Aflevering 14

Gepubliceerd op 5 april 2012

NTFR 2012/774 - Ronddraaiend huis

Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012 geschreven door mr. B.F.A. van Huijgevoort
Komend vanaf de Efteling en Tilburg binnenrijdend, ziet u ongetwijfeld op het groen van de Hasseltrotonde iets wat u niet verwacht op een rotonde: een heus huis. U kijkt eens goed ... wel opletten op het overige verkeer natuurlijk! U ziet alleen een buitenkant met veel glas, een verdiepingsvloer, een trap en peertjes. Waar is dan toch de keuken, de badkamer of het toilet? En waar zijn de meubels? En: u ziet het huis bewegen! Het huis – met voor- en achtertuin – draait op rails op het groen met de richting van het verkeer mee!

NTFR 2012/775 - We zijn er nog niet, maar we zijn onderweg (deel 2)

Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012 geschreven door dr. H.J. Bresser
Voor stichtingen en verenigingen is er in de vennootschapsbelasting per 1 januari 2012 het nodige veranderd. In mijn vorige bijdrage (NTFR 2012/724) ben ik ingegaan op de belangrijkste wijzigingen voor wat ik noem de kleine stichtingen en verenigingen, te weten de algemene vrijstelling in art. 6 Wet VPB 1969, de vrijstelling van de zorgsector en de bestedingsreserve. In deze bijdrage behandel ik de wijzigingen die met name relevant zijn voor stichtingen en verenigingen die zich bezighouden met de behartiging van algemeen nut beogende instellingen (de zogenoemde goede doelen) dan wel met fondsenwerving ten behoeve van dergelijke instellingen, alsmede de bijzondere regelingen voor culturele instellingen.

NTFR 2012/778 - Minister van Financiën voelt niet voor Financiële Transactiebelasting

Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012
De minister van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer aangegeven dat het kabinet niet voelt voor invoering van een Financiële Transactiebelasting (FTT). Het kabinet voorziet nadelen voor Nederland. De analyses van het CPB, DNB, de AFM en de financiële sector brengen aan het licht dat een FTT de te bereiken doelen niet of op een niet-efficiënte manier bewerkstelligt.

NTFR 2012/780 - Vastgoedvennootschap hanteert onjuiste afschrijvingsmethodiek

ECLI:NL:HR:2012:BV8934, datum uitspraak 16-03-2012, publicatiedatum 16-03-2012
Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012 met annotatie van mr. J.S. van Daal
Belanghebbende is een vastgoedvennootschap. Zij beschikt over een herinvesteringsreserve. Bij de aanschaf van een vervangend bedrijfsmiddel placht belanghebbende de aanschafwaarde te splitsen in een restwaarde en een afschrijvingsdeel, waarna zij de herinvesteringsreserve pro rata afboekte van de restwaarde en het af te schrijven deel. Volgens Hof Amsterdam vindt deze methode geen steun in het recht. Alvorens de afschrijving van een bedrijfsmiddel wordt bepaald, dienen volgens het hof namelijk de aanschaffingskosten te worden vastgesteld. Daarbij gaat het om het bedrag van deze kosten na eventuele afboeking van een herinvesteringsreserve. Vervolgens dient voor het bepalen van de afschrijvingsbasis een eventuele restwaarde van het desbetreffende bedrijfsmiddel te worden bepaald. De Hoge Raad onderschrijft de visie van het hof.

NTFR 2012/781 - Verzwegen omzet kapsalon leidt tot winstuitdeling dga; hof kent immateriële schadevergoeding toe I

ECLI:NL:GHAMS:2012:BV7217, datum uitspraak 02-02-2012, publicatiedatum 29-02-2012
Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012 met annotatie van mr. J.S. van Daal
X bv is in 2003, via de met haar in een fiscale eenheid voor de VBP verbonden vennootschap A bv, één van de twee vennoten in een vof die een kapsalon exploiteert. In 2004 is een andere vennoot toegetreden. Op grond van een boekenonderzoek heeft de inspecteur geconcludeerd dat de vof omzet heeft verzwegen doordat een deel van de digitale administratie is verwijderd, waardoor de dagelijks aangebracht correcties in de administratie niet meer konden worden nagegaan. Het hof oordeelt dat de schending van de administratiebewaarplicht leidt tot omkering bewijslast. De inspecteur heeft een redelijke schatting gemaakt van de te corrigeren omzet en na te heffen omzetbelasting en heeft terecht en tot het juiste bedrag een naheffingsaanslag opgelegd. De inspecteur heeft als gevolg van de verzwegen omzet de bij X bv toegepaste winstcorrectie ten aanzien van haar aandeelhouder aangemerkt als winstuitdeling. De verzwegen omzet is volledig aan de directeur in diens kwaliteit als aandeelhouder van belanghebbende ten goede is gekomen. Nu zowel X bv als de directeur zich daarvan bewust moeten zijn geweest is sprake van uitdelingen van X bv aan de directeur. De ter zake van deze winstuitdeling verschuldigde dividendbelasting heeft de inspecteur terecht nageheven. Het verzoek om vergoeding van geleden immateriële schade wordt deels toegekend omdat de lange behandelduur van het bezwaarschrift (bijna vier jaar) deels aan belanghebbende zelf te wijten is.

NTFR 2012/782 - Kunstschilder heeft geen bron van inkomen

ECLI:NL:GHARN:2012:BV7577, datum uitspraak 21-02-2012, publicatiedatum 02-03-2012
Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012 met annotatie van mr. dr. C. Bruijsten
Belanghebbende is sinds 2002 actief als kunstschilder. Van 2002 tot en met 2010 heeft hij met zijn activiteiten geen positief resultaat weten te behalen. Belanghebbende stelt voor de onderhavige jaren (2005 en 2006) dat sprake is van een bron van inkomen. Hof Arnhem deelt die stelling niet. Volgens het hof heeft belanghebbende namelijk onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij in 2005 en 2006 activiteiten heeft ontplooid die maken dat hij naar objectieve maatstaven beoordeeld mocht verwachten dat hij met de verkoop van (reproducties van) zelf vervaardigde kunst een positief resultaat zou behalen. Daarbij heeft het hof de resultaten ná 2006 meegewogen.

NTFR 2012/784 - Geen fiscale bedrijfsfaciliteiten voor niet tot het ondernemingsvermogen behorende woning

ECLI:NL:GHLEE:2012:BV7419, datum uitspraak 21-02-2012, publicatiedatum 01-03-2012
Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012 met annotatie van mr. J.A.G. van Es
Belanghebbende en A wonen ongehuwd samen. Belanghebbende drijft een agrarische onderneming. Belanghebbende heeft opdracht gegeven tot de bouw van een woonhuis met kantoorruimte in de directe nabijheid van de onderneming. De woning wordt gebouwd op grond die, na een kavelruil, in eigendom is bij A. De woning wordt in 2003 opgeleverd. Belanghebbende heeft 33% van de bouwkosten toegerekend aan de kantoorruimte en de kantoorruimte geactiveerd op zijn ondernemingsbalans. De inspecteur heeft de investeringsaftrek ter zake van de woning bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2003 niet geaccepteerd. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende niet de eigenaar is van de ondergrond van de woning en dat er geen opstalrecht is gevestigd. Het hof overweegt dat het belang bij de woning belanghebbende niet aangaat en dat hij daarom de woning, of een zelfstandig onderdeel daarvan, niet tot zijn ondernemingsvermogen kan rekenen. Er is mitsdien geen sprake van een investeringsgoed waarvoor de fiscale investeringsfaciliteiten voor belanghebbende gelden. Het beroep op dwaling ten aanzien van het structureren van de eigendomsverhoudingen na de kavelruil, kan belanghebbende niet baten. Een dergelijk beroep had belanghebbende kunnen inroepen als contractspartij, maar kan niet leiden tot een ander oordeel over de fiscale bedrijfsfaciliteiten.

NTFR 2012/785 - Vruchtgebruik bij bv, bloot eigendom bij dga: tbs-regeling van toepassing

ECLI:NL:HR:2012:BV0278, datum uitspraak 16-03-2012, publicatiedatum 16-03-2012
Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012 met annotatie van dr. A. Rozendal
Belanghebbende heeft krachtens erfrecht de blote eigendom van onroerende zaken verkregen. Het vruchtgebruik van de onroerende zaken berust bij de bv, waarin belanghebbende een aanmerkelijk belang heeft. In geschil is of de onroerende zaken door belanghebbende aan de bv ter beschikking zijn gesteld in de zin van art. 3.92 Wet IB 2001. Hof Den Bosch (18 maart 2011, nr. 09/00375, NTFR 2011/1414) heeft geoordeeld dat, gelet op de wetsgeschiedenis, daarvan sprake is. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel. Aan het oordeel dat sprake is van terbeschikkingstelling doet niet af dat de blote eigendom door belanghebbende is verkregen krachtens erfrecht, dat het tot een onverdeeldheid behoort en dat het aan een derde verhuurd onroerend goed betreft.

NTFR 2012/787 - Inkomsten uit beleggingspiramide opzettelijk niet aangegeven

ECLI:NL:GHLEE:2012:BV3433, datum uitspraak 31-01-2012, publicatiedatum 09-02-2012
Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012 met annotatie van mr. W. Verstijnen
Belanghebbende was betrokken bij een strafrechtelijk onderzoek naar piramidefraude. De hoofdverdachte (X) in deze zaak is veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf. Belanghebbende wordt ervan verdacht als tussenpersoon van X genoten voordeel niet in de aangifte te hebben verantwoord. In geschil is of bij belanghebbende terecht provisie-inkomsten als resultaat uit overige werkzaamheden zijn belast. De rechtbank heeft de opgelegde navorderingsaanslag in stand gelaten (Rechtbank Leeuwarden 12 oktober 2010, nr. 09/01145 t/m 01148, NTFR 2011/841). Het hof acht aannemelijk dat belanghebbende voor X arbeid heeft verricht en dat afspraken zijn gemaakt met X over het ontvangen van provisie. De door belanghebbende ontvangen bedragen zijn dan ook terecht tot het resultaat uit overige werkzaamheden gerekend. Het verweer van belanghebbende dat aan de door haar ontvangen bedragen schuldbekentenissen ten grondslag liggen, vindt naar het oordeel van het hof geen steun in de feiten. Uit de door belanghebbende gevolgde werkwijze – geen zaken verwerken in de computer, vriendinnen vragen bedragen op hun rekeningen te ontvangen en het storten van contanten bij een Zwitserse bank – leidt het hof af dat belanghebbende opzettelijk de provisies niet als resultaat uit overige werkzaamheden heeft vermeld.

NTFR 2012/788 - Kantoorpand of woonhuis? Bij einde tbs uitgaan van de hoogste waarde

ECLI:NL:GHLEE:2012:BV6724, datum uitspraak 21-02-2012, publicatiedatum 23-02-2012
Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012 met annotatie van mr. J.S. van Daal
Belanghebbende en zijn echtgenote hebben tezamen alle aandelen van A bv en zijn tevens eigenaar van een pand. Dit pand werd verhuurd aan A bv. A bv gebruikte het pand voor haar bedrijfsuitoefening. Medio 2000 heeft zij besloten een ander bedrijfspand te zoeken. De verkoop van het pand vlotte niet en belanghebbende en zijn echtgenote hebben eind 2003 besloten zelf in het pand te gaan wonen. Op 1 april 2004 is met de verbouwing van het pand gestart en per deze datum is ook het feitelijk gebruik door A bv beëindigd. In geschil is de waarde van het pand bij het einde van de terbeschikkingsstellingsregeling op 1 april 2004. Belanghebbende stelt dat de inspecteur ten onrechte uitgaat van de kwalificatie kantoorpand. Het hof is van oordeel dat de inspecteur de door hem gestelde waarde met behulp van het in zijn opdracht opgestelde taxatierapport voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Het hof onderschrijft dat uitgegaan dient te worden van een kantoorpand nu de waarde hiervan hoger is dan de waarde van het pand als woning en het pand per genoemde datum nog als kantoorpand kon worden aangewend.

NTFR 2012/793 - Geen aftrek van kosten woningaanpassing door mogelijke vergoeding Wet voorzieningen gehandicapten

ECLI:NL:GHAMS:2012:BV6949, datum uitspraak 16-02-2012, publicatiedatum 29-02-2012
Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende heeft in 2005 zijn woning verbouwd, waarbij de douche en de slaapkamer op de benedenverdieping in een uitbouw zijn geplaatst. In de aangifte IB/PVV 2005 heeft belanghebbende als onderdeel van de buitengewone uitgaven een aftrekpost van € 19.462 inzake de aanpassingskosten van de woning opgevoerd. Belanghebbende beschikt over een achteraf opgemaakte verklaring van de huisarts waarin staat dat de aanpassingen noodzakelijk waren in verband met de slechte gezondheid van belanghebbende. Naar het oordeel van het hof heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat aan hem geen vergoeding van de kosten zou zijn toegekend op grond van de destijds geldende Wet voorzieningen gehandicapten. Daarvoor is onvoldoende dat belanghebbende geen aanvraag heeft ingediend omdat aan zijn echtgenote was medegedeeld dat vermoedelijk een jaar voorbij zou gaan voor de realisatie van het plan. De kosten hebben dan ook niet op belanghebbende gedrukt.

NTFR 2012/794 - Geen verrekening van niet ingehouden loonheffing voor neurochirurg

ECLI:NL:GHARN:2012:BV8329, datum uitspraak 28-02-2012, publicatiedatum 09-03-2012
Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende was tot 1 januari 2007 als neurochirurg in dienstbetrekking werkzaam bij een ziekenhuis. Hij werkte voorts voor een stichting. De beloningen hiervoor liepen via het salaris van het ziekenhuis. Na 1 januari 2007 heeft belanghebbende de werkzaamheden voor de stichting (in dienstbetrekking) voortgezet. De beloningen voor deze werkzaamheden ontving hij voortaan rechtstreeks van de stichting. De uurvergoeding bedroeg € 70. De stichting heeft geen loonheffing ingehouden en afgedragen. Niettemin wenst belanghebbende verrekening van loonheffing in de inkomstenbelastingsfeer. Het hof willigt die wens echter niet in. Anders dan belanghebbende stelt, was de vergoeding van € 70 per uur geen netto maar een brutovergoeding. Aan hem zijn geen loonstroken verstrekt en hij was reeds in 2007 ervan op de hoogte dat de administratie van de stichting niet op orde was en dat de stichting geen loonheffing heeft ingehouden. Onder die omstandigheden kon belanghebbende redelijkerwijs niet te goeder trouw menen dat de stichting aan haar verplichting tot inhouding zou voldoen. Alsdan bestaat voor belanghebbende geen recht op verrekening van loonheffing.

NTFR 2012/795 - Voortgang wetsvoorstel studiefinanciering

Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stuurt de nota naar aanleiding van het nader verslag en de tweede nota van wijziging aan de Tweede Kamer op het wetsvoorstel ‘Studeren is investeren’. Beide nota's bevatten geen fiscale onderdelen of aanpassingen.

NTFR 2012/796 - Stallingswinst dochter van vóór fiscale eenheid kan door moeder niet worden benut

ECLI:NL:HR:2012:BQ7243, datum uitspraak 16-03-2012, publicatiedatum 16-03-2012
Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012 met annotatie van drs. M. Nieuweboer
Het boekjaar van belanghebbende loopt van 1 juli tot en met 30 juni. Sinds 1 juli 2001 maakt belanghebbende als moedermaatschappij deel uit van een fiscale eenheid (fe), met onder andere dochtermaatschappij G. G beschikt bij het aangaan van de fe over een bedrag van € 18.522.017 aan zogenoemde gestalde buitenlandse winst. Belanghebbende leent op 2 januari 2002 een bedrag van € 20.000.000 aan G (lening 1), welke lening valt onder art. 10, lid 1, letter d, Wet VPB 1969. Op dezelfde datum leent G een bedrag van € 20.000.000 aan belanghebbende (lening 2). Daarbij is een jaarlijkse rente overeengekomen. In geschil is of belanghebbende voor de berekening van de ‘aftrek elders belast’ wegens de stallingswinst van G rekening mag houden met de door G op lening 2 ontvangen rente. De Hoge Raad beantwoordt in navolging van Rechtbank Haarlem (NTFR 2010/2499) deze vraag negatief. Daartoe wordt overwogen dat standaardvoorwaarde 3f niet onverbindend is, en dat voor de verliescompensatie bij de gesplitste winstberekening rekening wordt gehouden met alle wettelijke bepalingen, ook die de renteaftrek uitsluiten. Verder is aan het vereiste van standaardvoorwaarde 3a voldaan, nu bij de winstberekening van G de renteopbrengst van lening 2 is geëlimineerd. Voorts is geoordeeld dat het verstrekken van een hybride lening (lening 1) onder de besmette handelingen van art. 10a, lid 2, letter c, Wet VPB 1969 (tekst tot 2001) valt, nu een dergelijke verstrekking als ‘een andere vorm van aanwending van vermogen’ kan worden aangemerkt.

NTFR 2012/799 - Hoge Raad veroordeelt regisserende adviseur voor medeplegen onjuiste aangiften

ECLI:NL:HR:2012:BQ8596, datum uitspraak 06-03-2012, publicatiedatum 06-03-2012
Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012 met annotatie van mr. P.A. Caljé
De strafkamer van de Hoge Raad heeft arrest gewezen in de zaak van de belastingadviseur van een oud directeur/trainer van PSV. Hof Den Bosch (NTFR 2009/770) had in 2009 de adviseur veroordeeld voor het medeplegen van het doen van onjuiste belastingaangiften vennootschapsbelasting van de vennootschap van een oud directeur/trainer. De onjuistheid van de aangiften zag op het daarin verantwoorden van een verlies op een beleggingsportefeuille die aanvankelijk in privé werd gehouden. Ook werd de adviseur veroordeeld voor het medeplegen van het onjuist doen van aangiften inkomstenbelasting van de oud-trainer. De onjuistheden in aangiften van de oud-trainer kwamen voort uit het ten onrechte aangeven van België als woonplaats.

NTFR 2012/800 - Navorderingsaanslag successierecht voor verzwegen vermogen erflater is te laat aan de dochter opgelegd

ECLI:NL:GHARN:2012:BV9128, datum uitspraak 06-03-2012, publicatiedatum 16-03-2012
Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012 met annotatie van mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk
Erflater, overleden op 15 augustus 1998, beschikte over buitenlands vermogen dat niet is verantwoord voor het successierecht. De erven, waaronder belanghebbende (een dochter), zijn in december 2009 ingekeerd. In verband hiermee is de onderhavige navorderingsaanslag successierecht met dagtekening 20 juli 2010 aan belanghebbende opgelegd. Op het biljet is het oude adres van de moeder van belanghebbende vermeld. Op 13 oktober 2010 is bezwaar aangetekend. De inspecteur heeft dit bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Volgens het hof is dat niet terecht. De bekendmaking van de navorderingsaanslag op het adres van de moeder is namelijk geen rechtsgeldige bekendmaking, nu de inmiddels meerderjarige belanghebbende in een andere gemeente woont. Dit betekent dat de bezwaartermijn pas is gaan lopen op het moment dat belanghebbende op de hoogte raakte van het bestaan van de aanslag; dat is niet eerder dan op 5 oktober 2010 geweest. Gelet hierop, is het bezwaarschrift tijdig ingediend. De vraag of de navorderingsaanslag tijdig – binnen twaalf jaar – is opgelegd, beantwoordt het hof ontkennend. De termijn voor het opleggen van een navorderingsaanslag liep immers op 18 september 2010 af, terwijl de navorderingsaanslag niet eerder dan 5 oktober 2010 rechtsgeldig is vastgesteld.

NTFR 2012/801 - Navorderingsaanslag successierecht voor verzwegen buitenlands vermogen is tijdig opgelegd

ECLI:NL:GHARN:2012:BV9129, datum uitspraak 06-03-2012, publicatiedatum 16-03-2012
Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012 met annotatie van mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk
Erflater, overleden op 15 augustus 1998, beschikte over buitenlands vermogen dat niet is verantwoord voor het successierecht. Belanghebbende, de echtgenote, is in december 2009 ingekeerd. In verband hiermee is de onderhavige navorderingsaanslag successierecht met dagtekening 20 juli 2010 aan belanghebbende opgelegd. Op het biljet is het oude adres van belanghebbende vermeld. Op 13 oktober 2010 is bezwaar aangetekend. De inspecteur heeft dit bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Volgens het hof is dat niet terecht. Weliswaar acht het hof, ondanks de perikelen omtrent de adressering, aannemelijk dat de navorderingsaanslag op rechtsgeldige wijze bekend is gemaakt, maar het hof acht de termijnoverschrijding verschoonbaar. Aannemelijk is namelijk dat belanghebbende het originele aanslagbiljet niet heeft ontvangen en eerst door een betalingsherinnering van 4 oktober 2010 van de ontvanger op de hoogte raakte van het bestaan van de navorderingsaanslag. Vervolgens heeft zij bezwaar aangetekend. De vraag of de navorderingsaanslag tijdig – binnen twaalf jaar – is opgelegd, beantwoordt het hof – anders dan de rechtbank – bevestigend. De navorderingsaanslag is immers op 20 juli 2010 vastgesteld, terwijl de termijn afliep op 18 september 2010.

NTFR 2012/802 - Bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken gronden

ECLI:NL:GHARN:2012:BV7575, datum uitspraak 21-02-2012, publicatiedatum 02-03-2012
Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012 met annotatie van mr. drs. R. Steenman
Bij belanghebbende, een ondernemer in verpakkingsmaterialen voor groente en fruit, is een boekenonderzoek ingesteld in het kader van de omzetbelasting. Daarbij hebben tussen (de adviseur van) belanghebbende en de controlerend ambtenaar verschillende besprekingen plaatsgevonden over de vele geschilpunten. Naar aanleiding van de bevindingen van het boekenonderzoek zijn de onderhavige naheffingsaanslag, boete- en heffingsrentebeschikking opgelegd. Het daartegen gemaakte bezwaar is door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken van de gronden. De rechtbank en het hof zijn het eens met die beslissing. Volgens het hof is het bezwaarschrift niet naar de eis der wet gemotiveerd met de enkele mededeling dat bezwaar wordt gemaakt tegen de naheffingsaanslag. Gelet op het uitgebreide controlerapport, had belanghebbende meer werk moeten maken van de motivering van het bezwaar. Het beroep op overmacht – ziekte van de adviseur – faalt volgens het hof.

NTFR 2012/809 - EC verzoekt België discriminerende regels inzake personenbelasting te schrappen

Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012
De Europese Commissie heeft België verzocht zijn regionale en federale wetgeving aan te passen. Deze wetgeving is discriminerend ten opzichte van niet-ingezeten belastingbetalers die hun inkomsten geheel of nagenoeg geheel in België verdienen. Op grond van de regionale wetgeving is een vermindering van de personenbelasting toegestaan wanneer burgers in Wallonië aandelen of obligaties van beleggingsfondsen kopen. Ingezetenschap van het Waalse Gewest is een voorwaarde om deze vermindering te genieten. De Commissie is van oordeel dat het uitsluiten van niet-ingezetenen die al of bijna al hun inkomsten in het Waalse Gewest verdienen van de vermindering discriminerend is.

NTFR 2012/810 - EC verzoekt het Verenigd Koninkrijk om de exitheffingen aan te passen

Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012
De Europese Commissie heeft het Verenigd Koninkrijk verzocht om zijn wetgeving te wijzigen die voorziet in exitheffingen voor bedrijven. De betreffende wetgeving resulteert in een onmiddellijke belastingheffing van ongerealiseerde vermogenswinsten met betrekking tot bepaalde activa wanneer de zetel of de plaats van feitelijke leiding van een vennootschap wordt overgebracht naar een andere EU/EER-lidstaat. Een vergelijkbare overbrenging binnen het VK zou zo’n onmiddellijke belastingheffing niet genereren en de relevante vermogenswinsten zouden slechts belast worden zodra zij worden gerealiseerd.

NTFR 2012/814 - Nationale rechter moet beoordelen of aftrek is gerechtvaardigd bij niet direct gebruik door de ondernemer

Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Klub, exploitante van een hotel in Bulgarije, heeft de haar berekende btw ter zake van de levering van een voor bewoning bestemd appartement in Sofia in aftrek gebracht, terwijl zij bij de belastingdienst geen aangifte heeft gedaan voor lokaal verschuldigde belastingen. Klub heeft noch de bestemming gewijzigd noch op haar naam een rekening voor de levering van water en elektriciteit geopend. Omdat de Bulgaarse fiscus concludeert dat het appartement als woning wordt gebruikt en geen bedrijfsdoeleinden dient legt hij Klub een naheffingsaanslag op. Op prejudiciële vragen van de verwijzende rechter in het volgende geschil verklaart het HvJ voor recht dat art. 168, sub a, Btw-richtlijn aldus dient te worden uitgelegd dat een als zodanig handelende belastingplichtige die een investeringsgoed heeft aangeschaft en voor zijn bedrijfsvermogen heeft bestemd, recht heeft op aftrek van de btw over de aanschaf van dit goed tijdens het tijdvak waarin de belasting verschuldigd is geworden, ongeacht de omstandigheid dat dit goed niet onmiddellijk voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt. Het is de taak van de nationale rechter na te gaan of de belastingplichtige het investeringsgoed ten behoeve van zijn economische activiteit heeft aangeschaft en in voorkomend geval te oordelen of sprake is van fraude.

NTFR 2012/819 - Naheffing voor pick-up met overkapping niet terecht vanwege herstelbeleid

ECLI:NL:GHARN:2012:BV2721, datum uitspraak 24-01-2012, publicatiedatum 03-02-2012
Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende, een leasemaatschappij, is eigenares van een auto, een zogenoemde pick-up. De auto is voorzien van een dubbele cabine en een open laadbak. De auto is als bestelauto in het kentekenregister geregistreerd. Belanghebbende heeft de auto verhuurd. De huurder heeft voor de laadbak van de auto een overkapping van harde kunststof met een zijruit aangeschaft. Bij controle bleek dat de overkapping op de laadbak was geplaatst. De overkapping was aangebracht met bouten. Volgens de inspecteur is hierdoor niet langer sprake van een bestelauto. Daarom heeft hij de onderhavige naheffingsaanslag BPM opgelegd. De rechtbank heeft die aanslag in stand gelaten. In hoger beroep heeft belanghebbende wel succes. Volgens het hof kan belanghebbende namelijk met succes een beroep doen op het zogenoemde herstelbeleid. Het hof acht aannemelijk, gelijk belanghebbende heeft gesteld, dat herstel in de hoedanigheid van bestelauto betrekkelijk eenvoudig te realiseren was. Alvorens na te heffen, had de inspecteur belanghebbende de gelegenheid tot herstel moeten bieden.

NTFR 2012/821 - Legesverordening gemeente Wijchen onverbindend wegens overschrijding opbrengstlimiet

ECLI:NL:HR:2012:BW0114, datum uitspraak 30-03-2012, publicatiedatum 30-03-2012
Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012
Belanghebbende heeft een bouwaanvraag ingediend. Ter zake van het in behandeling nemen hiervan heeft de gemeente Wijchen belanghebbende € 18.431,72 aan leges in rekening gebracht. Belanghebbende bestrijdt hiervan € 15.472,72 met de stelling dat de verordening onverbindend is omdat de zogenoemde opbrengstlimiet is overschreden. Hof Arnhem (NTFR 2011/596) heeft belanghebbende in het gelijk gesteld. Belanghebbende heeft namelijk in twijfel getrokken of zestien posten tot een bedrag van € 1.773.691 kunnen worden aangemerkt als ‘last ter zake’ als bedoeld in art. 229b, lid 1, Gem.w. De gemeente is niet concreet op die stelling ingegaan. Zij heeft volstaan met de opmerkingen dat doorbelasten van kosten plaatsvindt op basis van kostenverdeelstaten maar dat die staten niet openbaar zijn en dat overlegging ervan geen toegevoegde waarde heeft. Gelet hierop, heeft het hof geconcludeerd dat de gemeente geen enkel concreet gegeven heeft overgelegd dat de door belanghebbende opgeroepen twijfel wegneemt. Daarom is het hof ervan uitgegaan dat met betrekking tot de zestien posten geen sprake is van ‘lasten ter zake’ en dat hierdoor de opbrengstlimiet is overschreden. Dit leidde tot de conclusie dat de verordening in haar geheel onverbindend is. Gelet op de rechtsstrijd van partijen heeft het hof de legesnota verminderd tot € 3.004.

NTFR 2012/822 - De taxatieopbouw is een hulpmiddel, slechts de getaxeerde waarde wordt getoetst

ECLI:NL:RBASS:2012:BV5049, datum uitspraak 02-02-2012, publicatiedatum 15-02-2012
Aflevering 14, gepubliceerd op 05-04-2012 met annotatie van mr. R. van den Berg MRE
In geschil is de waarde per 1 januari 2009 van een onroerende zaak, een woning. De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de waarde een matrix overgelegd. Namens belanghebbende is eveneens een matrix overgelegd. De rechtbank stelt voorop dat slechts van belang is of de getaxeerde eindwaarde van de onroerende zaak overeenkomt met de waarde als bedoeld in de Wet WOZ. Met de rekenkundige taxatieopbouw kan worden onderbouwd of hiervan sprake is. Daarmee kan inzichtelijk worden gemaakt of in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de onroerende zaak en de vergelijkingspercelen. De taxatieopbouw met de waarden van de afzonderlijke elementen is dus niet meer dan een hulp- en controlemiddel voor de waardevaststelling van de onroerende zaak als geheel. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding de door partijen aan de afzonderlijke elementen van de taxatieopbouw toegekende waarden afzonderlijk op hun juistheid te beoordelen. Omdat naar het oordeel van de rechtbank niet de meeste geschikte vergelijkingspercelen door partijen zijn gehanteerd is de rechtbank van oordeel dat de heffingsambtenaar, maar ook belanghebbende, niet aan de bewijslast heeft voldaan. De rechtbank zelf stelt schattenderwijs een waarde vast.