Aflevering 10

Gepubliceerd op 5 maart 2015

NTFR 2015/823 - Piketty en Smith: Bien étonnés?

Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015 geschreven door prof. mr. dr. J.L.M. Gribnau
De Franse econoom Piketty heeft het afgelopen jaar de wereld veroverd. Ook in Nederland viel hem veel aandacht ten deel. Zijn pleidooi voor een wereldwijde vermogensbelasting als instrument om de groeiende ongelijkheid te bestrijden werd ontvangen met de nodige scepsis. Opvallend is dat Piketty economie weer als politieke economie opvat. Hij werd zelfs de Marx van de 21e eeuw genoemd. Maar het loont de moeite om hem ook eens te vergelijken met Adam Smith – die ook niet van een eng economische invalshoek beticht kan worden.

NTFR 2015/824 - Afwijzing verzoek om ambtshalve vermindering i.v.m. afwaardering vordering

Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015
Verzoekster, een onderneming, klaagt erover dat de Belastingdienst haar verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag VPB over 2012 heeft afgewezen. Verzoekster stelt dat in 2012 al duidelijk was dat zij een vordering niet zou kunnen innen en dat deze daarom als een voorziening ten laste van de winst had moeten worden opgenomen. De onderneming had de vordering niet op de balans over 2012 afgewaardeerd. Nu daarmee bij het opleggen van de aanslag over 2012 geen rekening was gehouden, was de aanslag te hoog en diende deze volgens verzoekster te worden verminderd.

NTFR 2015/825 - Geen milieu-investeringsaftrek omdat investering niet uitsluitend bestaat uit gecertificeerd duurzaam hout

ECLI:NL:RBDHA:2014:14329, datum uitspraak 06-11-2014, publicatiedatum 05-02-2015
Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
Belanghebbende vormt samen met een aantal dochtervennootschappen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Eén van de dochtervennootschappen exploiteert een hotel-restaurant en heeft in 2010 geïnvesteerd in een verbouwing van het restaurant en de keuken van het hotel-restaurant. Belanghebbende heeft hiervoor voor een investering ten bedrage van € 1.000.000 milieu-investeringsaftrek (code B 1004) geclaimd. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht de milieu-investeringsaftrek heeft geweigerd, omdat uit de door belanghebbende overgelegde facturen blijkt dat in het ontwerp van belanghebbende niet uitsluitend duurzaam geproduceerd hout was verwerkt. Daardoor voldoet de investering niet aan de eisen van de Milieulijst 2010. Uit de facturen blijkt dat het om een bedrag van € 7.940 aan niet-gecertificeerd hout gaat. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat in werkelijkheid minder niet-gecertificeerd hout is gebruikt. De rechtbank acht het dan ook niet onredelijk of in strijd met de bedoeling van de wetgever om de aanvraag om milieu-investeringsaftrek in dit geval volledig af te wijzen.

NTFR 2015/826 - Landbouwvrijstelling van toepassing op kweken van siervis in landbouwbedrijf

ECLI:NL:RBGEL:2014:7935, datum uitspraak 30-12-2014, publicatiedatum 30-12-2014
Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015 met annotatie van mr. A.A. Fase
Belanghebbenden zijn erfgenamen van een erflater die een onderneming dreef. De onderneming, een sierviskwekerij, is in 2010 verkocht. In de aangifte IB/PVV 2010 hebben belanghebbenden de landbouwvrijstelling geclaimd. In geschil is of de landbouwvrijstelling van art. 3.12 Wet IB 2001 op de verkoopwinst van de gronden van de sierviskwekerij van toepassing is. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het kweken van siervissen is aan te merken als visteelt in de zin van het lid 2, laatste volzin, van dit artikel.

NTFR 2015/827 - Brief met nadere informatie over investeringsfaciliteiten

Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015
Op verzoek van de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris een brief gezonden over de mogelijkheden en voorwaarden bij de milieu-investeringsaftrek en de willekeurige afschrijving milieubedrijfsmiddelen (Vamil). Beide regelingen staan open voor ondernemers waarbij de Vamil ook openstaat voor de zogenoemde medegerechtigde, en zijn dus niet bedoeld voor beleggers, aldus de staatssecretaris. Hij besteedt vervolgens aandacht aan financiering met vreemd vermogen, verbondenheid voor schulden, medegerechtigden en beperkte verliesneming.

NTFR 2015/828 - Door werknemer oneigelijk toegeëigend voordeel is geen loon uit dienstbetrekking

ECLI:NL:GHARL:2015:535, datum uitspraak 27-01-2015, publicatiedatum 30-01-2015
Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015 met annotatie van drs. J.C. de Zeeuw
Belanghebbende was als financieel directeur in loondienst werkzaam bij H bv, dat deel is van een bouwconcern. A was in dezelfde periode in loondienst werkzaam bij H bv als zelfstandig bevoegd statutair directeur. Belanghebbende is daarnaast bestuurder en enig aandeelhouder van L bv. L bv en A zijn voorts bestuurders en elk 50% aandeelhouder van M bv. M bv is voor 50% aandeelhouder van N bv. M bv en N bv hebben in 2005 een aantal aanneemovereenkomsten gesloten. In 2007 ontvangt het bouwconcern een anonieme melding inzake het mogelijk ontoelaatbaar handelen van belanghebbende en A ten opzichte van het concern. Belanghebbende en A worden ontslagen en aansprakelijk gesteld. In een civiele procedure komt vast te staan dat belanghebbende en A aan het concern een corporate opportunity hebben onthouden en dat zij onrechtmatig hebben gehandeld. Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2005 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 44.043. Bij aanslag heeft de inspecteur de looninkomsten verhoogd met € 894.115. Bij beschikking is een boete opgelegd van € 150.000.

NTFR 2015/831 - Crisisheffing: belanghebbende maakt niet aannemelijk dat sprake is van individuele buitensporige last

ECLI:NL:RBDHA:2014:14214, datum uitspraak 28-10-2014, publicatiedatum 05-02-2015
Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015 met annotatie van drs. J.C. de Zeeuw
Belanghebbende maakt onderdeel uit van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting en omzetbelasting. In geschil is of de pseudo eindheffing hoog loon in strijd is met het wettelijk systeem, te weten met art. 1 Eerste Protocol (bij het EVRM), art. 14 EVRM en art. 26 BUPO. Volgens de rechtbank is dat niet het geval. Voor de beoordeling of in het onderhavige geval sprake is van een individuele buitensporige last gaat de rechtbank, gelet op hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, uit van de positie van de fiscale eenheid. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een individuele buitensporige last. Hiertoe overweegt de rechtbank dat het eigen vermogen van de fiscale eenheid ultimo 2012 € 252.566.035 bedraagt en de totale pseudo-eindheffing hoog loon (van alle onderdelen van de fiscale eenheid) van € 1.166.515 ten opzichte van de totale directe commerciële kosten in 2012 van € 396.895.241 slechts 0,29% bedraagt. Stukken waaruit de financiële positie van belanghebbende met betrekking tot 2013 volgt, heeft belanghebbende niet overgelegd. Het beroep van belanghebbende op art. 1 Eerste Protocol (bij het EVRM) faalt derhalve.

NTFR 2015/832 - Debiteurenverlies geleden in hoedanigheid van aandeelhouder, geen negatief row

ECLI:NL:RBGEL:2015:332, datum uitspraak 27-01-2015, publicatiedatum 30-01-2015
Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015 met annotatie van dr. A. Rozendal
Belanghebbende (X) is in 2001 gestart met zijn eenmanszaak. Nadien zijn C bv, D bv, E bv, F bv en G bv opgericht. In de holdingstructuur bezit D bv 100% van de aandelen van E bv. E bv bezit 100% van de aandelen in H bv, F bv en G bv. X bezit 100% van de aandelen in D bv. Aan X is door de bank een zestal kredieten verstrekt voor de financiering van zijn eenmanszaak. Verder zijn door de bank twee geldleningen verstrekt aan D bv, waarvoor X zich als hoofdelijk medeschuldenaar heeft verbonden. Ook is krediet verstrekt aan H bv, waarvoor X zich borg heeft gesteld. Hierbij zijn door X geen tegenprestaties of zekerheden bedongen. De bank beschikte ten laste van X over een drietal hypothecaire inschrijvingen. Op 1 januari 2009 is de eenmanszaak geruisloos ingebracht in G bv. Nadien heeft een herstructurering van de financieringen plaatsgevonden. Op 12 juni 2009 heeft X een overeenkomst gesloten met de vennootschappen waarbij hij zich hoofdelijk jegens de bank heeft verbonden als borg voor D bv. In 2010 heeft de bank de financieringen aan de vennootschappen opgezegd, hetgeen tot faillissement heeft geleid. X is door de bank aangesproken, hetgeen heeft geleid tot zijn persoonlijke faillissement. X heeft in zijn aangifte IB/PVV 2010 een row aangegeven van negatief € 1.144.000 in verband met afwaardering regresvordering uit hoofde van borgstelling. De inspecteur heeft de gehele afwaardering gecorrigeerd.

NTFR 2015/833 - Brief over verdere stappen wetsvoorstel 'Invoering Beschikking geen loonheffingen'

Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015
De staatssecretaris van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer gemeld dat in februari en maart met zzp-organisaties over alternatieven wordt gesproken. Het gaat om de alternatieven voor de BGL die zijn aangedragen door FNV Zelfstandigen, Stichting ZZP Nederland, Zelfstandigen Bouw, FNV, CNV Vakmensen en VNO-NCW en MKB-Nederland, waarvan het kabinet onderzoekt of deze passen binnen de wensen van partijen en de doelstellingen van het wetsvoorstel. In het voorjaar zal de staatssecretaris aan de Kamer melden wat dit alles betekent voor het wetsvoorstel ‘Invoering BGL’.

NTFR 2015/834 - Woning vormt in uitzendperiode na beëindiging korte verhuur geen ‘eigen woning’ meer

ECLI:NL:HR:2015:355, datum uitspraak 20-02-2015, publicatiedatum 20-02-2015
Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015 met annotatie van mr. A.J.M. Arends
Belanghebbende is eigenaar van een woning die is gefinancierd met een lening. Sinds 2003 is belanghebbende door zijn werkgever naar het buitenland uitgezonden; begin 2011 is hij teruggekeerd in Nederland. Belanghebbende heeft de woning gedurende de uitzendperiode aangehouden. Hij heeft de woning uitsluitend van 30 juli 2008 tot en met 17 september 2009 verhuurd. In geschil is of de woning voor het deel van de uitzendperiode na de beëindiging van de verhuurperiode, als een eigen woning in de zin van de uitzendregeling kan worden aangemerkt. Rechtbank Den Haag (3 oktober 2013, nr. 13/07712, NTFR 2014/972) heeft die vraag bevestigend beantwoord. De Hoge Raad ziet dat echter anders. De Hoge Raad zet uiteen dat de strekking van art. 3.111, lid 6, Wet IB 2001, waarin de uitzendregeling is opgenomen, weliswaar pleit voor de uitkomst van de rechtbank maar dat de tekst en wetsgeschiedenis zich daartegen verzetten. Dat laatste weegt zwaarder, aldus de Hoge Raad. Anders dan belanghebbende betoogt, kan de woning evenmin op grond van het derde lid (leegstaande woningen) of op grond van het zevende lid (terbeschikkingstelling voor korte duur) van art. 3.111 Wet IB 2001 na de verhuurperiode als ‘eigen woning’ worden aangemerkt.

NTFR 2015/835 - Van schoonouders gekochte kavel vormt geen eigen woning in aanbouw

ECLI:NL:GHARL:2014:9823, datum uitspraak 17-12-2014, publicatiedatum 09-01-2015
Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015 met annotatie van mr. A.J.M. Arends
Belanghebbende heeft in 2008 een kavel gekocht van zijn schoonouders. In de koopovereenkomst is een ontbindingsclausule opgenomen die in december 2009 is ingeroepen. Belanghebbende heeft voor 2008 € 18.750 aan rente voor de kavel in aftrek gebracht omdat volgens hem de eigenwoningregeling van toepassing is. De inspecteur heeft die aftrek niet toegestaan. Volgens de rechtbank en het hof is dat terecht. Belanghebbende liep, gelet op de ontbindingsclausule, namelijk niet het risico van waardedaling van de kavel. Verder vormt de kavel niet een woning in aanbouw omdat geen bouwkundige werkzaamheden zijn aangevangen.

NTFR 2015/838 - Weigeren fiscale eenheid niet in strijd met Verdrag Nederland-Israël

ECLI:NL:RBGEL:2015:240, datum uitspraak 22-01-2015, publicatiedatum 22-01-2015
Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015 met annotatie van dr. G. F. Boulogne
Belanghebbende, X Ltd., is 100%-aandeelhouder van B Ltd. en C Ltd. De vennootschappen zijn opgericht naar Israëlisch recht en zijn gevestigd in Israël. Geen van de vennootschappen heeft een vaste inrichting in Nederland. B Ltd. houdt 99,9% en C Ltd. 0,1% van de aandelen in D bv; B Ltd. en C Ltd. houden voorts ieder 50% van de aandelen in F bv. Daarnaast houdt C Ltd. 99,9% en B Ltd. 0,1% van de aandelen in E bv. D bv, F bv en E bv zijn opgericht naar Nederlands recht en zijn in Nederland gevestigd. D bv en E bv zijn ieder voor 50% aandeelhouder in G bv. Ook G bv is opgericht naar Nederlands recht en is in Nederland gevestigd. Belanghebbende heeft verzocht om met ingang van 1 januari 2013 D bv, E bv, F bv en G bv te voegen in een fiscale eenheid (voor zover nodig tezamen met de Israëlische moedermaatschappij). De inspecteur heeft het verzoek afgewezen. In geschil is of dat terecht is.

NTFR 2015/839 - Evaluatie innovatiebox pas in laatste kwartaal 2015

Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015
De staatssecretaris van Financiën schrijft in een brief aan de Tweede Kamer dat hij verwacht dat de evaluatie van de innovatiebox in het laatste kwartaal van 2015 gereed is. Hij schrijft dat een gedegen evaluatie tijd nodig heeft, dat heeft onder andere te maken met de verzameling en verwerking van data en de termijnen voor het invullen van enquêtes door externe partijen.

NTFR 2015/840 - Besluit juridische afsplitsing

Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015 geschreven door mr. M.H.C. Ruijschop
De staatssecretaris van Financiën heeft het beleid inzake de juridische afsplitsing in de vennootschapsbelasting (toepassing van art. 14a Wet VPB 1969) opnieuw vastgesteld. Er is een goedkeurende regeling opgenomen voor te laat ingediende verzoeken. In het beleidsbesluit zijn ook de nieuwe standaardvoorwaarden inzake toepassing van de juridische afsplitsingsfaciliteit met toestemming van de inspecteur (art. 14a, lid 3, Wet VPB 1969) opgenomen. Het nieuwe beleid is in werking getreden op 7 februari 2015 met terugwerkende kracht tot en met 27 januari 2015.

NTFR 2015/841 - Besluit juridische fusie

Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015 geschreven door mr. M.H.C. Ruijschop
Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft zijn beleid inzake de juridische fusie in de vennootschapsbelasting (art. 14b Wet VPB 1969) opnieuw vastgesteld. Het betreft een beperkte update ten opzichte van de voorganger van dit besluit, het besluit van 30 juni 2014, nr. BLKB2014/54M, NTFR 2014/1884. Het nieuwe beleid is in werking getreden met ingang van 7 februari 2015 en heeft terugwerkende kracht tot en met 27 januari 2015.

NTFR 2015/842 - Besluit zuivere splitsing

Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015 geschreven door mr. M.H.C. Ruijschop
De staatssecretaris van Financiën heeft het beleid inzake de zuivere splitsing (waarbij de splitsende rechtspersoon ophoudt te bestaan) vastgesteld. Het betreft onder meer de (standaard)voorwaarden waaronder art. 14a, lid 3, Wet VPB 1969 toepassing vindt. Het beleid bevat een goedkeuring bij te laat ingediende verzoeken. Het besluit is op 7 februari 2015 in werking getreden en werkt terug tot en met 27 februari 2015.

NTFR 2015/844 - Duitse bedrijfsopvolgingsfaciliteit is discriminatoir volgens Bundesverfassungsgericht

Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015 met annotatie van mr. drs. B.B.A. de Kroon LLM
De heer X is een van de erfgenamen van Y, de oom van X, die in 2009 is overleden. De nalatenschap van Y bestaat uit een banktegoed en een belastingvordering. Het aandeel van X in de nalatenschap van Y heeft een waarde van € 51.266. De verschuldigde erfbelasting bedraagt, rekening houdend met een vrijstelling van € 20.000 en een tarief van 30%, € 9.360. In hoger beroep heeft het Bundesfinanzhof aan het Bundesverfassungsgericht de vraag voorgelegd of de Duitse bedrijfsopvolgingsregeling, die onder meer voorziet in een vrijstelling van 85% of 100% van ondernemingsvermogen en aandelenbelangen van ten minste 25%, discriminatoir is en daarmee in strijd met de Duitse grondwet. Deze vraag heeft het Bundesverfassungsgericht bevestigend beantwoord. Volgens de rechter heeft de wetgever zijn ruime beoordelingsmarge niet overschreden door kleine en middelgrote familiebedrijven fiscaal te faciliëren om hun voortbestaan te verzekeren en werkgelegenheid te behouden. De faciliteit is wel disproportioneel in zoverre deze, onder meer, een grotere reikwijdte heeft dan kleine en middelgrote familiebedrijven, zonder dat hieraan eisen voor de noodzaak van faciliëring zijn gesteld. De huidige regeling blijft echter van kracht totdat de wetgever deze heeft aangepast, doch uiterlijk tot 30 juni 2016.

NTFR 2015/845 - Belastingrechter onbevoegd in besluit inzake bevoegdheid van algemeen bestuur waterschap

ECLI:NL:HR:2015:485, datum uitspraak 27-02-2015, publicatiedatum 27-02-2015
Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015
Het algemeen bestuur van Waterschap Noorderzijlvest heeft de verordening op de watersysteemheffing Noorderzijlvest 2010 vastgesteld. Belanghebbende betwist de daartoe gegeven bevoegdheid van het algemeen bestuur. Hij voert daarvoor aan dat het bestuur niet rechtmatig is gekozen. De waarborgen voor de geheimhouding van de verkiezingen waren volgens belanghebbende onvoldoende. Hof Arnhem-Leeuwarden (NTFR 2014/2436) stelde dat het algemeen bestuur gebruik heeft gemaakt van zijn wettelijke bevoegdheid om een verordening vast te stellen. De belastingrechter dient uit te gaan van de bevoegdheid van de wetgevende organen. Er kan bij de bestuursrechter geen beroep worden ingesteld tegen een besluit inzake het verloop van de stemming en de vaststelling van de uitslag bij verkiezingen van de leden van het algemeen bestuur. Nu het hof niet is gebleken van een toets van de burgerlijke rechter die wel een zodanig besluit zou kunnen toetsen, is het algemeen bestuur bevoegd geweest de verordening vast te stellen.

NTFR 2015/846 - Bezwaar tegen niet-afgedragen bedrag aan loonheffingen is niet-ontvankelijk en wordt niet mede geacht te zijn gericht tegen later opgelegde naheffingsaanslag

ECLI:NL:HR:2015:142, datum uitspraak 30-01-2015, publicatiedatum 30-01-2015
Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015 met annotatie van mr. E.C.G. Okhuizen
Belanghebbende heeft op 19 april 2013 de aangifte loonheffingen maart 2013 ingediend. Het aangegeven bedrag van € 54.884 heeft zij niet afgedragen. Op 6 mei 2013 heeft belanghebbende hiertegen bezwaar gemaakt. Met dagtekening 24 mei 2013 heeft de inspecteur belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 54.884. Op die dag heeft belanghebbende de naheffingsaanslag betaald. Bij uitspraak van 5 juni 2013 heeft de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Hof Den Haag (NTFR 2014/2651) oordeelde dat (i) het bezwaar tegen de afdracht niet-ontvankelijk is en (ii) het bezwaar mede wordt geacht te zijn gericht tegen de naheffingsaanslag en dat dat bezwaar ontvankelijk is op grond van art. 6:10 Awb. De Hoge Raad is het eens met het eerste oordeel van het hof, omdat het bezwaar tegen de afdracht zonder voorwerp is. Met het tweede oordeel is de Hoge Raad het echter oneens. ‘Het formele stelsel van bezwaar’ brengt niet mee dat het bezwaarschrift tegen een aangifte waarop de aangegeven belasting niet is afgedragen, moet worden geacht te zijn gericht tegen de naheffingsaanslag die is opgelegd naar aanleiding van het achterwege blijven van die afdracht De omstandigheid dat een aangegeven maar niet afgedragen bedrag aan belasting in alle gevallen wordt nageheven, rechtvaardigt voorts niet de conclusie dat het besluit om de belasting na te heffen reeds tot stand is gekomen ten tijde van het maken van bezwaar tegen het aangegeven bedrag, noch dat een belanghebbende dit redelijkerwijs kan menen.

NTFR 2015/847 - Verzoek om herziening mag niet onredelijk laat worden ingediend

ECLI:NL:HR:2015:357, datum uitspraak 20-02-2015, publicatiedatum 20-02-2015
Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015 met annotatie van mr. A.A. Feenstra
Belanghebbende heeft verzocht om herziening van een arrest van de Hoge Raad van 19 september 2014. In het belang van de rechtsvorming geeft de Hoge Raad enige algemene regels over de termijn voor indiening van een herzieningsverzoek. Een onredelijk laat ingediend herzieningsverzoek dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. Een verzoek is onredelijk laat ingediend als het verzoek wordt ingediend meer dan een jaar nadat de indiener bekend is geworden met de daarin gestelde nova dan wel, indien geen nova zijn gesteld, na de datum van openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht. Een verzoek om herziening van een uitspraak over een bestuurlijke boete is niet aan deze termijn gebonden. In dit geval is het verzoek niet onredelijk laat ingediend. Desondanks rechtvaardigt het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie, omdat het klaarblijkelijk niet tot herziening kan leiden.

NTFR 2015/852 - Aanslag is rechtsgeldig bekendgemaakt aan curator: te laat bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard

ECLI:NL:HR:2015:484, datum uitspraak 27-02-2015, publicatiedatum 27-02-2015
Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015
Belanghebbende is failliet verklaard. Er is een aanslag IB 2007 ten name van belanghebbende vastgesteld door de inspecteur met dagtekening 25 november 2009. De adressering is gericht aan de curator. Op 31 augustus 2012 heeft de inspecteur een bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aanslag IB 2007 ontvangen. Dit bezwaar is door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. In hoger beroep stelde belanghebbende dat de aanslag niet rechtsgeldig is bekendgemaakt, nu hij noch van de inspecteur noch van de curator de aanslag heeft ontvangen. Hof Arnhem-Leeuwarden (NTFR 2014/2161) achtte echter, gelet op een rapport van de Belastingdienst, aannemelijk dat de aanslag op 19 november 2009 is verzonden naar de curator. De bezwaartermijn eindigde in dit geval dan ook op 6 januari 2010. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is volgens het hof geen sprake. Het hof achtte namelijk de verklaring van belanghebbende dat hij eerst op 23 juli 2012 op de hoogte is geraakt van de aanslag, niet aannemelijk. Daarbij is het hof onder meer ervan uitgegaan dat de curator de aanslag heeft doorgestuurd naar belanghebbende.

NTFR 2015/853 - Strijd met vereiste van een goede organistatie bij onnodig lange bezwaarprocedure

Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015
Mevrouw Stam is het niet eens met een beslissing van de Belastingdienst/Toeslagen en dient hierover een bezwaarschrift in. De afhandeling van het bezwaarschrift duurt meer dan een jaar. De uitspraak valt positief uit voor mevrouw Stam. Zij hoeft niks terug te betalen. Mevrouw Stam is hier tevreden over, maar dan gaat het volgende spelen. Toeslagen blijkt de beslissing op het bezwaarschrift niet goed te verwerken, waardoor de invordering (weer) wordt opgestart. Het gevolg is dat Toeslagen gaat verrekenen, tevens stuurt Toeslagen een herinnering, vervolgens een aanmaning en ten slotte een dwangbevel naar mevrouw Stam omdat ze nog haar schuld moet betalen.

NTFR 2015/854 - Niet nakomen toezeggingen met betrekking tot uitbetaling van toeslagen

Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015
De klacht van mevrouw De Jager over het niet nakomen van gedane toezeggingen is gegrond wegens schending van het vereiste van een goede organisatie. De Nationale ombudsman beveelt de staatssecretaris aan dit te verbeteren. Dat kan door een goede organisatie en administratie van het toeslagenproces en het proces van klachtbehandeling die de dienstverlening aan de burger ten goede komt.

NTFR 2015/855 - Strijd met het vereiste van een goede organisatie bij afhandeling bezwaar toeslagen

Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015
De heer Yep diende bij de Belastingdienst/Toeslagen een bezwaarschrift in tegen een terugvordering huurtoeslag 2012. Omdat zijn bezwaarschrift niet secuur werd behandeld, was een tweede bezwaarschrift nodig. Toen zijn bezwaar wel werd onderkend en opgepakt, kwam de nieuwe, herziene beslissing maar niet af. Oorzaak was gelegen in een storing in het Toeslagenverstrekkingensysteem. De totale afwikkeling van het bezwaar van de heer Yep duurde daarmee veel te lang. Voorts had Toeslagen op een eerder moment de financiële gevolgen van de terugvordering voor de heer Yep ongedaan moeten maken. De klacht van de heer Yep is gegrond wegens strijd met het vereiste van goede organisatie.

NTFR 2015/856 - Financiële nood door uitblijven beslissing op verzoek om betalingsregeling en toepassen beslagvrije voet

Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015
De bewindvoerder van de heer Michielse diende een klacht in bij de Nationale ombudsman over het uitblijven van een beslissing op een verzoek om een persoonlijke betalingsregeling en een verzoek om toepassing van de beslagvrije voet. Het gevolg hiervan was dat de volledige zorg- en huurtoeslag voor het jaar 2013 werd ingehouden en verrekend met de openstaande toeslagschuld. Meneer kwam hierdoor in het jaar 2013 in grote financiële problemen. De Belastingdienst/Toeslagen had eigenlijk reeds in maart/april 2013 moeten beslissen op het verzoek om een persoonlijke betalingsregeling; dan had de heer Michielse, nu blijkt dat zijn verzoek alsnog is gehonoreerd, met terugwerkende kracht vanaf eind februari 2013 zijn zorg- en huurtoeslag uitbetaald gekregen. Ook verzuimde Toeslagen te beslissen op het verzoek om toepassing van de beslagvrije voet dat begin juni 2013 was ingediend. Als Toeslagen dat verzoek toentertijd had opgepakt dan had de heer Michielse, nu blijkt dat ook dit verzoek alsnog gehonoreerd is, in ieder geval vanaf begin mei 2013 zijn zorg- en huurtoeslag uitbetaald gekregen. Nu Toeslagen heeft verzuimd op beide verzoeken (tijdig) te beslissen, heeft meneer in 2013 geen zorg- en huurtoeslag ontvangen en is hij hierdoor onnodig in financiële problemen gekomen.

NTFR 2015/858 - Door in Frankrijk wonende commissaris ontvangen bedrag is in Nederland belastbaar

ECLI:NL:HR:2015:480, datum uitspraak 27-02-2015, publicatiedatum 27-02-2015
Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015
Belanghebbende woont in Frankrijk en is commissaris van een vennootschap, die activiteiten verricht met onroerende zaken. Een derde betaalt de commissaris een bedrag van € 45.000. Hof Den Bosch (NTFR 2014/2783) achtte de inspecteur geslaagd in de op hem rustende bewijslast om aannemelijk te maken dat het ontvangen bedrag tot het belastbaar inkomen uit werk en woning in Nederland behoort. Het hof heeft het bedrag aangemerkt als resultaat uit een werkzaamheid. Het heffingsrecht komt toe aan Nederland, nu belanghebbende geopereerd heeft vanuit een vast middelpunt in Nederland. Ten overvloede heeft het hof hieraan toegevoegd dat indien het bedrag niet is genoten als resultaat uit een werkzaamheid, dit voordeel is opgekomen uit, dan wel ligt binnen de sfeer van, het commissariaat. Ook in dat geval komt het heffingsrecht toe aan Nederland.