Aflevering 33

Gepubliceerd op 16 augustus 2007

NTFR 2007/1432 - Loon in natura en de cafetaria

Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007 geschreven door mr. J. van de Merwe
Tot het loon behoort alles wat een werknemer uit zijn dienstbetrekking geniet. Meestal wordt het loon in geld betaald, maar daarnaast komt ook loon in natura voor. Loon in natura is al het loon dat niet in Nederlands geld (dus: euro’s) wordt genoten. Dat kan vele verschillende vormen aannemen. Dicht bij het loon in geld ligt de betaling in vreemde valuta of een vordering, doordat het loon rentedragend wordt of wordt verrekend in rekening-courant. Denk ook aan het kerstpakket of de verstrekking van een andere zaak. Een ander bekend voorbeeld is de auto van de zaak of de terbeschikkingstelling van andere zaken, mede voor privégebruik. Ook kan loon worden genoten in de vorm van een recht, zoals pensioenaanspraken en optierechten (voor aandelenopties geldt vaak een bijzondere regeling: art. 10a Wet LB 1964). Als de werkgever een schuld van de werknemer voldoet, is er geen sprake van loon in natura maar van loon in geld.

NTFR 2007/1433 - Verzekeringsmaatschappij mag voorziening vormen voor pensioencontracten met gedispenseerde werkgevers

ECLI:NL:HR:2007:AX6316, datum uitspraak 10-08-2007, publicatiedatum 10-08-2007
Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007 met annotatie van mr. drs. A.C.M. Kuypers
Belanghebbende is de moedermaatschappij van een verzekeringsmaatschappij waarmee zij een fiscale eenheid vormt. De inspecteur heeft problemen met de gevormde voorziening ter zake van verplichtingen uit hoofde van overeenkomsten met door bedrijfspensioenfondsen gedispenseerde werkgevers. Hof Amsterdam oordeelt dat belanghebbende in principe op basis van goed koopmansgebruik een passiefpost mag vormen, ook voor zover die verplichtingen boven de ‘voorziening voor op balansdatum bestaande gelijkblijvende pensioenaanspraken’ uitgaan. Art. 9a Wet IB 1964 sluit volgens het hof wel het vormen van een voorziening voor indexaties uit. De Hoge Raad is, op de gronden vermeld in de conclusie van A-G Overgaauw (NTFR 2006/774), van oordeel dat goed koopmansgebruik zich niet verzet tegen de vorming van een voorziening. Voorts is de Hoge Raad van oordeel dat ter zake van de voorziening art. 9a Wet IB 1964 niet van toepassing is. De Hoge Raad verwijst hierbij naar de MvT bij de wet waarin art. 9a Wet IB 1964 werd ingevoerd. Hieruit leidt de Hoge Raad af dat met art. 9a Wet IB 1964 slechts is beoogd te voorkomen dat bij de verdeling van kosten en lasten van een belastingplichtige zelf, zoals pensioenlasten voor zijn werknemers, over de jaren van de belastingplicht rekening wordt gehouden met toekomstige wijzigingen in de hoogte van lonen of prijzen. De uit hoofde van de overeenkomsten met de gedispenseerde werkgevers aan derden toekomende bedragen zijn geen kosten die hun oorzaak vinden binnen de bedrijfsuitoefening van belanghebbende zelf.

NTFR 2007/1434 - Geen investeringsaftrek voor investeringen van medevennoten

ECLI:NL:HR:2007:BB1360, datum uitspraak 10-08-2007, publicatiedatum 10-08-2007
Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
Belanghebbende is een van de drie vennoten in een vof. De vof heeft investeringen gedaan waarvoor Senter verklaringen heeft afgegeven dat sprake is van energie- en milieu-investeringen. Aan belanghebbende is voor een derde deel van de investeringen investeringsaftrek toegekend. De overige vennoten hebben verzuimd in de aangiften investeringsaftrek te claimen. Belanghebbende heeft daarom verzocht om het volledige bedrag van de investeringen in aanmerking te mogen nemen voor de investeringsaftrek. Volgens de Hoge Raad heeft de inspecteur dit verzoek terecht afgewezen. Voor investeringen die aan de medevennoten toekomen, kan immers geen investeringsaftrek worden verleend. Belanghebbende kan ook geen beroep doen op het besluit van 10 september 1997, waarin is toegestaan dat binnen een samenwerkingsverband voor de toepassing van de investeringsaftrek wordt aangesloten bij de verdeling die de vennoten zelf hebben gekozen, mits alle vennoten hetzelfde verdelingscriterium hanteren. In dit geval hebben namelijk niet alle vennoten dezelfde verdeling gehanteerd.

NTFR 2007/1435 - Duurzaamheidsvereiste geldt op het niveau van de objectieve onderneming

Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007
In deze zaak gaat om de vraag of de voor ondernemerschap geldende eis van duurzaamheid moet worden beoordeeld op het niveau van de subjectieve ondernemer of op dat van de objectieve onderneming. A-G Overgaauw komt tot de conclusie dat op het niveau van de subjectieve ondernemer geen duurzaamheidseis wordt gesteld. Slechts ter beantwoording van de vraag of sprake is van een objectieve onderneming dient te worden getoetst aan het duurzaamheidsvereiste. Gelet hierop geeft het oordeel van Hof Amsterdam dat op het niveau van de subjectieve ondernemer een duurzaamheidsvereiste geldt, blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

NTFR 2007/1436 - Stakingswinst verantwoorden in jaar van inbreng

ECLI:NL:PHR:2008:BB0622, datum uitspraak 12-09-2008, publicatiedatum 12-09-2008
Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007
Belanghebbende heeft haar onderneming ingebracht in een vof. Het firmacontract is gesloten in april 1999 en de onderneming werd op 1 januari 1999 voor rekening en risico van belanghebbende gedreven. Belanghebbende wenst de stakingswinst in 1998 te verantwoorden. Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat goed koopmansgebruik noopt tot verantwoording van de stakingswinst in 1999. Belanghebbende is daartegen in cassatieberoep gekomen. A-G Overgaauw betoogt dat belanghebbende slechts dan gelijk heeft indien de overdracht van de onderneming is geschied ter uitvoering van een in 1998 gesloten overeenkomst. Dit laatste is evenwel niet het geval. Geconcludeerd wordt tot ongegrondverklaring van het cassatieberoep.

NTFR 2007/1437 - Ook in hoger beroep wordt niet voldaan aan urencriterium

ECLI:NL:GHAMS:2007:BA9894, datum uitspraak 06-06-2007, publicatiedatum 24-07-2007
Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007
In hoger beroep vernietigt het hof de uitspraak van de rechtbank omdat daarin is voorbijgegaan aan een onjuistheid in het dictum in de uitspraak op het bezwaar tegen de aanslag. De aanslag was vastgesteld en berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € x, zodat het indienen van een bezwaarschrift – ervan uitgaande dat de overige elementen van de aanslag ongewijzigd zijn gebleven – er niet toe heeft mogen leiden dat de aanslag bij de uitspraak op dat bezwaarschrift werd verhoogd. Dat laatste is slechts mogelijk door middel van een navorderingsaanslag, zoals deze nadien ook is opgelegd. Het hof is verder met de rechtbank van oordeel dat belanghebbende, die naast een betrekking in het onderwijs werkzaam is als beeldend kunstenaar, niet aan het urencriterium van art. 3.6, lid 1, Wet IB 2001 voldoet.

NTFR 2007/1444 - Advocaatkosten in verband met uitkering Stichting 1940-1945 zijn aftrekbaar

ECLI:NL:HR:2007:AY9929, datum uitspraak 10-08-2007, publicatiedatum 10-08-2007
Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007 met annotatie van G.J. van Mulbregt
Belanghebbende ontvangt een uitkering van Stichting 1940-1945. In het jaar 2001 heeft zij een bedrag van f 8.264 betaald aan haar advocaat in verband met het in stand houden en correct vaststellen van de uitkering. Belanghebbende heeft deze kosten in aftrek gebracht op haar inkomen uit werk en woning. De inspecteur weigert de gevraagde aftrek. Volgens de inspecteur is de uitkering door toepassing van art. 34 Wet LB 1964 ook voor de Wet IB 2001 aan te merken als loon, zodat de kosten niet aftrek komen. De Hoge Raad volgt het hof (NTFR 2005/1437) en A-G Van Ballegooijen (NTFR 2006/1467) in hun conclusie dat kwalificatie van de onderhavige periodieke uitkering als loon voor de inkomstenbelasting niet in overeenstemming is met doel en strekking van art. 34 Wet LB 1964 en dat belanghebbende de verwervingskosten derhalve kan aftrekken. Het cassatieberoep van de staatssecretaris is ongegrond.

NTFR 2007/1447 - Regeling verstrekking jaarloongegevens 2006

Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007
De bevoegde bewindslieden hebben een regeling vastgesteld die inhoudingsplichtigen verplicht om opnieuw de jaarloongegevens over 2006 te verstrekken. Het betreft een regeling van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de staatssecretaris van Financiën en de minister van Volksgezondheid.

NTFR 2007/1448 - Termijn verlengd waarbinnen partners de toerekening van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en de rendementsgrondslag kunnen wijzigen

Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007
Partners mogen gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en bestanddelen van de rendementsgrondslag onderling vrij verdelen. Volgens art. 2.17, lid 4, Wet IB 2001 mogen zij deze verdeling wijzigen tot het tijdstip waarop de aanslag inkomstenbelasting van een van hen onherroepelijk vaststaat. In dit besluit keurt de staatssecretaris goed dat dit tijdstip wordt verlengd totdat de aanslagen van beide partners onherroepelijk vaststaan. Voor de belastingjaren 2005 en volgende kunnen partners zich ook op de goedkeuring beroepen in de situatie dat de aanslagen van hen beiden onherroepelijk vaststaan. Een verzoek daartoe moet echter wel voor 1 januari 2008 zijn ingediend.

NTFR 2007/1449 - Na uitvoerige vaststelling van in acht te nemen toetsingskader oordeelt het hof dat toegepaste indeling onjuist is

ECLI:NL:GHAMS:2007:BA9927, datum uitspraak 11-07-2007, publicatiedatum 24-07-2007
Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007
X oefent een bedrijf uit op een luchthaven. Volgens het formulier 'Aanmelding werkgever' hebben X's activiteiten betrekking op onderhoud, reparatie en wijziging van luchtvaartuigen en de training van luchtvaartpersoneel, alsmede de groothandel in onderdelen van luchtvaartuigen. Het UWV heeft belanghebbende ingedeeld in de sector 10. metaalindustrie. Volgens X dient zij te worden ingedeeld in de sector 44. zakelijke dienstverlening.

NTFR 2007/1450 - Bestraters niet in (fictieve) dienstbetrekking bij exploitant restaurant

ECLI:NL:GHARN:2007:BB1498, datum uitspraak 03-07-2007, publicatiedatum 10-08-2007
Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007
Belanghebbende exploiteert een restaurant. In 2002 heeft zij opdracht gegeven tot de aanleg van een parkeerplaats bij haar bedrijfspand. Daarvoor heeft zij € 41.692 betaald. De uitvoerders van de werkzaamheden waren klanten. De inspecteur heeft het bedrijf op de factuur niet kunnen traceren. Hij heeft het op de factuur vermelde bedrag, na aftrek van materiaalkosten, aangemerkt als uitbetaald loon en, met toepassing van het anoniementarief, de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Rechtbank Arnhem (29 december 2005, nr. 05/01676, NTFR 2006/699) heeft deze naheffingsaanslag in stand gelaten. In hoger beroep heeft belanghebbende meer succes. De inspecteur slaagt er volgens het hof namelijk niet in feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking tussen belanghebbende en de personen die de werkzaamheden hebben verricht. Daarom wordt de naheffingsaanslag vernietigd.

NTFR 2007/1452 - Geen recht op Anw-uitkering vanwege gezamenlijke huishouding

Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007
De SVB heeft de aanvraag van belanghebbende voor een Anw-uitkering afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft deze afwijzing bevestigd. Hierbij heeft de Centrale Raad in aanmerking genomen dat belanghebbende en haar zwager een gezamenlijke huishouding voeren, omdat zij het hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij voor elkaar zorgen. In cassatie bestrijdt belanghebbende dit oordeel. Volgens de Hoge Raad heeft de Centrale Raad een juiste toepassing gegeven aan het begrip gezamenlijke huishouding.

NTFR 2007/1453 - Geen onbelaste kostenvergoeding omdat deze niet afzonderlijk is vastgesteld

ECLI:NL:HR:2007:BB1466, datum uitspraak 10-08-2007, publicatiedatum 10-08-2007
Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007
Belanghebbende is hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor door A verschuldigde premies werknemersverzekeringen. Belanghebbende betoogt dat het bedrag van de aansprakelijkstelling niet juist is. Het door A aan haar Poolse werknemers betaalde loon omvat mede een onbelaste onkostenvergoeding voor reis- en verblijfkosten. De Hoge Raad volgt belanghebbende hierin niet. Voor een onbelaste vergoeding is namelijk vereist dat deze afzonderlijk is vastgesteld (BNB 1994/318 en BNB 1997/123). Daarvan is in dit geval geen sprake.

NTFR 2007/1456 - Afschrijving onroerende zaken (3): waardeverandering grond en opstal niet van invloed op afschrijving in privésfeer

ECLI:NL:HR:2007:AU3997, datum uitspraak 10-08-2007, publicatiedatum 10-08-2007
Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007 met annotatie van mr. M. de Jonge
Belanghebbende hield participaties in diverse vastgoedmaatschappen die beleggen in commercieel vastgoed (verhuurde kantoorpanden). In geschil is of, en zo ja, tot welke bedragen door belanghebbende kan worden afgeschreven op haar (onverdeelde) aandeel in de door de maatschappen gehouden onroerende zaken. Hof Amsterdam heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard. De Hoge Raad is van oordeel dat bij afschrijving op goederen die tot het verwerven van inkomsten dienen, in het algemeen geen invloed kan worden toegekend aan waardeverandering van de ondergrond. Dit geldt ook voor waardeverandering van de opstal, anders dan door gebruik en veroudering. Een andere opvatting zou niet in overeenstemming zijn met het systeem van de wet, waarin immers besloten ligt dat vermogenswinsten en -verliezen in de privésfeer bij de heffing van inkomstenbelasting niet in aanmerking worden genomen. Voorts is de Hoge Raad van oordeel dat de DCF-berekening van de inspecteur niet bruikbaar is voor de per object vast te stellen objectieve gebruiksduur en restwaarde, omdat daarin bij de bepaling van de restwaarde rekening wordt gehouden met een (waarschijnlijk) stijgende huuropbrengst. De vraag of, zoals de staatssecretaris bepleit, progressief moet worden afgeschreven beantwoordt de Hoge Raad ontkennend. Het cassatieberoep van de staatssecretaris treft geen doel.

NTFR 2007/1462 - Buitenlandse algemeen nut beogende instellingen vallen ook onder verlaagd tarief

Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007
Belanghebbende is een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde trust en is een algemeen nut beogende instelling. Uit de nalatenschap van een in Nederland woonachtig persoon verkrijgt belanghebbende € 150.000. In geschil is of de inspecteur terecht een aanslag successierecht naar het algemene tarief heeft opgelegd, omdat belanghebbende weliswaar een algemeen nut beogende instelling is, maar niet voldoet aan de eis dat zij binnen het Rijk moet zijn gevestigd. Belanghebbende staat een tarief van 11% voor. Het hof heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Belanghebbende is tegen de hofuitspraak in cassatie gegaan. A-G Niessen heeft geconcludeerd dat zonder twijfel sprake is van een beperking van het vrije kapitaalverkeer ex art. 56 EG-Verdrag. Nu er ook geen rechtvaardigingsgronden voor deze beperking zijn aan te voeren, is sprake van een verboden belemmering.

NTFR 2007/1463 - Geen toepassing Vinkenslag-afspraak op basis van gelijkheidsbeginsel

ECLI:NL:HR:2007:BA4569, datum uitspraak 10-08-2007, publicatiedatum 10-08-2007
Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007 met annotatie van mr. E. Thomas
Belanghebbende wenst voor zijn aanslag inkomstenbelasting 2003 op basis van het gelijkheidsbeginsel toepassing van de afspraak die de fiscus met de bewoners van het woonwagencentrum Vinkenslag in het verleden heeft gemaakt. De Hoge Raad verwerpt dit beroep. Het gelijkheidsbeginsel brengt niet mee dat een bestuursorgaan dat tot het inzicht is gekomen dat een jegens een bepaalde groep gevoerd beleid een ongerechtvaardigde bevoordeling inhoudt, gehouden is aan anderen een gelijk, even ongerechtvaardigd voordeel te verlenen. In een dergelijk geval moet de ongerechtvaardigde bevoordeling worden gestaakt in plaats van uitgebreid. Wanneer tot dat staken is besloten, kunnen anderen niet meer met vrucht een beroep doen op het gelijkheidsbeginsel.

NTFR 2007/1464 - Bij geheimhoudingsbeslissing dient hof kennis te nemen van gehele procesdossier

ECLI:NL:HR:2007:BA0582, datum uitspraak 10-08-2007, publicatiedatum 10-08-2007
Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007 met annotatie van M.A.C. Elk
De fiscus heeft in het kader van onderzoek naar buitenlandse bankrekeningen een ‘Draaiboek Rekeningenproject' geschreven en er zijn interne nieuwsbrieven verschenen. Die stukken zijn deels niet openbaar gemaakt. Belanghebbende heeft om overlegging van de niet-openbare passages van het draaiboek en de nieuwsbrieven gevraagd. De inspecteur heeft ‘gewichtige redenen' ex art. 8:29 Awb aangevoerd om die stukken niet aan de belanghebbende te overleggen. De vierde meervoudige kamer van Hof Den Bosch heeft het beroep op art. 8:29 Awb verwezen naar de negende enkelvoudige kamer van dat hof. Die kamer heeft de inspecteur opgedragen een deel van de geheime passages aan belanghebbende te overleggen. De inspecteur heeft dit geweigerd. De vierde meervoudige kamer van het hof heeft daarop met verwijzing naar art. 8:31 Awb alle aanslagen en boeten vernietigd.

NTFR 2007/1465 - Hof is niet verplicht om uitnodiging voor zitting zes weken tevoren te verzenden

ECLI:NL:HR:2007:BB1359, datum uitspraak 10-08-2007, publicatiedatum 10-08-2007
Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007 met annotatie van prof. dr. A.J.H van Suilen
In een brief van 30 september 2005 is belanghebbende uitgenodigd voor een zitting van Hof Den Haag op 2 november 2005. Belanghebbende klaagt erover dat hij niet ten minste zes weken tevoren is uitgenodigd voor de zitting. Volgens de Hoge Raad heeft het hof gehandeld in overeenstemming met de drieweekstermijn zoals genoemd in art. 8:56 Awb. Dat in de Procesregeling belastingkamers gerechtshoven een termijn van zes weken is genoemd, legt geen verplichting aan de hoven op om die termijn in acht te nemen. Het cassatieberoep is derhalve ongegrond.

NTFR 2007/1466 - Inspecteur maakt kwade trouw bij navordering niet aannemelijk

ECLI:NL:GHAMS:2007:BA9942, datum uitspraak 11-07-2007, publicatiedatum 24-07-2007
Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007 met annotatie van MM Kors
Het hof vernietigt in hoger beroep de aan belanghebbende opgelegde navorderingsaanslagen en boeten, omdat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat (de directie van) belanghebbende door de verzorging van de aangifte geheel aan A over te laten welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard een onjuiste aangifte te doen en eventuele kwade trouw van A niet aan belanghebbende kan worden toegerekend (art. 16 AWR).

NTFR 2007/1468 - Intoetsvergissing vormt deels ambtelijk verzuim en deels schrijf-/tikfout

Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007
Belanghebbende heeft vermeld dat hij een verlies uit aanmerkelijk belang (ca. f 11.000) heeft geleden en een gouden handdruk (ca. f 40.000) heeft gehad. Bij het intoetsen van de aangifte bij de Belastingdienst is bij het AB-verlies het bedrag van de gouden handdruk ingevuld. Tevens is verzuimd slechts 25% van dat ab-verlies in te toetsen in plaats van het gehele bedrag. Een andere medewerker van de Belastingdienst heeft enkel aan de hand van de aangifte gecontroleerd of er sprake is van een risicogeval en is tot de conclusie gekomen dat dit niet het geval is. De primitieve aanslag is aldus vastgesteld. De inspecteur heeft vervolgens ter correctie van de intoetsfout een navorderingsaanslag opgelegd.

NTFR 2007/1469 - Mondeling bezwaar mogelijk ontvankelijk als niet wordt gewezen op vereisten

Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007
Belanghebbende heeft vrijwel direct na het aantreffen van de naheffingsaanslag zijn grieven kenbaar gemaakt aan de parkeercontroleur. Deze zou hem hebben aangeraden schriftelijk bezwaar te maken. Belanghebbende stelt dat hij binnen de termijn een bezwaarschrift ter post heeft bezorgd en dat hij kort nadien bij verweerder telefonisch heeft nagevraagd of dit geschrift was ontvangen. Verweerder zou toen hebben gezegd dat hij zich niet druk hoefde te maken. Ondanks een verzoek daartoe is belanghebbende niet op zijn bezwaar gehoord. Verweerder heeft voorafgaand aan het doen van de bestreden uitspraak wel uitgebreid gesproken met belanghebbende.

NTFR 2007/1478 - Rechter is partijdig; geen 3.1.h-heffing voor gehandicapteninstelling

ECLI:NL:HR:2007:BB1375, datum uitspraak 10-08-2007, publicatiedatum 10-08-2007
Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007 met annotatie van mr. E. Thomas en mr. drs. W.A.P Nieuwenhuizen
De Hoge Raad overweegt ambtshalve dat Hof Den Bosch niet aan de eis van rechterlijke onpartijdigheid heeft voldaan. Degene die namens de staatssecretaris het besluit heeft genomen dat door het hof diende te worden getoetst, maakte immers deel uit van de meervoudige kamer.

NTFR 2007/1480 - Advocaat-generaal adviseert prejudiciële vragen inzake toepassing vermogensetikettering bij diensten en niet-investeringsgoederen

Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007
Belanghebbende, een vereniging, heeft primair tot doel het bevorderen van de belangen van de agrarische sector en van de in die sector werkzame ondernemers. Naast de algemene belangenbehartiging verrichtte belanghebbende tegen vergoeding commerciële werkzaamheden waarvoor steeds een afzonderlijke vergoeding werd berekend. De commerciële werkzaamheden kunnen ook door niet-leden worden afgenomen. De leden van belanghebbende betaalden een contributie voor het lidmaatschap van de vereniging en daarnaast, wanneer van toepassing, een vergoeding voor de individuele dienst van belanghebbende. In geschil is of aan de algemene belangenbehartiging toerekenbare voorbelasting al dan niet aftrekbaar is. Hof Leeuwarden verklaarde het beroep ongegrond.

NTFR 2007/1481 - Binnen EU gevestigd reisbureau heeft geen recht op teruggaaf van Nederlandse omzetbelasting

ECLI:NL:PHR:2009:BB0681, datum uitspraak 15-05-2009, publicatiedatum 15-05-2009
Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007
Belanghebbende is een binnen de EU gevestigd reisbureau. De activiteiten van belanghebbende bestaan uit het organiseren van zogenoemde pakketreizen naar Nederland waarvoor zij OB-ondernemer is. Zij treedt op onder eigen naam tegenover de reiziger en maakt voor de totstandkoming van de pakketreizen gebruik van leveringen en diensten van andere belastingplichtigen. Belanghebbende heeft geen vaste inrichting in Nederland. In geschil is of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van aan haar in rekening gebrachte Nederlandse omzetbelasting. Hof Den Bosch heeft die vraag ontkennend beantwoord.

NTFR 2007/1482 - Buiten EU gevestigd reisbureau heeft recht op teruggaaf van Nederlandse omzetbelasting

ECLI:NL:PHR:2009:BB0656, datum uitspraak 15-05-2009, publicatiedatum 15-05-2009
Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007
Belanghebbende is een buiten de EU gevestigd reisbureau dat all-inclusive reizen naar Nederland aanbiedt. Zij heeft geen vaste inrichting in Nederland. Belanghebbende treedt op eigen naam en voor eigen rekening op jegens haar klanten en is ter zake OB-ondernemer. In geschil is of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van aan haar in rekening gebrachte Nederlandse omzetbelasting. Hof Den Bosch heeft die vraag ontkennend beantwoord.

NTFR 2007/1483 - Gemeente is geen omzetbelasting verschuldigd over rijksbijdrage hsl

Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007
Belanghebbende, een gemeente, heeft met het rijk een overeenkomst gesloten inzake de realisatie van de hogesnelheidslijn. De gemeente draagt zorg voor de realisering van het zogenoemde herinrichtings- en tussengebied op haar grondgebied. Het rijk kwam overeen een financiële bijdrage te verlenen in de kosten. Deze bijdrage is op declaratie inclusief omzetbelasting uitbetaald. De gemeente heeft ter zake van de ontvangsten geen omzetbelasting voldaan. De inspecteur heeft een naheffingsaanslag opgelegd gebaseerd op art. 37 Wet OB 1968. Hof Den Bosch heeft deze naheffingsaanslag vernietigd.

NTFR 2007/1484 - Tijdelijke terbeschikkingstelling van panden om kraken te voorkomen is aan te merken als verhuur

ECLI:NL:GHAMS:2007:BA6632, datum uitspraak 21-05-2007, publicatiedatum 13-06-2007
Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007
Belanghebbende legt zich toe op het sluiten van overeenkomsten ter voorkoming van het kraken van onroerende zaken. De rechtbank beschouwt belanghebbende als de partij die het perceel tegen betaling op exclusieve basis voor een bepaalde duur aan de bewoner ter beschikking stelt en oordeelt dat de bedongen vergoeding is vrijgesteld.

NTFR 2007/1486 - Vrachtwagen niet uitsluitend bestemd voor goederenvervoer over de weg; geen BZM verschuldigd

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB0452, datum uitspraak 05-07-2007, publicatiedatum 25-07-2007
Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007
Eiser is een lijnrijder op een bloemenlijn. Eiser vervoert in een vrachtwagen bloemen en planten naar Duitsland. In geschil is of eiser ter zake van de vrachtwagen BZM is verschuldigd. Volgens de rechtbank dient de term 'uitsluitend bestemd voor het goederenvervoer over de weg' in art. 3, aanhef en onderdeel a, Wbzm in het licht van het in Richtlijn 1999/62/EG gebezigde begrip 'uitsluitend bestemd voor het goederenvervoer over de weg' te worden uitgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat de vrachtwagen uitsluitend is bestemd om regelmatig en duurzaam aan de mededinging op het gebied van het vervoer deel te nemen. Gelet op de kenmerkende eigenschappen van de vrachtwagen en de ondernemingsactiviteiten van eiser, is dit voertuig naar het oordeel van de rechtbank mede en voor een belangrijk deel bestemd om van daaruit goederen te verkopen. Het feit dat de bloemen en planten voorafgaand aan de verkoop naar de plaats van verkoop dienen te worden vervoerd, doet daaraan niet af. Het standpunt van de staatssecretaris van Financiën, dat om buiten de heffing te blijven, het goederenvervoer ondergeschikt moet zijn aan het eigenlijke gebruiksdoel (besluit van 19 augustus 1996, nr. VB95/4190), vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in de tekst of bedoeling van de richtlijn. Eiser is geen BZM verschuldigd.

NTFR 2007/1491 - Gemiddelde koopprijs van groot aantal verhuurde garageboxen vormt niet de WOZ-waarde

ECLI:NL:HR:2007:BB1369, datum uitspraak 10-08-2007, publicatiedatum 10-08-2007
Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende heeft op 20 november 2000 108 garageboxen gekocht in verhuurde staat voor een totaalbedrag van f 1.110.000. De WOZ-waarde van vijftien garageboxen is door de gemeente vastgesteld op f 14.998 (€ 6.806) per box. Hof Den Bosch heeft die waardevaststelling te hoog geacht en de waarde per garagebox nader vastgesteld op € 4.538. Die waarde heeft het hof afgeleid van de gemiddelde waarde per garagebox berekend op basis van het totaalbedrag van genoemde aankoopprijs. Hiertegen komt de gemeente met succes in cassatie. Volgens de Hoge Raad stemt de in art. 17, lid 2, Wet WOZ bedoelde waarde in het algemeen niet overeen met een gemiddelde koopprijs die is betaald bij de gelijktijdige aankoop van een groot aantal onroerende zaken in verhuurde staat. De zaak wordt verwezen naar Hof Arnhem.

NTFR 2007/1496 - Hoog MRB-tarief voor particuliere bestelauto's niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel

Aflevering 33, gepubliceerd op 16-08-2007
Vijf gevoegde belanghebbenden proberen in een proefproces de per 1 juli 2005 ingegane tariefsverhoging motorrijtuigenbelasting voor particuliere bestelauto’s ongedaan te maken. Zij beroepen zich op het gelijkheidsbeginsel (art. 26 IVBPR) en artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Beide stellingen worden met een standaardmotivering verworpen (beroepen ongegrond)