NTFR 2015/844 - Duitse bedrijfsopvolgingsfaciliteit is discriminatoir volgens Bundesverfassungsgericht
Aflevering 10, gepubliceerd op 05-03-2015 met annotatie van mr. drs. B.B.A. de Kroon LLMDe heer X is een van de erfgenamen van Y, de oom van X, die in 2009 is overleden. De nalatenschap van Y bestaat uit een banktegoed en een belastingvordering. Het aandeel van X in de nalatenschap van Y heeft een waarde van € 51.266. De verschuldigde erfbelasting bedraagt, rekening houdend met een vrijstelling van € 20.000 en een tarief van 30%, € 9.360. In hoger beroep heeft het Bundesfinanzhof aan het Bundesverfassungsgericht de vraag voorgelegd of de Duitse bedrijfsopvolgingsregeling, die onder meer voorziet in een vrijstelling van 85% of 100% van ondernemingsvermogen en aandelenbelangen van ten minste 25%, discriminatoir is en daarmee in strijd met de Duitse grondwet. Deze vraag heeft het Bundesverfassungsgericht bevestigend beantwoord. Volgens de rechter heeft de wetgever zijn ruime beoordelingsmarge niet overschreden door kleine en middelgrote familiebedrijven fiscaal te faciliëren om hun voortbestaan te verzekeren en werkgelegenheid te behouden. De faciliteit is wel disproportioneel in zoverre deze, onder meer, een grotere reikwijdte heeft dan kleine en middelgrote familiebedrijven, zonder dat hieraan eisen voor de noodzaak van faciliëring zijn gesteld. De huidige regeling blijft echter van kracht totdat de wetgever deze heeft aangepast, doch uiterlijk tot 30 juni 2016.