NTFR 2018/2473 - ‘Daar boven uit zijn geheven’ – de OZB-kerkenvrijstelling en staatssteun
Aflevering 44, gepubliceerd op 01-11-2018 geschreven door mr. drs. C.M. DijkstraToen ik ooit colleges ‘geschiedenis van de islam’ bij professor Beck volgde, legde hij een Indonesisch gezegde uit: geloof is als een spijker, mensen hangen hun bestaan eraan op en het gaat tot op de ziel zo diep. Ik moet bekennen dat ik persoonlijk als vrijzinnig doopsgezinde enigszins moeite had met de verstrekkende implicaties van dit gezegde, maar dat ik het wel begreep. Ik kan me dan ook binnen het redelijke vinden in het bijzonder onderwijs, en ook de anbi-regeling waar kerkelijke en levensbeschouwelijke instellingen voordeel van ondervinden, kan op mijn bijval rekenen. Religie veroorzaakt een hoop ellende in de wereld, maar laten we alsjeblieft niet het goede ervan uit het oog verliezen. Armoedebestrijding, filantropie, opvang voor de verworpenen der aarde, enzovoorts. Maar minstens zo belangrijk is dat geloofsgemeenschappen mensen in een ontheemde wereld bij elkaar brengen. Dat gaat in de praktijk echter moeilijk zonder gebouw en zo stuit je al snel op art. 220d, onderdeel c, Gem.w.: de zogenoemde kerkenvrijstelling in de OZB. Maar doorstaat zo’n vrijstelling de toets van het Europees recht, in het bijzonder de staatssteunregels? Hoewel in de literatuur is aangevoerd dat de vrijstellingen uit art. 220d Gem.w. weleens staatssteun zouden kunnen vormen, wil ik in deze Opinie beargumenteren dat de kerkenvrijstelling geen staatssteun is. Daar moeten we blij om zijn, gelet op de onverminderde culturele en maatschappelijke waarde van levensbeschouwelijke instituties in het Nederlandse religieuze landschap.