NTFR 2018/1237 - Het met hulp van een frauderende belastingambtenaar uitgekeerde bedrag van € 19.500.000 kan volgens A-G IJzerman worden nagevorderd
ECLI:NL:PHR:2018:469, datum uitspraak 26-04-2018, publicatiedatum 18-05-2018
Aflevering 22, gepubliceerd op 31-05-2018 met annotatie van mr. V.S. Huygen van Dyck-JagersmaOp 15 maart 2014 is aan belanghebbende de aanslag VPB over 2012, conform de aangifte, opgelegd naar een belastbaar bedrag van nihil. Daarop nemen de gebeurtenissen een merkwaardige wending. Een bepaalde belastingambtenaar heeft, geheel ongefundeerd en frauduleus, ervoor gezorgd dat € 19.500.000 op de bankrekening van belanghebbende terechtkwam. Aan de overboeking van het bedrag van € 19.500.000 op de bankrekening van belanghebbende lag een ambtshalve, op de voet van art. 65 AWR genomen, ten name van belanghebbende gestelde beschikking ten grondslag, met dagtekening 14 juni 2014. Uit de verminderingsbeschikking blijkt dat het gehele bedrag van € 19.500.000 is geboekt als verrekende dividendbelasting. Echter, het is niet waar dat belanghebbende zeer grote bedragen aan beleggingsdividenden zou hebben ontvangen, waarvan de daarop bij uitbetaling ingehouden dividendbelasting zou kunnen worden verrekend bij belanghebbende. Met dagtekening 27 september 2014 is aan belanghebbende, ter correctie van de ten onrechte bij de verminderingsbeschikking verleende ‘teruggaaf’, een navorderingsaanslag VPB 2012 opgelegd, ten bedrage van € 19.500.000. De onderhavige procedure ziet op die navorderingsaanslag. Hof Arnhem-Leeuwarden (27 juni 2017, nr. 16/01062, NTFR 2017/2198) heeft geoordeeld dat het besluit van de gemandateerde ambtenaar tot ‘teruggaaf’ niet aan de inspecteur (het bestuursorgaan) kan worden toegerekend, omdat het besluit door de gemandateerde buiten de grenzen van zijn bevoegdheid is genomen. Volgens het hof is het besluit ongeldig en diende het in het geding voor het hof als non-existent te worden beschouwd. Dat betekent dat er geen grondslag was voor de betaling van € 19.500.000 als een teruggaaf van belasting, zodat moet worden aangenomen dat deze betaling moet worden aangemerkt als een onverschuldigde betaling. Het hof achtte het opleggen van de navorderingsaanslag hier niet mogelijk en heeft die vernietigd.