de Kroon LLM
De vader van belanghebbende is makelaar. Hij hield alle aandelen in A bv en is directeur van die vennootschap. A bv bezit een vastgoedportefeuille. In 2011 heeft de vader, naast een bedrag in contanten, één aandeel in A bv aan belanghebbende geschonken. Ter zake van het recht van schenking heeft belanghebbende aanspraak gemaakt op toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling. De inspecteur heeft die aanspraak niet gehonoreerd, omdat A bv naar zijn mening geen onderneming drijft. De rechtbank heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Het hof is echter een andere mening toegedaan. Volgens het hof dreef A bv ten tijde van de schenking namelijk wel een materiële onderneming. De aard en omvang van de door A bv, in de persoon van de vader die een omvangrijk zakelijk netwerk heeft, verrichte arbeid heeft namelijk onmiskenbaar ten doel dat een hoger rendement behaald zal worden dan een belegger zou nastreven. Belanghebbende heeft recht op de faciliteit van de bedrijfsopvolgingsregeling.

NTFR 2014/1394 - Ondanks douane-unie tussen Turkije en EU zijn douanerechten verschuldigd over door Turken meegebrachte sieraden

ECLI:NL:PHR:2014:357, datum uitspraak 02-04-2014, publicatiedatum 09-05-2014
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014 met annotatie van mr. B.A. Kalshoven
Belanghebbenden – beiden met de Turkse nationaliteit – zijn op 14 september 2011 vanuit Turkije op Schiphol aangekomen. Bij het verlaten van de aankomsthal hebben zij het groene kanaal gekozen. Op de vraag van de douaneambtenaar of zij nog iets aan te geven hadden, hebben zij elk ontkennend geantwoord. Bij de daarop volgende controle heeft de douaneambtenaar gouden sieraden in de bagage van belanghebbenden aangetroffen. Met dagtekening 14 september 2011 heeft de inspecteur uitnodigingen tot betaling van douanerechten (en omzetbelasting) aan belanghebbenden uitgereikt.

NTFR 2014/1396 - BPM-gehandicaptenregeling is niet discriminatoir

ECLI:NL:GHAMS:2014:840, datum uitspraak 13-03-2014, publicatiedatum 26-03-2014
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014 met annotatie van mr. M.H. Schoonhoven
Belanghebbende heeft op 15 januari 2009 een bestelauto gekocht die voldoet aan alle voorwaarden van de gehandicaptenregeling inzake de Wet BPM. Aan belanghebbende is teruggaaf verleend van € 9.764 aan BPM. Op 19 augustus 2010 heeft belanghebbende de bestelauto exclusief (rest-)BPM terug verkocht aan de dealer vanwege technische mankementen. Naar aanleiding daarvan heeft de inspecteur een bedrag van € 5.874 aan BPM in rekening gebracht. De stelling van belanghebbende dat gehandicapten worden gediscrimineerd ten opzichte van ondernemers faalt. Het hof oordeelt dat de keuze van de wetgever om bij een levering door een lichamelijk gehandicapte alleen geen BPM te heffen als deze levering plaatsvindt aan een andere lichamelijk gehandicapte niet van elke redelijke grond is ontbloot. De ondernemersregeling en de gehandicaptenregeling zijn namelijk twee afzonderlijke BPM-regelingen. Deze hebben elk een verschillende achtergrond, systematiek en doelgroep.

NTFR 2014/1398 - Belastingdienst informeert huurders over verstrekken inkomensindicatie

Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014
De Belastingdienst is gestart met het informeren van huurders over het feit dat er een inkomensindicatie is afgegeven aan hun verhuurders. Ongeveer twee miljoen huurders ontvangen de komende weken een brief van de Belastingdienst. De inkomensindicatie is afgegeven op verzoek van verhuurders die daarmee de huurverhoging voor 2014 berekenen. De Belastingdienst heeft geen exacte inkomenscijfers verstrekt, maar alleen een indicatie van de inkomenscategorie van het huishoudinkomen. Verhuurders mogen alleen inkomensindicaties opvragen bij de Belastingdienst voor woningen in de gereguleerde sector.

NTFR 2014/1400 - Project Bank Zonder Naam: inspecteur handelt voortvarend ondanks ‘hercheck’ identiteit belastingplichtigen

ECLI:NL:HR:2014:1032, datum uitspraak 02-05-2014, publicatiedatum 02-05-2014
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
In het kader van het project Bank Zonder Naam zijn aan belanghebbende met toepassing van de verlengde navorderingstermijn navorderingsaanslagen opgelegd. De FIOD heeft in maart 2005 gegevens ontvangen van de Belgische autoriteiten. De Belastingdienst heeft gekozen voor een landelijke coördinatie en een projectmatige aanpak. Na identificatie van de rekeninghouders heeft de FIOD in maart 2007 de gegevens overgedragen aan de inspecteurs. De navorderingsaanslagen IB 1995 en VB 1996 zijn in december 2007 opgelegd. Naar het oordeel van de Hoge Raad is in de fase tot het verstrekken van de gegevens aan de inspecteur in maart 2007 voldoende voortvarend gehandeld. Ook bij het voorbereiden van de navorderingsaanslagen IB 1996-2001 en VB 1997-2000 is de vereiste voortvarendheid betracht. Anders dan het hof heeft geoordeeld mocht de inspecteur in de zomer van 2008 een ‘hercheck’ doen om voldoende zekerheid te verkrijgen over de identiteit van de belastingplichtigen. De door deze ‘hercheck’ opgetreden vertraging is niet als onredelijk aan te merken. Ook wat de boetes betreft wordt de hofuitspraak vernietigd. Het hof heeft namelijk overwogen dat de boetes moeten worden verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn, maar heeft dit niet tot uitdrukking gebracht in het dictum. De Hoge Raad doet de zaak zelf af.

NTFR 2014/1401 - Kwade trouw ter zake van feit dat aan tweede navorderingsaanslag ten grondslag ligt

ECLI:NL:HR:2014:1034, datum uitspraak 02-05-2014, publicatiedatum 02-05-2014
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014 met annotatie van mr. C.J.D. Warren
Aan belanghebbende zijn navorderingsaanslagen opgelegd voor niet aangegeven inkomsten uit een hennepstekkerij. Bij de berekening van de inkomsten is de inspecteur uitgegaan van een door de politie opgesteld proces-verbaal. Daarbij heeft de inspecteur niet onderkend dat in het politierapport abusievelijk is uitgegaan van één hok terwijl er twee hokken waren waarin stekken werden gekweekt. De inspecteur heeft vervolgens opnieuw navorderingsaanslagen opgelegd. Hof Den Haag heeft geoordeeld dat de inspecteur weliswaar onzorgvuldig heeft kennis genomen van het proces-verbaal , maar dat belanghebbende te kwader trouw was voor het niet aangeven van de inkomsten uit de hennepstekkerij. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel. Omdat belanghebbende ook ter zake van het feit dat aan de tweede navorderingsaanslagen ten grondslag ligt te kwader trouw is, staat een ambtelijk verzuim van de inspecteur niet aan het opleggen van die navorderingsaanslagen in de weg.

NTFR 2014/1402 - Navorderingsaanslag ter zake van MKZ-subsidie vernietigd wegens ambtelijk verzuim

ECLI:NL:HR:2014:840, datum uitspraak 11-04-2014, publicatiedatum 11-04-2014
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014 met annotatie van mr. A.A. Fase
Op 11 juni 2009 heeft de inspecteur de informatie waarop de onderhavige navorderingsaanslag berust ontvangen van de provincie. Deze informatie ziet op subsidies die zijn toegekend aan 70 agrarische bedrijven die zijn gedupeerd door de MKZ-uitbraak, waaronder de onderneming van belanghebbende. Op 19 mei 2009 heeft de inspecteur een gesprek gevoerd met medewerkers van de provincie, waarin hij heeft verzocht om bedoelde informatie. Met dagtekening 28 augustus 2009 is de (primitieve) aanslag opgelegd, waarbij geen rekening is gehouden met de subsidie. De onderhavige navorderingsaanslag is aangekondigd bij brief van 2 juni 2010 en vervolgens opgelegd met dagtekening 26 juni 2010. Hof Arnhem-Leeuwarden (NTFR 2013/1052) heeft de navorderingsaanslag vernietigd wegens het ontbreken van een nieuw feit. Hiertegen komt de staatssecretaris vergeefs in cassatie. De inspecteur heeft namelijk op 19 mei 2009 medewerkers van de provincie verzocht de informatie waarop de onderhavige navorderingsaanslag is gebaseerd te verstrekken en hij heeft deze informatie op 11 juni 2009 ontvangen. Onder deze omstandigheden had de inspecteur volgens de Hoge Raad ofwel (vrijwel) direct de juiste primitieve aanslag kunnen opleggen ofwel, indien dat niet mogelijk was, de regeling van die aanslag moeten aanhouden totdat hij over de daartoe benodigde informatie beschikte. Nu hij het één noch het ander heeft gedaan, is sprake van een ambtelijk verzuim.

NTFR 2014/1403 - Hoge Raad herijkt regels met betrekking tot aanslagtermijnen

ECLI:NL:HR:2014:930, datum uitspraak 18-04-2014, publicatiedatum 18-04-2014
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014 met annotatie van mr. R.W.J. Kerckhoffs
De onderhavige (definitieve) aanslag IB 2008 draagt de dagtekening 14 oktober 2011. Het biljet is in september 2011 opgemaakt. Belanghebbende heeft op 2 januari 2012 bezwaar gemaakt. Hij heeft het aanslagbiljet niet ontvangen binnen de wettelijke driejaarstermijn. Op 6 februari 2012 is aan belanghebbende een duplicaat uitgereikt. Het hof heeft de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar door de inspecteur teruggedraaid. Volgens het hof is de aanslag weliswaar tijdig vastgesteld, maar nu de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat het aanslagbiljet in 2011 ter post is bezorgd, is het bezwaar volgens het hof ontvankelijk. De Hoge Raad heeft een andere visie. De cassatierechter grijpt de zaak aan om de criteria die gelden voor aanslagtermijnen te herijken. De Hoge Raad zet uiteen dat de regel dat de dagtekening van het aanslagbiljet beslissend is voor de vaststelling van de aanslag, niet onverkort kan gelden bij de toepassing van art. 11, lid 3, AWR. Deze regel lijdt uitzondering indien de aanslag pas na de dagtekening van het aanslagbiljet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. De datum van bekendmaking komt dan in de plaats van de dagtekening van het aanslagbiljet. Dit betekent dat de aanslag niet is vastgesteld binnen de daarvoor geldende termijn (art. 11, lid 3, AWR), indien het aanslagbiljet weliswaar voor het verstrijken van die termijn is gedagtekend, maar de aanslag niet binnen die termijn op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. De bewijslast met betrekking tot de bekendmaking van de aanslag rust bij de inspecteur. Voor de regels die daarvoor gelden verwijst de Hoge Raad naar zijn vaste jurisprudentie.

NTFR 2014/1404 - Aanhouden Zwitsers banktegoed valt onder standstillbepaling: navorderingsaanslagen terecht en tijdig opgelegd

ECLI:NL:GHARL:2014:2596, datum uitspraak 25-03-2014, publicatiedatum 11-04-2014
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014 met annotatie van mr. C.J.D. Warren
Belanghebbende heeft een Zwitserse bankrekening verzwegen voor de Nederlandse fiscus. In 2009 is hij ingekeerd. Met dagtekening 31 december 2010 zijn de onderhavige navorderingsaanslagen (IB 1998 en VB 1999) aan belanghebbende opgelegd. De biljetten zijn geadresseerd aan de adviseur van belanghebbende. De rechtbank heeft de navorderingsaanslagen vernietigd. Het hof draait die beslissing echter terug. Volgens het hof zijn de navorderingsaanslagen tijdig, dat willen zeggen binnen de verlengde navorderingstermijn opgelegd. Het hof acht aannemelijk dat indertijd is verzocht om de biljetten naar de adviseur te zenden. Nu door belanghebbende geen bewijs is geleverd dat de terpostbezorging ná de dagtekening van de biljetten heeft plaatsgevonden, geldt de dagtekening van de biljetten als datum van vaststelling van de navorderingsaanslagen (en dat is tijdig). Bovendien, zo oordeelt het hof ten overvloede, wordt de navorderingstermijn verlengd met elf maanden, omdat kenbaar op verzoek uitstel is verleend tot het doen van aangifte. Voorts oordeelt het hof dat belanghebbende zich niet kan beroepen op het communautaire evenredigheidsbeginsel. Het aanhouden van tegoeden bij een Zwitserse bank valt namelijk onder de standstillbepaling. De navorderingsaanslagen zijn terecht aan belanghebbende opgelegd. Wel krijgt belanghebbende een vergoeding van € 500 voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase.

NTFR 2014/1405 - Wel recht op vergoeding proceskosten in beroep ondanks onnodig beroep

ECLI:NL:GHAMS:2014:920, datum uitspraak 13-03-2014, publicatiedatum 02-04-2014
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014 met annotatie van mr. I.R.J. Thijssen
In de uitspraak op bezwaar tegen de WOZ-waarde heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende de kosten voor een taxatierapport vergoed, zonder rekening te houden met btw. Belanghebbende heeft beroep ingesteld, omdat de heffingsambtenaar ten onrechte geen btw heeft vergoed. Hangende het beroep heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende alsnog de btw vergoed. Belanghebbende heeft het beroep ingetrokken en tegelijkertijd Rechtbank Noord-Holland verzocht om de heffingsambtenaar te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten in de beroepsfase. Dit verzoek heeft de rechtbank afgewezen, omdat de rechtbank het inroepen van rechtsbijstand voor behandeling van een dergelijk geringe kwestie niet redelijk acht. Het hof komt tot een ander oordeel, namelijk dat niet kan worden gezegd dat het instellen van beroep uitsluitend aan belanghebbende is te wijten. Belanghebbende heeft dan ook recht op een vergoeding van de proceskosten in beroep. Het hof past wel wegingsfactor 0,25 toe.

NTFR 2014/1406 - Verzorgde aangifte met veel fouten; wèl een navorderingsaanslag maar geen boete

ECLI:NL:GHARL:2014:2029, datum uitspraak 11-03-2014, publicatiedatum 14-03-2014
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014 met annotatie van mr. drs. B.J.E. Lodder
De aangifte IB van belanghebbende heeft geleid tot veel geschilpunten. In hoger beroep speelt onder meer of de aangifte voor de inspecteur aanleiding had moeten zijn nader onderzoek in te stellen, en of terecht aan belanghebbende een boete is opgelegd. Het hof overweegt dat sprake was van een digitale aangifte die een verzorgde indruk maakte. De aangifte bevatte weliswaar veel fouten, maar niet dusdanig dat er geen (niet onwaarschijnlijke) mogelijkheid bestond dat deze (de betreffende posten) juist waren. Er is om die reden geen ambtelijk verzuim begaan dat aan navordering in de weg staat. Ten aanzien van de boete overweegt het hof dat de inspecteur onvoldoende naar voren heeft gebracht om aan zijn bewijslast te voldoen. De enkele omstandigheid dat het in deze gecompliceerde zaak voor de hand had gelegen dat belanghebbende de aangifte volledig had uitbesteed aan een deskundig adviseur, betekent nog niet dat sprake is geweest van dermate grote, aan opzet grenzende mate van nalatigheid dat hem grove schuld kan worden verweten.

NTFR 2014/1407 - Verzwaard bewijs voor onjuistheid ambtshalve opgelegde aanslag niet geleverd

ECLI:NL:GHARL:2014:1504, datum uitspraak 25-02-2014, publicatiedatum 07-03-2014
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014 met annotatie van mr. dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben
Belanghebbende is directeur/enig aandeelhouder van een bv die tot een groep behoort. Belanghebbende heeft gelden in rekening-courant opgenomen van de bv’s. Belanghebbende heeft, ondanks uitnodiging en aanmaning daartoe, geen aangifte IB 2007 ingediend. De inspecteur heeft ambtshalve de onderhavige aanslag opgelegd, waarbij een gebruikelijk loon van € 39.000 in aanmerking is genomen alsmede € 99.546 aan inkomsten uit aanmerkelijk belang ter zake van de opnamen in rekening-courant. Belanghebbende bestrijdt de aanslag, echter zonder succes. Het hof stelt voorop dat, nu de vereiste aangifte niet is gedaan, de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. In die bewijslast slaagt belanghebbende niet. Dat, zoals belanghebbende stelt, de opgenomen gelden zijn gebruikt voor aflossing van een lening is volgens het hof niet overtuigend aangetoond. Dat sprake is van een structurele verliessituatie bij de vennootschappen op grond waarvan het in aanmerking te nemen gebruikelijk loon kan worden gematigd, is evenmin overtuigend aangetoond door belanghebbende.

NTFR 2014/1408 - Herziening van uitspraken in KB-Luxzaken afgewezen

ECLI:NL:GHARL:2014:2495, datum uitspraak 26-03-2014, publicatiedatum 01-04-2014
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014 met annotatie van mr. drs. R. Steenman
Aan belanghebbende zijn in het kader van het Rekeningenproject over meerdere jaren aanslagen IB/PVV en VB opgelegd. Hof Leeuwarden heeft het beroep van belanghebbende op 27 juni 2008 ongegrond verklaard. Het daartegen ingestelde beroep in cassatie heeft de Hoge Raad op 9 april 2010 met toepassing van art. 81 Wet RO ongegrond verklaard. Belanghebbende verzoekt aan het hof om zijn uitspraken te herzien. Als redenen daarvoor voert belanghebbende aan dat hij niet de rekeninghouder is en het hem niet bekend is geweest dat er zich daadwerkelijk een aantal gevallen van misidentificatie in het Rekeningenproject hebben voorgedaan. Aangezien belanghebbende deze stellingen ook ten tijde van de beroepsprocedure had kunnen opwerpen, kunnen zij volgens het hof niet tot herziening leiden. De feiten van de misidentificatie vonden plaats voor de uitspraken waarvan herziening wordt verzocht. Voor zover de misidentificaties wel een nieuw feit zijn, ziet het hof niet in dat deze tot een andere uitspraak van het hof zouden hebben geleid. Dat de gehanteerde vermenigvuldigingsfactor van 1,5 in latere rechtspraak ontoelaatbaar wordt geacht, kan volgens het hof niet worden aangemerkt als een nieuw feit. Dit geldt ook voor de in latere rechtspraak van de Hoge Raad opgenomen richtsnoeren voor de hoogte van de boetes en het boetebewijs. Het beroep op de meerderheidsregel van belanghebbende faalt eveneens. Belastingplichtigen van wie de (navorderings)aanslagen en boetes wel zijn verlaagd in verband met de ontoelaatbaarheid van de vermenigvuldigingsfactor en de richtsnoeren voor de hoogte en het bewijs van de boetes, zijn geen rechtens vergelijkbare gevallen. De zaken van belanghebbende zijn gewezen en onherroepelijk geworden voor de nieuwe rechtspraak van de Hoge Raad, terwijl de zaken van andere belastingplichtigen in het Rekeningenproject niet onherroepelijk vaststonden ten tijde van de nieuwe rechtspraak.

NTFR 2014/1411 - Zwitserse banktegoeden; geen succesvol beroep op vrijheid van kapitaalverkeer

ECLI:NL:RBGEL:2014:1823, datum uitspraak 20-03-2014, publicatiedatum 20-03-2014
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014 met annotatie van mr. I.R.J. Thijssen
Aan belanghebbende zijn diverse navorderingsaanslagen IB opgelegd vanwege verzwegen tegoeden op een Zwitserse bankrekening. In geschil is of de verlengde navorderingstermijn mag worden toegepast en of belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding.

NTFR 2014/1412 - Nieuwsbericht met waarschuwing voor anbi’s

Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014
De Belastingdienst heeft op zijn website een nieuwsbericht geplaatst met een aankondiging dat ongeveer 2.500 algemeen nut beogende instellingen (anbi’s) een brief krijgen waarin zij worden gevraagd om voor 1 juli 2014 hun internetadres aan de Belastingdienst door te geven (www.belastingdienst.nl). Doen zij dit niet, dan trekt de Belastingdienst de anbi-status in met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014. Daarmee verliezen de desbetreffende instellingen de mogelijkheid om gebruik te maken van de met de anbi-status samenhangende fiscale voordelen.

NTFR 2014/1417 - Naheffingsaanslagen OB terecht opgelegd omdat geen sprake is van belaste verhuur

ECLI:NL:RBGEL:2014:3047, datum uitspraak 13-05-2014, publicatiedatum 14-05-2014
Aflevering 21, gepubliceerd op 22-05-2014 met annotatie van mr. H.J. de Boer
Belanghebbende (X) heeft samen met zijn echtgenote (Y) in 2005 een nieuw woon/werkpand gekocht. Een deel van het pand wordt verhuurd aan de bv van X. X heeft verzocht om volledige teruggaaf van de volledige voor de aanschaf van het pand betaalde omzetbelasting. Dit verzoek is door de inspecteur gehonoreerd. In 2011 heeft de inspecteur geconstateerd dat X geen omzetbelasting heeft voldaan over het privégebruik van het pand en heeft hij naheffingsaanslagen opgelegd. Het privégebruik van het pand wordt op 90% gesteld. In geschil is, naast enkele formele punten, of de naheffingsaanslagen terecht en tot een juist bedrag aan X zijn opgelegd.