Aflevering 51

Gepubliceerd op 23 december 2010

NTFR 2010/2862 - Hoezo, 'de thans gebruikelijke uitleg’?

Aflevering 51, gepubliceerd op 23-12-2010 geschreven door mr. A.L. Mertens
Medio dit jaar werd mij door een jonge collega de vraag gesteld: ‘Ton, wat bedoelen ze toch met de 20-dagenregeling?’. Er schoot van alles door mijn hoofd. De 20-dagenregeling. Een fenomeen uit andere tijden. Verguisd door de inhoudingsplichtigen, rigoureus uitgevoerd door de inspecteurs. Uit mijn tijd bij de Belastingdienst herinner ik me de landelijke vergaderingen met loonbelastinginspecteurs waarvan sommigen van de 20-dagenregeling bijna een religie leken te hebben gemaakt. Ik zie mijzelf als jonge beleidsmedewerker aan de hand van mijn directeur met de D-G Belastingen praten over lastige Kamervragen die op het punt van de 20-dagenregeling waren gesteld. Het schiet door mijn hoofd dat één van mijn eerste opdrachten bij Loyens een ‘vette’ LB-controle betrof waarin de 20-dagenregel de hoofdrol speelde. En er zouden nog de nodige volgen. De tijden dat de Belastingdienst nog controleerde. Kom daar nu nog eens om met dat horizontale …‘Ton?’ Ik realiseerde me dat ik iets moest uitleggen.

NTFR 2010/2863 - Convenant Belastingdienst met uitzendbranche

Aflevering 51, gepubliceerd op 23-12-2010
De Belastingdienst en de uitzendbranche (de ABU, NBBU en VIA) hebben een samenwerkingsconvenant gesloten. Het convenant bevat specifieke afspraken voor uitzendkrachten die niet permanent in Nederland wonen over kostenvergoedingen en vrije verstrekkingen. De samenwerking is vormgegeven door de inrichting van een overlegplatform.

NTFR 2010/2866 - Europese Commissie mag ook in cassatiefase interveniëren in EU-kartelboetezaak

ECLI:NL:HR:2011:BO6770, datum uitspraak 12-08-2011, publicatiedatum 12-08-2011
Aflevering 51, gepubliceerd op 23-12-2010 met annotatie van A.F. Gunn
In deze zaak is aan de orde de vraag in hoeverre belanghebbende een zakelijk aan haar doorbelaste EU-kartelboete van haar Duitse groepsvennootschap mag aftrekken. De fiscus acht de doorbelasting niet aftrekbaar (art. 3.14(1)(c) Wet IB 2001). Het hof deelde het standpunt van de fiscus. Het hof heeft na prejudiciële vragen de Europese Commissie laten interveniëren in de zaak. Belanghebbende heeft cassatieberoep aangetekend en acht middelen voorgesteld. De Europese Commissie wil ook in de cassatieprocedure schriftelijke opmerkingen maken.

NTFR 2010/2867 - Niet in aftrek gebrachte earn-outbetaling kan niet met foutenleer worden hersteld

ECLI:NL:RBARN:2010:BO2572, datum uitspraak 02-11-2010, publicatiedatum 02-11-2010
Aflevering 51, gepubliceerd op 23-12-2010 met annotatie van mr. J.A.G. van Es
Belanghebbende heeft in 1998 twee deelnemingen verworven tegen een eenmalige betaling, verhoogd met winstafhankelijke nabetaling. De nabetalingsverplichtingen zijn bij belanghebbende noch als kostprijs deelneming geactiveerd noch als verplichting gepassiveerd. In de jaren 1998-2002 heeft belanghebbende de nabetalingen niet ten laste van de winst gebracht. Belanghebbende wil in 2003 alsnog een deel van deze betalingen in aftrek brengen omdat volgens haar in ieder geval sprake is van een overschrijding van de reële waarde van de nabetalingsverplichtingen zoals die in 1998 gepassiveerd hadden moeten worden. De inspecteur heeft deze aftrek geweigerd.

NTFR 2010/2870 - Reactie staatssecretaris op motie inzake willekeurige afschrijving zeeschepen

Aflevering 51, gepubliceerd op 23-12-2010
De motie-Bashir riep het kabinet op een uitzondering te maken op de regeling tijdelijke willekeurige afschrijving voor investeringen in zeeschepen door IB-ondernemers (32 504, nr. 55, NTFR 2010/2658). De aanleiding voor de motie was gelegen in agressieve reclame-uitingen. De staatssecretaris gaat de regeling willekeurige afschrijving op dit punt echter niet aanpassen. De redenen zijn de volgende. Hij acht het gecompliceerd om zeescheepvaartmaatschappen uit te sluiten van een generieke crisismaatregel. Verder verwacht hij negatieve werkgelegenheidseffecten (binnenlandse werven die kleinere schepen bouwen en toeleveranciers aan buitenlandse werven). Ten slotte heeft de branche een reclamecode afgesproken die een einde maakt aan reclames die een te eenzijdig beeld schetsen.

NTFR 2010/2871 - Geen verlenging termijn geruisloze inbreng tbs-pand

Aflevering 51, gepubliceerd op 23-12-2010
Door middel van een e-mail aan belastingconsulentenorganisaties is bekendgemaakt dat de regeling voor het geruisloos inbrengen van een ter beschikking gestelde onroerende zaak in een bv (art. 3.99a Wet IB 2001), niet zal worden verlengd. De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2011. Voor evidente knelpunten in het logistieke traject die uiterlijk 21 december 2010 worden gemeld, wordt bemiddeling toegezegd.

NTFR 2010/2872 - Bijtelling autokostenforfait voor dga

ECLI:NL:RBBRE:2010:BN8653, datum uitspraak 24-09-2010, publicatiedatum 29-09-2010
Aflevering 51, gepubliceerd op 23-12-2010 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Een dga houdt via een holding alle aandelen in belanghebbende. De holding heeft een auto met een hoge cataloguswaarde gekocht en verhuurt deze op weekenddagen aan de dga en op werkdagen aan belanghebbende. Belanghebbende stelt de auto op haar beurt op werkdagen ter beschikking aan de dga. In de gebruiksovereenkomst tussen belanghebbende en de dga is opgenomen dat de dga de auto niet voor privédoeleinden mag gebruiken. Wat betreft de werkdagen houdt de dga een kilometeradministratie bij. Tussen partijen is in geschil of terecht een bijtelling heeft plaatsgevonden. De rechtbank stelt bij de beantwoording van de in geschil zijnde vraag voorop dat een enig werknemer/enig aandeelhouder naar maatschappelijke opvattingen in veel opzichten niet op één lijn kan worden gesteld met een gewone werknemer, maar eerder als ondernemer dient te worden beschouwd. Gelet op onder andere die bijzondere positie van de dga, de vormgeving van de huurovereenkomst en het feitelijke gebruik van de auto komt de rechtbank tot het oordeel dat belanghebbende aan de dga een auto ter beschikking heeft gesteld welke auto ook voor privédoeleinden mag worden gebruikt. De bijtelling heeft derhalve terecht plaatsgevonden. Hierop komt echter in mindering de huur die de dga voor de auto heeft betaald aan de holding. De subsidiaire stelling van belanghebbende dat haar de gelegenheid moet worden geboden aan te tonen dat het werkelijke voordeel minder is van 25% van de cataloguswaarde, wijst de rechtbank af.

NTFR 2010/2875 - Indirecte betaling ten gunste van anbi komt in aanmerking voor giftenaftrek, opname verlof niet

ECLI:NL:RBHAA:2010:BO4578, datum uitspraak 17-11-2010, publicatiedatum 22-11-2010
Aflevering 51, gepubliceerd op 23-12-2010 met annotatie van mr. W. Verstijnen
Belanghebbende heeft deelgenomen aan een bouwreis naar Tanzania. De reis werd georganiseerd door een algemeen nut beogende instelling (anbi). Zijn werkgever heeft de stichting daarvoor circa € 2.000 betaald, waarvan als eigen bijdrage € 450 op het salaris van belanghebbende is ingehouden. Verder heeft belanghebbende zes verlofdagen opgenomen, becijferd op 48 x € 21,70 = € 1.042. Belanghebbende wenst de eigen bijdrage en de € 1.042 als giftenaftrek in aanmerking te nemen bij zijn aangifte IB/PVV 2006. De inspecteur weigert dit. De rechtbank is van oordeel dat vaststaat dat de eigen bijdrage van € 450 ten goede is gekomen aan de stichting en dat belanghebbende hierdoor is verarmd. Hij heeft onweersproken gesteld dat hij de eigen bijdrage ook rechtstreeks had kunnen betalen, maar uit het oogpunt van eenvoud heeft gekozen voor de inhouding op zijn salaris. Wat betreft de opname van verlofuren is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende hierdoor niet is verarmd, met als gevolg dat het bedrag van € 1.042 niet voor aftrek in aanmerking komt.

NTFR 2010/2876 - Naar aanleiding van verweerschrift in cassatie vermindert de Hoge Raad ambtshalve de boete

ECLI:NL:HR:2010:BO0402, datum uitspraak 15-10-2010, publicatiedatum 15-10-2010
Aflevering 51, gepubliceerd op 23-12-2010 met annotatie van mr. J. Snitker
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd alsmede een vergrijpboete. De door belanghebbende daartegen aangevoerde klachten kunnen volgens de Hoge Raad niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad vindt ambtshalve echter wel een andere grond om de uitspraak van het hof te vernietigen. De minister heeft namelijk in zijn verweerschrift aangegeven dat de boete moet worden verminderd. Deels vanwege een pleitbaar standpunt en deels omdat uit HR 16 januari 2009, nr, 42.746, NTFR 2009/172 volgt dat het verwijt dat belanghebbende treft – het terugvragen van een betaald bedrag aan belasting – niet beboetbaar is op grond van art. 67f AWR. De Hoge Raad doet de zaak zelf af door de boete te verminderen.

NTFR 2010/2877 - Inspecteur mag in beroep ander standpunt innemen dan in de bezwaarfase

ECLI:NL:HR:2010:BO6786, datum uitspraak 10-12-2010, publicatiedatum 10-12-2010
Aflevering 51, gepubliceerd op 23-12-2010 met annotatie van Jansen
Belanghebbende is in dienstbetrekking werkzaam. Daarnaast exploiteert hij tezamen met zijn echtgenote een financieel en juridisch adviesbureau. Belanghebbende heeft lessen verzorgd aan een instelling en de heer C begeleid. Daarvoor claimt belanghebbende de zelfstandigenaftrek. Bij het boekenonderzoek beperkt de controleur zich tot de vraag of de uren die zijn besteed aan het lesgeven zijn aan te merken als uren besteed aan de onderneming. In de daaropvolgende procedure heeft de inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de door belanghebbende overgelegde urenstaat te algemeen van aard en te globaal van opzet is, en dat om die reden niet aan het urencriterium is voldaan. Belanghebbende betoogt dat de inspecteur zich in zijn verweer dient te beperken tot de ingenomen standpunten in het controlerapport. De Hoge Raad onderschrijft dit betoog niet. Het staat de inspecteur in beginsel vrij in de procedure voor de rechtbank een ander standpunt in te nemen dan hij in de bezwaarfase heeft ingenomen. Verder staat het een partij, en dus ook de inspecteur, vrij om zich in hoger beroep te verweren met alle gronden die hij dienstig acht. Dit is slechts anders voor zover het desbetreffende standpunt onderscheidenlijk verweer ondubbelzinnig zou zijn prijsgegeven.

NTFR 2010/2880 - Onbevoegdheid rechtbank door hof voor gedekt verklaard

ECLI:NL:HR:2010:BO7671, datum uitspraak 17-12-2010, publicatiedatum 17-12-2010
Aflevering 51, gepubliceerd op 23-12-2010
Belanghebbende woont in het rechtsgebied van Rechtbank Assen. Tegen de hem opgelegde aanslag IB 2001 is beroep bij Rechtbank Arnhem ingesteld. Deze rechtbank heeft uitspraak gedaan, waartegen is geappelleerd bij Hof Arnhem. Dit hof heeft geconstateerd dat het beroep in eerste aanleg eigenlijk door Rechtbank Leeuwarden had moeten worden behandeld. Op verzoek van partijen heeft het hof de zaak toch inhoudelijk behandeld en heeft het belanghebbende inhoudelijk – met betrekking tot een afschrijvingskwestie – in het ongelijk gesteld (NTFR 2009/2347).

NTFR 2010/2882 - Heffing forfaitair rendement valt onder standstill-bepaling

ECLI:NL:HR:2010:BO7508, datum uitspraak 17-12-2010, publicatiedatum 17-12-2010
Aflevering 51, gepubliceerd op 23-12-2010 met annotatie van prof. dr. J.P. Boer
Belanghebbende hield alle aandelen in twee feitelijk op de Nederlandse Antillen gevestigde beleggingsvennootschappen. Eén van die vennootschappen bezat meerderheidsbelangen in drie in Nederland gevestigde vennootschappen. De inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslagen IB 2002 en 2003 een forfaitair voordeel in aanmerking genomen als bedoeld in art. 4.13, lid 1, letter a, en 4.14 Wet IB 2001. Rechtbank Den Haag (NTFR 2010/1018) heeft geoordeeld dat art. 56 EG-Verdrag niet aan het in aanmerking nemen van het forfaitaire voordeel in de weg staat. De Hoge Raad deelt de visie van de rechtbank dat de regeling van genoemde wetsartikelen onder de zogenoemde standstill-bepaling van art. 57, lid 1, EG-Verdrag valt. De betrokken bepalingen zijn op de voornaamste punten namelijk identiek aan art. 29a Wet IB 1964, zoals dat artikel op 31 december 1993 luidde. Anders dan belanghebbende stelt, dient voor de berekening van het forfaitaire voordeel volgens de Hoge Raad geen onderscheid te worden gemaakt al naar gelang de in het buitenland gevestigde vennootschap haar beleggingen in Nederland dan wel elders aanhoudt. Daarvoor is in de tekst van de wet geen aanknopingspunt te vinden.

NTFR 2010/2884 - Inning van betaling voor prestatie geen afzonderlijke dienst

Aflevering 51, gepubliceerd op 23-12-2010 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Voor de mobieletelefoniediensten van Everything Everywhere Ltd, een telecombedrijf, kunnen klanten vooruitbetalen door hun klantenrekening te crediteren of betalen aan het einde van de factureringsperiode. In het laatste geval kunnen de klanten de rekening van Everything Everywhere betalen a. per incasso via het ‘Direct Debit-systeem’, b. door overmaking via het BACS, een geautomatiseerd clearingstelsel van de banken in Engeland, c. met debet- of kredietkaart, d. via de telefoon of internet, e. via een derde die optreedt als tussenpersoon die bevoegd is de betaling te ontvangen, bijvoorbeeld aan het loket van een postkantoor, f. per cheque die met de post wordt verstuurd, g. of aan het loket van een filiaal van de bank van Everything Everywhere, of van een andere bank, ten gunste van de bankrekening van Everything Everywhere. Wanneer een klant zijn factuur via het ‘Direct Debit-systeem’ of via BACS-overmaking betaalt, berekent Everything Everywhere geen bijkomende kosten. Een incasso via het ‘Direct Debit-systeem’ veronderstelt een ‘mandaat voor automatische incasso’, te weten een doorlopende opdracht van de klant aan diens bank op verzoek van Everything Everywhere bedragen over te maken. Everything Everywhere tracht voor elke opeisbare betaling een BACS-overmaking van het door de klant verschuldigde bedrag te verkrijgen. De BACS-overmaking wordt telkens verricht op initiatief van de klant, die aan zijn bank opdracht geeft een bepaald bedrag over te boeken van zijn rekening naar die van Everything Everywhere.

NTFR 2010/2885 - De verkoop door een reisbureau van enkel kaartjes voor een (opera)voorstelling valt niet onder de reisbureauregeling

Aflevering 51, gepubliceerd op 23-12-2010 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Minerva, exploitante van een reisbureau, koopt kaartjes voor de opera te Dresden en verkoopt deze op eigen naam en voor eigen rekening aan eindverbruikers en reisbureaus, ofwel met andere van haar diensten, zoals de verstrekking van accommodatie, stadsrondleidingen, pendeldiensten of restaurantdiensten, ofwel zonder dergelijke diensten. Minerva en de Duitse fiscus verschillen van opvatting over toepassing op de enkele kaartverkoop van de zogenoemde reisbureauregeling. Op een prejudiciële vraag van de verwijzende rechter in de daaropvolgende gerechtelijke procedure verklaart het HvJ EU voor recht, dat art. 26 Zesde Richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat het niet van toepassing is op de losse verkoop van operakaartjes door een reisbureau zonder dat een reisdienst wordt verricht.

NTFR 2010/2886 - Lady & Kid e.a.: ongerechtvaardigde verrijking?

Aflevering 51, gepubliceerd op 23-12-2010 met annotatie van mr. A.J. Blank
In de periode 1988 tot en met 1991 werden bedrijven in Denemarken onderworpen aan een indirecte belasting, de zogenoemde ‘arbeidsmarktbijdrage’ (hierna: AMBI). Het HvJ EU oordeelde dat deze AMBI in strijd was met art. 33 Zesde Richtlijn. De onderhavige vier bedrijven verzochten daarop om terugbetaling van de ten onrechte geheven bedragen. Het Skatteministeriet weigerde op hun verzoeken in te gaan met het betoog dat zij, in de periode waarin de AMBI van kracht was, als gevolg van de afschaffing van de werkgeversbijdragen een groter bedrag hadden bespaard dan zij in dezelfde periode aan AMBI hadden afgedragen.

NTFR 2010/2887 - Tariefindeling: kinderslaapzak is kledingstuk

ECLI:NL:HR:2011:BO6782, datum uitspraak 23-09-2011, publicatiedatum 23-09-2011
Aflevering 51, gepubliceerd op 23-12-2010 met annotatie van mr. Stuijt en Van Dam
In geschil is de tariefindeling van een trappelzak. Het product bestaat uit een buitenhoes en een binnenhoes, waarbij de binnenhoes uitneembaar is. Het product is bestemd voor baby’s en kleine kinderen om (veilig) in te slapen. Het product wordt niet direct op het blote lijf gedragen, maar over de onderkleding. Beide modellen hebben een nauwsluitende opening voor de hals en afritsbare mouwen. Het product heeft een opening aan de voorzijde, voorzien van een ritssluiting. De voorzijde is voorzien van een tweede rits waarmee de binnenhoes aan de buitenhoes kan worden bevestigd. De binnenhoes bestaat uit een laag weefsel van textiel (100% katoen). Deze laag is gevoerd met fleece. De binnenhoes is iets kleiner dan de buitenhoes en heeft een nauwsluitende opening voor de hals en bovenin armsgaten. De onderzijde en zijkanten zijn eveneens dicht gestikt.

NTFR 2010/2888 - Tariefindeling: bloedalbumine is bereid voor therapeutisch gebruik

ECLI:NL:HR:2011:BO5986, datum uitspraak 13-05-2011, publicatiedatum 13-05-2011
Aflevering 51, gepubliceerd op 23-12-2010 met annotatie van mr. Stuijt en Van Dam
In geschil is de tariefindeling van bloedalbumine. De bloedalbumine wordt door de importeur gebruikt als groeibodem voor cellen en vormt een van de veertien componenten bij de vervaardiging van antilichamen. De antilichamen worden gebruikt ter bestrijding van verschillende ziekten en aandoeningen. Het product heeft zelf geen therapeutische werking. Belanghebbende heeft verzocht de bloedalbumine in te delen onder post 3002 van de Gecombineerde Nomenclatuur, omdat de bloedalbumine is bereid voor therapeutisch of profylactisch gebruik. De inspecteur heeft de bloedalbumine echter ingedeeld onder post 3502. Hof Amsterdam (NTFR 2009/2492) heeft belanghebbende in het gelijk gesteld. De staatssecretaris heeft cassatieberoep ingesteld. A-G Van Hilten heeft conclusie genomen. Volgens de advocaat-generaal valt of staat de indeling van de in geding zijnde bloedalbumine met het antwoord op de vraag of zij bereid is voor therapeutisch of profylactisch gebruik; met andere woorden of de bestemming van de (bereide) bloedalbumine therapeutisch of profylactisch gebruik is.

NTFR 2010/2889 - Braakliggend terrein behoort niet tot zijkanten of bermen van de weg

ECLI:NL:GHARN:2010:BO6930, datum uitspraak 23-11-2010, publicatiedatum 10-12-2010
Aflevering 51, gepubliceerd op 23-12-2010 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende exploiteert een autobedrijf. Zij heeft een tot haar bedrijfsvoorraad behorende auto zonder handelaarskenteken geparkeerd op een braakliggend terrein. De auto stond op het terrein met de achterkant gericht naar het trottoir op ongeveer twee meter van het trottoir. De inspecteur is van mening dat de auto stond geparkeerd op de openbare weg en heeft nageheven. De rechtbank heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Het hof vernietigt echter de naheffingsaanslag. Het braakliggende terrein is volgens het hof weliswaar openbaar, maar de plaats waar de auto stond geparkeerd behoort niet tot de bij de weg behorende bermen of zijkanten.

NTFR 2010/2891 - Geen tuindersverklaring; terecht energiebelasting geheven naar normale tarief

ECLI:NL:RBSGR:2010:BO4140, datum uitspraak 26-10-2010, publicatiedatum 16-11-2010
Aflevering 51, gepubliceerd op 23-12-2010 met annotatie van mr. H Spaermon
Belanghebbende oefent een tuinbouwbedrijf uit. Per 1 januari 2009 stapt zij over naar een andere aardgasleverancier, maar zij verzuimt om aan de nieuwe leverancier een verklaring te verstrekken waaruit blijkt dat het gas wordt gebruikt ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten. Over de gasleveranties brengt de leverancier daarom energiebelasting in rekening naar het normale tarief voor aardgas. Belanghebbende verzoekt zowel de inspecteur als de minister om teruggaaf van energiebelasting, voor een bedrag ter grootte van het verschil tussen het normale tarief en het lagere tuinbouwtarief. Beiden wijzen dit verzoek af. Belanghebbende stelt tegen beide beslissingen beroep in. Met betrekking tot de afwijzende beschikking van de inspecteur oordeelt Rechtbank Den Haag dat er geen wettelijke grond is voor de door belanghebbende gewenste teruggaaf, zodat de inspecteur het verzoek terecht heeft afgewezen. Aangaande de beslissing van de minister overweegt de rechtbank dat dit geen voor beroep vatbare beschikking is in de zin van de AWR, zodat voor de beslechting van een geschil daarover niet de bestuursrechter maar de burgerlijke rechter bevoegd is.

NTFR 2010/2892 - Rechtbank vermindert WOZ-waarde van agrarische bedrijfswoningen

ECLI:NL:RBARN:2010:BO4384, datum uitspraak 11-11-2010, publicatiedatum 18-11-2010
Aflevering 51, gepubliceerd op 23-12-2010 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende, X, is eigenaar en gebruiker van een manege en twee agrarische bedrijfswoningen. De heffingsambtenaar heeft per waardepeildatum 1 januari 2008 de manege gewaardeerd op € 1.458.000 en de bedrijfswoningen op € 506.000 en € 510.000. Belanghebbende stelt dat deze waarden moeten worden verminderd tot € 1.268.000 voor de manege en € 368.000 voor beide bedrijfswoningen.