Aflevering 20

Gepubliceerd op 19 mei 2011

NTFR 2011/1071 - WOZ naar BZK

Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011 geschreven door dr. J.C.K.W. Bartel
In de uitspraak van 29 april 2010 overweegt Rechtbank RoermondRechtbank Roermond 29 april 2010, nr. AWB 09/1002, EK, LJN: BM2986, BB 2010/829. onder meer dat de heffingsambtenaar zich op het standpunt heeft gesteld dat uit de matrix blijkt dat voldoende rekening is gehouden met de specifieke ligging van de woning door de vaststelling van een lagere liggingsfactor dan bij de vergelijkingspanden waardoor de grondprijs en de inhoudsprijs van de woning lager zijn vastgesteld. ‘Op zichzelf bezien zou hieruit kunnen worden afgeleid dat zowel in de inhoudsprijs als in de grondprijs rekening is gehouden met de slechtere ligging van eisers woning, ware het niet dat de voormelde prijzen per m3 en m2 niet herleidbaar zijn uit de transactiecijfers van de betreffende vergelijkingspanden. …. Ter zitting is in dit verband toegelicht dat de berekende prijzen per m2 en m3, los vanwege een correctie wegens het tijdsverloop tussen transactie en peildatum, eveneens zijn gecorrigeerd op basis van diverse andere verkopen zoals die ten grondslag liggen aan de marktanalyse. Die laatste correctie strekt er toe verkopen tegen (extreem) hoge en (extreem) lage prijzen buiten beschouwing te laten. Het vorenstaande leidt de rechtbank echter tot de conclusie dat de gehanteerde prijzen per m3 en m2, zoals verweerder ter zitting ook heeft erkend, niet zijn gebaseerd op de daadwerkelijke verkoopcijfers per de peildatum van de in de vergelijking betrokken panden. De rechtbank overweegt dat voormelde berekeningsmethode voor de rechtbank daarmee niet controleerbaar en/of inzichtelijk is. De rechtbank beschikt immers niet over de marktgegevens waaruit verweerder de door hem gehanteerde prijzen per m3 en m2 heeft afgeleid. Dat maakt verder ook dat de betekenis van de opgevoerde vergelijkingspanden voor de bepaalde waarde ook van weinig betekenis is nu de concrete verkoopprijzen van die panden niet in relatie staan tot de voormelde, in de vergelijking betrokken, prijzen. Deze door verweerder gehanteerde prijzen per m3 en m2 zijn derhalve niet bruikbaar voor het tot uitdrukking brengen van het verschil in waarde vanwege de door eiser ondervonden overlast en daarmee voor de vaststelling van de (eind)waarde van eisers woning.’

NTFR 2011/1072 - Multinationals en agressieve tax planning

Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011 geschreven door drs. N.G.H. Speet RA
De afgelopen jaren is de belastingmoraal van multinationals verschillende malen negatief in het nieuws gekomen. Multinationals zouden geen of weinig belasting betalen en allerlei constructies gebruiken om hun fiscale winst en belastingdruk significant te verlagen.J. Dohmen, ‘Multinationals betalen vrijwel geen belasting’, NRC Handelsblad 21 februari 2008, ‘Multinationals betalen weinig of geen belasting’, Trouw 18 oktober 2009 en ‘Nederland Belastingparadijs’ in Zembla 18 oktober 2009. Tijdens een recent Kamerdebat toonden politici zich buitengewoon geïrriteerd over bedrijven die op enigerlei wijze staatssteun, exportgaranties of andere overheidsfaciliteiten ontvangen en tegelijk hun belastingdruk mitigeren door fiscale structuren die weliswaar legaal zijn, maar niet de normen van de huidige wetgever weerspiegelen.A.L.J. Grotenhuis, ‘Parlementair’, WFR 2011, p. 514.

NTFR 2011/1075 - Vorming herinvesteringsreserve toegestaan nu horecaonderneming niet is gestaakt

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ2991, datum uitspraak 19-04-2011, publicatiedatum 29-04-2011
Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011 met annotatie van mr. J.A.G. van Es
Belanghebbende exploiteerde in firmaverband een horecagelegenheid in een pand te A. De omzet van de onderneming liep terug. Het pand en de inventaris zijn verkocht en in september 2005 geleverd aan een derde. De dienstbetrekkingen met het personeel zijn in 2006 beëindigd. In november 2007 heeft belanghebbende in B een eetcafé gekocht, maar vervolgens in 2008 weer verkocht. De boekwinst op het in 2005 verkochte pand heeft belanghebbende ondergebracht in een herinvesteringsreserve. De inspecteur en rechtbank hebben vorming van die reserve niet toegestaan, omdat belanghebbende de onderneming zou hebben gestaakt. Het hof denkt hier echter anders over. Het hof acht namelijk aannemelijk dat belanghebbende het pand heeft verkocht omdat het te groot en te duur was geworden voor de onderneming en niet omdat hij de onderneming wilde staken. Ultimo 2005 had belanghebbende volgens het hof het voornemen elders in de directe omgeving de exploitatie van zijn horecaonderneming te hervatten. Nu geen sprake is van staking, mocht belanghebbende een herinvesteringsreserve vormen.

NTFR 2011/1078 - Polen zijn geen vennoten, maar zijn bij belanghebbende in dienstbetrekking

ECLI:NL:HR:2011:BQ3957, datum uitspraak 13-05-2011, publicatiedatum 13-05-2011
Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag loonbelasting opgelegd in verband met de in de onderneming werkzame Polen. Hof Amsterdam (NTFR 2010/1307) heeft voorop geteld dat een vof is gericht op de samenwerking van twee of meer personen. Er moet zijn voldaan aan de klassieke eis van affectio societatis, inhoudende dat uit de overeenkomst blijkt dat deelnemers de wil hebben op basis van een zekere mate van gelijkwaardigheid met elkaar samen te werken teneinde een bepaald doel te bereiken. Tussen de deelnemers mag geen verhouding van ondergeschiktheid bestaan. Het hof heeft uit de feiten en omstandigheden afgeleid dat niet aan dit vereiste is voldaan. Het door de opdrachtgevers uitgeoefende gezag dient als afgeleide van dat van belanghebbende te worden beschouwd. De Polen stonden tot belanghebbende in een dienstbetrekking, zodat de aan hen uitbetaalde vergoedingen loon vormen waarover belanghebbende loonbelasting had moeten inhouden en afdragen.

NTFR 2011/1079 - Kapitaalverzekering met lijfrenteclausule geen voorwerp van zekerheid in 2000; navordering 2002 terecht

ECLI:NL:HR:2011:BQ3949, datum uitspraak 13-05-2011, publicatiedatum 13-05-2011
Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011
Belanghebbende is in 2000 akkoord gegaan de uitkering van zijn in 1984 afgesloten kapitaalverzekering met lijfrenteclausule te gebruiken voor de aflossing van een aan hem verstrekt krediet. Tot en met 2000 heeft hij de premies altijd in aftrek gebracht. In 2002 koopt hij de verzekering af. Het ene gedeelte van de afkoopsom wordt overgemaakt naar de kredietverstrekker, het andere gedeelte naar belanghebbende.

NTFR 2011/1081 - Waardering verpachte woning in 2010

Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011
De staatssecretaris van Financiën geeft een goedkeuring voor de waardering van verpachte woningen in 2010, zowel voor box 3 (Wet IB 2001) als voor de SW 1956. Voor de waardering kan worden aangesloten bij de tabel van art. 17a Uitv.besl. IB 2001 en art. 10a Uitv.besl. SW 1956.

NTFR 2011/1082 - Ontslaguitkering pas na administratief oponthoud inbaar

Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011 met annotatie van mr. J.A.W. Vrolijks
Belanghebbende was in loondienst werkzaam. Op 16 oktober 1996 is hij op staande voet ontslagen. Bij uitspraak van 5 augustus 1999 heeft de rechtbank te Rotterdam zijn werkgever veroordeeld tot het betalen van een ontslagvergoeding. Nadat belanghebbende had overwogen te kiezen voor een stamrecht, heeft hij op 4 december 2003 aan zijn werkgever laten weten dat hij de ontslagvergoeding in contanten wilde ontvangen. De ontslagvergoeding is medio januari 2004 door zijn werkgever uitbetaald onder inhouding van loonheffing. Belanghebbende heeft in de aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2004 de ontslagvergoeding niet tot zijn belastbare inkomen uit werk en woning gerekend. Bij het opleggen van de aanslag heeft de inspecteur een correctie op dat belastbare inkomen aangebracht ter zake van de ontslaguitkering.

NTFR 2011/1084 - Geen aftrek beroepskosten en/of scholingskosten voor leraar

ECLI:NL:HR:2011:BQ3910, datum uitspraak 13-05-2011, publicatiedatum 13-05-2011
Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011
Belanghebbende is geschiedenisleraar en claimt aftrek wegens beroepskosten en subsidiair aftrek wegens scholingsuitgaven. Rechtbank Breda heeft de claim van belanghebbende om beroepskosten in aftrek te mogen brengen afgewezen omdat dit wettelijk niet meer mogelijk is en daarbij tevens het beroep op het gelijkheidsbeginsel afgewezen. Hof Den Bosch (NTFR 2011/112) heeft de rechtbank hierin gevolgd. Met betrekking tot de claim als scholingsuitgaven heeft het hof geoordeeld dat er geen sprake is van een leertraject en omdat dit een vereiste is voor een aftrek als scholingsuitgaven heeft het hof ook deze claim afgewezen. De vergelijking die belanghebbende maakt met aftrek van beroepskosten van prostituees gaat niet op omdat de afspraken dienaangaande van de Belastingdienst met de brancheorganisatie uit de relaxbranche zagen op de loonheffing en de maximaal vrij te vergoeden bedragen.

NTFR 2011/1085 - Woning is verkregen binnen zes maanden na voorafgaande verkrijging

ECLI:NL:HR:2010:BO1992, datum uitspraak 29-10-2010, publicatiedatum 29-10-2010
Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011 met annotatie van mr. P.W. Hofman
Belanghebbende stelt dat hij zijn woning heeft verkregen binnen zes maanden na de voorafgaande verkrijging op 9 september 2004, waardoor hij slechts over een gedeelte van de waarde overdrachtsbelasting verschuldigd is. De inspecteur stelt echter dat in de overeenkomst een opschortende voorwaarde is opgenomen, waardoor de verkrijging door belanghebbende buiten de 6-maandstermijn heeft plaatsgevonden. Hof Amsterdam deelde de opvatting van de inspecteur. De Hoge Raad ziet het echter anders. Volgens de cassatierechter laten de bewoordingen van de desbetreffende akte en de gedingstukken namelijk geen andere uitleg toe dan dat sprake is van een ontbindende voorwaarde en dat die akte geschikt is om te dienen als tot overdracht bestemde akte. Daarom dient het tijdstip van de verkrijging te worden bepaald op 7 maart 2005, zodat belanghebbende recht heeft op de vermindering.

NTFR 2011/1088 - Hof treedt buiten verwijzingsopdracht

Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011 met annotatie van mr. M.H.W.N. Lammers
Dit is de tweede cassatieprocedure in deze zaak. Het materiële geschil zag op het bedrag van de door belanghebbende wegens invoer van een auto uit België verschuldigde BPM. In deze tweede cassatieprocedure gaat het alleen nog om de door het verwijzingshof aan belanghebbende toegekende vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase. Daartegen richt zich het onderhavige (tweede) beroep in cassatie.

NTFR 2011/1089 - Niet opnemen in uitspraak van een mededeling ter zitting leidt niet tot vernietiging uitspraak

ECLI:NL:HR:2011:BP8959, datum uitspraak 25-03-2011, publicatiedatum 25-03-2011
Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011 met annotatie van mr. J. Snitker
Hof Den Bosch (NTFR 2004/1710) heeft bij aanvang van de zitting aan belanghebbende meegedeeld dat slechts uitspraak zal worden gedaan over het geschil betreffende de navorderingsaanslag IB en niet over andere geschillen tussen belanghebbende en de Belastingdienst. In cassatie klaagt belanghebbende erover dat het hof deze mededeling niet in de uitspraak heeft opgenomen. Deze klacht faalt. Naar het oordeel van de Hoge Raad heeft het hof geen rechtsregel geschonden door de tijdens de zitting gedane mededeling niet in de uitspraak op te nemen.

NTFR 2011/1090 - Vaststellingsovereenkomst inzake landbouwvrijstelling is rechtsgeldig

ECLI:NL:HR:2011:BQ4288, datum uitspraak 13-05-2011, publicatiedatum 13-05-2011
Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011 met annotatie van mr. dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben
B en C oefenden in maatschapverband een landbouwbedrijf uit. In 1995 hebben zij de economische eigendom van een aantal percelen grond verkocht aan een derde met het oog op woningbouw. Afgesproken is dat de koopprijs in termijnen zou worden betaald. In 2000 hebben B en C hun onderneming geruisloos ingebracht in belanghebbende. In 1999 hebben A, de toenmalige adviseur van B en C, en de inspecteur een vaststellingsovereenkomst gesloten inzake de toepassing van de landbouwvrijstelling op bedoelde verkoop. In 2002 is de tweede termijn betaald. Belanghebbende wil onder de vaststellingsovereenkomst uit. Hof Den Haag (NTFR 2010/1766) heeft geoordeeld dat A bevoegd was de vaststellingsovereenkomst te sluiten en voorts dat die vaststellingsovereenkomst niet in strijd is met de wet, zodat belanghebbende daaraan gebonden is. De Hoge Raad sluit zich aan bij deze oordelen.

NTFR 2011/1091 - Omkering bewijslast wegens schending inlichtingenplicht raakt niet alle correcties

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ1341, datum uitspraak 29-03-2011, publicatiedatum 15-04-2011
Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011 met annotatie van mr. I.R.J. Thijssen
Belanghebbende is beeldend kunstenaar. Zij drijft een eenmanszaak. Naar aanleiding van de bevindingen van een boekenonderzoek heeft de inspecteur de onderhavige aanslag opgelegd. Daarbij is een omzetcorrectie toegepast van € 54.812 en is hypotheekrenteaftrek geweigerd. Het hof is van oordeel dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard, omdat belanghebbende de inlichtingenplicht heeft geschonden. Volgens het hof slaagt belanghebbende er niet in om overtuigend aan te tonen dat de omzetcorrectie niet terecht is. Voorts is geen sprake van een onredelijke schatting door de inspecteur. Met betrekking tot de hypotheekrente is het hof van oordeel dat de omkering en verzwaring van de bewijslast niet aan de orde is, omdat de bewijslast al op belanghebbende rustte. Tussen partijen is niet langer in geschil dat geen sprake is van eigenwoningrente, maar wel dat een deel van de rente aftrekbaar is als ondernemingslast. Het hof stelt het aftrekbare deel van de hypotheekrente in goede justitie vast op 50%, derhalve op € 13.716.

NTFR 2011/1092 - Gebrekkige administratie taxibedrijf leidt tot omkering bewijslast

ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ0743, datum uitspraak 30-03-2011, publicatiedatum 08-04-2011
Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011 met annotatie van mr. dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben
Sinds eind 2001 drijft belanghebbende een taxibedrijf in de vorm van een eenmanszaak. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur twee navorderingsaanslagen op met een vergrijpboete van 50%. In bezwaar worden de boetes in verband met de overschrijding van de redelijke termijn verminderd naar 25%. In geschil is of de navorderingsaanslagen en de boetes terecht zijn opgelegd. In hoger beroep beslist het hof dat uit een aantal externe bronnen – diverse bekeuringen en waarnemingen met betrekking tot de taxi’s – blijkt dat in een groot aantal gevallen met de taxi’s is gereden zonder dat de ritten in de rittenadministratie zijn verwerkt. Nu het correct bijhouden van de rittenstaten voor een taxibedrijf de spil van de administratie vormt, is de administratie terecht verworpen en is terecht de omkering van de bewijslast toegepast. Ook de schatting van de theoretische omzet door de inspecteur acht het hof redelijk. Met betrekking tot de matiging van de boetes had de rechtbank volgens het hof niet 10% van 25% moeten nemen maar 10% van 50%. Het hof vermindert de boetes tot op 20% in plaats van 22,5%.

NTFR 2011/1094 - Gebrekkige dossieroverdracht tussen adviseurs maakt termijnoverschrijding niet verschoonbaar

ECLI:NL:HR:2011:BQ3961, datum uitspraak 13-05-2011, publicatiedatum 13-05-2011
Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011
Belanghebbende heeft ongeveer vier maanden na de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Rechtbank Arnhem heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. In hoger beroep heeft belanghebbende gesteld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is vanwege de omstandigheid dat een andere belastingadviseur is ingeschakeld en dat bij de dossieroverdracht niet alle relevante informatie werd verstrekt. Volgens hof Arnhem (NTFR 2010/1810) maakt deze reden de termijnoverschrijding niet verschoonbaar, ook niet voor wat de opgelegde boete betreft. Van belanghebbende mag namelijk worden verlangd, aldus het hof, toezicht te houden bij de overdracht van haar dossier tussen belastingadviseurs, zeker indien er discussies met de inspecteur lopen.

NTFR 2011/1095 - Belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor de termijnoverschrijding in bezwaar

ECLI:NL:HR:2011:BQ3905, datum uitspraak 13-05-2011, publicatiedatum 13-05-2011
Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011
Het bezwaarschrift van belanghebbende is geruime tijd na het verstrijken van de termijn ingediend. Volgens belanghebbende is de termijnoverschrijding verschoonbaar, omdat Q heeft nagelaten haar er tijdig op te wijzen dat tegen de aanslagen bezwaar moest worden gemaakt, terwijl Q op dat moment niet (langer) haar gemachtigde was. Het verzuim van Q kan dan ook niet aan belanghebbende worden toegerekend. Hof Amsterdam (NTFR 2010/1911) is belanghebbende hierin niet gevolgd. Belanghebbende had geen gemachtigde aangewezen, maar heeft de aanslagen zelf ontvangen en geen aanleiding gezien daartegen bezwaar te maken of daarover met haar belastingadviseur te overleggen. Belanghebbende is dan ook zelf verantwoordelijk voor de gang van zaken omtrent de ontvangst van de aanslagen en voor haar keuzes. Er is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. De inspecteur heeft het gelijkheidsbeginsel niet geschonden.

NTFR 2011/1096 - Te laat ingediend teruggaafverzoek Schots pensioenfonds niet via doeltreffendheidsbeginsel alsnog ontvankelijk

ECLI:NL:HR:2011:BP1527, datum uitspraak 13-05-2011, publicatiedatum 13-05-2011
Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011 met annotatie van mr. W.F.E.M. Egelie
Belanghebbende, een in Schotland gevestigd niet aan winstbelasting onderworpen en geen rechtspersoonlijkheid bezittend pensioenfonds, heeft in 2002 dividenden ontvangen vanuit Nederland, waarop dividendbelasting is ingehouden. In 2007 heeft belanghebbende met betrekking tot de dividendbelasting een teruggaafverzoek ingediend. De inspecteur heeft dit verzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. In binnenlandse situaties geldt voor teruggaafverzoeken als het onderhavige een termijn van drie jaren na afloop van het kalenderjaar waarin de opbrengst ter beschikking is gesteld. Belanghebbende brengt het Europeesrechtelijke doeltreffendheidsbeginsel in stelling, echter vergeefs. Indien belanghebbende meende dat hij aan het gemeenschapsrecht het recht kon ontlenen op dezelfde voet als in Nederland gevestigde rechtspersonen teruggaaf van dividendbelasting te verkrijgen, stond hem namelijk niets in de weg dat recht geldend te maken door het indienen van een verzoek om teruggaaf met inachtneming van de 3-jaarstermijn, en zo nodig bezwaar en beroep aan te tekenen. Het gemeenschapsrecht staat niet eraan in de weg belanghebbende de overschrijding van de vervaltermijn van drie jaren tegen te werpen. De klacht van belanghebbende dat de inspecteur heeft geweigerd ambtshalve de dividendbelasting terug te geven, is niet een beslissing waartegen krachtens de wet bezwaar en vervolgens beroep op de belastingrechter is opengesteld. Een vermeende schending van het gemeenschapsrecht in dat verband kan aan de orde worden gesteld bij de burgerlijke rechter.

NTFR 2011/1099 - Aftrek voorbelasting van gemengd gebruikt pand kan alsnog in tijdvak van ingebruikneming

ECLI:NL:HR:2011:BQ1213, datum uitspraak 15-04-2011, publicatiedatum 15-04-2011
Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011 met annotatie van mr. H.J. de Boer
Belanghebbende, een maatschap, exploiteert een champignonkwekerij. Twee van de drie maten hebben in de periode mei 2002-maart 2004 een pand laten bouwen. Het pand is in maart 2004 opgeleverd en wordt zowel voor woon- als zakelijke doeleinden gebruikt. Belanghebbende heeft in het onderhavige tijdvak (eerste kwartaal 2004) gevraagd om teruggaaf van alle omzetbelasting die op de bouw van het pand drukte. Volgens Hof Den Bosch (NTFR 2010/1163) was belanghebbende daarmee te laat. De in 2002 en 2003 in rekening gebrachte voorbelasting had belanghebbende in de desbetreffende tijdvakken in 2002 en 2003 in aftrek moeten brengen. De Hoge Raad deelt de visie van het hof niet. De Hoge Raad zet uiteen dat de keuze om alle met betrekking tot de oplevering van het pand in rekening gebrachte OB in aftrek te brengen, nog kan worden gemaakt bij de aangifte over het tijdvak waarin het pand in gebruik wordt genomen (eerste kwartaal 2004). Dit brengt mee dat belanghebbende niet alleen de OB van het eerste kwartaal 2004 in aftrek mag brengen, maar ook (alsnog) de voordien met betrekking tot het pand in rekening gebrachte OB.

NTFR 2011/1101 - Naheffingsaanslag omzetbelasting vernietigd omdat van onjuist tijdvak is uitgegaan

ECLI:NL:RBARN:2011:BP9450, datum uitspraak 29-03-2011, publicatiedatum 29-03-2011
Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011 met annotatie van mr. dr. M.M.W.D. Merkx
X bv vormde samen met Y bv en C bv een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. C bv wierf tot augustus 2001 op provisiebasis rubrieksadvertenties voor door E bv uitgegeven magazines. C bv hield de bedongen provisies in op de door haar gefactureerde bedragen. Het restant diende zij aan E bv door te betalen. E bv stuurde daarvoor facturen aan C bv. In 2000 heeft E bv de samenwerking met C bv per 1 april 2001 opgezegd. Na een juridisch conflict is volgens C bv overeengekomen dat de vorderingen die E bv op haar had, zijn verrekend en dus teniet zijn gegaan. E bv heeft echter in 2004 de reeds afgedragen omzetbelasting van haar facturen aan C bv wegens oninbaarheid teruggevraagd bij de Belastingdienst. Op grond hiervan is aan X bv een naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 oktober 2004 opgelegd.

NTFR 2011/1103 - Beroepsopleidingen vrijgesteld van btw?

Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011 geschreven door mr. P.F. Zijlstra
De staatssecretaris beantwoordt Kamervragen over de vrijheid om binnen een fiscale eenheid te kiezen of beroepsopleidingen zijn vrijgesteld van de heffing van omzetbelasting. De staatssecretaris is van mening dat de huidige regelgeving niet in strijd is met het Europees recht. De vrijstelling voor beroepsonderwijs geldt enkel als de onderwijsinstelling is erkend en opgenomen in het RKBO. De fiscale behandeling van een onderwijsinstelling die deel uitmaakt van een fiscale eenheid wordt bepaald door de eigen specifieke hoedanigheid, dan wel de door die onderdelen verrichte activiteiten. Dit is volgens de staatssecretaris geen keuzerecht.

NTFR 2011/1104 - Bestelauto met stoelen in de laadruimte aangemerkt als personenauto

ECLI:NL:HR:2011:BQ3927, datum uitspraak 13-05-2011, publicatiedatum 13-05-2011
Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011
Belanghebbende is houder van een motorrijtuig. Hij betaalt hiervoor motorrijtuigenbelasting naar het ondernemerstarief van een bestelauto. Tijdens een controle wordt vastgesteld dat er stoelen aanwezig zijn in de laadruimte. Aanvankelijk stelt belanghebbende dat de stoelen tijdelijk in het clicksysteem, dat is aangebracht op de laadvloer, waren bevestigd. Later komt hij hierop terug en deelt hij mee dat de stoelen los in de laadruimte stonden. Er is aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd. Rechtbank Leeuwarden oordeelde dat de inspecteur bewijs had geleverd van zijn stelling dat sprake is van een motorrijtuig dat ten tijde van de controle was ingericht voor personenvervoer.

NTFR 2011/1105 - Verordening baatbelasting Enschede onverbindend omdat gemeente verkapte vrijstellingen hanteert

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0603, datum uitspraak 22-03-2011, publicatiedatum 08-04-2011
Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011 met annotatie van mr. M.P. van der Burg
De gemeente Enschede heeft een baatbelasting ingevoerd wegens de aanleg van riolering in het buitengebied. De gemeente voerde daarbij het beleid dat erin voorzag dat een onroerende zaak, ondanks dat zij bij de getroffen voorzieningen was gebaat, niettemin buiten de baatbelastingheffing kon blijven indien de eigenaar aannemelijk kon maken dat hij was overgegaan tot het voor eigen rekening aanleggen van een IBA (Individuele Behandeling van Afvalwater). Ter uitvoering van dit beleid heeft de gemeente met betrekking tot twee – gebate – panden maatregelen getroffen die ertoe hebben geleid dat ter zake van deze panden geen baatbelasting kon worden geheven, welke maatregelen erin hebben bestaan dat de bij het Bekostigingsbesluit behorende kaart is gewijzigd waardoor de twee panden buiten het gebied zijn komen te liggen als bedoeld in art. 222 Gem.w. Het hof acht deze handelwijze – het beleidsmatig verlenen van verkapte vrijstellingen – zo zeer in strijd met het aan de baatbelasting ten grondslag liggende omslagstelsel, dat de verordening volgens het hof onverbindend is. De aan belanghebbende opgelegde aanslag baatbelasting wordt daarom vernietigd.

NTFR 2011/1106 - Bij objectafbakening is het feitelijk gebruik van belang

ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ2917, datum uitspraak 08-03-2011, publicatiedatum 28-04-2011
Aflevering 20, gepubliceerd op 19-05-2011 met annotatie van mr. M.P. van der Burg
De heffingsambtenaar heeft de waarde vastgesteld van een woonboerderij met erf, zomerhuis en twee percelen weiland op Terschelling. Belanghebbende weerspreekt dat sprake is van één onroerende zaak. Belanghebbende stelt dat het gebruik van één weiland is ingebracht in een maatschap waarin zowel hij, zijn dochter als een derde rechthebbende zijn. Deze maatschap exploiteert elders een agrarische onderneming. Het belang van de inbreng is voor de maatschap gelegen in de sfeer van de mestrechten. Belanghebbende laat op het weiland paarden grazen. Het hof overweegt dat de objectafbakening correct is uitgevoerd. De eigendommen worden alle door belanghebbende gebruikt. Dat het gebruik van één van de weilanden is ingebracht in een maatschap maakt dit niet anders nu het feitelijk bij belanghebbende in gebruik is gebleven.