Aflevering 15

Gepubliceerd op 9 april 2009

NTFR 2009/751 - Omgang van de Hoge Raad stil?

Aflevering 15, gepubliceerd op 09-04-2009 geschreven door mr. drs. A.J. van den Bos
Het omgaan als zodanig van de Hoge Raad brengt de pennen maar beperkt in beweging. Dit geldt zowel de pennen van de Hoge Raad zelf, als de pennen van de fiscale literatoren. Zo komt de term ‘omgaan’ niet voor in het trefwoordenregister van Belastingprocesrecht van PechlerE.B. Pechler, Belastingprocesrecht, Kluwer, Deventer 2003. en al evenmin in Fiscaal procesrecht van Meyes Van Soest Van den Berge en Van GelderenP. Meyes, bewerkt door J. van Soest, J.W. van den Berge en J.H. van Gelderen, Fiscaal procesrecht, Kluwer, Deventer 1997.. In hun Cassatie in belastingzaken wijden Niessen en BergmanR.E.C.M. Niessen en C.M. Bergman, Cassatie in belastingzaken, Kluwer, Deventer 2006, p. 122. er enkele regels aan. Ook in Hoofdlijnen fiscaal procesrecht hebben Langereis en De RoosCh.J. Langereis enI. de Roos, Hoofdlijnen fiscaalprocesrecht, Kluwer, Deventer 2006. de term niet opgenomen in het trefwoordenregister. In de tekst komt het begrip overigens wél voor.T.a.p. p. 293 en 294.

NTFR 2009/752 - Afspraken met de financiële sector over beloningsbeleid

Aflevering 15, gepubliceerd op 09-04-2009
De minister van Financiën licht de Tweede Kamer in over de afspraken met de financiële sector over het beloningsbeleid. De sector heeft zich gecommitteerd aan een duurzaam en gematigd beloningsbeleid. Het akkoord treft u als brondocument aan. De minister is ervan overtuigd dat dit akkoord, samen met de aanbevelingen van de commissie Maas en de principes van de toezichthouders DNB en AFM, een belangrijke bijdrage kan leveren aan een duurzaam en gematigd beloningsbeleid. Er zijn daarom geen fiscale maatregelen afgesproken.

NTFR 2009/755 - Normbedrag 2009 voor verblijfskosten transportondernemers

Aflevering 15, gepubliceerd op 09-04-2009
Transportondernemers die meerdaagse of op meer dagen internationale ritten maken, mogen onder voorwaarden een bedrag aan verblijfkosten ten laste van hun winst brengen. Jaarlijks wordt op www.belastingdienst.nl het normbedrag gepubliceerd voor verblijfkosten per gereden dag. Voor 2008 is dit bedrag verhoogd met € 1,00 tot € 30,50.

NTFR 2009/760 - Solidariteitsheffing maakt deel uit van premieplichtig loon

Aflevering 15, gepubliceerd op 09-04-2009
Belanghebbende heeft in 1997 wegens een slechte bedrijfseconomische situatie een ingrijpende herstructurering moeten doorvoeren. In het kader van een sociaal plan is een stichting opgericht. Deze stichting heeft onder meer tot doel het verstrekken van aanvullingen op de uitkeringen van overcomplete werknemers van belanghebbende die, bij beëindiging van het dienstverband met belanghebbende, deelnemer in de stichting zijn geworden. Op grond van in de cao gemaakte afspraken werd op het loon van de blijvende werknemers een solidariteitsheffing van 9% op het basismaandsalaris in aftrek gebracht. Belanghebbende droeg het totaal aan solidariteitsheffingen af aan de stichting. Naar aanleiding van een looncontrole heeft het UWV de solidariteitsheffing aangemerkt als een premieplichtig loonbestanddeel. In cassatie stelt belanghebbende dat de solidariteitsheffing niet tot het premieloon behoort. Volgens A-G Van Ballegooijen faalt deze stelling. De werknemer doet afstand van zijn recht op toekomstig loon onder voorwaarde dat de werkgever de solidariteitsheffing besteedt ten gunste van de Stichting. Het afgestane recht op loon (de solidariteitsheffing) valt binnen de beschikkingsmacht van de werknemer. Het bedrag dat de werkgever gemachtigd is om in te houden op het loon, behoort daarom tot het loon van de werknemer. Daarnaast is de advocaat-generaal van mening dat de solidariteitsheffing niet kwalificeert als negatief loon. Een duidelijk verband tussen een solidariteitsheffing en de taakuitoefening door de werknemers is niet aanwezig. De uitoefening van hun taak of functie brengt niet mede dat de werknemers een solidariteitsheffing moeten betalen. Voor zover de solidariteitsheffing strekt tot het behoud van de dienstbetrekking, dient zij te worden aangemerkt als (niet-aftrekbare) beroepskosten en niet als negatief loon.

NTFR 2009/762 - Antwoord op Kamervragen over aftrek kosten AWBZ

Aflevering 15, gepubliceerd op 09-04-2009
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport beantwoordt, mede namens de staatssecretaris van Financiën, Tweede Kamervragen over het feit dat mensen die in een AWBZ-instelling wonen niet op tijd hun correcte Jaarnota 2008 van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) binnen hebben en de eigen bijdrage AWBZ niet kunnen opvoeren als aftrekpost.

NTFR 2009/766 - Hof moet motiveren waarom geanonimiseerde verklaringen van prostituees zijn toegestaan

ECLI:NL:HR:2009:BH9184, datum uitspraak 03-04-2009, publicatiedatum 03-04-2009
Aflevering 15, gepubliceerd op 09-04-2009 met annotatie van mr. J. Snitker
In het kader van een onderzoek bij een seksinrichting heeft de inspecteur gesprekken gevoerd met de prostituees. De inspecteur heef de gespreksverslagen geanonimiseerd ingebracht bij het hof. Het hof heeft de gespreksverslagen als een getrouwe en geloofwaardige weergave van de gesprekken aangemerkt en zijn oordeel mede gegrond op deze verklaringen. In cassatie klaagt belanghebbende met succes erover dat hij door het anonimiseren in zijn procesbelang is geschaad, omdat hij niet kan nagaan of de verklaringen juist zijn. Volgens de Hoge Raad behoren de niet-geanonimiseerde verslagen tot de op de zaak betrekking hebbende stukken. Uit de houding van de inspecteur had het hof moeten afleiden dat de inspecteur een beroep doet op art. 8:29 Awb (geheimhouding). Vervolgens had het hof moeten nagaan of er gewichtige redenen zijn voor het geheimhouden van de namen van de prostituees. Nu het hof dit heeft nagelaten, wordt de hofuitspraak vernietigd.

NTFR 2009/767 - Hof moet controleren of TNT Post griffierechtbrief correct heeft bezorgd

ECLI:NL:HR:2009:BH9194, datum uitspraak 03-04-2009, publicatiedatum 03-04-2009
Aflevering 15, gepubliceerd op 09-04-2009 met annotatie van mr. A.A. Fase
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld bij Hof Amsterdam. Het hof heeft dat beroep niet-ontvankelijk verklaard vanwege het niet betalen van het griffierecht. Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan, dat door het hof ongegrond is verklaard. Belanghebbende heeft beroep in cassatie ingesteld. Dat beroep is gegrond, omdat het hof bij TNT Post geen navraag heeft gedaan of de brief waarin belanghebbende op de verschuldigdheid van griffierecht was gewezen, op regelmatige wijze aan het adres van belanghebbende is aangeboden.

NTFR 2009/768 - Besloten vereniging onderworpen aan kansspelbelasting

ECLI:NL:HR:2009:BH9271, datum uitspraak 03-04-2009, publicatiedatum 03-04-2009
Aflevering 15, gepubliceerd op 09-04-2009 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende biedt gelegenheid tot het spelen van kansspelen (roulettespel, blackjack, poker, speelautomaten). Deze gelegenheid wordt enkel geboden aan een besloten kring van leden. Belanghebbende werkt met geringe inzetten en bescheiden prijzen, streeft niet naar winst en maakt ook geen winst. In 1996 heeft de inspecteur bij belanghebbende informatie opgevraagd. In een brief van 4 februari 1998 heeft de inspecteur meegedeeld dat belanghebbende objectief is vrijgesteld voor de vennootschaps- en omzetbelasting. Van 2001 tot en met begin 2003 is opnieuw een onderzoek ingesteld bij belanghebbende. Daarbij wordt geconcludeerd dat belanghebbende een bedrijfsmatig gedreven inrichting exploiteert, die voor het publiek is opengesteld, zodat zij kansspelbelasting verschuldigd is. Naar aanleiding van die conclusie is onderhavige naheffingsaanslag kansspelbelasting opgelegd. De Hoge Raad oordeelt dat belanghebbende terecht is onderworpen aan de kansspelbelasting. Zij organiseert immers voor anderen kansspelen. Of dit in beperkte (eigen) kring plaatsvindt, is daarbij niet van belang. Verder oordeelt de Hoge Raad dat belanghebbende geen vertrouwen kan ontlenen aan de brief van 4 februari 1998, omdat daarin niet wordt gesproken van kansspelbelasting.

NTFR 2009/769 - Hoge Raad verklaart eerder arrest vervallen en wijst rechtstreekse toepassing Richtlijnbepaling af

ECLI:NL:HR:2009:BH6427, datum uitspraak 20-03-2009, publicatiedatum 20-03-2009
Aflevering 15, gepubliceerd op 09-04-2009 met annotatie van drs. P.B.R. Thiemann
Belanghebbende heeft op 28 oktober 2004 bezwaar gemaakt tegen haar aangifte omzetbelasting over het tijdvak oktober tot en met december 2003. De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Rechtbank en Hof Den Haag hebben de inspecteur in het gelijk gesteld. Het door belanghebbende ingestelde cassatieberoep is door de Hoge Raad bij arrest van 30 november 2007, nr. 43.850 niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet voldoen van het griffierecht. Uit nader onderzoek is echter gebleken dat belanghebbende het in cassatie verschuldigde griffierecht wel tijdig heeft betaald. De Hoge Raad acht daarom termen aanwezig het arrest van 30 november 2007 vervallen te verklaren, en het cassatieberoep alsnog in behandeling te nemen. Inhoudelijk krijgt belanghebbende, die met een beroep op art. 18, lid 3, Zesde Richtlijn de niet-ontvankelijkverklaring wil openbreken, echter ongelijk. Genoemde Richtlijnbepaling leent zich volgens de Hoge Raad namelijk niet voor rechtstreekse toepassing, zodat belanghebbende zich voor de nationale rechter niet met vrucht op het bepaalde in art. 18, lid 3, Zesde Richtlijn kan beroepen.

NTFR 2009/774 - Geen bezwaarkostenvergoeding, omdat het bezwaar ook telefonisch kenbaar had kunnen worden gemaakt

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH8654, datum uitspraak 20-01-2009, publicatiedatum 27-03-2009
Aflevering 15, gepubliceerd op 09-04-2009
Aan belanghebbende is een voorlopige aanslag IB 2003 opgelegd. Tegen de daarbij in rekening gebrachte heffingsrente heeft hij bezwaar gemaakt, in verband waarmee uitstel van betaling is verleend. Belanghebbende maakt ook bezwaar tegen de nadien opgelegde definitieve aanslag IB 2003. Tijdens de behandeling van de bezwaren trekt de ontvanger het verleende uitstel van betaling in. Nadat de belastingschuld is voldaan, geeft de ontvanger aan dat de invorderingsrente en de aanmaningskosten komen te vervallen. Nadien worden toch invorderingsrente en aanmaningskosten in rekening gebracht.

NTFR 2009/777 - Oordeel Bundesfinanzhof over de rangorde tussen Europeesrechtelijke verdragsvrijheden

Aflevering 15, gepubliceerd op 09-04-2009 met annotatie van mr. dr. E. Nijkeuter
Belanghebbende, een naar Duits recht opgerichte vennootschap, heeft dividenden ontvangen van onder meer een 94,5% Taiwanese en een 100% Amerikaanse deelneming. Op grond van de toenmalige Duitse fiscale wetgeving was het ontvangen deelnemingsdividend vrijgesteld, maar werd wel een bedrag van 5% van het ontvangen dividend bij de winst van de belanghebbende geteld. Deze zogenoemde ‘Schachtelstrafe’ was tot 2003 slechts van toepassing op deelnemingen in buitenlandse vennootschappen. In deze zaak is de vraag aan de orde of deze bijtelling voor het van de Taiwanese en Amerikaanse deelneming (niet EU-lidstaten) ontvangen dividend in strijd is met de vrijheid van kapitaalverkeer. De vraag is of de vrijheid van kapitaalverkeer van toepassing is of dat de toepassing van de vrijheid van vestiging in dit specifieke geval bij uitsluiting boven de toepassing van de vrijheid van kapitaalverkeer gaat. Het Bundesfinanzhof oordeelt in dit arrest dat de vrijheid van kapitaalverkeer naast de vrijheid van vestiging kan worden toegepast. Omdat er sprake is van een niet gerechtvaardigde belemmering van art. 56 EG en er bovendien geen sprake is van een bestaande belemmering, kan de Schachtelstrafe niet worden toegepast.

NTFR 2009/780 - Nederland bevoegd tot invordering omzetbelasting

ECLI:NL:HR:2009:AZ7994, datum uitspraak 13-03-2009, publicatiedatum 13-03-2009
Aflevering 15, gepubliceerd op 09-04-2009 met annotatie van mr. W.J. Benning
Belanghebbende heeft op 10 juli 2001 in België goederen onder de regeling extern communautair douanevervoer gebracht. De goederen zijn per vrachtauto naar de Rotterdamse haven vervoerd. Daar is de vrachtauto met de goederen gestolen. De Belgische douane stelt belanghebbende in december 2001 in de gelegenheid bewijs te leveren inzake de rechtmatige beëindiging van de douaneregeling. Belanghebbende meldt dan dat de goederen in Nederland zijn gestolen. De Belgische douane vordert van belanghebbende een bedrag aan omzetbelasting. Naar aanleiding van een verzoek tot nasporing zendt de Nederlandse douane een brief aan de Belgische douane waarin zij aangeeft dat de goederen in Nederland zijn gestolen en dat in Nederland de invorderingsprocedure wordt gestart. De inspecteur nodigt belanghebbende uit tot betaling van omzetbelasting. De Belgische douane laat zijn vordering omzetbelasting vervallen. In geschil is of de Nederlandse douane gerechtigd was de uitnodiging tot betaling van omzetbelasting uit te reiken nu voorafgaand aan die heffing de Belgische douane van belanghebbende reeds betaling van omzetbelasting had gevorderd en de invorderingsprocedure niet met inachtneming van art. 450ter UCDW aan de Nederlandse douane is overgedragen. Volgens de Hoge Raad zijn de goederen in Nederland aan het douanetoezicht onttrokken. Wegens dit feit is belanghebbende omzetbelasting verschuldigd ter zake van invoer van die goederen. Nederland is derhalve bevoegd om voldoening van omzetbelasting te vorderen. Het bepaalde in art. 450ter UCDW doet daaraan niet af.

NTFR 2009/788 - Ontvangen subsidie niet belast met omzetbelasting omdat geen sprake is van een prijssubsidie

ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3508, datum uitspraak 19-02-2009, publicatiedatum 26-03-2009
Aflevering 15, gepubliceerd op 09-04-2009
Belanghebbende, exploitant van een sportcentrum, stelt een deel van haar ruimte ter beschikking aan diverse sportverenigingen tegen een uurtarief van circa € 27. Belanghebbende ontvangt hiervoor een subsidie van de gemeente. Belanghebbende wil alsnog in aanmerking komen voor de (tegen verlaagd tarief) belaste prestatie van het ter beschikking stellen van sportaccommodatie. De inspecteur gaat ambtshalve op dit verzoek in, maar kondigt wel aan dat onderzoek zal worden gedaan naar de eventuele belastbaarheid van de van de gemeente ontvangen subsidie. Dit resulteert in een naheffingsaanslag OB over de jaren 2002 tot en met 2005 tot een bedrag van € 78.724. Belanghebbende is het niet eens met de naheffingsaanslag en stelt dat geen sprake is van een prijssubsidie, een subsidie die rechtstreeks verband houdt met de prijs van de handeling.

NTFR 2009/790 - Wetsvoorstel 'Implementatie richtlijnen BTW-pakket'

Aflevering 15, gepubliceerd op 09-04-2009
De staatssecretaris doet de Tweede Kamer toekomen een nader rapport inzake het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet OB 1968 in verband met de invoering van een nieuwe regeling voor de plaats van dienst voor de heffing OB, alsmede een nieuwe regeling voor de teruggaaf van omzetbelasting aan in een andere lidstaat gevestigde ondernemers (implementatie richtlijnen BTW-pakket). Als het voorstel wordt aangenomen, zal het voor veel ondernemers makkelijker om omzetbelasting terug te vragen die in rekening is gebracht in een andere Europese lidstaat. Vanaf 1 januari 2010 kunnen zij deze omzetbelasting terugvragen via de Nederlandse Belastingdienst. Ook hoeven ondernemers die grensoverschrijdende diensten aan andere ondernemers verrichten doorgaans geen omzetbelasting meer te factureren. Fraude wordt aan de hand van nieuwe regels scherper aangepakt.

NTFR 2009/793 - Houder motorrijtuig verantwoordelijk voor juiste aangifte en betaling; verzuimboete gematigd

ECLI:NL:RBSGR:2008:BH7005, datum uitspraak 18-12-2008, publicatiedatum 20-03-2009
Aflevering 15, gepubliceerd op 09-04-2009
Belanghebbende is gedurende het tijdvak 2 januari 2007 tot en met 3 november 2007 houder van een motorrijtuig en heeft over dit tijdvak de motorrijtuigenbelasting naar het bestelautotarief voldaan. Bij een tweetal controles heeft de inspecteur geconstateerd dat het motorrijtuig niet aan de voorwaarden voor het bestelautotarief voldeed. Naar aanleiding daarvan heeft de inspecteur aan belanghebbende een naheffingsaanslag alsmede een verzuimboete van € 1.348 (100%) opgelegd. Belanghebbende bestrijdt de naheffingsaanslag en de boete.

NTFR 2009/794 - Minas-aanslag kan worden opgelegd aan maat van maatschap

ECLI:NL:HR:2009:BH0583, datum uitspraak 03-04-2009, publicatiedatum 03-04-2009
Aflevering 15, gepubliceerd op 09-04-2009
Aan belanghebbende zijn over 1998 Minas-naheffingsaanslagen opgelegd. Belanghebbende heeft aangevoerd dat niet hij, maar de tussen hem en zijn zoon bestaande maatschap belastingplichtig is. Zowel Hof Leeuwarden als de Hoge Raad stelt belanghebbende in het ongelijk. De inspecteur mag in beginsel ervan uitgaan dat de persoon die is geregistreerd onder het mestnummer – in dit geval belanghebbende – het landbouwbedrijf voert. Op deze persoon rust de verplichting om aangifte te doen. Indien hij dit niet doet en vervolgens de aan hem opgelegde naheffingsaanslag wil betwisten op grond van een onjuiste tenaamstelling van die aanslag, rust op hem de bewijslast. Het betoog van belanghebbende dat de landbouwonderneming wordt gedreven door een maatschap, is daartoe onvoldoende. Ook in geval een landbouwonderneming wordt gedreven door een maatschap, kan immers aan één van de maten een aanslag worden opgelegd.