NTFR 2013/1866 - Aftrek van btw in ondernemingskosten niet afhankelijk van arbeidsrelatie werknemers
Aflevering 39, gepubliceerd op 26-09-2013 met annotatie van mr. dr. J.Th. SandersAES exploiteert een thermische centrale in een onbewoonde zone van de gemeente Galabovo (Bulgarije). AES heeft geen eigen personeel om de exploitatie te verzekeren, zodat zij voltijdse werknemers moet inlenen. Volgens overeenkomst gaat AES Services op zoek naar het noodzakelijke personeel, sluit de arbeidsovereenkomsten en betaalt hen loon. De werknemers worden vervolgens ter beschikking gesteld van AES tegen betaling van een vergoeding, omvattende de lonen en de sociale bijdragen voor de werknemers. De werkkleding en de persoonlijke beschermende uitrusting van de werknemers, alsook het vervoer van de werknemers van de thermische centrale naar hun woning en terug, verstrekt AES. De kosten in verband met deze goederen en diensten zijn geen onderdeel van de vergoeding aan AES Services. Wanneer een werknemer een dienstreis maakt, worden zijn reis- en verblijfkosten eveneens rechtstreeks door AES gedragen. Derden hebben ten behoeve van AES vervoersprestaties verricht, werkkleding en persoonlijke beschermende uitrusting ter beschikking gesteld en dienstreizen van de werknemers verzorgd. AES heeft besloten, gelet op het feit dat de werknemers van de thermische centrale wonen in gebieden die niet door het openbaar vervoer worden bediend, zelf vervoer te organiseren overeenkomstig een op basis van de shiften van de werknemers vastgesteld tijdschema. AES is verplicht volgens het arbeidsrecht op het werk werkkleding en beschermende uitrusting ter beschikking te stellen van de werknemers van de thermische centrale. De Bulgaarse belastingdienst weigert de aftrek van de btw over de door AES ontvangen vervoersprestaties en de haar ter beschikking gestelde werkkleding en persoonlijke beschermende uitrusting, alsook over haar uitgaven voor dienstreizen, op grond dat de verkregen goederen en diensten bestemd waren voor handelingen om niet ten behoeve van de werknemers van AES Services. Op de prejudiciële vragen van de verwijzende rechter In de gevolgde gerechtelijke procedure verklaart het HvJ voor recht: ‘de artt. 168, sub a, en 176, tweede alinea, van de Btw-richtlijn moeten aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale wettelijke regeling volgens welke een belastingplichtige die kosten maakt voor vervoerdiensten, werkkleding, beschermende uitrusting en dienstreizen van personen die voor hem werken, niet gerechtigd is de btw over deze kosten af te trekken, op grond dat die personen hem door een andere onderneming ter beschikking zijn gesteld en dus niet als personeel van de belastingplichtige in de zin van deze wettelijke regeling kunnen worden aangemerkt, ook al kunnen die kosten worden geacht een rechtstreeks en onmiddellijk verband te hebben met de algemene kosten van al zijn economische activiteiten. Artikel 176, tweede alinea, van de Btw-richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat dat een lidstaat bij toetreding tot de Unie een beperking van het recht op aftrek invoert krachtens een nationale wettelijke bepaling volgens welke goederen of diensten die voor handelingen om niet of voor andere activiteiten dan de economische activiteit van de belastingplichtige zijn bestemd, van het recht op aftrek zijn uitgesloten, terwijl de nationale wettelijke regeling die tot op de datum van toetreding van kracht was, niet in een dergelijke beperking voorzag. Het staat aan de nationale rechterlijke instantie de aan de orde zijnde nationale bepalingen zoveel mogelijk in overeenstemming met het recht van de Unie uit te leggen. Indien zou blijken dat een dergelijke uitlegging niet mogelijk is, dient hij deze bepalingen buiten toepassing toe te laten op grond dat zij niet verenigbaar zijn met art. 176, tweede alinea, van de Btw-richtlijn.’