Aflevering 4

Gepubliceerd op 24 januari 2008

NTFR 2008/131 - Bestuurlijke boete voor de belastingadviseur als medepleger

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008 geschreven door prof. dr. mr. P.G.H. Albert
Naar huidig recht kan de inspecteur géén (bestuurlijke) boete opleggen aan de belastingadviseur die namens de belastingplichtige of inhoudingsplichtige een onjuiste aangifte heeft ingediend. Wel is het denkbaar dat de strafrechter aan de belastingadviseur een (strafrechtelijke) boete oplegt wegens het doen van onjuiste aangifte (art. 69 AWR). Omdat het doen van onjuiste aangifte een kwaliteitsdelict vormt, is voor zo’n (strafrechtelijke) boete vereist dat de belastingadviseur medepleger (art. 47 WvSr) is van of medeplichtige (art. 48 WvSr) aan het doen van een onjuiste aangifte.Met kwaliteitsdelict wordt bedoeld dat de pleger van het delict een bepaalde kwaliteit moet hebben, namelijk de kwaliteit van aangifteplichtige (belastingplichtige of inhoudingsplichtige). Na invoering van wetsvoorstel 29 702 (Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht) – naar verwachting per 1 juli 2008 – zal de inspecteur de belastingadviseur wél kunnen beboeten.

NTFR 2008/133 - Wijziging Besluit Fiscaal Bestuursrecht 2008

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008 geschreven door mr. E. Thomas
In casu is het Besluit Fiscaal Bestuursrecht voor 2008 gewijzigd. De wijzigingen hebben allereerst betrekking op het vervallen van de afwijkingen van de beslistermijnen in het belastingrecht (par. 4 voor het beslissen op aanvraag en par. 7 voor het beslissen op bezwaar).

NTFR 2008/134 - Bestemmingswijzigingswinst terecht in 2000 belast

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008
Belanghebbende exploiteert een agrarische onderneming. Vanaf 1994 was er sprake van dat percelen in de directe omgeving van de percelen van belanghebbende in een uitbreidingsplan ten behoeve van toekomstige woningbouw zouden vallen. Belanghebbende is vervolgens in onderhandeling getreden met de gemeente over bestemmingswijziging van twee percelen die hij, naar belanghebbende stelt, in 1994 respectievelijk 1997 heeft geschonken aan zijn twee kinderen. In 1998 is een gewijzigd bestemmingsplan (woningbouw) vastgesteld dat ook ziet op de twee percelen van belanghebbende. In 2000 heeft belanghebbende de twee percelen geleverd aan zijn kinderen. Ter zake hiervan heeft belanghebbende geen winst in aanmerking genomen. De inspecteur heeft ter zake van de overdracht van de twee percelen echter (belaste) bestemmingswijzigingswinst in de aanslag inkomstenbelasting 2000 begrepen. Hiertegen heeft belanghebbende vergeefs beroep bij Hof Arnhem (NTFR 2007/615) aangetekend. Het hof was van oordeel dat, zo al sprake zou zijn geweest van schenkingen, deze als nietig moeten worden beschouwd, omdat een notariële akte ontbreekt. Voorts is, anders dan belanghebbende aanvoert, evenmin aannemelijk geworden dat de economische eigendom van de percelen reeds in 1994/1997 is verkocht aan de kinderen, waarbij de koopsom schuldig is gebleven en vervolgens kwijtgescholden. De inspecteur heeft volgens het hof terecht geconcludeerd dat de percelen in 2000 zijn vervreemd aan de kinderen. Partijen zijn, zo concludeerde het hof, voor de waarden gebonden aan de minnelijke taxatie, zodat de berekening van de bestemmingswijzigingswinst door de inspecteur is gevolgd door het hof.

NTFR 2008/137 - Antwoorden op Kamervragen over aftrek kosten (drugs)misdrijf

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008
De staatssecretaris heeft Tweede Kamervragen beantwoord over HR 7 december 2007, nr. 43.036, NTFR 2007/2278. Daarin liet de Hoge Raad de kosten die zien op de handel in drugs in aftrek toe. De staatssecretaris legt in zijn antwoord eerst uit hoe de aftrekbeperking thans is geregeld in art. 3.14 Wet IB 2001. Daarna gaat hij in op de vraag of wetswijziging wenselijk is naar aanleiding van dit arrest. De inspecteur heeft de kosten van het transport en van het verloren gaan van drugs in verband gebracht met de handel in drugs. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de aftrekbeperking voor kosten van misdrijven op deze grond niet kon worden toegepast omdat de belastingplichtige is veroordeeld voor het transport van drugs en niet voor de handel in drugs. Als de inspecteur de kosten in verband had gebracht met het transport van drugs, dan had de aftrek wel kunnen worden geweigerd.

NTFR 2008/138 - Verwerking kleine teruggaven Zvw-bijdrage

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008
De Belastingdienst heeft een bericht opgenomen naar aanleiding van een brief aan de Tweede Kamer van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën van 14 januari 2008, nr. UB/A/2008/204. Dit betreft de verwerking van de teruggaaf inkomensafhankelijke bijdrage Zvw en de premies werknemersverzekeringen (zie eerder NTFR 2008/21). Bij de verwerking van die teruggaven kunnen problemen rijzen. De brief bevat oplossingen daarvoor.

NTFR 2008/139 - Gewerkte uren die uitgaan boven normale arbeidsduur vormen overwerk

ECLI:NL:HR:2008:AX9011, datum uitspraak 18-01-2008, publicatiedatum 18-01-2008
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008 met annotatie van Kawka
Belanghebbende exploiteert een uitzendbureau dat Poolse uitzendkrachten ter beschikking stelt aan agrarische bedrijven. Tussen belanghebbende en deze uitzendkrachten bestaat een arbeidsovereenkomst, die niet schriftelijk is vastgelegd. Het nettoloon bedraagt f 12 per uur. De arbeidsduur bedraagt vrijwel steeds meer dan 38 uur per week. Belanghebbende beschouwt de beloning die hij betaalt voor de arbeid verricht gedurende de uren die uitgaan boven die 38 uur als overwerkloon. In geschil is of dit loon tot het loon behoort als bedoeld in de Wet vermindering afdracht loonbelasting. Overwerkloon behoort niet tot het WVA-loon. Hof Amsterdam en de Hoge Raad beantwoorden deze vraag positief. Voor de vraag of sprake is van overwerk moet immers worden uitgegaan van de normale arbeidsduur, ook als deze afwijkt van de in de CAO vermelde maximale arbeidsduur. Nu belanghebbende en de Poolse werknemers bij het afsluiten van de arbeidsovereenkomst ervan uitgingen dat de werknemers meer dan 38 uur per week zouden werken, kan niet worden gezegd dat sprake is van overwerk. Belanghebbende komt dan niet in aanmerking voor afdrachtvermindering lage lonen. Verder overweegt de Hoge Raad nog dat in het kader van een naheffing wegens onjuiste afdrachtvermindering, niet alsnog kan worden opgekomen tegen het bedrag dat van de werknemers is ingehouden. Daartegen had men binnen zes weken na afdracht in bezwaar moeten komen.

NTFR 2008/140 - Maandelijkse vakantietoeslag behoort tot WVA-loon

ECLI:NL:HR:2008:AX9097, datum uitspraak 18-01-2008, publicatiedatum 18-01-2008
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008 met annotatie van Kawka
Belanghebbende exploiteert een schoonmaakbedrijf. De vakantietoeslag van de werknemers wordt maandelijks tegelijk met het normale loon uitbetaald. In geschil is of de vakantietoeslag tot het loon behoort als bedoeld in de Wet vermindering afdracht loonbelasting. Beloningen die in de regel slechts eenmaal of eenmaal per jaar worden toegekend behoren niet tot het WVA-loon.

NTFR 2008/141 - Geen verhaal op werknemer van eindheffing

ECLI:NL:HR:2008:BB5924, datum uitspraak 11-01-2008, publicatiedatum 11-01-2008
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008 met annotatie van mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk
Met goedkeuring van haar werkgever vraagt werkneemster om deblokkering van haar spaarloontegoed. Het aangegeven doel is ‘verwerving eigen woning als hoofdverblijf voor eigen bewoning’. Deblokkering vindt plaats in november 2000 voor een bedrag van f 6.433,05. Eind 2001 voert de Belastingdienst een onderzoek uit bij de werkgever. Naar aanleiding daarvan stelt de inspecteur zich op het standpunt dat deblokkering ten onrechte heeft plaatsgevonden omdat niet is gebleken dat de gekochte bungalow tot hoofdverblijf van de werkneemster dient. Volgens werkneemster was dat wel het geval omdat zij de bungalow op 1 november 2000 met het oogmerk van permanente bewoning heeft betrokken maar er in verband met ziekte van haar echtgenoot omstreeks half januari 2001 van heeft afgezien alleen in de bungalow te blijven wonen. In verband daarmee verzoekt de werkgever de voorgenomen naheffing achterwege te laten. De inspecteur weigert dat en legt een naheffingsaanslag bij wijze van eindheffing op van f 4.557. De werkgever verrekent de nageheven loonbelasting met het nettoloon van de werkneemster.

NTFR 2008/142 - Stamrecht bij buitenlandse verzekeraar mogelijk

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008
De staatssecretaris van Financiën heeft in een besluit de mogelijkheid geopend voor buitenlandse lichamen om zich aan te laten wijzen als verzekeraar van een stamrecht als bedoeld in art. 11, lid 1, onderdeel g, Wet LB 1964. Dit besluit loopt daarmee vooruit op een wetswijziging.

NTFR 2008/143 - Vakantie(dagen)toeslag behoort tot het WVA-loon

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008
Belanghebbende drijft een arbeidsbureau voor buitenlandse arbeidskrachten in de agrarische sector. Het met de werknemers overeengekomen loon is inclusief 8% vakantietoeslag en een opslag van 8,3% ter compensatie van niet-opgenomen vakantiedagen. In geschil is de hoogte van de afdrachtvermindering lage lonen en in het bijzonder of de vakantietoeslag en de vakantiedagentoeslag behoren tot het loon als bedoeld in art. 1, lid 1, onderdeel c, onder 1, WVA. Hof Amsterdam (NTFR 2005/1176) oordeelde dat de vakantie(dagen)toeslag slechts is uitgezonderd van het loon als bedoeld in de WVA, indien het in de regel slechts eenmaal of eenmaal per jaar wordt toegekend (niet normaal tijdvakloon). Hieronder dient te worden verstaan een niet over een loontijdvak betaald loon dat geheel op die periode betrekking heeft. Belanghebbende stelde dat het recht op de vakantie(dagen)toeslag slechts eenmaal – bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst – is toegekend. Het hof oordeelde dat de door belanghebbende betaalde vakantie(dagen)toeslag behoort tot het normale tijdvakloon en daarmee tot het loon als bedoeld in de WVA, omdat met de werknemers een uurloon is overeengekomen inclusief vakantie(dagen)toeslag en deze niet afzonderlijk is betaald. Het tegen deze uitspraak ingestelde cassatieberoep is door de Hoge Raad verworpen onder verwijzing naar art. 81 Wet RO.

NTFR 2008/144 - Door werknemer betaalde aanslagen vormden negatief loon

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008
Belanghebbende is verantwoordelijk voor de MINAS-boekhouding van zijn werkgever, maar komt de op hem rustende verplichtingen – zonder dat zijn werkgever hiervan op de hoogte is – onvoldoende na. Uiteindelijk betaalt hij uit eigen middelen MINAS-aanslagen tot een bedrag van € 18.802. Indien belanghebbende zijn werk correct zou hebben gedaan, zouden nihil MINAS-aanslagen zijn opgelegd. In geschil is de vraag of dit bedrag negatief loon vormt. Rechtbank Arnhem beantwoordt deze vraag bevestigend. Het door belanghebbende op de MINAS-aanslagen betaalde bedrag dient te worden aangemerkt als het betalen van een schadevergoeding aan de werkgever, waartoe hij op grond van art. 6:74 BW verplicht was wegens het onvoldoende nakomen van de op hem rustende verplichtingen.

NTFR 2008/147 - Bevestiging in hoger beroep dat rentebestanddeel in kapitaalverzekering is belast

ECLI:NL:GHAMS:2007:BC1158, datum uitspraak 03-12-2007, publicatiedatum 09-01-2008
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008
Belanghebbende sluit bij één verzekeringsmaatschappij op dezelfde datum twee verzekeringen: een levenslange lijfrente tegen een koopsom en een kapitaalverzekering tegen periodieke premies. De periodieke premies zijn even hoog als de lijfrente-uitkeringen. De rechtbank oordeelde dat de beide verzekeringen tezamen als één overeenkomst tegen koopsom moeten worden behandeld (conform HR 23 april 1997, BNB 1997/233). Het rentebestanddeel in de kapitaaluitkering is daarom belast. Daaraan doet niet af dat de lijfrente levenslang doorloopt en dat de lijfrente-uitkeringen niet zijn verrekend met de premies voor de kapitaalverzekering, aldus de rechtbank.

NTFR 2008/148 - Fooienbesluit 2002 niet van toepassing op keukenpersoneel

ECLI:NL:HR:2008:BC1956, datum uitspraak 18-01-2008, publicatiedatum 18-01-2008
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende exploiteert een cafetaria. Belanghebbende heeft aan werknemers minder loon uitbetaald dan het volgens de CAO geldende minimumloon. Het UWV heeft aan belanghebbende correctienota’s opgelegd waarbij voor deze werknemers met toepassing van het Fooienbesluit 2002 een bedrag aan fooien tot het loon is gerekend. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het keukenpersoneel niet valt onder het bereik van art. 3 Fooienbesluit 2002, omdat daarin slechts wordt gesproken van bedienend personeel. De correctienota’s zijn in zoverre onjuist. De Hoge Raad volgt deze uitleg van de Centrale Raad van Beroep. De tekst en toelichting van art. 3 Fooienbesluit 2002 bieden onvoldoende grond voor een uitleg waarbij ook keukenpersoneel tot het bedienend personeel moet worden gerekend.

NTFR 2008/152 - Commentaar Commissie Wetsvoorstellen NFB op artikel 10d Wet VPB 1969

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008 geschreven door mr. M.H.C. Ruijschop
De Commissie wetgeving van de Nederlandse Federatie van belastingadviseurs heeft in een brief aan de staatssecretaris van Financiën, die vergezeld gaat van een uitgebreide toelichting in de vorm van een notitie, verzocht om in art. 10d Wet VPB 1969 een tegenbewijsregeling op te nemen. De Commissie is van mening dat de thincapitalisationregeling het ondernemersklimaat verstoort en de renteaftrek in strijd met de ratio van de regeling beperkt. De Commissie maakt met name bezwaar tegen het feit dat de MKB-ondernemer ook wordt getroffen door de renteaftrekbeperking zonder dat de noodzaak daartoe voortvloeit uit de ratio van de regeling. In de notitie gaat de Commissie onder meer in op het door de regering gebruikte argument dat de toepassing van art. 10d Wet VPB 1969 kan worden vermeden door een fiscale eenheid aan te gaan. De Commissie merkt op dat dit in de praktijk vaak niet mogelijk blijkt te zijn en ook niet altijd voordelig is voor belastingplichtigen. De Commissie is van oordeel dat belastingplichtigen in beginsel vrij moeten zijn in de wijze waarop zij hun structuur juridisch en financieel wensen in te richten. Volgens de Commissie is de franchise van € 500.000 niet toereikend. Ook de groepstoets verschaft volgens de Commissie onvoldoende mogelijkheden om de toepassing van art. 10d Wet VPB 1969 te voorkomen. Vervolgens onderzoekt de Commissie de alternatieven met inachtneming van de ratio van de thincapitalisationregeling. Art. 10d Wet VPB 1969 beoogt in hoofdzaak te voorkomen dat internationaal opererende concerns door middel van de renteaftrek de Nederlandse grondslag eroderen ten bate van het buitenlandse (lager belaste) deel van het concern. Omdat bij puur nationale concerns de rentebate niet lager wordt belast (de Commissie onderkent dat dit wel kan spelen als de crediteur verrekenbare verliezen heeft), doet zich dit naar zijn aard niet voor bij dergelijke concerns. Omdat het gros van de MKB-sector zuiver nationaal opererend is, zouden deze bedrijven niet met de thincapitalisationregeling te maken moeten krijgen. Vervolgens betrekt de Commissie art. 10a Wet VPB 1969 in beschouwing. Deze bepaling richt zich eveneens op grondslagerosie en kent wel een tegenbewijsregeling. De regering heeft geen tegenbewijsregeling in art. 10d Wet VPB 1969 opgenomen omdat deze renteaftrekbeperking niet ziet op specifieke leningen. De Commissie is van mening dat dit argument niet valide is, omdat dit slechts ziet op de vormgeving van de regeling en niet op de ratio ervan. Het argument van de regering dat er een preventieve werking uitgaat van de thincapitalisationregeling strijdt volgens de Commissie met de gedachte dat belastingplichtigen vrij moeten zijn in de financieringswijze. De Commissie is van mening dat een onderscheid tussen internationaal opererende concerns en puur nationale concerns geen strijdigheid met het EU-recht behoeft op te leveren, gelet op de arresten Cadburry Schweppes en Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation. De Commissie concludeert vervolgens dat er een tegenbewijsregeling dient te worden opgenomen in art. 10d Wet VPB 1969. Op grond van deze tegenbewijsregeling zou de belastingplichtige de mogelijkheid moeten krijgen om de renteaftrek alsnog geldend te maken indien en voor zover hij aannemelijk kan maken dat aan de wijze van financiering niet in overwegende mate fiscale motieven ten grondslag hebben gelegen. Volgens de Commissie zou daarvan ook sprake moeten zijn als de heffing over de ontvangen rente ten minste gelijk is aan het tarief waartegen de betaalde rente ten laste van de Nederlandse grondslag is gebracht.

NTFR 2008/153 - Geen separate afschrijving voor sloopuitgaven die tot kostprijs van bedrijfsmiddel behoren

ECLI:NL:HR:2008:BA4720, datum uitspraak 18-01-2008, publicatiedatum 18-01-2008
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008 met annotatie van mr. M. de Jonge
Belanghebbende exploiteert binnenvaartschepen. In 2001 schaft zij voor € 5.000.000 acht duwbakken aan. Om de duwbakken in de vaart te kunnen nemen heeft belanghebbende in 2001, gelet op een toepasselijke EG-Verordening, duwbakken met een gelijkwaardige tonnage opgekocht voor f 700.000 en laten slopen. In geschil is of de uitgave van f 700.000 tot de kostprijs van de nieuwe duwbakken behoort of dat deze ineens ten laste van de winst kan worden gebracht.

NTFR 2008/157 - Omkering van bewijslast werkt door in boetegrondslag

ECLI:NL:HR:2008:BC1962, datum uitspraak 18-01-2008, publicatiedatum 18-01-2008
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008 met annotatie van M.A.C. Elk
In 1993 zijn de oom en tante van belanghebbende overleden. Het echtpaar had geen kinderen. De overledenen hebben belanghebbende tot executeur-testamentair benoemd. Belanghebbende was zelf geen erfgenaam. De overledenen beschikten onder meer over omvangrijke tegoeden bij een Belgische bank die nimmer in de Nederlandse belastingaangiften zijn verantwoord. Belanghebbende heeft deze tegoeden in 1993 omgezet in toonderstukken en deze stukken via een Luxemburgse bank gedeponeerd op een Zwitserse bankrekening van een trust. In 1995 zijn hieruit grote bedragen uitgekeerd aan de erven. Nadat tussen de erven onenigheid ontstond, is tegen belanghebbende aangifte van verduistering gedaan. Vervolgens zijn aan belanghebbende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting met vergrijpboetes opgelegd over 1992 tot en met 1998. Hof Amsterdam (NTFR 2005/150) heeft aannemelijk geacht dat belanghebbende in 1993 een aanzienlijk bedrag uit de boedel heeft onttrokken en dat zij in volgende jaren inkomsten daaruit heeft genoten. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak vanwege een motiveringsgebrek. De trustbeheerder heeft namelijk verklaard dat de waarde van de stukken die op de Zwitserse bankrekening zijn gestort hoger was dan de bij de Belgische bank opgenomen tegoeden, zodat zonder nadere motivering niet valt in te zien dat belanghebbende bedragen aan de boedel heeft onttrokken. Ten aanzien van de vergrijpboeten overweegt de Hoge Raad dat de boetegrondslag wordt gevormd door de feitelijk geheven belasting, zelfs als de hoogte daarvan is komen vast te staan met de omkering van de bewijslast. Dit neemt evenwel niet weg dat de rechter gehouden is te beoordelen of de opgelegde boete, gelet op de omstandigheden, passend en geboden is.

NTFR 2008/158 - Bij geheimhoudingsbeslissing dient hof kennis te nemen van gehele procesdossier

ECLI:NL:HR:2007:BB9389, datum uitspraak 07-12-2007, publicatiedatum 18-01-2008
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008 met annotatie van M.A.C. Elk
De fiscus heeft in het kader van onderzoek naar buitenlandse bankrekeningen een ‘Draaiboek Rekeningenproject' geschreven en er zijn interne nieuwsbrieven verschenen. Die stukken zijn deels niet openbaar gemaakt. De tweede meervoudige belastingkamer van Hof Arnhem heeft om overlegging van de niet-openbare passages van het draaiboek en de nieuwsbrieven gevraagd. De inspecteur heeft met een beroep op het bepaalde in art. 8:29 Awb hieraan gevolg gegeven. De tweede meervoudige kamer van Hof Arnhem heeft het beroep op art. 8:29 Awb verwezen naar de eerste meervoudige kamer van dat hof. Die kamer heeft geoordeeld dat geheimhouding niet gerechtvaardigd is. Desondanks weigert de inspecteur de geheime passages aan het hof te overleggen. De tweede meervoudige kamer van het hof heeft daarop met verwijzing naar art. 8:31 Awb alle aanslagen en boeten vernietigd (NTFR 2006/1634).

NTFR 2008/162 - EC onderzoekt wijziging Iers tonnageregime

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008
In reactie op de aanmelding van de Ierse autoriteiten heeft de Europese Commissie besloten een formeel onderzoek in te stellen naar enkele wijzigingen die Ierland wil aanbrengen in het tonnageregime. Dit belastingregime stelt scheepvaartmaatschappijen in staat om, indien zij dat wensen, niet belast te worden over hun winst in de vennootschapsbelasting, maar tegen een vast tarief dat alleen op het tonnage van hun vloot is gebaseerd. Het onderzoek richt zich op de wijzigingen met betrekking tot 'time chartered'-schepen (schepen die voor bepaalde tijd met bemanning worden gecharterd) en de mogelijke terugwerkende kracht aan de wetswijziging tot 1 januari 2006. De EC heeft in 2002 het Ierse tonnageregime tot 2012 goedgekeurd. De goedkeuring had betrekking op vloten met een ratio van 1:3 voor schepen in eigendom ten opzichte van 'time chartered'-schepen. De wijziging maakt het Ierse tonnageregime ook mogelijk voor vloten met 100% 'time chartered'-schepen. De EC vraagt zich af of deze wijziging in overeenstemming is met de verhouding die andere lidstaten evenwichtig vinden. Belanghebbenden hebben de gelegenheid hun commentaar hierop bij de EC in te dienen.

NTFR 2008/163 - Fiscaal werkprogramma EU voorzitterschap Slovenië

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008
In deze brief aan de Tweede Kamer geeft de staatssecretaris van Financiën een overzicht van de voorstellen van de Europese Commissie op fiscaal terrein waar de Ecofin Raad zich de komende maanden onder Sloveens voorzitterschap over zal buigen. De navolgende opsomming is ontleend aan de brief. De brief is opgenomen als brondocument.

NTFR 2008/164 - Commissie grensarbeiders; heffingsrente en grensarbeiders

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008
Met de wijziging van de instellingsbeschikking van de Commissie grensarbeiders van 27 oktober 2007 (NTFR 2007/2053) is de duur van deze Commissie verlengd tot 1 april 2008. In een brief aan de Tweede Kamer geeft de staatssecretaris van Financiën aan dat de voorzitter van de Commissie om deze verlenging heeft verzocht omdat hij de oorspronkelijke duur te kort achtte om alle bij de Commissie aangemelde onderwerpen te behandelen en hun weerslag te laten vinden in de rapportage die van de Commissie wordt gevraagd. Om te voorkomen dat de doelstelling van de Commissie, te weten het adviseren over oplossingsrichtingen voor knelpunten waarmee grensarbeiders in de relatie met België en Duitsland kunnen worden geconfronteerd, wordt ondergraven doordat onderwerpen onderbelicht zouden blijven, heeft de staatssecretaris met het verzoek ingestemd.

NTFR 2008/165 - Landbouwregeling van toepassing bij uitgifte van aandelen

ECLI:NL:HR:2008:BC1595, datum uitspraak 11-01-2008, publicatiedatum 11-01-2008
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008 met annotatie van mr. H.J. de Boer
Een coöperatie is omgezet in een bv. Bij deze omzetting hebben de leden-leveranciers aandelen ontvangen. Verder zijn aandelen geplaatst bij leveranciers/telers die geen lid waren van de coöperatie. Voor de toedeling van aandelen is bepalend de vergoedingen die de coöperatie in het verleden aan de leveranciers voor de geleverde aardappelen heeft betaald. De bv heeft verzocht om teruggaaf van omzetbelasting. Dit bedrag kan volgens de bv in verband met de uitgifte van aandelen aan landbouwers in aftrek komen op grond van art. 27, lid 4, Wet OB 1968. Zij meent dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de toekenning van de aandelen en de door de leveranciers verrichte prestaties, bestaande uit het leveren van aardappels. Hof Leeuwarden (NTFR 2005/1376) heeft geoordeeld dat geen sprake is van een rechtstreeks verband. Volgens het hof is sprake van een verdeling van vermogen. De Hoge Raad volgt het hof wat de verkrijging van aandelen door de leden van de coöperatie betreft. Deze verkrijging is een rechtstreeks gevolg van de omzetting en is dus niet rechtstreeks gerelateerd aan de leveringscontracten. Dit gaat volgens de Hoge Raad echter niet op voor de aan de niet-leden toegekende aandelen. Daarvoor is als maatstaf gehanteerd de door hen verrichte prestaties, zodat moet worden aangenomen dat de toekenning een vergoeding vormt voor de geleverde aardappelen. Volgt vernietiging en verwijzing.

NTFR 2008/168 - Tweede aanvraag bouwvergunning terecht als nieuwe aanvraag aangemerkt

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008
De gemeente Den Bosch heft ter zake van de aanvraag van bouwvergunningen leges. Indien een aanvraag wordt gewijzigd bestaat de mogelijkheid reeds betaalde leges te verrekenen en indien de aanvraag wordt geweigerd bestaat de mogelijkheid de verschuldigde leges te halveren. Belanghebbende dient in april 2000 een aanvraag voor een bouwvergunning in en krijgt ter zake een aanslag leges opgelegd. Het college van B en W weigert de vergunning en belanghebbende gaat daartegen in augustus 2000 in bezwaar. De ambtenaar brengt op grond van de legesverordening de aanslag leges ambtshalve terug tot 50%. Belanghebbende dient in juli 2000 een nieuwe aanvraag voor een bouwvergunning in en schrijft in een begeleidend schrijven dat het een nieuwe aanvraag betreft voor hetzelfde perceel als de aanvraag uit april 2000, die inmiddels is geweigerd en waartegen bezwaar zal worden gemaakt. Tevens geeft de brief aan waar de verschillen tussen de aanvragen uit bestaan. Deze aanvraag is door een bekend architectenbureau ingediend. Ter zake van de aanvraag van juli 2000 is wederom een aanslag leges opgelegd. De aanvraag wordt door B&W wederom geweigerd en de aanslag wordt ambtshalve met de helft verminderd. B&W verklaren zowel het bezwaar tegen de eerste weigering bouwvergunning als het bezwaar tegen de tweede aanslag legesheffing ongegrond. Het beroep betreft laatstgenoemde uitspraak. Belanghebbende stelt dat geen sprake is van een nieuwe aanvraag maar een wijziging van de eerste aanvraag en wil daarom het gehele bedrag van de tweede aanslag terug hebben.

NTFR 2008/169 - Parkeerbelasting voldaan, ondanks dat het geld in de verkeerde automaat was geworpen

ECLI:NL:RBAMS:2007:BB6673, datum uitspraak 01-10-2007, publicatiedatum 17-01-2008
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008
Eiser parkeert zijn auto in de a-straat te Amsterdam, waar op bepaalde tijdstippen maximaal één uur mag worden geparkeerd voor 10 cent (een zogenoemde 10-centzone). Eiser werpt de 10 cent in een automaat opgesteld in de a-straat. Deze automaat bleek echter ingericht voor het voldoen van parkeerbelasting tegen een ander dan het 10-centtarief (voor naburige straten en de a-straat zelf op tijden dat het 10-centtarief aldaar niet van toepassing is), zodat hij maximaal drie minuten kon parkeren. Twaalf minuten nadat eiser zijn kaartje had gekocht, wordt de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Uit de door de gemeente Amsterdam gepubliceerde voorschriften, noch uit de opschriften van het kaartje zelf, kan worden afgeleid dat het door eiser getrokken kaartje op dat moment niet geldig was voor de a-straat.

NTFR 2008/172 - Stadion Arena vastgesteld op de gecorrigeerde vervangingswaarde

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008
Belanghebbende heeft recht op het uitsluitend gebruik van een stadion met ondergrond genaamd Amsterdam-ArenA. De ondergrond is eigendom van de gemeente Amsterdam en is aan belanghebbende in erfpacht uitgegeven. Over de objectafbakening is een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin vijf objecten worden genoemd. In dit geding is alleen in geschil de beschikking over het object dat bestaat uit het stadion, met inbegrip van omloop en entreegebouw, Amsterdam ArenA, kantoren en de zogenoemde founderslounges en skyboxen. Volgens belanghebbende is het bepaalde in art. 18, lid 3, Wet WOZ en in art. 2 Uitv.reg. in strijd met het in verdragen vastgelegde discriminatieverbod, omdat de wetgever niet heeft onderbouwd waarom sommige onroerende zaken zijn uitgezonderd van de waardebepaling.

NTFR 2008/176 - Betaling zonder onderliggende aanslag teruggestort; heffingsrente terecht

ECLI:NL:RBARN:2006:BB9225, datum uitspraak 21-07-2006, publicatiedatum 03-12-2007
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2008
Belanghebbende verzoekt per brief gedateerd 24 december 2004 hem een nadere voorlopige aanslag op te leggen, welke "€ 115.000 dient te zijn". Op 29 december 2004 is dit bedrag op de bankrekening van verweerder bijgeschreven. Op 26 januari 2005 heeft verweerder een nadere voorlopige aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van € 115.000, waartegen eiser geen bezwaar heeft gemaakt. Bij een volgende (nadere) voorlopige aanslag wordt aan belanghebbende een bedrag van € 1.016 aan heffingsrente in rekening gebracht. Omstreeks 2 mei 2005 wordt het bedrag van € 115.000 door de belastingdienst teruggestort. In geschil is de vraag of de heffingsrente terecht in rekening is gebracht. Verwijzend naar HR 28 maart 2001 (NTFR 2001/513) oordeelt de rechtbank dat in dit geval het zorgvuldigheidsbeginsel niet meebrengt dat geen heffingsrente in rekening kan worden gebracht. Of verweerder aan belanghebbende invorderingsrente is verschuldigd vanwege het late terugstorten van het bedrag van € 115.000, is een vraag die in deze procedure niet beantwoord kan worden.