Aflevering 20

Gepubliceerd op 14 mei 2009

NTFR 2009/1046 - Wat is er beter dan goed koopmansgebruik?

Aflevering 20, gepubliceerd op 14-05-2009
Toegegeven: op zwakke momenten denk ik wel eens dat goed koopmansgebruik zijn langste tijd heeft gehad. Nu zou dat op zich niet zo verwonderlijk zijn, want volgens Van HorzenJ.A. van Horzen, ‘Fair value of goed koopmansgebruik’, WFR 2008/427. stamt het gebruik ‘uit 1672 of daaromtrent’, dus zo'n conclusie is op zich niet onrustbarend. Maar dat kennelijk ‘vele deskundigen onderkennen dat het anno 2008 de hoogste tijd wordt diep na te denken over ingrijpende restauratie of sloop van een bouwwerk dat al jaren onder de monumentenzorg valt’J.A. van Horzen, t.a.p. p. 428. verontrustte mij. Die tijding maakte dat de tijdens mijn arbeidsperiode bij de Belastingdienst door mij ontwikkelde stelling ‘Op hen die veranderen rust de plicht aan te tonen dat de verandering ook een verbetering is' jaren na dato weer in mij opkwam. Vanwaar die aversie tegen goed koopmansgebruik? Is het alternatief soms beter?

NTFR 2009/1051 - Tussentijdse rapportage arbeidsrelaties naar de Tweede Kamer

Aflevering 20, gepubliceerd op 14-05-2009
De staatssecretaris van Financiën stuurt een tussentijdse rapportage arbeidsrelaties naar de Tweede Kamer. De rapportage past in het kader van het project ‘vereenvoudiging fiscale arbeidsrelaties’ en is een vervolg op de brief van 23 december 2008 over de analyse fiscale definities en consequenties arbeidsrelaties (NTFR 2009/17). In deze tussentijdse rapportage trekt de staatssecretaris een aantal conclusies. Eén ervan is dat het kabinet ernaar streeft om op zo kort mogelijke termijn een wetsvoorstel in te dienen om geringe arbeid buiten de loonheffing te laten.

NTFR 2009/1058 - Doorbetalingen sales commission aan aandeelhouders deels aftrekbaar

ECLI:NL:RBSGR:2009:BI2402, datum uitspraak 16-03-2009, publicatiedatum 28-04-2009
Aflevering 20, gepubliceerd op 14-05-2009
Belanghebbende exploiteert een glashandel. J, L en N zijn via hun persoonlijke holdings aandeelhouder in belanghebbende. Voorts hebben J, L en N in verband met de ontwikkeling van een nieuw procedé voor het aanbrengen van een antireflectiecoating op voor de glastuinbouw bestemd glas een Poolse vennootschap (O) opgericht, waarin zij, naast een aantal andere aandeelhouders, via hun persoonlijke holdings aandeelhouder in zijn. O heeft voor de productie van het gecoate glas een coatingmachine van € 15.850.048 van een Duitse onderneming (U) aangeschaft. Daarbij is overeengekomen dat belanghebbende een sales commission van U ontvangt van € 766.938. Nadat belanghebbende deze sales commission heeft ontvangen, betaalt zij hiervan € 630.803 uit aan de aandeelhouders van O. De aandeelhouders van O betalen dit weer door aan O, die dit bedrag als storting op aandelen heeft geboekt. In geschil is of de doorbetaalde sales commission tot de winst van belanghebbende behoort.

NTFR 2009/1059 - Waarde deelneming lager dan opgeofferd bedrag; afwaarderingsverlies aftrekbaar

ECLI:NL:RBSGR:2009:BI2873, datum uitspraak 26-03-2009, publicatiedatum 04-05-2009
Aflevering 20, gepubliceerd op 14-05-2009
Belanghebbende houdt 100% van de aandelen in de in 2003 opgerichte C bv. De uitgaven van C bv voor de bedrijfsuitoefening zijn gefinancierd door belanghebbende. De daarvoor ontvangen bedragen zijn bij C bv verantwoord als schuld in rekening courant aan belanghebbende. Ultimo 2004 heeft C bv volgens de jaarrekening een eigen vermogen van negatief € 5.219. In geschil is of het bedrag van de rekening-courantvordering en het door belanghebbende opgeofferde bedrag ter verkrijging van de aandelen van C bv kunnen worden afgewaardeerd tot nihil.

NTFR 2009/1061 - Overschrijding bezwaartermijn verschoonbaar door onjuiste mededeling inspecteur

ECLI:NL:HR:2009:BI2974, datum uitspraak 08-05-2009, publicatiedatum 08-05-2009
Aflevering 20, gepubliceerd op 14-05-2009 met annotatie van mr. R.A.V. Boxem
Aan belanghebbende is met dagtekening 23 februari 2001 een aanslag opgelegd. Na ontvangst van de aanmaning tot betaling op 21 juni 2001 heeft belanghebbende de inspecteur gebeld en meegedeeld dat hij bezwaar wil maken tegen de aanslag. Volgens de inspecteur is bezwaar niet meer mogelijk vanwege overschrijding van de bezwaartermijn. Belanghebbende zou alleen nog een verzoek tot ambtelijke herziening kunnen indienen. Met de ontvanger wordt vervolgens afgesproken dat uitstel van betaling wordt verleend tot 1 september 2001, mits belanghebbende voordien een bezwaarschrift indient. Belanghebbende heeft op 29 augustus 2001 een bezwaarschrift ingediend dat vervolgens niet-ontvankelijk is verklaard vanwege termijnoverschrijding. Volgens de Hoge Raad ten onrechte. De stukken van het geding laten immers geen andere conclusie toe dan dat belanghebbende pas door de ontvangst van de aanmaning op 21 juni 2001 op de hoogte is geraakt van de aanslag. Belanghebbende had toen nog een tijdig bezwaarschrift kunnen indienen. Door de onjuiste mededeling van de inspecteur dat bezwaar niet mogelijk is, heeft belanghebbende dit nagelaten en heeft hij pas op 29 augustus 2001 bezwaar gemaakt.

NTFR 2009/1062 - Antwoord op Kamervragen over de inkeerregeling

Aflevering 20, gepubliceerd op 14-05-2009
De staatssecretaris van Financiën beantwoordt Tweede Kamervragen over de zogeheten inkeerregeling. Deze komt er in het kort op neer dat, indien de belastingplichtige zichzelf meldt bij de Belastingdienst vóórdat de Belastingdienst de verzwegen inkomsten of vermogensbestanddelen op het spoor is, hem geen vergrijpboete wordt opgelegd (en geen strafvervolging wordt ingesteld). In zijn antwoord geeft hij cijfermatige informatie over het gebruik van de inkeerregeling. Verder meldt de staatssecretaris dat hij onderzoekt welke maatregelen geëigend zijn in de gevallen waarin financiële instellingen actief bijdragen aan het onttrekken van vermogensbestanddelen aan het zicht van de Belastingdienst.

NTFR 2009/1066 - Belang bij beroep ondanks volledige tegemoetkoming aan bezwaren

ECLI:NL:GHARN:2009:BI3297, datum uitspraak 15-04-2009, publicatiedatum 08-05-2009
Aflevering 20, gepubliceerd op 14-05-2009
Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur zich alsnog geconformeerd aan de aangifte van belanghebbende. Rechtbank Arnhem heeft het beroep wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk verklaard. Volgens het hof is dat niet juist. Aangezien het beroepschrift was gericht tegen een aanslag naar een belastbaar inkomen van € 20.781, is het volgens het hof voor belanghebbende namelijk niet per definitie onmogelijk om in beroep een gunstiger beslissing te verkrijgen. Belanghebbende kon dus belang hebben bij het instellen van beroep. Dat de inspecteur tegemoet was gekomen aan de bezwaren van belanghebbende doet daaraan niet af, aldus het hof.

NTFR 2009/1068 - Poolse belastingaftrek van ziektekostenpremie in strijd met EU-recht

Aflevering 20, gepubliceerd op 14-05-2009 met annotatie van mr. dr. E. Nijkeuter
Uwe Rüffler, die eerst in Duitsland woonde, is samen met zijn echtgenote in Polen gaan wonen en ontvangt uit Duitsland een invaliditeits- en een bedrijfspensioen. Hij is in Polen onbeperkt belastingplichtig. Het Duitse invaliditeitspensioen is op grond van het belastingverdrag ter heffing aan Duitsland toegewezen. Op grond van Vo. 1408/71 heeft hij recht op Poolse ziektekostenprestaties ten laste van het Duitse ziekteverzekeringsorgaan. De premie voor de ziektekostenverzekering draagt hij af aan het Duitse orgaan. Hij wil die ziektekostenpremie in mindering brengen op de inkomstenbelasting die hij in Polen over zijn bedrijfspensioen betaalt. De aftrek van ziektekostenpremies is echter beperkt tot premies die aan Poolse gezondheidsorganisaties zijn betaald. In het beroep tegen de beslissing van de Poolse belastingautoriteit stelt Rüffler dat deze beperking in strijd is met het gemeenschapsrecht. De verwijzende rechter vraagt het Hof van Justitie EG of het in strijd is met art. 12 en 39 EG dat alleen Poolse premies aftrekbaar zijn van de inkomstenbelasting. De Poolse regering brengt naar voren dat de vraag niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Volgens de Poolse regering moet beoordeeld worden of voor het Duitse bedrijfspensioen recht bestaat op vrijstelling. Bovendien geldt de regel dat als sprake is van vrijstelling dat dan de ziektekostenpremie niet aftrekbaar is. Het HvJ EG is evenwel van mening dat het in beginsel aan de nationale rechter is om te bepalen of de vraag moet worden gesteld en verklaart de vraag wel ontvankelijk. De situatie moet worden onderzocht aan de hand van art. 18 EG (recht van vrij reizen en verblijven). Daarbij is van belang dat de premie ook in Duitsland niet in aftrek kon worden gebracht. Volgens het HvJ EG bevindt Rüffler zich objectief in een vergelijkbare situatie als ingezeten belastingplichtigen die Poolse ziektekostenpremies betalen. Hij wordt door de Poolse belastingregel benadeeld en dat is een beperking in zijn vrijheid op grond van art. 18 EG. Het HvJ EG ziet geen rechtvaardiging in het feit dat met de Duitse premies niet wordt bijgedragen aan de financiering van het Poolse ziekteverzekeringsstelsel, omdat ook de kosten niet ten laste komen van dat stelsel. Aan de hand van het arrest Asscher oordeelt het HvJ EG vervolgens dat de Poolse regeling in strijd is met art. 18 EG.

NTFR 2009/1072 - Heffing van ingezetenenomslag is willekeurig (I)

ECLI:NL:HR:2009:BG4663, datum uitspraak 17-04-2009, publicatiedatum 17-04-2009
Aflevering 20, gepubliceerd op 14-05-2009 met annotatie van mr. M.P. van der Burg
Belanghebbende woont in het onderhavige jaar 1998 in het zuidelijke gedeelte van Amsterdam-Noord (ZAN). De waterschapstaken in dit gebied zijn opgedragen aan het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. Vanaf 1997 heeft Provinciale Staten het wegenbeheer binnen ZAN toegewezen aan het waterschap De Waterlanden (DW). In zijn taakgebied wegenbeheer is DW belast met het beheer van wegen buiten de bebouwde kom. Geheel ZAN is echter gelegen binnen de bebouwde kom. Feitelijk verricht DW binnen ZAN dan ook geen enkele taak. Belanghebbende betoogt dat de toewijzing van het wegenbeheer in ZAN aan DW niet ertoe strekte DW te belasten met de taak wegenbeheer, maar uitsluitend is geschied om de inwoners van ZAN omslagplichtig te maken voor de omslag wegenbeheer. De Hoge Raad volgt dit betoog. Er zijn geen argumenten aangedragen of te vinden die de toewijzing van het wegenbeheer in ZAN aan DW zouden kunnen rechtvaardigen. Het reglement van DW is in zoverre in strijd met het willekeurverbod.

NTFR 2009/1073 - Heffing van ingezetenenomslag is willekeurig (II)

ECLI:NL:HR:2009:BG4776, datum uitspraak 17-04-2009, publicatiedatum 17-04-2009
Aflevering 20, gepubliceerd op 14-05-2009 met annotatie van mr. M.P. van der Burg
Belanghebbende woont in het onderhavige jaar 2003 in het zuidelijke gedeelte van Amsterdam-Noord (ZAN). De waterschapstaken in dit gebied zijn opgedragen aan het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. Van 1997 tot en met 2002 is het wegenbeheer binnen ZAN toegewezen aan het waterschap De Waterlanden (DW). Per 1 januari 2003 is DW opgegaan in het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). In zijn taakgebied wegenbeheer is HHNK belast met het beheer van wegen buiten de bebouwde kom. Geheel ZAN is echter gelegen binnen de bebouwde kom. Feitelijk verricht HHNK binnen ZAN dan ook geen enkele taak. Belanghebbende betoogt dat de toewijzing van het wegenbeheer in ZAN aan HHNK niet ertoe strekte HHNK te belasten met de taak wegenbeheer, maar uitsluitend is geschied om de inwoners van ZAN omslagplichtig te maken voor de omslag wegenbeheer. De Hoge Raad volgt dit betoog. Er zijn geen argumenten aangedragen of te vinden die de toewijzing van het wegenbeheer in ZAN aan HHNK zouden kunnen rechtvaardigen. Het reglement van HHNK is in zoverre in strijd met het willekeurverbod.

NTFR 2009/1074 - Heffing van ingezetenenomslag is niet willekeurig

ECLI:NL:HR:2009:BG4798, datum uitspraak 17-04-2009, publicatiedatum 17-04-2009
Aflevering 20, gepubliceerd op 14-05-2009 met annotatie van mr. M.P. van der Burg
Belanghebbende woont in het onderhavige jaar 2004 in het noordelijke gedeelte van Amsterdam-Noord (NAN). De waterschapstaken in dit gebied zijn opgedragen aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). HHNK is daarnaast belast met het wegenbeheer in zijn taakgebied voor zover de wegen buiten de bebouwde kom zijn gelegen. Geheel NAN is gelegen binnen de bebouwde kom. Feitelijk verricht HHNK binnen NAN dan ook niet de taak wegenbeheer. Aan de noordzijde van NAN ligt landelijk gebied waar HHNK wel daadwerkelijk wegen beheert. Belanghebbende betoogt dat het reglement van HHNK onverbindend is voor zover NAN daarbij is begrepen in het taakgebied wegenbeheer van HHNK, omdat HHNK binnen NAN deze taak feitelijk niet uitvoert. De Hoge Raad volgt dit betoog niet. De inwoners van NAN delen in het algemene belang van ‘wonen-werken-leven' in het gebied van HHNK, dat HHNK dient door de uitoefening van het geheel van zijn taken, die van wegenbeheer daaronder begrepen.

NTFR 2009/1075 - Waterschap niet bevoegd tot instellen cassatieberoep

ECLI:NL:HR:2009:BG4735, datum uitspraak 17-04-2009, publicatiedatum 17-04-2009
Aflevering 20, gepubliceerd op 14-05-2009 met annotatie van mr. drs. W.A.P Nieuwenhuizen
Aan belanghebbende is een aanslag ingezetenenomslag opgelegd. Belanghebbende maakt daartegen bezwaar. Het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) doet een uitspraak op bezwaar. Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld. Hof Amsterdam stelt belanghebbende in het gelijk en vernietigt de aanslag. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) heeft daartegen beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep niet-ontvankelijk. Nu de uitspraak op bezwaar is gedaan door AGV, is slechts het dagelijks bestuur daarvan bevoegd tot het instellen van cassatieberoep.

NTFR 2009/1076 - Geen bezwaar mogelijk indien hoger bedrag aan invorderingsrente wordt bepleit

ECLI:NL:HR:2009:BI2929, datum uitspraak 08-05-2009, publicatiedatum 08-05-2009
Aflevering 20, gepubliceerd op 14-05-2009 met annotatie van mr. M.J.A. Castelijn
Belanghebbende heeft een betaling verricht op een aanslag. Naar aanleiding daarvan heeft de ontvanger bij beschikking de in rekening gebrachte invorderingsrente vastgesteld. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hij bepleit dat een groter deel van het door hem betaalde bedrag als invorderingsrente moet worden aangemerkt.