NTFR 2015/916 - Geen Maltese verdragsvoordelen nu bijzonder Maltees regime van toepassing is
ECLI:NL:HR:2015:465, datum uitspraak 27-02-2015, publicatiedatum 27-02-2015
Aflevering 11, gepubliceerd op 12-03-2015 met annotatie van dr. A.W. HofmanBelanghebbenden, naar Nederlands recht opgerichte bv’s, zijn vanaf 20 september 1999 feitelijk op Malta gevestigd. Zij hielden zich vanaf die datum bezig met het in- en uitlenen van geld. De enige aandeelhouder van belanghebbenden woont sinds 28 september 1999 in Zwitserland. Belanghebbenden maken gebruik van de Maltese Flat Rate Foreign Tax Credit (FRFTC) en de Maltese Income Tax Management Act (belastingteruggaafregeling). Belanghebbenden hebben in 2000 en 2001 dividend uitgekeerd. In geschil is of belanghebbenden recht hebben op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Van belang daarbij is of art. 30, lid 1, Verdrag Nederland-Malta van toepassing is. Die bepaling schakelt de verdragsvoordelen uit voor vennootschappen die onder krachtens die bepaling aangewezen bijzondere regimes vallen, of onder vervangende ‘gelijke of in wezen gelijksoortige’ regimes. De Malta International Business Activities Act (MIBA Act) is aangewezen als een voor Nederland onaanvaardbaar bijzonder regime. De vraag is of de FRFTC en de belastingteruggaafregeling in samenhang moeten worden beschouwd en, zo ja, of zij gezamenlijk in wezen gelijksoortig zijn aan de MIBA Act. Hof Den Haag (17 september 2013, nr. 12/00292 t/m 12/00301, NTFR 2013/2744) heeft die vraag bevestigend beantwoord. Voorts oordeelde het hof dat belanghebbenden voor de heffing van dividendbelasting geen beroep kunnen doen op art. 10, lid 6, Verdrag Nederland-Malta. De Hoge Raad onderschrijft beide oordelen van het hof. Het betoog van belanghebbenden dat het hof ten onrechte geen rekening heeft gehouden met HR 28 februari 2001, nr. 35.557, NTFR 2001/372 en art. 2, lid 4, Verdrag Nederland-Zwitserland treft volgens de Hoge Raad evenmin doel. Anders dan het in genoemd arrest aan de orde zijnde art. 4, par. 1, Verdrag Nederland-België, wordt in art. 2, lid 4, Verdrag Nederland-Zwitserland de verdragswoonplaats van een vennootschap namelijk niet afhankelijk gesteld van de onderworpenheid aan belastingheffing op grond van woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid. Daardoor staat art. 9 Verdrag Nederland-Zwitserland niet in de weg aan heffing van dividendbelasting door Nederland.