Aflevering 13

Gepubliceerd op 26 maart 2015

NTFR 2015/1019 - Horizontaal toezicht en effectiviteit

Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 geschreven door mr. drs. A.J. van den Bos
Ongeveer tien jaar geleden is aan het toezichtsinstrumentarium van de Nederlandse Belastingdienst het horizontaal toezicht toegevoegd. Bij die vorm van toezicht staan vertrouwen en transparantie in de relatie tussen belastingplichtige en Belastingdienst centraal.

NTFR 2015/1020 - Honderd jaar goed koopmansgebruik (jaarwinstbepaling)

Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 geschreven door prof. dr. mr. P.G.H. Albert
Dit is het derde artikel in de reeks ‘Honderd jaar fiscale rechtspraak van de Hoge Raad’. Het eerste, inleidende artikel van de hand van René Niessen verscheen in NTFR 2015/498R.E.C.M. Niessen, ‘Honderd jaar fiscale rechtspraak van de Hoge Raad’, NTFR 2015/498.; het tweede artikel, geschreven door Koos Boer, over het bronbegrip in de inkomstenbelasting is opgenomen in NTFR 2015/759.J.P. Boer, ‘Bron van inkomen. Een onderzoek naar de invulling van het bronbegrip door de Hoge Raad’, NTFR 2015/759. Deze bijdrage gaat over het (door mij gecursiveerde) eerste zinsdeel van de eerste volzin van art. 3.25 Wet IB 2001 (de jaarwinstbepaling):De tweede volzin (’De bestendige gedragslijn kan alleen worden gewijzigd indien goed koopmansgebruik dit rechtvaardigt’) blijft onbesproken. In art. 9 Wet IB 1964 waren de eerste en tweede volzin in één (lange) zin opgenomen.

NTFR 2015/1022 - Bij indienen aangifte IB vóór 15 april ook voor 1 juli bericht

Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015
Via een nieuwsbericht heeft de staatssecretaris van Financiën bekendgemaakt dat mensen die vóór 15 april hun aangifte IB indienen voor 1 juli bericht krijgen. Eerder gold deze garantie alleen voor mensen die hun aangifte vóór 1 april indienden. Zo wil de staatssecretaris voorkomen dat er een piek in het indienen van de aangifte ontstaat vóór 1 april.

NTFR 2015/1023 - Weer Tweede Kamervragen over aangiftecampagne beantwoord

Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015
De staatssecretaris van Financiën heeft wederom Tweede Kamervragen beantwoord over de aangiftecampagne IB. De vragen zijn gesteld in verband met het overbelast raken van de website van de Belastingdienst bij de start van de aangiftecampagne. De staatssecretaris meldt dat sprake is van gereguleerde begrenzing en dat, los van een paar periodes, de portal van de Belastingdienst goed bereikbaar is geweest. Om de aangiftecampagne zo goed mogelijk te laten verlopen, is de strategie van de Belastingdienst erop gericht om mensen zoveel mogelijk verspreid in de periode tot 1 mei aangifte te laten doen. Wel is er inmiddels een achtervangvoorziening geïmplementeerd en wordt er geleidelijk aan gewerkt om meer mensen tegelijkertijd toe te laten tot de portal.

NTFR 2015/1025 - Film-cv drijft geen onderneming; commanditair vennoot heeft geen recht op de fiscale faciliteiten

ECLI:NL:HR:2015:649, datum uitspraak 20-03-2015, publicatiedatum 20-03-2015
Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015
Belanghebbende is commanditair vennoot in een film-cv. Om aanspraak te maken op de ondernemersfaciliteiten voor film-cv’s is doorslaggevend dat de cv een onderneming drijft. Hof Den Bosch (NTFR 2014/2351) is van oordeel dat belanghebbende niet gebonden is aan de (voor hem negatieve) uitkomst van een als proefprocedure aangewezen cassatieberoep van één van de medeparticipanten. Dit omdat belanghebbende geen partij was bij de door de cv met de inspecteur gesloten winstvaststellingsovereenkomst en hij zich ook niet vooraf met de gebondenheid aan de uitkomst van de proefprocedure akkoord heeft verklaard. Van dwaling bij het aangaan van de participatieovereenkomst is volgens het hof geen sprake. Naar het oordeel van het hof heeft belanghebbende tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat de cv een onderneming drijft. Daarvoor is namelijk nodig, zoals ook was vastgelegd in de aan de winstvaststellingsovereenkomst ten grondslag liggende ‘uitvoerende productieovereenkomst’ tussen de cv en de bv die de film feitelijk zou gaan produceren, dat het de cv zou zijn die over (overschrijding van) het budget zou beslissen. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de cv de vereiste (schriftelijke) toestemming heeft verleend voor de meerkosten boven het geraamde budget. Daaraan heeft de inspecteur terecht de conclusie verbonden dat hij de winstvaststellingsovereenkomst mocht opzeggen. Belanghebbende kan niet worden aangemerkt als medegerechtigde tot het vermogen van een onderneming; hij heeft geen recht op toepassing van de fiscale faciliteiten. De Hoge Raad heeft het ingestelde cassatieberoep ongegrond verklaard onder verwijzing naar art. 81 RO.

NTFR 2015/1027 - Peildatum toetsing 'specifieke deskundigheid' voor 30%-regeling is moment van totstandkoming arbeidsovereenkomst

ECLI:NL:PHR:2015:19, datum uitspraak 08-01-2015, publicatiedatum 30-01-2015
Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 met annotatie van mr. A.L. Mertens
Belanghebbende heeft op 2 maart 2011 een arbeidsovereenkomst gesloten met zijn werkgever. Hij is op 1 mei 2011 bij zijn werkgever in dienst getreden. Belanghebbende en zijn werkgever hebben op 16 juli 2013 een verzoek tot toepassing van de 30%-regeling voor ingekomen werknemers ingediend. De inspecteur heeft het verzoek afgewezen. Het geschil betreft de vraag of voor het verzoek de beoordeling van de aanwezigheid van de specifieke deskundigheid dient plaats te vinden op basis van de in 2011 geldende regelgeving of op basis van de in 2013 geldende regelgeving. Rechtbank Zeeland-West-Brabant (19 februari 2014, nr. 13/05679, NTFR 2014/1738) concludeerde tot het eerste.

NTFR 2015/1028 - Goedgekeurde modelovereenkomst voor de zzp’er die zorg in natura verleent

Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015
In een brief aan Branchebelang Thuiszorg Nederland (BTN) heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de staatssecretaris van Financiën, een modelovereenkomst goedgekeurd voor de zzp’er die in opdracht van een zorginstelling zorg verleent aan thuiszorgcliënten. De modelovereenkomst heeft betrekking op het sluiten van een overeenkomst tot opdracht. De modelovereenkomst zegt niets over het ondernemerschap voor de inkomstenbelasting.

NTFR 2015/1029 - A-G Wattel adviseert Hoge Raad antwoord op door CRvB gestelde prejudiciële vragen over zeelieden zonder Nederlandse nationaliteit en zonder woonplaats aan wal af te wachten

ECLI:NL:PHR:2015:151, datum uitspraak 19-02-2015, publicatiedatum 06-03-2015
Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 met annotatie van mr. J.C.L.M. Fijen
Belanghebbende is geboren in Kaapverdië. Met korte onderbrekingen werkte en woonde hij van 1964 tot 1979 aan boord van zeeschepen met Nederlandse thuishaven. Hij had toen de Portugese nationaliteit. Portugal is in 1986 EU-lid geworden. Op 4 juli 1980 is hij in Nederland getrouwd met Y, die in februari 1973 uit Portugal naar Nederland was gekomen. Sindsdien woont het echtpaar in Nederland. Inmiddels hebben zij de Nederlandse nationaliteit. In 2011 heeft belanghebbende AOW-pensioen aangevraagd, dat hem met een korting is toegekend. De rechtbank achtte de korting gerechtvaardigd. De CRvB heeft belanghebbende echter in het gelijk gesteld: weliswaar was het onderscheid naar nationaliteit in de geschiljaren niet in strijd met internationaal recht, maar thans, bij de vaststelling van de aanspraak, wel. De SVB heeft cassatieberoep aangetekend.

NTFR 2015/1030 - Op pensioen ingehouden AWBZ-bijdrage is niet als voorheffing verrekenbaar

ECLI:NL:HR:2015:647, datum uitspraak 20-03-2015, publicatiedatum 20-03-2015
Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015
Belanghebbende woont in Duitsland. Ingevolge Verordening 1408/71 is belanghebbende verzekerd in Duitsland. Op grond van art. 28 van de verordening heeft hij recht op medische zorg in Duitsland. De kosten van deze zorg komen ten laste van Nederland. Op grond van art. 33 van de verordening mag het orgaan van een lidstaat dat aan iemand een pensioen betaalt een bijdrage inhouden op het pensioen van een pensioengerechtigde ter dekking van de kosten van de zorg. In Nederland is dit neergelegd in art. 69 Zvw. Belanghebbende wenst het deel van de bijdrage dat overeenkomt met de bijdrage ingevolge de AWBZ als voorheffing te verrekenen met de verschuldigde belasting. Hof Den Bosch (NTFR 2014/2358) heeft geoordeeld dat dit niet mogelijk is. Het enkele feit dat belanghebbende ingevolge art. 69 Zvw een met de AWBZ-premie overeenkomende bijdrage is verschuldigd, maakt niet dat hij premieplichtig is. De bijdrage is niet aan te merken als premie voor de volksverzekeringen en kan daarom niet als voorheffing verrekend worden met de inkomstenbelasting. De Hoge Raad heeft het ingestelde cassatieberoep ongegrond verklaard onder verwijzing naar art. 81 RO.

NTFR 2015/1031 - Geen korting op privégebruik auto voor werknemer die voor eigen rekening woon-werkverkeer per trein aflegt

ECLI:NL:RBGEL:2014:7339, datum uitspraak 21-11-2014, publicatiedatum 26-11-2014
Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 met annotatie van mr. J. Rolleman
Aan belanghebbende (X) is door zijn werkgever over het gehele jaar 2011 een auto ter beschikking gesteld. X heeft de auto voor zakelijke doeleinden en voor privédoeleinden gebruikt. X heeft in zijn aangifte IB/PVV geen bedrag aangegeven voor het privégebruik van de auto en evenmin heeft hij enig bedrag als reisaftrek vermeld. X beschikt niet over een openbaarvervoerverklaring. De inspecteur heeft de aangifte gecorrigeerd met een bijtelling voor het privégebruik van de auto. In geschil is of dat terecht is.

NTFR 2015/1032 - Rapport over het financieel vermogen in box 3

Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015
Het Centraal Planbureau (CPB) heeft een achtergronddocument bij het Centraal Economisch Plan 2015 gepubliceerd waarin informatie over de belasting op en de verdeling van het vermogen in box 3 wordt gepresenteerd. In het document bespreekt het CPB een aantal aanvullende analyses over de ongelijkheid van vermogens en belastingdruk in box 3 en worden verschillende varianten voor het belasten van (het rendement op) financiële vermogens uitgewerkt.

NTFR 2015/1034 - Brief over gevolgen van Wet hervorming kindregelingen voor kinderalimentatie

Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft, mede namens de minister van Veiligheid en Justitie en de staatssecretaris van Financiën, de Tweede Kamer in een brief gemeld dat hij ernaar streeft de toegezegde nadere analyse van de gevolgen van de Wet hervorming kindregelingen voor kinderalimentatie eind maart in te sturen. Hij beantwoordt dan meteen de nog openstaande Kamervragen hierover. Als bijlage bij de brief stuurt hij het door de Tweede Kamer gevraagde rapport 2015 van de Expertgroep Alimentatienormen mee.

NTFR 2015/1035 - Tuinbouw-bv mag vorderingen op debiteuren niet ten laste van winst afwaarderen; bedrijfsuitgaven zijn wel aftrekbaar

ECLI:NL:GHARL:2014:10021, datum uitspraak 23-12-2014, publicatiedatum 16-01-2015
Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 met annotatie van mr. J. Berns
Belanghebbende verricht werkzaamheden in de tuinbouw. Zij heeft in 2005 ten laste van de winst afgewaardeerd op de post debiteuren, een in 2004 opgevoerde lening van de balans afgevoerd en bedrijfskosten in aanmerking genomen. De inspecteur heeft deze aftrekposten niet aanvaard. Het hof stelt voorop dat het beroep van belanghebbende op het Europeesrechtelijke verdedigingbeginsel haar niet kan baten, omdat de aanslag vennootschapsbelasting 2005 buiten de werkingssfeer van het EU-recht valt. Met betrekking tot de afwaardering van de debiteuren acht het hof belanghebbende niet geslaagd in de op haar rustende bewijslast dat de werkelijke waarde van de vorderingen ultimo 2005 lager was dan de nominale waarde. De in 2004 ten onrechte op de balans opgenomen lening zou volgens het hof, gelet op de foutenleer, ten laste van de winst van de balans kunnen worden afgevoerd, wanneer in 2004 bij de activering van de lening een bijtelling bij de winst heeft plaatsgevonden. Belanghebbende maakt dat echter niet aannemelijk. Met betrekking tot de bedrijfskosten oordeelt het hof dat geen plaats is voor omkering en verzwaring van de bewijslast, onder meer omdat een informatiebeschikking ontbreekt. Alsdan heeft de inspecteur erkend dat hij niet aannemelijk kan maken dat de bedrijfsuitgaven zijn gedaan ter bevrediging van de persoonlijke behoefte van de aandeelhouder van belanghebbende. Deze uitgaven zijn derhalve aftrekbaar.

NTFR 2015/1037 - Besluit over beperking verliesverrekening vennootschapsbelasting geactualiseerd

Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015
De staatssecretaris heeft het beleid geactualiseerd dat ziet op de beperking van verliesverrekening bij wijziging van het belang in de belastingplichtige (art. 20a Wet VPB 1969). Het besluit is aangepast aan een wetswijziging met ingang van 1 januari 2011. Verder is een nieuw onderdeel opgenomen over opeenvolgende aandeelhouderswijzigingen (onderdeel 2.6) en een nieuwe goedkeuring voor het keuzemoment voor herwaardering (onderdeel 6.4).

NTFR 2015/1041 - Garantie bij mechanische defecten is verzekering

Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 met annotatie van mr. A.J. Blank
Mapfre Warranty verstrekt in Frankrijk ‘garanties’ voor defecten aan gebruikte auto’s. In de praktijk bieden verkopers van gebruikte auto’s hun klanten bij aankoop van deze auto’s een aanvullende garantie aan voor defecten van bepaalde onderdelen gedurende een bepaald tijdvak na de aankoop. Als zich tijdens het verzekerde tijdvak een defect voordoet dat onder de garantie valt, meldt de koper van de auto dat bij een garage naar keuze (dat hoeft niet de garage van de wederverkoper van de auto te zijn), die de prijs van de reparatie begroot en deze aan Mapfre Warranty voorlegt. Nadat deze vennootschap de prijsopgave heeft aanvaard, voert de garage de reparatie uit op kosten van Mapfre Warranty.

NTFR 2015/1042 - Ontwikkelingssamenwerking belast met nultarief

Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 geschreven door E.H. van den Elsen
Op basis van een goedkeurende resolutie kunnen Nederlandse hulporganisaties op het gebied van ontwikkelingssamenwerking die projecten uitvoeren in ontwikkelingslanden in aanmerking komen voor toepassing van het nultarief. Het moet daarbij gaan om diensten die aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken (of een ander departement of een andere Nederlandse organisatie) als ondernemer tegen vergoeding worden verricht. De branchevereniging constateert bij haar leden dat de resolutie door de Belastingdienst niet in alle gevallen op de juiste wijze wordt toegepast. In antwoord op Kamervragen geeft de staatssecretaris echter aan dat hem geen concrete gevallen zijn gemeld (van ongelijke behandeling).

NTFR 2015/1043 - Nieuw besluit 6%-tarief

Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015
De staatssecretaris wijzigt het besluit inzake de toepassing van het 6%-tarief. De wijziging ziet uitsluitend op de aanpassing van de einddatum (van 1 januari 2015 naar 1 juli 2015) voor de toepassing van het 6%-tarief op renovatie en herstel van woningen (post b-21).

NTFR 2015/1044 - Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over tariefindeling elektrisch apparaat dat digitale geluidsbestanden ontvangt

ECLI:NL:HR:2015:285, datum uitspraak 13-02-2015, publicatiedatum 13-02-2015
Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 met annotatie van mr. B.A. Kalshoven
Deze zaak heeft betrekking op de tariefindeling van een elektrisch apparaat dat digitale geluidsbestanden ontvangt afkomstig van het wereldwijde web (internet) of van een lokaal netwerk en dat deze bestanden omzet in geluid en versterkt weergeeft door in het apparaat opgenomen luidsprekers (streamen). De Hoge Raad heeft Europeesrechtelijke twijfels over de indeling. Daarom legt hij de zaak voor aan het HvJ met de volgende vragen:

NTFR 2015/1045 - Prejudiciële vragen over tariefpostindeling screenplays

ECLI:NL:HR:2015:221, datum uitspraak 06-02-2015, publicatiedatum 06-02-2015
Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 met annotatie van mr. B.A. Kalshoven
Belanghebbende heeft in 2007 en 2008 aangiften gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van zogenoemde screenplays. Dit zijn apparaten die van de computer afkomstige bestanden, waaronder video-, muziek- en fotobestanden, kunnen opslaan op hun harde schijf en (zonder aangesloten te zijn op een computer) kunnen doen weergeven op een televisie- of videomonitor. In geschil is of de apparaten moeten worden ingedeeld als geheugeneenheden voor harde schijven als bedoeld in tariefpost GN 8471 (tarief nihil), dan wel als videoweergave-apparaten als bedoeld in tariefpost GN 8521 (tarief 13,9%). Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat de videoweergavefunctie de hoofdfunctie is en dat screenplays dus ingedeeld moeten worden in tariefpost GN 8521. De Hoge Raad twijfelt over de indeling en stelt prejudiciële vragen aan het HvJ.

NTFR 2015/1048 - Wijziging Kaderbesluiten BPM en MRB

Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 geschreven door mr. J. Rolleman
Dit besluit wijzigt het Kaderbesluit BPM en het Kaderbesluit MRB. In de versies van die kaderbesluiten van 17 december 2014 werden de eisen aangescherpt voor voertuigen met een specifieke opbouw waarmee opleggers, aanhangers of containers kunnen worden vervoerd. Aan de goedkeuring voor deze voertuigen werd toegevoegd dat deze voertuigen aan alle fiscale inrichtingseisen voor bestelauto’s moeten voldoen. In dit nieuwe besluit wordt nu alsnog voorzien in een overgangsregeling voor voertuigen waarvoor uiterlijk 28 december 2014 al een overeenkomst tot ombouw is gesloten.

NTFR 2015/1049 - Schending van art. 56 VWEU bij heffing van kansspelbelasting over opbrengst internetpoker georganiseerd door aanbieder in EU-lidstaat

ECLI:NL:HR:2015:472, datum uitspraak 27-02-2015, publicatiedatum 27-02-2015
Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 met annotatie van prof. dr. J. Vleggeert
Belanghebbende heeft in 2008 en 2009 deelgenomen aan internetpoker en aan een live pokertoernooi in Frankrijk. Belanghebbende heeft hiermee prijzen gewonnen. De inspecteur heeft van belanghebbende kansspelbelasting nageheven. Onder verwijzing naar HR 11 juli 2014, nr. 12/05519, NTFR 2014/1938 oordeelt de Hoge Raad dat ten onrechte kansspelbelasting is geheven over de in Frankrijk gewonnen prijs. In incidenteel appel heeft de staatssecretaris aangevoerd dat voor wat betreft het internetpoker dat wordt aangeboden door een vennootschap die in de EU is gevestigd (Everest Poker), weliswaar een beroep toekomt op art. 56 VWEU, maar dat die bepaling niet is geschonden. Volgens de Hoge Raad mag echter ervan worden uitgegaan dat het spelen van een buitenlands kansspel nadeliger is dan een binnenlands kansspel, zodat sprake is van een beperking van het vrije dienstenverkeer. Het ligt op de weg van de inspecteur om het tegendeel te bewijzen, hetgeen in dit geval niet is gebeurd. Ook zijn er volgens de Hoge Raad geen dwingende redenen van algemeen belang die een beperking rechtvaardigen. De omstandigheid dat het moeilijk is om kansspelbelasting te heffen van buitenlandse aanbieders van internetkansspelen, rechtvaardigt niet een betere behandeling van binnenlandse kansspelen. Het heffen van kansspelbelasting over het positieve verschil tussen de gewonnen prijzen en de gedane inzetten bij in andere lidstaten van de EU gevestigde aanbieders van internetpoker, levert derhalve een schending op van art. 56 VWEU.

NTFR 2015/1050 - Deelname aan pokerspelen valt onder reikwijdte van vrije dienstenverkeer

ECLI:NL:HR:2015:471, datum uitspraak 27-02-2015, publicatiedatum 27-02-2015
Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 met annotatie van prof. dr. J. Vleggeert
Belanghebbende heeft in 2009 en 2010 deelgenomen aan internetpoker en aan live pokertoernooien in Europa en daarbuiten. Belanghebbende heeft hiermee prijzen gewonnen. De inspecteur heeft van belanghebbende kansspelbelasting nageheven. Volgens de Hoge Raad heeft het hof terecht geoordeeld dat kansspelbelasting is geheven ter zake van deelname aan buitenlandse kansspelen. Voor de kwalificatie als buitenlands kansspel is immers niet relevant vanuit welk land de speler deelneemt aan het kansspel op internet. Verder komt aan belanghebbende geen beroep op de vrijheid van kapitaalverkeer (art. 63 VWEU) toe. Deelname aan buitenlandse pokertoernooien en internetpoker valt onder de reikwijdte van het vrije dienstenverkeer (art. 56 VWEU). Een beroep daarop komt toe aan (rechts)personen die binnen de EU zijn gevestigd. Voor de plaats van vestiging is van belang wie de vergunning houdt voor het aanbieden van gokdiensten, dan wel op wie de contractuele verplichtingen jegens de afnemers van de gokdiensten rust.

NTFR 2015/1051 - Legesverordening 2010 van gemeente Groningen is verbindend

ECLI:NL:RBNNE:2014:6777, datum uitspraak 18-12-2014, publicatiedatum 09-02-2015
Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 met annotatie van mr. R. van den Berg MRE
Belanghebbende verricht activiteiten op het gebied van woonzorgaanbod voor ouderen. Zij is een algemeen nut beogende instelling. Ter zake van de aanvraag voor de bouw en renovatie van een woonzorgcentrum heeft zij een omgevingsvergunning aangevraagd op grond waarvan aan haar een aanslag leges van € 446.740,50 is opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat deze aanslag terecht is. Het individuele belang van belanghebbende staat bij het verrichten van de dienst aan haar voorop. De algemene belangen die zij dient door haar werkzaamheden zijn niet relevant. Ook voldoet de Legesverordening 2010 aan de opbrengstlimiet. Ter zake van diverse posten in de ramingen heeft de heffingsambtenaar de twijfel of die posten als lasten kunnen worden aangemerkt, naar vermogen weggenomen. Ook de kosten van welstandstoetsing zijn terecht aan de Legesverordening 2010 toegerekend. Het toegepaste tarief van 3,405% acht de rechtbank niet onredelijk of willekeurig. De heffingsambtenaar heeft aangegeven dat de uren van ‘Opsporing binnen (Inspectie)’ geen lasten zijn. De ten gevolge daarvan opgetreden overschrijding van 0,38% is zo marginaal dat de rechtbank daaraan geen gevolgen verbindt.

NTFR 2015/1053 - Onjuiste bewijslastverdeling door hof bij beoordeling of als ondernemingsvermogen behandelde bovenwoning verplicht privévermogen vormt

ECLI:NL:HR:2015:557, datum uitspraak 13-03-2015, publicatiedatum 13-03-2015
Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 met annotatie van drs. N.E. Vis
In 1975 heeft belanghebbende een niet in appartementsrechten gesplitst pand gehuurd dat bestond uit een parterre (nr. 17) en een bovenverdieping (nr. 17a; met eigen ingang en voorzieningen). Op de parterre is belanghebbende een drogisterij begonnen. De bovenverdieping diende belanghebbende tot 1980 tot woning. Daarna stond het woongedeelte leeg. In 1990 heeft belanghebbende het pand gekocht. Het woongedeelte is per 1991 verhuurd aan derden. Het gehele pand (en de hypothecaire lening) is vanaf de aankoop als ondernemingsvermogen aangemerkt. In 2008 is de onderneming gestaakt. In geschil is of stakingswinst dient te worden genomen voor de overbrenging van het woongedeelte naar het privévermogen. Hof Den Haag (NTFR 2014/1877) heeft die vraag ontkennend beantwoord omdat de inspecteur niet slaagde in zijn bewijslast dat de aankoop van het woongedeelte een voldoende band had met de bedrijfsuitoefening om een keuze tot bedrijfsvermogen te rechtvaardigen. Het woongedeelte vormde volgens het hof verplicht privévermogen. Volgens de Hoge Raad heeft het hof de bewijslast onjuist verdeeld. In een geval als hier, waarin de onroerende zaak steeds als ondernemingsvermogen is behandeld, heeft een belastingplichtige, indien hij bij staking van de onderneming stelt dat de onroerende zaak ten onrechte steeds tot zijn ondernemingsvermogen is gerekend, daarvan de stelplicht en de bewijslast.

NTFR 2015/1054 - Voor vereiste voortvarendheid is tijdsverloop tot navorderingsaanslag bepalend

ECLI:NL:HR:2015:555, datum uitspraak 13-03-2015, publicatiedatum 13-03-2015
Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Naar aanleiding van een vrijwillige verbetering hebben belanghebbende en de inspecteur op 10 december 2010 een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin ook het bedrag van de op te leggen navorderingsaanslag is bepaald. De navorderingsaanslag is nadien opgelegd. In geschil is of de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslag voldoende voortvarend heeft gehandeld. Hof Den Haag (NTFR 2014/1867) beantwoordt deze vraag bevestigend. Belanghebbende kreeg immers zekerheid over de belastingschuld op het moment van ondertekening van de vaststellingsovereenkomst, aldus het hof. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak. Voor de vereiste voortvarendheid is niet bepalend het tijdstip waarop de belastingplichtige bekend raakt met de omvang van de belastingschuld die voortvloeit uit de aanvankelijk verzwegen gegevens, maar het tijdsverloop dat verstrijkt totdat de navorderingsaanslag met gebruikmaking van de verlengde navorderingstermijn is vastgesteld, aldus de Hoge Raad.

NTFR 2015/1055 - Vermindering naheffingsaanslag maakt niet dat eerste verzuim niet meetelt voor verzuimreeks

ECLI:NL:HR:2015:554, datum uitspraak 13-03-2015, publicatiedatum 13-03-2015
Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 met annotatie van mr. drs. R. Steenman
Belanghebbende heeft een rekening motorrijtuigenbelasting voor het vierde kwartaal 2011 niet betaald binnen de daarvoor geldende termijn (uiterlijk 11 november 2011). De inspecteur legt ter zake een naheffingsaanslag op. Vanwege het eerste verzuim wordt geen boete opgelegd. Nadat belanghebbende op 15 december 2011 deze rekening alsnog heeft betaald, wordt de naheffingsaanslag verminderd tot nihil. Belanghebbende heeft vervolgens ook de rekening motorrijtuigenbelasting voor het eerste kwartaal 2012 niet tijdig betaald. Vanwege het tweede verzuim wordt een boete opgelegd van € 49. Naar het oordeel van de Hoge Raad is dit terecht, nu het hof terecht heeft aangenomen dat de belasting voor het vierde kwartaal 2011 pas op 15 december 2011, en dus niet tijdig, is betaald.

NTFR 2015/1056 - Gebrek aan beschikbare informatie leidt tot vernietiging van navorderingsaanslagen over 1998 tot en met 2000

ECLI:NL:GHARL:2015:595, datum uitspraak 27-01-2015, publicatiedatum 06-02-2015
Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Belanghebbende beschikt over een Zwitserse bankrekening. Belanghebbende stelt dat hij steeds tijdig aangiften heeft gedaan en daarin de Zwitserse bankrekening en de opbrengsten daaruit heeft verantwoord. De inspecteur is een andere mening toegedaan. Hij heeft over de jaren 1998 tot en met 2007 navorderingsaanslagen opgelegd. Het hof is van oordeel dat de navorderingsaanslagen over de jaren 1998 tot en met 2000 vernietigd moeten worden, omdat – wegens het ontbreken van informatie – niet kan worden vastgesteld dat belanghebbende (of diens adviseur) opzettelijk geen of onjuiste aangiften heeft gedaan. De navorderingsaanslagen over 2001 tot en met 2004, waarin correcties zijn opgenomen wegens fictief rendement op aandelen in een buitenlandse vennootschap, moeten volgens het hof eveneens worden vernietigd. Bedoelde vennootschap is namelijk in Nederland gevestigd. In die vennootschap heeft belanghebbende wel een aanmerkelijk belang, omdat het economische belang bij de aandelen bij hem lag. Belanghebbende heeft arbeid verricht voor die vennootschap. Het hof acht de inspecteur erin geslaagd aannemelijk te maken dat het in aanmerking nemen van een fictief loon van € 1.000 op zijn plaats is. Via interne compensatie wordt dit loon in de navorderingsaanslagen over 2005 tot en met 2007 begrepen.

NTFR 2015/1057 - Winstcorrecties bij coffeeshopexploitant met ondeugdelijke administratie grotendeels terecht

ECLI:NL:GHARL:2015:780, datum uitspraak 03-02-2015, publicatiedatum 13-02-2015
Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Belanghebbende exploiteert een coffeeshop. Naar aanleiding van de bevindingen van een bij hem ingesteld boekenonderzoek heeft de inspecteur geconcludeerd dat de administratie van belanghebbende niet deugdelijk is en dat niet alle winst door belanghebbende is verantwoord. Daarom heeft de inspecteur bij het vaststellen van de onderhavige belastingaanslagen (2004 tot en met 2007) winstcorrecties toegepast en vergrijpboeten opgelegd. Het hof heeft geoordeeld dat de bewijslast voor de jaren 2004, 2006 en 2007 moet worden omgekeerd en verzwaard omdat belanghebbende de administratieplicht ex art. 52 AWR heeft geschonden. Aan de stelling van de inspecteur dat belanghebbende voor de jaren 2004 tot en met 2007 niet de juiste aangifte heeft gedaan, komt het hof daarom niet toe. Een informatiebeschikking is hier niet vereist omdat de schending voor 1 juli 2011 heeft plaatsgevonden. De schattingen van de inspecteur voor die jaren acht het hof redelijk. Belanghebbende slaagt niet in de verzwaarde bewijslast. Voor het jaar 2005 kan volgens het hof niet worden geconcludeerd dat belanghebbende de vereiste aangifte niet heeft gedaan. De bewijslast voor de correctie rust derhalve op de inspecteur. Met de enkele verwijzing naar verhoudingscijfers van andere coffeeshops slaagt hij daarin niet. Daarom worden de navorderingsaanslag IB 2005 en boetebeschikking vernietigd door het hof. De overige (in bezwaar verminderde) boeten blijven in stand.

NTFR 2015/1058 - Een bij de rechtbank niet overgelegd stuk is geen novum; geen herziening

ECLI:NL:GHARL:2015:707, datum uitspraak 03-02-2015, publicatiedatum 06-02-2015
Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 met annotatie van mr. dr. N. Djebali
Belanghebbende heeft geprocedeerd over de aanslag IB/PVV 2002. In dat jaar woonde hij duurzaam gescheiden van zijn ex-echtgenote in de voormalige echtelijke woning, die gemeenschappelijk eigendom was. De bank heeft in 2002 deze woning verkocht. De rechtbank heeft geoordeeld dat aan belanghebbende slechts voor de helft het recht op hypotheekrente toekomt. Belanghebbende is het hiermee niet eens, maar heeft geen hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Hij heeft wel verzocht om herziening. Tegen de afwijzende beslissing op dit verzoek van de rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld. Belanghebbende wijst in hoger beroep op correspondentie tussen de gemachtigde van zijn ex-echtgenote en de inspecteur, onder wie zij ressorteerde. Daaruit blijkt dat die inspecteur heeft getwijfeld of de ex-echtgenote voor de andere helft recht heeft op aftrek van hypotheekrente. Het hof is van oordeel dat die correspondentie geen novum vormt en niet tot een andere uitspraak van de rechtbank had kunnen leiden. De inspecteur had de correspondentie en de daaruit voortvloeiende mailwisseling tussen de inspecteur van belanghebbende en die van zijn ex-echtgenote wel moeten overleggen. Nu hij dat niet heeft gedaan, ziet het hof daarin aanleiding de inspecteur te gelasten het griffierecht van het hoger beroep aan belanghebbende te vergoeden.

NTFR 2015/1059 - Beperkte kennisneming van gegevens van een derde is niet gerechtvaardigd

ECLI:NL:RBNNE:2015:397, datum uitspraak 29-01-2015, publicatiedatum 05-02-2015
Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 met annotatie van mr. J.M. van der Vegt
Bij het toezenden van het verweerschrift heeft de inspecteur met een beroep op art. 8:29 Awb de rechtbank verzocht een bepaalde bijlage niet door te sturen aan belanghebbende. Deze bijlage betreft gegevens van een derde. De rechtbank wijst dit verzoek bij een tussenuitspraak af. De in art. 67 AWR opgenomen geheimhoudingsplicht van de inspecteur moet wijken voor de verplichting van art. 8:42 Awb om de stukken van het geding over te leggen. De geheimhoudingsplicht heeft geen zelfstandige functie. De gegevens van de bijlage heeft de inspecteur al bekendgemaakt in zijn verweerschrift, zodat reeds daarom het beroep van de inspecteur op de beperkte kennisneming door belanghebbende niet gerechtvaardigd is.

NTFR 2015/1061 - Gebruik van verkregen bewijsmiddelen toelaatbaar

ECLI:NL:HR:2015:646, datum uitspraak 20-03-2015, publicatiedatum 20-03-2015
Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015
De douane heeft bij een doorzoeking van een door belanghebbende gehuurde opslagbox een administratie en een groot bedrag aan contanten aangetroffen. Naar aanleiding daarvan is een strafrechtelijk onderzoek gestart in het kader waarvan belanghebbende stelselmatig is geobserveerd door de FIOD en hennepkwekerijen zijn aangetroffen in door hem gehuurde panden. In het strafrechtelijke traject is gerekwireerd tot vrijspraak omdat voor de doorzoeking geen bevoegdheid bestond en het op grond daarvan verkregen bewijs daarom onrechtmatig was. De inspecteur heeft op basis van door belanghebbende bij de FIOD afgelegde verklaringen (navorderings)aanslagen opgelegd. Hof Den Haag (NTFR 2014/1409) heeft deze in stand gelaten. Over de handelwijze van de FIOD kan volgens het hof niet worden geoordeeld dat die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat het gebruik van het bewijsmateriaal dat is verkregen in het kader van de observatie onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. Het hof komt ook niet tot de conclusie dat door politie en/of FIOD ongeoorloofde druk op belanghebbende is uitgeoefend. De afgelegde verklaringen mogen als bewijsmiddel worden gebruikt. Het beroep op het una via-beginsel faalt. Enkelvoudige belasting is geen straf en vergrijpboeten zijn niet opgelegd. Van een dubbele bestraffing ter zake van hetzelfde feitencomplex is geen sprake, aldus het hof. De Hoge Raad heeft het ingestelde cassatieberoep ongegrond verklaard onder verwijzing naar art. 81 RO.

NTFR 2015/1062 - Ontvanger mag interne compensatie toepassen

ECLI:NL:HR:2015:644, datum uitspraak 20-03-2015, publicatiedatum 20-03-2015
Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 met annotatie van mr. M.C.J. Kop
Belanghebbende was bestuurder van A nv. Aan belanghebbende zijn destijds optierechten toegekend. De premie die belanghebbende daarvoor moest betalen is hij rentedragend schuldig gebleven. Over een deel van deze leningen heeft belanghebbende geen rente betaald en een deel van deze leningen is kwijtgescholden. A nv heeft geen loonheffing ingehouden over de door belanghebbende genoten voordelen die verband houden met de kwijtgescholden leningen, niet betaalde rente en de aan hem toegekende aandelenopties. De inspecteur heeft aan A nv naheffingsaanslagen loonheffing opgelegd. Deze aanslagen zijn niet betaald. De ontvanger heeft belanghebbende aansprakelijk gesteld op grond van art. 38 IW 1990. Nadat belanghebbende daartegen bezwaar had gemaakt, heeft de ontvanger de aan belanghebbende toegekende optierechten lager gewaardeerd. Bij wijze van interne compensatie heeft de ontvanger alsnog andere, niet in de naheffingsaanslag begrepen, door belanghebbende genoten loonbestanddelen aan de naheffingsaanslag ten grondslag gelegd. Naar het oordeel van de Hoge Raad is de door de ontvanger toegepaste interne compensatie toegestaan. Verder heeft de Hoge Raad geoordeeld dat voor aansprakelijkstelling op de voet van art. 38 IW 1990 geen plaats is in een geval waarin de werknemer de loonheffing heeft gedragen, hetzij door inhouding op het loon, hetzij doordat niet-ingehouden loonheffing later alsnog op de werknemer wordt verhaald, al dan niet door verrekening met een schuld aan zijn werknemer. In het onderhavige geval is verrekening echter niet aan de orde. Volgens belanghebbende zijn pas op het moment van de rechtbankuitspraak – 29 april 2011 – twee wederkerige vorderingen ontstaan. Een verrekening per die datum kan niet leiden tot de conclusie dat de in de naheffing betrokken belasting reeds was gedragen door verrekening in rekening-courant.

NTFR 2015/1063 - Alleen rechter kan schorsende werking van art. 17 IW 1990 terzijde stellen

ECLI:NL:PHR:2015:78, datum uitspraak 13-02-2015, publicatiedatum 01-05-2015
Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015 met annotatie van mr. R.B.H. Beune
Aan belanghebbende zijn naheffingsaanslagen opgelegd. Ter zake daarvan heeft de ontvanger dwangbevelen uitgevaardigd. De ontvanger heeft twee executoriale beslagen gelegd op roerende zaken van belanghebbende. Bij dagvaarding van 26 januari 2010 heeft belanghebbende verzet ingesteld tegen de tenuitvoerlegging van de dwangbevelen. Ondanks dat verzet heeft op 27 januari 2010 de openbare verkoop plaatsgevonden van de roerende zaken. Belanghebbende is op 2 februari 2010 gefailleerd. Naar het oordeel van de civiele kamer van Rechtbank Utrecht (14 september 2011, nr. 28.3742, NTFR 2012/95) heeft de ontvanger jegens belanghebbende onrechtmatig gehandeld door de schorsende werking van het verzet ex art. 17 IW 1990 te negeren. Tegen dat oordeel heeft de ontvanger hoger beroep ingesteld. De civiele kamer van Hof Arnhem-Leeuwarden (15 oktober 2013, nr. 200.100.787, NTFR 2013/2175) heeft geoordeeld dat uit de wetsgeschiedenis van art. 17 IW 1990 volgt dat de wetgever een uitdrukkelijke keuze heeft gemaakt om schorsende werking toe te kennen aan het instellen van het verzet tegen een dwangbevel teneinde te bereiken dat de belastingschuldige, anders dan tot dan toe het geval was, geen kortgedingprocedure hoeft aan te spannen om de tenuitvoerlegging van de ontvanger te stoppen. Alleen een zwaarwegend belang van de ontvanger kan rechtvaardigen dat de schorsende werking van het verzet opzij wordt gezet. Dit is het geval wanneer de belastingschuldige die verzet heeft ingesteld tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel, zijn bevoegdheid misbruikt door de aan het verzet verbonden schorsing van de tenuitvoerlegging in te roepen. Daarvan is sprake als het verzet, gelet op hetgeen de belastingschuldige ter ondersteuning daarvan heeft aangevoerd, zo duidelijk kansloos is dat het belang van de belastingschuldige bij schorsing van de tenuitvoerlegging niet opweegt tegen het belang van de ontvanger bij voortzetting van de tenuitvoerlegging (vgl. HR 7 oktober 1994, nr. 15.441 en HR 8 juni 2007, nr. C06/242HR). Het hof heeft geoordeeld dat in dit geval sprake is van een duidelijk kansloos verzet en dat de ontvanger voldoende specifieke omstandigheden heeft aangevoerd die het belang van de ontvanger bij voortzetting van de tenuitvoerlegging als zwaarwegend kunnen rechtvaardigen. Dat levert voldoende rechtvaardiging op om in dit geval een uitzondering op de hoofdregel, dat het instellen van verzet tot schorsing van de tenuitvoerlegging leidt, aan te nemen. De ontvanger mocht dus, ondanks het verzet, de executie voortzetten. Belanghebbende heeft cassatie ingesteld. Het cassatiemiddel roept de principiële vraag op of de schorsende werking zonder rechterlijke tussenkomst kan worden genegeerd door de ontvanger. A-G Wesseling-van Gent is van mening dat de staatssecretaris de jurisprudentie van de Hoge Raad en een conclusie van A-G Bakels van 19 oktober 2001 verkeerd interpreteert. Er staat in die jurisprudentie niet – en dat kan ook op geen enkele manier daaruit worden afgeleid volgens de advocaat-generaal – dat de Hoge Raad zou hebben geoordeeld dat de ontvanger de schorsende werking opzij kan zetten. De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en verwijzing.

NTFR 2015/1065 - Stilzwijgende goedkeuring wijzigingsprotocol belastingverdrag met Ethiopië

Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015
De minister van Buitenlandse Zaken heeft het op 18 augustus 2014 tot stand gekomen protocol tot wijziging van het belastingverdrag met Ethiopië ter stilzwijgende goedkeuring naar het parlement gestuurd. Dit protocol voorziet in de opname van een ‘limitations on benefits’-bepaling (LOB-bepaling) in het verdrag. Een inwoner van een van de staten kan hierdoor alleen gebruikmaken van de verdragsvoordelen die worden verleend in art. 10 (dividenden), art. 11 (rente) of art. 12 (royalty) als deze als een ‘gekwalificeerd persoon’ wordt aangemerkt. Als gekwalificeerde persoon worden in elk geval aangemerkt natuurlijke personen die inwoner zijn van Nederland of Ethiopië, de overheden van die staten en kwalificerende pensioenfondsen. Daarnaast is een lichaam een gekwalificeerd persoon indien dit voldoet aan de (indirecte) beurstoets, de gelijkwaardige gerechtigdentoets, de activiteitentoets of de hoofdkantorentoets. Een lichaam dat niet op basis van de gestelde objectieve criteria als gekwalificeerd persoon wordt aangemerkt, kan mogelijk toch aanspraak maken op voornoemde verdragsvoordelen als de bevoegde autoriteit van de bronstaat vaststelt dat geen sprake is van verdragsmisbruik (vangnetbepaling). Het belastingverdrag met Ethiopië is nog niet in werking getreden omdat dit in Ethiopië nog niet is geratificeerd. Het wijzigingsprotocol zal tegelijk met het belastingverdrag in werking treden (zo nodig met terugwerkende kracht).

NTFR 2015/1066 - Richtlijnvoorstel EC met automatische gegevensuitwisseling over grensoverschrijdende rulings

Aflevering 13, gepubliceerd op 26-03-2015
De EC heeft een pakket fiscale transparantiemaatregelen gepresenteerd in het kader van de aanpak van belastingontwijking door bedrijven en van schadelijke belastingconcurrentie in de EU. Het belangrijkste onderdeel hiervan betreft een voorstel tot wijziging van de administratieve-bijstandsrichtlijn op basis waarvan de lidstaten verplicht worden om automatisch inlichtingen uit te wisselen over grensoverschrijdende fiscale rulings. Het begrip ruling wordt hierbij breed uitgelegd en omvat alle vormen van zekerheid vooraf over grensoverschrijdende transacties, waaronder de aanwezigheid van een vaste inrichting, en over verrekenprijzen. Volgens het voorstel zullen de nationale belastingautoriteiten om de drie maanden aan alle andere lidstaten een kort verslag toezenden over alle grensoverschrijdende fiscale rulings die in die periode zijn afgegeven (of gewijzigd). De andere lidstaten kunnen dan, waar nodig, om nadere inlichtingen over specifieke rulings verzoeken. In de wijzigingsrichtlijn wordt omschreven welke informatie voornoemd verslag ten minste moet bevatten. Het voorstel voorziet in het van kracht worden van de automatische uitwisseling vanaf 1 januari 2016. Tevens zal, als wij het goed zien, in 2016 informatie moeten worden uitgewisseld over alle grensoverschrijdende rulings die in de periode van tien jaar voorafgaande aan de inwerkingtreding van de wijzigingsrichtlijn zijn afgegeven en die op dat moment nog van kracht zijn. Als brondocumenten hebben we, naast het persbericht van de EC en het voorstel voor de wijzigingsrichtlijn, eveneens een mededeling van de EC opgenomen over het transparantiepakket, alsmede een fact sheet van de EC.