Aflevering 23

Gepubliceerd op 10 juni 2021

NTFR 2021/1776 - Hoge Raad: Wat stelt 'de bedrijfseconomie' in BNB 1957/208 nu nog voor?

Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021 geschreven door prof. dr. T.M. Berkhout
In menige verhandeling over goed koopmansgebruik wordt de beroemde passage uit BNB 1957/208HR 24 april1957, nr. 13.145, ECLI:NL:HR:1957:AY1639, BNB 1957/207, met noot van M.J.H. Smeets. aangehaald over de invloed van de bedrijfseconomie op de fiscale winstberekening. Waarna de passage al snel uit beeld verdwijnt en een verhandeling volgt over de fiscale rechtspraak en de opvattingen in de fiscale doctrine, zonder dat de scribent nog al te veel woorden vuil maakt aan ‘hetgeen de bedrijfseconomie leert’. Ik vraag mij af of die verwijzing naar de bedrijfseconomie inmiddels niet wat sleets is geworden. Na 1957 is het vakgebied veranderd, de Hoge Raad verwijst niet of nauwelijks meer naar de bedrijfseconomie en heeft selectieve keuzes gemaakt in vraagstukken die ook in de bedrijfseconomie worden behandeld. Zou de Hoge Raad die passage niet in een moderner jasje moeten steken, in die zin dat verwezen wordt naar hetgeen de fiscale doctrine en de fiscale rechtspraak leert over acceptabele wijzen van winstberekening? Of die verwijzing gewoon maar vergeten – weliswaar met pijn in het hart?

NTFR 2021/1778 - COVID-19: Opnieuw beantwoording Kamervragen over TONK

Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021
Minister Koolmees van SZW heeft opnieuw Kamervragen beantwoord over de gemeentelijke verschillen in eisen en toekenning van een Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK). De antwoorden bevatten een bijlage met een overzicht van de verschillende eisen die (de grootste 50) gemeenten treffen voor de TONK.

NTFR 2021/1779 - COVID-19: Bij NOW-4 wel een aanvullende voorwaarde voor uitkeren bonussen en dividend multinationals

Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021
Een aanvullende voorwaarde met betrekking tot het uitkeren van bonussen en dividend aan moedermaatschappijen zal alleen gelden voor de NOW-4. Met deze voorwaarde worden werkgevers verplicht om bij een NOW-aanvraag een overeenkomst te sluiten met een vertegenwoordiging van werknemers over hoe wordt omgegaan met het uitkeren van bonussen en dividend. Deze aanvullende voorwaarde geldt enkel voor de NOW-4 omdat een uitbreiding en dus verzwaring van de voorwaarden met terugwerkende kracht niet mogelijk is. Dit antwoordt minister Koolmees van SZW in reactie op de motie-Ploumen, Marijnissen en Kröger over de voorwaarden voor NOW-bonussen en dividendverbod multinationals (Kamerstukken II, 25295-1077). De minister beantwoordt ook de Kamervragen van het lid Smeulders (GroenLinks) naar aanleiding van het NOS-bericht over het uitkeren van winst in het buitenland na ontvangst van NOW-subsidie.

NTFR 2021/1780 - COVID-19: Kamerbrief Aanvullende steun voor dierentuinen

Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021
Dierentuinen krijgen over het eerste kwartaal 2021 aanvullend 17 miljoen subsidie. De subsidie komt bovenop de 55 miljoen die al was gereserveerd voor het in het vierde kwartaal van 2020, tot en met eind januari 2021. Minister Schouten van LNV heeft de Tweede Kamer bericht dat ze voor dit bedrag de Tijdelijke regeling subsidie dierentuinen COVID-19 voor een tweede keer zal openstellen. Ze neemt daarbij ervaringen van de eerste openstelling mee.

NTFR 2021/1781 - COVID-19: Vierde specifieke steunpakket culturele en creatieve sector voor derde kwartaal 2021

Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021
Minister Van Engelshoven van OCW heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over het vierde steunpakket culturele en creatieve sector over het derde kwartaal van 2021. Vanwege de beperkte mogelijkheden om omzet te maken heeft het kabinet besloten om voor het derde kwartaal van 2021 in totaal € 147,25 miljoen vrij te maken voor de culturele en creatieve sector. € 45 miljoen is voor instellingen in de basisinfrastructuur, instellingen die subsidie ontvangen via de Erfgoedwet en instellingen met een meerjarige subsidie van de rijkscultuurfondsen. € 25 miljoen is voor verlenging van de directe steun aan makers. De termijn voor de opengestelde monumentenlening van het Nationaal Restauratiefonds wordt verlengd. Het gaat om een bedrag van € 25,75 miljoen. Voor de regionale en lokale cultuur reserveert het Ministerie van BZK € 51,5 miljoen voor gemeenten en provincies. Dit bedrag komt boven op de € 60 miljoen voor de lokale cultuur en buurt- en dorpshuizen in de eerste helft van 2021. De minister informeert de Kamer ook over de voorlopige resultaten van het eerste steunpakket cultuur (€ 300 miljoen), een evaluatie van de specifieke steunmaatregelen voor de culturele sector en het onderzoek Cultuur en corona.

NTFR 2021/1782 - BIK ingetrokken vanwege ongeoorloofde staatssteun

Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021 geschreven door A.F. Gunn
Het kabinet stelt voor de Baangerelateerde investeringskorting (BIK) met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021 in te trekken en het voor 2021 gereserveerde budget in te zetten voor een verlaging van de werkgeverspremies AWf in 2021. Dit schrijft staatssecretaris Vijlbrief van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst aan de Eerste en Tweede Kamer. Voor intrekking van de BIK is een wetswijziging noodzakelijk. Het kabinet heeft inmiddels het daarvoor benodigde wetsvoorstel aan de Raad van State voor advies aangeboden en zal het daarna zo spoedig mogelijk aan het parlement voorleggen.

NTFR 2021/1783 - Informatie op website Belastingdienst over saldoverklaring leidt tot verwarring

Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021
Een verzoek om een zogeheten saldoverklaring over de periode na 2005 is door de Belastingdienst afgewezen op grond van informatie over de periode vóór 2005. De verzoeker is het daarmee niet eens omdat op de website van de Belastingdienst staat dat deze niet over die gegevens beschikt. Daarbij is hij het niet eens met de gegevens. Zijn klacht hierover heeft de Belastingdienst afgewezen. De staatssecretaris verstrekt de saldoverklaring alsnog. De Commissie voor de Verzoekschriften oordeelt dat de verwarring bij de verzoeker logisch is. Verder is de Commissie niet te spreken over de klachtbehandeling.

NTFR 2021/1788 - Uitbreiding besluit massaal bezwaar box 3 belastingjaar 2020

Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021
In een brief aan de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst gemeld dat hij het besluit met de aanwijzing massaal bezwaar box 3 voor het jaar 2020 uitbreidt met een aanvullende rechtsvraag. Het gaat om de vraag of het forfaitaire rendementspercentage voor de grondslag die behoort tot rendementsklasse II voor het belastingjaar 2020 op de juiste wijze is vastgesteld.

NTFR 2021/1792 - Tijdstip afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven/invoering STAP

Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021
De staatssecretaris van Financiën en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) hebben de Eerste en Tweede Kamer het ontwerpbesluit aangeboden tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven. Deze wet is in 2019 aangenomen als onderdeel van het pakket Belastingplan 2020. Dit tijdstip is voorzien op 1 januari 2022 tenzij er op 2 juli 2021 geen duidelijkheid bestaat of de afschaffing door kan gaan. In dat geval wordt de inwerkingtreding 1 januari 2023.

NTFR 2021/1795 - Publicatie besluit beperking verliesverrekening VPB per 1 januari 2022

Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021
Het besluit voor de inwerkingtreding van de beperking van de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting tot 50% van de belastbare winst is gepubliceerd. Verliezen tot € 1 miljoen blijven volledig verrekenbaar. De bepalingen treden in werking met ingang van 1 januari 2022 en vinden voor het eerst toepassing voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2022. De voorwaartse verliesverrekening wijzigt voor verliezen uit boekjaren die zijn aangevangen op of na 1 januari 2013, voor zover deze verliezen worden verrekend met belastbare winsten of Nederlandse inkomens genoten in boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2022.

NTFR 2021/1796 - Verlaagd tarief voor diensten aan particuliere woningen ook van toepassing op lift (DSR)?

Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021 met annotatie van mr. dr. J.B.O. Bijl en mr. N. Arzini
DSR houdt zich bezig met de vervaardiging van liften, goederenliften en transportbanden. Zij verricht ook reparatie- en onderhoudsdiensten met betrekking tot liften. In Portugal gold in het betreffende belastingtijdvak een verlaagd tarief voor (de arbeidscomponent van) renovatie- en hersteldiensten van particuliere woningen. De verwijzende rechter vraagt zich ten eerste af of reparatie en onderhoud van liften valt onder het begrip ‘renovatie- en hersteldiensten van particuliere woningen’. Ten tweede legt deze rechter de vraag aan het HvJ voor of het verenigbaar is met het Unierecht dat hierbij rekening wordt gehouden met bepalingen van nationaal (civiel) recht.

NTFR 2021/1797 - Mag de afnemer van een levering btw in aftrek brengen als hij weet dat de leverende partij deze btw niet zal voldoen wegens insolventie (HA EN)?

Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021
Verzoekster sloot een overeenkomst tot cessie van schuldvorderingen met een financiële instelling, waardoor verzoekster alle financiële aanspraken uit de kredietovereenkomst van die instelling met Kredietnemer X verkreeg, waaronder ook de contractuele hypotheek. Verzoekster heeft bevestigd dat zij wist dat de Kredietnemer X insolvent was.

NTFR 2021/1798 - Kan een schriftelijke koopovereenkomst als factuur worden aangemerkt (Raiffeisen Leasing)?

Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021
Met betrekking tot een sale-and-lease back-transactie betreffende een onroerende zaak heeft de financierende partij aan de andere contractspartij geen (specifieke) factuur op basis van de overeenkomst uitgereikt en heeft zij geen btw aangegeven of voldaan. Op basis van deze schriftelijke overeenkomst heeft de andere contractspartij haar recht op btw-aftrek uitgeoefend alsof de overeenkomst een factuur was, die zij in haar btw-aangifte heeft opgenomen. De Sloweense autoriteiten betwijfelen of in dit geval sprake is van een factuur in de zin van de Btw-richtlijn die recht op aftrek van btw geeft. De Sloweense verwijzende rechter besluit daarom de volgende prejudiciële vragen te stellen:

NTFR 2021/1802 - Forfaitaire berekenmethode voor bloemisten

Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021 geschreven door mr. M. Soltysik
In een nieuwsbericht op de website van de Belastingdienst staat dat bloemisten sinds 1 januari 2021 gebruik kunnen maken van een forfaitaire berekenmethode. Tot en met 31 december 2020 bestond er een brancheconvenant tussen de Belastingdienst en de Vereniging Bloemist Winkeliers. Dit convenant is ingetrokken. Sinds 1 januari 2021 kunnen bloemisten daarom gebruikmaken van een van de drie voorgeschreven forfaitaire berekeningsmethoden uit art. 16 Uitv.besl. OB 1968.

NTFR 2021/1804 - Onregelmatigheid tijdens overbrenging van accijnsgoederen leidt tot naheffingsaanslag accijns

ECLI:NL:PHR:2021:461, datum uitspraak 07-05-2021, publicatiedatum 28-05-2021
Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021
In oktober en november 2013 heeft belanghebbende dertien keer een elektronisch administratief document (e-AD) ingediend voor de verzending van accijnsgoederen onder schorsing van accijns vanuit haar accijnsgoederenplaats (AGP) in Nederland naar een belastingentrepot in Italië. De Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst is een strafrechtelijk onderzoek gestart bij belanghebbende met betrekking tot vermoedelijke fraude met alcoholhoudende dranken die niet overeenkomstig de wettelijke bepalingen in de accijnsheffing zijn betrokken. In dat kader is een rechtshulpverzoek gezonden aan de bevoegde autoriteiten in Italië en is gevraagd of de hiervoor bedoelde zendingen van accijnsgoederen daadwerkelijk bij de geadresseerde zijn afgeleverd. In reactie op het verzoek hebben de Italiaanse autoriteiten onder meer meegedeeld dat uit onderzoek is gebleken dat de accijnsgoederen niet bij de loods van de geadresseerde zijn aangekomen en dat de elektronische voltooiing van de verzendingen werd verzorgd vanuit een plek in Oekraïne.

NTFR 2021/1805 - A-G Ettema belicht juridisch kader inzake 'overbrengen van accijnsgoederen'

ECLI:NL:PHR:2021:443, datum uitspraak 30-04-2021, publicatiedatum 21-05-2021
Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021
Belanghebbende exploiteert een groothandel in alcoholische en niet-alcoholische dranken. In november 2012 heeft zij acht zendingen van goederen onder schorsing van accijns uitgeslagen uit haar accijnsgoederenplaats (AGP). Voor elke zending heeft zij een elektronisch administratief document (e-AD) opgemaakt met Zweden als land van bestemming.

NTFR 2021/1807 - Verordening rioolheffing onverbindend wegens schending publicatievoorschrift

ECLI:NL:HR:2021:823, datum uitspraak 04-06-2021, publicatiedatum 04-06-2021
Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021 met annotatie van mr. E.D. Postema
In geschil is of de Verordening rioolheffing van de gemeente Horst aan de Maas op de juiste wijze bekend is gemaakt. Hof Den Bosch (24 januari 2020, nr. 18/00552, NTFR 2020/496) oordeelde dat publicatie heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad vernietigt dat oordeel. Het Elektronisch gemeenteblad waarin de verordening was gepubliceerd, was immers niet meer online te raadplegen. Dat de tekst van de verordening nog wel langs andere weg op het internet gevonden kon worden, komt niet in de plaats van de officiële publicatie. Aan het publicatievoorschrift is derhalve niet voldaan. De Verordening rioolheffing wordt onverbindend verklaard en de aanslagen rioolheffing worden vernietigd.

NTFR 2021/1808 - Heffingsmaatstaf forensenbelasting gemeente Ommen niet in strijd met gelijkheidsbeginsel

ECLI:NL:HR:2021:648, datum uitspraak 04-06-2021, publicatiedatum 04-06-2021
Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021 met annotatie van mr. S. el Oiskhiri
Belanghebbende heeft een gemeubileerde recreatiewoning in de gemeente Ommen. Daarvoor is aan hem een aanslag forensenbelasting opgelegd van € 1.620, gebaseerd op een WOZ-waarde van meer dan € 140.000. De recreatiewoning van belanghebbende maakt geen onderdeel uit van een recreatieterrein als bedoeld in art. 16, onderdeel e, Wet WOZ (recreatiesamenstel). Was dat wel het geval geweest, dan zou een bedrag van € 225 aan forensenbelasting verschuldigd zijn. Hof Arnhem-Leeuwarden (4 februari 2020, nr. 18/00550, NTFR 2020/820) heeft geoordeeld dat de in de verordening opgenomen heffingsmaatstaf in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De Hoge Raad vernietigt dat hofoordeel. De gemeentelijke wetgever mocht bij het onderscheid tussen woningen die wel en woningen die niet onderdeel uitmaken van een recreatiesamenstel, in redelijkheid uitgaan van de ervaringsregel dat eerstgenoemde woningen anders dan laatstgenoemde woningen een aanmerkelijk lagere waarde hebben dan € 60.000. In deze ervaringsregel kan voldoende steun worden gevonden voor het gemaakte onderscheid. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is dus geen sprake. Verder overweegt de Hoge Raad nog dat de enkele omstandigheid dat de verordening voor het jaar 2015 voor belanghebbende heeft geleid tot een aanmerkelijk hogere aanslag dan in het verleden, op zichzelf geen reden is om te onderzoeken of sprake is van een buitensporige last in de zin van art. 1 EP (bij het EVRM). De aanslag forensenbelasting 2015 blijft dus in stand.

NTFR 2021/1810 - Instemmen met verlenging beslistermijn bezwaar leidt niet tot verlenging redelijke termijn

ECLI:NL:HR:2021:826, datum uitspraak 04-06-2021, publicatiedatum 04-06-2021
Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021 met annotatie van mr. M. Jansen
Belanghebbende heeft ingestemd met verlenging van de beslistermijn op het bezwaar. Hof Den Haag (21 juli 2020, nrs. 19/00568 t/m 19/00572, NTFR 2020/2360) heeft geoordeeld dat deze instemming een bijzondere omstandigheid vormt waardoor de redelijke termijn wordt verlengd. Verder heeft het hof geoordeeld dat de beslistermijn is aangehouden in afwachting van de beantwoording van prejudiciële vragen van het hof door het HvJ. De redelijke termijn is door de verlenging niet overschreden en belanghebbende komt geen immateriëleschadevergoeding toe, aldus het hof. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak. De enkele instemming met verlenging van de beslistermijn vormt niet een bijzondere omstandigheid. Het aanhouden van een bezwaarschrift in verband met prejudiciële vragen die aanhangig zijn bij het HvJ daarentegen wel. De buiten beschouwing te laten periode vangt dan echter pas aan op het moment dat de inspecteur de belanghebbende schriftelijk in kennis heeft gesteld van zijn beslissing om het bezwaarschrift aan te houden in afwachting van het antwoord op prejudiciële vragen en eindigt op de dag van de openbaarmaking van de prejudiciële beslissing door het HvJ. Gelet daarop komt belanghebbende een vergoeding van immateriële schade toe.

NTFR 2021/1812 - Dga aansprakelijk voor VPB na verdwenen vermogen van bv's I

ECLI:NL:GHARL:2021:3822, datum uitspraak 20-04-2021, publicatiedatum 30-04-2021
Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021 met annotatie van mr. drs. W.A. de Paepe
Belanghebbende is op grond van art. 40 IW 1990 bij beschikkingen aansprakelijk gesteld voor de onbetaalde belastingaanslagen in de VPB over 2008 van de vennootschappen A bv en B bv. Belanghebbende hield samen met twee zonen aandelen in deze vennootschappen. De materiële ondernemingen van de bv’s zijn in 2008 verkocht voor € 4,6 miljoen. In de VPB-aangiften 2008 voeren beide bv’s een HIR op. De inspecteur heeft deze HIR’s niet geaccepteerd. Eind 2010 zijn de aandelen A bv en B bv gecertificeerd en overgedragen aan twee stichtingen. In 2011 zijn de certificaten verkocht en overgedragen aan een andere stichting. Bij deze laatste stichting zijn belanghebbende en haar zonen niet betrokken. In geschil is of belanghebbende terecht aansprakelijk is gesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Het hof is van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het niet aan haar is te wijten dat het vermogen van de vennootschappen ontoereikend was voor het voldoen van de VPB. Bovendien is er volgens het hof sprake van betrokkenheid van belanghebbende bij de na de vervreemding verrichte (onzakelijke) handelingen waardoor de verhaalsmogelijkheden van de ontvanger illusoir zijn geworden. Het hof gaat voorbij aan het beroep op de verjaring van de belastingaanslagen omdat dit pas voor het eerst ter zitting is aangevoerd. Deze stelling vergt een nader onderzoek van feitelijke aard en het hof laat het algemeen belang van de doelmatige procesgang prevaleren boven het belang bij het innemen van een nieuwe stelling.

NTFR 2021/1813 - Vereenvoudiging beslagvrije voet

Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021 geschreven door mr. J.D. Schouten
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid informeert in deze brief de Kamer mede namens de minister voor Rechtsbescherming en de staatssecretarissen van Financiën over de actuele stand van zaken rond de uitvoering van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet en het programma Stroomlijning Keten voor Derdenbeslag. De burger heeft een controlerecht op de berekening van de beslagvrije voet. Hij kan zelf via het burgerportaal eenvoudig relevante informatie over de beslagvrije voet raadplegen en zijn beslagvrije voet herrekenen.

NTFR 2021/1814 - Compensatie gedupeerden in schuldentraject

Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021 geschreven door mr. J.D. Schouten
De staatssecretaris van Financiën heeft in dit besluit de buitengerechtelijke regeling opgenomen. Dit besluit houdt in dat de Belastingdienst/Toeslagen een compensatie kan uitkeren voor de schulden van ouders en hun partners die gedupeerd zijn door problemen rondom de kinderopvangtoeslag en in de wettelijke schuldsaneringsregeling terecht zijn gekomen of in een buitengerechtelijke schuldregeling zitten, waarbij een akkoord met de schuldeisers is bereikt.

NTFR 2021/1815 - Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag

Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021 geschreven door mr. J.D. Schouten
De staatssecretaris van Financiën heeft in overeenstemming met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag aangepast. Dit besluit vervangt het besluit van 18 maart 2021, nr. 2021-30659 (Stcrt. 2021, 14691) en regelt dat de Belastingdienst/Toeslagen op korte termijn een forfaitair bedrag aan compensatie of tegemoetkoming kan uitkeren aan ouders die gedupeerd zijn door problemen rondom de kinderopvangtoeslag en dat hun toeslag- en belastingschulden kunnen worden kwijtgescholden. Daarnaast regelt dit besluit dat de doelgroep van de compensatieregeling wordt verruimd. Tevens worden met dit besluit twee compensatie-elementen toegevoegd: compensatie voor reeds afgeloste publieke schulden en compensatie voor boetes.

NTFR 2021/1816 - Poolse werknemer valt niet binnen de werkingssfeer van art. 14, lid 2, Vo. 1408/71

Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021 met annotatie van mr. dr. B.M.M. Didden
enige arbeidsovereenkomst, in de lidstaat van werknemer gevestigde werkgever, persoon die op grondgebied van 2 of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt uit te oefenen, sociale zekerheid, uitsluitend in andere lidstaat verrichte werkzaamheden in loondienst, vaststelling toepasselijke wetgeving, werkzaamheden die in opeenvolgende tijdvakken in verschillende lidstaten zijn verricht

NTFR 2021/1817 - Dienstbetrekking aan boord van schip; Nederland heeft heffingsrecht I

ECLI:NL:PHR:2021:441, datum uitspraak 30-04-2021, publicatiedatum 27-05-2021
Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021 met annotatie van dr. mr. M van Dun
A-G Niessen heeft conclusie genomen in een zaak over de vraag of een schip dat zich in de fase van (af)bouw bevindt en in die fase wordt overgebracht van Zuid-Korea naar Nederland, waarbij ook goederen en personen worden vervoerd, wordt geëxploiteerd in het internationale verkeer in de zin van art. 15, lid 3, Verdrag Nederland-Zwitserland 2010.

NTFR 2021/1818 - Dienstbetrekking aan boord van schip; Nederland heeft heffingsrecht II

ECLI:NL:PHR:2021:476, datum uitspraak 30-04-2021, publicatiedatum 28-05-2021
Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021 met annotatie van dr. mr. M van Dun
Het geschil betreft de heffing van belasting over inkomsten verkregen uit een dienstbetrekking die wordt uitgeoefend op een pijplegschip (‘pijpenlegger’). Het geschil spitst zich toe op de vraag of een pijplegschip – dat zich bezighoudt met het leggen van pijpleidingen op zee en in dat kader (eventueel) ook goederen voor de installatie vervoert – in het internationale verkeer wordt geëxploiteerd in de zin van art. 15, lid 3, Verdrag Nederland-Zwitserland 2010.

NTFR 2021/1849 - Dga aansprakelijk voor VPB na verdwenen vermogen van bv's II

ECLI:NL:GHARL:2021:3823, datum uitspraak 20-04-2021, publicatiedatum 30-04-2021
Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021
Belanghebbende is op grond van art. 40 IW 1990 bij beschikkingen aansprakelijk gesteld voor de onbetaalde belastingaanslagen in de VPB over 2008 van de vennootschappen A bv en B bv. Belanghebbende hield samen met zijn moeder en broer aandelen in deze vennootschappen. De materiële ondernemingen van de bv’s zijn in 2008 verkocht voor € 4,6 miljoen. In de VPB-aangiften 2008 voeren beide bv’s een HIR op. De inspecteur heeft deze HIR’s niet geaccepteerd. Eind 2010 zijn de aandelen A bv en B bv gecertificeerd en overgedragen aan twee stichtingen. In 2011 zijn de certificaten verkocht en overgedragen aan een andere stichting. Bij deze laatste stichting zijn belanghebbende, zijn moeder en zijn broer niet betrokken. In geschil is of belanghebbende terecht aansprakelijk is gesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Het hof is van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het niet aan haar is te wijten dat het vermogen van de vennootschappen ontoereikend was voor het voldoen van de VPB. Bovendien acht het hof sprake van een zodanige betrokkenheid van belanghebbende bij de na de vervreemding verrichte (onzakelijke) handelingen waardoor de verhaalsmogelijkheden van de ontvanger illusoir zijn geworden. Het hof gaat voorbij aan het beroep op de verjaring van de belastingaanslagen omdat dit pas voor het eerste ter zitting is aangevoerd. Deze stelling vergt een nader onderzoek van feitelijke aard en het hof laat het algemeen belang van de doelmatige procesgang prevaleren boven het belang bij het innemen van een nieuwe stelling.

NTFR 2021/1850 - Dga aansprakelijk voor VPB na verdwenen vermogen van bv's III

ECLI:NL:GHARL:2021:3824, datum uitspraak 20-04-2021, publicatiedatum 30-04-2021
Aflevering 23, gepubliceerd op 10-06-2021
Belanghebbende is op grond van art. 40 IW 1990 bij beschikkingen aansprakelijk gesteld voor de onbetaalde belastingaanslagen in de VPB over 2008 van de vennootschappen A bv en B bv. Belanghebbende hield samen met zijn moeder en broer aandelen in deze vennootschappen. De materiële ondernemingen van de bv’s zijn in 2008 verkocht voor € 4,6 miljoen. In de VPB-aangiften 2008 voeren beide bv’s een HIR op. De inspecteur heeft deze HIR’s niet geaccepteerd. Eind 2010 zijn de aandelen A bv en B bv gecertificeerd en overgedragen aan twee stichtingen. In 2011 zijn de certificaten verkocht en overgedragen aan een andere stichting. Bij deze laatste stichting zijn belanghebbende, zijn moeder en zijn broer niet betrokken. In geschil is of belanghebbende terecht aansprakelijk is gesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Het hof is van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het niet aan haar is te wijten dat het vermogen van de vennootschappen ontoereikend was voor het voldoen van de VPB. Bovendien acht het hof sprake van een zodanige betrokkenheid van belanghebbende bij de na de vervreemding verrichte (onzakelijke) handelingen waardoor de verhaalsmogelijkheden van de ontvanger illusoir zijn geworden. Het hof gaat voorbij aan het beroep op de verjaring van de belastingaanslagen omdat dit pas voor het eerste ter zitting is aangevoerd. Deze stelling vergt een nader onderzoek van feitelijke aard en het hof laat het algemeen belang van de doelmatige procesgang prevaleren boven het belang bij het innemen van een nieuwe stelling.