Aflevering 24

Gepubliceerd op 17 juni 2021

NTFR 2021/1853 - Trust nobody?

Aflevering 24, gepubliceerd op 17-06-2021 geschreven door mr. W.E. Nent-Vroomen
Als trouwe fan van het televisieprogramma Wie is de Mol? kwam deze titel direct bij mij boven bij het schrijven van deze bijdrage. Het gaat dit keer echter niet om het ontmaskeren van een (in meer of mindere mate) bekende Nederlander die moedwillig een spelletje verstoort dat draait om geld verdienen voor een gezamenlijke pot. Wat ik in deze Opinie voor het voetlicht wil brengen, is het feit dat ik steeds vaker het spoor bijster raak wat betreft het uitgangspunt van de relatie tussen de Belastingdienst en belastingadviseurs. Kijkt de inspecteur nu (in beginsel) met vertrouwen naar een belastingadviseur of niet? Voor beide uitgangspunten zijn in het dagelijkse werk aanknopingspunten te vinden. Toch lijkt de weegschaal op dit moment vaker door te slaan naar de kant van het wantrouwen. Dat lijkt mij een ongewenste ontwikkeling, nu de inspecteur en de adviseur elkaar steeds vaker nodig lijken te hebben.

NTFR 2021/1856 - A-G Wattel adviseert over beantwoording prejudiciële vragen van Rechtbank Noord-Nederland over afkoop renteswaps

ECLI:NL:PHR:2021:440, datum uitspraak 30-04-2021, publicatiedatum 21-05-2021
Aflevering 24, gepubliceerd op 17-06-2021 met annotatie van mr. dr. C. Bruijsten
Belanghebbende is een woningbouwcorporatie die door overheidsmaatregelen genoopt is voor haar ongunstig uitwerkende langlopende interest rate swaps (IRSs) af te kopen omdat haar uit die IRSs voortvloeiende collateral-verplichtingen (margin calls) als gevolg van de zeer lage markrente een zodanige last op haar liquiditeiten legde dat zij dreigde niet meer door een verplichte stresstest te komen. De leningen met variabele rente voor de renterisicobeheersing waarvoor de IRSs waren afgesloten, zijn tegelijk met de afkoop van de IRSs vervangen door leningen met vaste rente met dezelfde hoofdsommen en dezelfde looptijden.

NTFR 2021/1857 - Antwoorden op Kamervragen over verschil in belastingdruk tussen werknemers en ondernemers

Aflevering 24, gepubliceerd op 17-06-2021
De staatssecretaris heeft acht vragen beantwoord over de fiscale verschillen tussen werknemers en zelfstandigen. De aanleiding voor de vragen was een publicatie op internet (zipconomy.nl, Hugo-Jan Ruts). Daarin staat dat bij het vergelijken van belastingdruk tussen werknemers, directeuren-grootaandeelhouders (dga) en ondernemers acht fouten zouden zijn gemaakt. Het gaat daarbij onder meer om de aannames bij de figuren 4, 5 en 6 en tabel 9 bij de nota naar aanleiding van het verslag van het Belastingplan 2021 (NTFR 2020/2988). In de antwoorden geeft de staatssecretaris aan dat aldaar bijvoorbeeld geen rekening is gehouden met de verschillen in de praktijk in de mogelijkheden tussen werknemers, IB-ondernemers en dga’s om fiscaal gefacilieerd een oudedagsvoorziening op te bouwen en evenmin met de bovengrens van wat IB-ondernemers aan oudedagsreserve mogen opbouwen.

NTFR 2021/1858 - Internetconsultatie wetsvoorstel belastingheffing aandelenopties werknemers

Aflevering 24, gepubliceerd op 17-06-2021 geschreven door mr. A.C. Smale
Op 31 mei 2021 heeft de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat de Tweede Kamer een rapport aangeboden met betrekking tot het onderzoek dat is verricht naar de belastingheffing van werknemers bij de toekenning van aandelenoptierechten. Het onderzoek is verricht in tien landen die relevant zijn voor Nederland als concurrerende vestigingsplaats voor start-ups en scale-ups. Met dit onderzoek is invulling gegeven aan de motie van de leden Amhaouch en Van Eijs.

NTFR 2021/1861 - Weer Tweede Kamervragen beantwoord over Duitse oorlogsgerelateerde uitkeringen

Aflevering 24, gepubliceerd op 17-06-2021
Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst Vijlbrief heeft Tweede Kamervragen beantwoord over de mogelijkheid tot navorderen bij belastingplichtigen met een Duitse oorlogsgerelateerde uitkering. Hij verwijst in zijn beantwoording naar de recente antwoorden op Kamervragen hierover (NTFR 2021/1598). Per geval wordt beoordeeld of en voor hoeveel jaren een navordering moet worden opgelegd. Daarbij wordt ook bekeken of de verlengde navorderingstermijn van twaalf in plaats van vijf jaar kan worden toegepast. Verder legt hij uit dat bij navordering geen verzuimboetes kunnen worden opgelegd en dat het opleggen van een vergrijpboete per geval wordt beoordeeld. Aan nabestaanden wordt geen boete opgelegd.

NTFR 2021/1863 - Wetsaanpassing aangekondigd voor toepassing IACK bij arbeidsmigranten

Aflevering 24, gepubliceerd op 17-06-2021
Buitenlandse belastingplichtigen die niet aan de eisen voldoen om in aanmerking te komen voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) kunnen deze in bepaalde situaties toch krijgen. Dat vindt de staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst een onbedoeld gevolg en daarom zal hij de wet aanpassen. Over dit voornemen stuurde hij eerder al een brief aan de Tweede Kamer. Thans heeft hij, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, hierover Tweede Kamervragen beantwoord en daaruit volgt dat de wetsaanpassing op Prinsjesdag zal worden ingediend en zal gaan gelden per 1 januari 2022. Op aanslagen en aangiften over de belastingjaren tot 2022 zal hij niet terugkomen.

NTFR 2021/1864 - Voorvoegingshoudsterverlies kan worden verrekend met winst van nieuwe gevoegde dochter

ECLI:NL:HR:2021:884, datum uitspraak 11-06-2021, publicatiedatum 11-06-2021
Aflevering 24, gepubliceerd op 17-06-2021 met annotatie van mr. F. van Horzen
Belanghebbende heeft in 2010 een houdsterverlies geleden van € 90.115. In 2015 heeft zij een dochtermaatschappij opgericht waarmee zij een fiscale eenheid vormt. Belanghebbende verrichtte ook in 2016 houdsteractiviteiten; de dochter managementactiviteiten. Belanghebbende heeft voor 2016 een belastbare geconsolideerde winst van € 16.420 aangegeven, bestaande uit een eigen verlies van € 5.654 en een winst van € 22.074 van de dochter. Belanghebbende heeft de geconsolideerde winst verrekend met haar houdsterverlies uit 2010, uitkomend op een belastbaar bedrag van nihil. Rechtbank Den Haag (12 december 2019, nr. 18/7832, NTFR 2020/1133) achtte verrekening van het houdsterverlies niet toegestaan. Die uitspraak houdt in cassatie echter geen stand. Art. 20, lid 4, onderdeel a, art. 15ae, lid 1, onderdeel a, en lid 3, Wet VPB 1969 en art. 5, lid 4, Besluit brengen naar hun bewoordingen namelijk met zich mee dat het houdsterverlies van belanghebbende tot verrekening komt met de winst van belanghebbende van 2016. Dat de winst van de dochtermaatschappij van 2016 op grond van art. 5, lid 4, Besluit FE 2003 wordt aangemerkt als winst van belanghebbende, heeft immers niet tot gevolg dat belanghebbende, als afzonderlijke maatschappij beschouwd, niet voldeed aan de werkzaamhedentoets. Zij verrichtte in 2016 namelijk uitsluitend houdsteractiviteiten. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, kan de omstandigheid dat de uitkomst van de toepassing van het samenstel van de wetsbepalingen bij een grammaticale uitleg op gespannen voet staat met doel en strekking van een of meer van die bepalingen als zij op zichzelf worden beschouwd, niet rechtvaardigen dat aan dit samenstel van bepalingen een andere uitleg wordt gegeven.

NTFR 2021/1865 - Beantwoording Kamervragen over de consultatie conceptwetsvoorstel Wet aanpassing fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen

Aflevering 24, gepubliceerd op 17-06-2021 geschreven door mr. D.C. Simonis
Staatssecretaris Vijlbrief van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft Kamervragen van het lid Grinwis (ChristenUnie) beantwoord over de consultatie op het conceptwetsvoorstel Wet aanpassing fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen, waarmee wordt beoogd hybride mismatches aan te pakken én de plannen van de Amerikaanse president Joe Biden om mazen in fiscale wetgeving te dichten om belastingontwijking tegen te gaan en rijke Amerikanen hun fair share te laten bijdragen.

NTFR 2021/1866 - 'Gezamenlijke verkrijging' in vrijstellingsbepaling art. 15, lid 1, onderdeel g, Wet BRV omvat ook verkrijging van economische eigendom

ECLI:NL:HR:2021:888, datum uitspraak 11-06-2021, publicatiedatum 11-06-2021
Aflevering 24, gepubliceerd op 17-06-2021 met annotatie van drs. R. van Haperen
Belanghebbende heeft lang samengewoond met een partner. In 2012 heeft de partner een woning verkregen. Na beëindiging van hun relatie in 2017 is de woning op grond van een convenant toegedeeld aan belanghebbende voor een koopprijs van € 205.000. Hof Den Bosch (5 juni 2020, nr. 20/00119, NTFR 2020/1853) heeft geoordeeld dat deze verkrijging niet is vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Van een ‘gezamenlijke verkrijging’ ex art. 15, lid 1, onderdeel g, Wet BRV is volgens het hof geen sprake. Anders dan het hof heeft geoordeeld, moet volgens de Hoge Raad ervan worden uitgegaan dat sinds 1 januari 1995 onder ‘gezamenlijke verkrijging’ ook moet worden verstaan de gezamenlijke verkrijging van de economische eigendom.

NTFR 2021/1869 - Onderzoek naar een belasting op plastic

Aflevering 24, gepubliceerd op 17-06-2021
Staatssecretaris Vijlbrief van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft een eerste verkenning van de mogelijkheden voor een nationale heffing op nieuw plastic (en/of plastics met een te klein percentage recyclaat) naar de Tweede Kamer gestuurd.

NTFR 2021/1871 - Informatiebeschikking ziet ook op buitenlandse bankrekeningen die nog niet zijn gemeld

ECLI:NL:HR:2021:778, datum uitspraak 11-06-2021, publicatiedatum 11-06-2021
Aflevering 24, gepubliceerd op 17-06-2021 met annotatie van mr. I. van Wijk
Erflater heeft in april 2014 met een beroep op de inkeerregeling gemeld dat hij banktegoeden heeft bij banken in Spanje en Zwitserland. In oktober 2014 heeft de inspecteur om inlichtingen gevraagd. In 2015 is erflater overleden. In november 2015 heeft de inspecteur een informatiebeschikking vastgesteld. Volgens de Hoge Raad heeft Hof Arnhem-Leeuwarden (28 januari 2020, nrs. 18/00910 t/m 18/00922, NTFR 2020/454) terecht geoordeeld dat een beroep op het vertrouwensbeginsel kan worden gedaan ten aanzien van beleid – zoals neergelegd in de Handreiking Wet-Dezentjé– dat met een beroep op de WOB bekend is gemaakt. Anders dan belanghebbenden (de erfgenamen) betogen, volgt uit deze handreiking echter niet dat pas een informatiebeschikking mag worden gegeven nadat de inspecteur heeft onderzocht of de vereiste aangifte is gedaan. Verder heeft het hof terecht geoordeeld dat na het overlijden van erflater de verplichting om mondeling of schriftelijk te verklaren, is komen te rusten op zijn erfgenamen. Niettemin vernietigt de Hoge Raad de hofuitspraak omdat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de inspecteur geen vragen mocht stellen over hem nog onbekende buitenlandse bankrekeningen. Als de inspecteur bekend wordt met niet aangegeven buitenlandse bankrekeningen, dan mag hij zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat de mogelijkheid bestaat dat de belastingplichtige over onbekende bronnen van inkomen heeft beschikt en ervoor heeft gekozen daarmee verband houdende vermogensbestanddelen in het buitenland onder te brengen.

NTFR 2021/1872 - Cassatieberoep niet-ontvankelijk omdat griffierecht slechts gedeeltelijk is betaald

ECLI:NL:HR:2021:876, datum uitspraak 11-06-2021, publicatiedatum 11-06-2021
Aflevering 24, gepubliceerd op 17-06-2021 met annotatie van mr. B. Schaafsma
Belanghebbende heeft het verschuldigde griffierecht slechts gedeeltelijk betaald. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom niet het volledige griffierecht is betaald. Datgene wat is aangevoerd, is geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is. De aangevoerde stellingen berusten namelijk op de onjuiste opvatting dat de gemachtigde het griffierecht verschuldigd zou zijn. Ook onjuist is de stelling dat van belanghebbende minder griffierecht kan worden geheven omdat de gemachtigde gelijktijdig namens belanghebbende en andere belastingplichtigen cassatieberoep heeft ingesteld tegen op eenzelfde datum gedane uitspraken van de rechtbank die alle betrekking hebben op WOZ-beschikkingen 2019. Verder merkt de Hoge Raad nog op dat als het griffierecht slechts gedeeltelijk is betaald, de griffier niet gehouden is een nieuwe termijn te stellen voor de betaling van het restant. Het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 32 wordt door de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.

NTFR 2021/1873 - Een ondernemer die geen administratie heeft bijgehouden kan achteraf niet alsnog aan zijn administratieplicht voldoen

ECLI:NL:HR:2021:822, datum uitspraak 04-06-2021, publicatiedatum 04-06-2021
Aflevering 24, gepubliceerd op 17-06-2021 met annotatie van mr. M. van Leeuwen
Volgens de inspecteur heeft belanghebbende (verzwegen) inkomsten genoten uit het voor derden verzorgen van belastingaangiften. In verband hiermee heeft de inspecteur belanghebbende belastingaanslagen 2011 t/m 2014 opgelegd. In bezwaar heeft de inspecteur een informatiebeschikking afgegeven wegens schending van de administratieplicht. Bij de rechtbank betoogde de inspecteur dat sprake was van row; in hoger beroep van winst uit onderneming. Het hof heeft de beschikking in stand gelaten en belanghebbende de gelegenheid geboden de schending te herstellen.

NTFR 2021/1874 - Gedeeltelijke vernietiging van informatiebeschikking voor schending van de administratieplicht is niet mogelijk

ECLI:NL:HR:2021:819, datum uitspraak 04-06-2021, publicatiedatum 04-06-2021
Aflevering 24, gepubliceerd op 17-06-2021 met annotatie van mr. W.E. Nent-Vroomen
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van Hof Den Bosch (25 april 2019, nr. 17/00609, NTFR 2019/1780) afgedaan met een verwijzing naar art. 81, lid 1, Wet RO. Ambtshalve casseert de Hoge Raad de hofuitspraak echter op de volgende gronden.

NTFR 2021/1875 - Belanghebbende mag bij discrepantie met controlerapport uitgaan van op aanslagbiljet vermelde overtreding

ECLI:NL:HR:2021:704, datum uitspraak 07-05-2021, publicatiedatum 07-05-2021
Aflevering 24, gepubliceerd op 17-06-2021 met annotatie van mr. drs. R. Steenman
In een controlerapport is aangekondigd dat belanghebbende boetes worden opgelegd op grond van art. 67f AWR en art. 10a AWR. Op het aanslagbiljet is echter maar één boetebedrag van € 50.000 opgenomen en is vermeld dat de boete is opgelegd op grond van art. 67f AWR. Hof Den Bosch (14 juni 2019, nrs. 18/00203 en 18/00204, NTFR 2019/2985) heeft geoordeeld dat uit het aanslagbiljet volgt dat alleen een boete op grond van art. 67f AWR is opgelegd. Vervolgens heeft het hof geoordeeld dat niet aan de vereisten van art. 67f AWR is voldaan en dat de boete moet worden vernietigd. Of aan de vereisten van art. 10a AWR is voldaan, behoeft dus geen behandeling. De staatssecretaris heeft cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van het hof. Uiterlijk bij de bekendmaking van de boete moet de belastingplichtige in kennis worden gesteld van de overtreding en het overtreden voorschrift. Aan deze eis is ook voldaan als voorafgaand aan het opleggen van de boete een (controle)rapport is opgemaakt met daarin een vermelding van de beboetbare gedraging. Een naderhand bekendgemaakte boetebeschikking mag echter niet tot onduidelijkheid leiden over de verweten overtreding en het overtreden voorschrift. Is daarvan wél sprake, dan wordt de onduidelijkheid weggenomen door slechts betekenis toe te kennen aan hetgeen is vermeld op het aangiftebiljet. Dit betekent dat in het onderhavige geval alleen een boete op grond van art. 67f AWR is opgelegd.

NTFR 2021/1876 - Inspecteur hoefde bij informatieverzoek over buitenlandse bankrekeningen eigen informatie niet te delen met belanghebbende

ECLI:NL:PHR:2021:492, datum uitspraak 18-05-2021, publicatiedatum 04-06-2021
Aflevering 24, gepubliceerd op 17-06-2021 met annotatie van mr. T.J. Droog
De FIOD heeft de inspecteur intern geïnformeerd over het ontdekt zijn van bepaalde verzwegen Belgische bankrekeningen van belanghebbende. Daarop heeft de inspecteur, zonder belanghebbende te informeren over deze bij hem bekend geworden bankrekeningen, bij brief van 23 juli 2015 in het algemeen gevraagd welke buitenlandse bankrekeningen belanghebbende heeft of had vanaf 1 januari 2003. Er is verzocht om toezending van rekeningafschriften. Ook is gevraagd wat de herkomst is van de stortingen op de buitenlandse bankrekeningen. En voorts wie anders mede beschikkingsmacht had over de rekeningen.

NTFR 2021/1881 - Kwijtscheldingsbeschikking ontvanger bindt ook inspecteur (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2021:905, datum uitspraak 11-06-2021, publicatiedatum 11-06-2021
Aflevering 24, gepubliceerd op 17-06-2021
Belanghebbende dreef samen met twee andere vennoten een vof. In 2015 kon de vof niet meer aan haar financiële verplichtingen voldoen. Een bewindvoerder werd aangesteld voor schuldsanering en liquidatie van de vof. Naar aanleiding van een door de bewindvoerder gedaan saneringsvoorstel heeft de ontvanger een beslissing op een verzoek om kwijtschelding genomen in de vorm van een kwijtscheldingsbeschikking. In de kwijtscheldingsbeschikking van 10 juli 2017 zijn alle aanslagen opgenomen waarvoor daadwerkelijk kwijtschelding werd verleend. Op 7 mei 2018 werd de aanslag IB 2015 van de partner van belanghebbende vastgesteld. Omdat hieruit verliesverrekening naar 2012 en 2013 volgde, had belanghebbende geen recht meer op de aan haar uitbetaalde heffingskortingen over die jaren. De inspecteur heeft de onterechte uitbetaling hersteld door middel van de vaststelling van navorderingsaanslagen over 2012 en 2013. Tussen partijen is in geschil of deze navorderingsaanslagen ten name van belanghebbende mochten worden vastgesteld ondanks de door de ontvanger afgegeven kwijtscheldingsbeschikking. Hof Den Haag 29 september 2020, nrs. 19/00524 en 19/00525 (NTFR 2020/3167) heeft overwogen dat voorop dient te worden gesteld dat door het saneringsvoorstel en de akkoordverklaring daarvan door de ontvanger een vaststellingsovereenkomst in de zin van art. 7:900, lid 1, BW tot stand is gekomen. Dat de ontvanger en de inspecteur afzonderlijke bestuursorganen zijn, is daarop niet van invloed. Beoordeeld moet worden of deze vaststellingsovereenkomst tot gevolg heeft dat de navorderingsaanslagen niet door de inspecteur mochten worden vastgesteld. Onder verwijzing naar de Haviltex-doctrine heeft het hof overwogen dat het saneringsaanbod enkel betrekking had op de invordering van belastingschulden van de vof van dat moment en niet op de belastingschulden van de vennoten noch op in de toekomst nog vast te stellen navorderingsaanslagen ten name van de vennoten. Het hof heeft dan ook geoordeeld dat aan de vaststellingsovereenkomst geen andere gevolg kan worden verbonden dan dat daarin is overeengekomen dat finale kwijting kan worden verleend met betrekking tot de belastingschuld die op dat moment bestond. De inspecteur kon derhalve de onterecht uitbetaalde heffingskorting navorderen.

NTFR 2021/1882 - Bulgaarse wetgeving niet van toepassing bij detachering Bulgaarse werknemer naar Duitsland

Aflevering 24, gepubliceerd op 17-06-2021 met annotatie van mr. dr. B.M.M. Didden
A1-verklaring, begrip substantiële werkzaamheden die verder gaan dan louter intern beheer, bepaling lidstaat waar de werkgever zijn werkzaamheden normaliter verricht, geen terbeschikkingstelling van uitzendkrachten op het gebied van de lidstaat waar de werkgever is gevestigd, migrerende werknemers, sociale zekerheid, toepasselijke wetgeving, uitzendkrachten