Aflevering 23

Gepubliceerd op 7 juni 2012

NTFR 2012/1343 - Het naderende einde van de vastgoed-cv

Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 geschreven door mr. dr. H. Vermeulen
Op 25 april 2012 is het wetsvoorstel ingediend dat de naam Fiscale verzamelwet 2012 heeft meegekregen.Kamerstukken II, 2011-2012, 33 245, nrs. 1 en 2. Eén van de onderwerpen die daarin wordt geregeld is de aanpassing van de Wet BRV.Kamerstukken II. 2011-2012, 33 245, nr. 2, Artikel VII. Dat betreft de reparatie van HR 15 oktober 2004, BNB 2005/52, NTFR 2004/1561, dat in de wandeling het Scheepjeshofarrest wordt genoemd. Beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2013.Kamerstukken II, 2011-2012, 33 245, nr. 2, Artikel XIX. Zou het voorstel in ongewijzigde vorm tot wet worden verheven, dan luidt deze reparatie het einde in van de cv als rechtsfiguur waarin op collectieve en fiscaal-transparante wijze in vastgoed kan worden belegd.Dit geldt onverkort voor de maatschap. In het vervolg zal ik echter slechts spreken over de cv.

NTFR 2012/1344 - De btw-behandeling van telefoonkaarten (HvJ Lebara)

Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 geschreven door mr. dr. F.J.G. Nellen en mr. F. van Harwegen
Op 3 mei 2012 heeft het HvJ uitspraak gedaan in de zaak Lebara (HvJ 3 mei 2012, C-520/10). In deze zaak gaat het om een aanbieder van telecommunicatiediensten die eindgebruikers in staat stelt internationale telefoongesprekken te voeren met de aankoop van een telefoonkaart bij een distributeur. In dit artikel gaan wij in op het arrest van het HvJ en de btw-behandeling van de levering van telefoonkaarten in de (Nederlandse) praktijk.

NTFR 2012/1347 - Kamervragen over achterstanden verwerking rekeningnummers bij Belastingdienst/Toeslagen

Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 geschreven door mr. E. Thomas
De staatssecretaris van Financiën heeft schriftelijk de Kamervragen van het lid Omzigt (CDA) beantwoord. Uit deze beantwoording komt naar voren dat 24.091 aanvragers per 1 mei 2012 een adreswijziging hadden doorgegeven die nog niet door de Belastingdienst/Toeslagen is verwerkt, waarover betrokkenen per brief zijn beantwoord (vragen 1 t/m 3).

NTFR 2012/1348 - Fietsenwinkel met louter negatieve resultaten vormt geen bron van inkomen

ECLI:NL:GHAMS:2012:BW4965, datum uitspraak 26-04-2012, publicatiedatum 09-05-2012
Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 met annotatie van mr. dr. C. Bruijsten
Belanghebbende exploiteert een fietsenwinkel. In de jaren 1995 tot en met 2003 waren de inkomsten uit deze onderneming enkel negatief. Rechtbank Haarlem heeft in een eerdere procedure geoordeeld dat na 2002 ten aanzien van de handelsactiviteiten van belanghebbende geen sprake meer is van een bron van inkomen. Belanghebbende is van mening dat hij vanaf 2003 een nieuwe zaak heeft, hoewel hij de voorraad niet heeft overgedaan en vanuit dezelfde locatie beperkte activiteiten is blijven verrichten. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat geen sprake is van een bron van inkomen. Gelet op de van 1994 tot en met 2006 behaalde resultaten kan immers niet geoordeeld worden dat met zijn werkzaamheden redelijkerwijs voordeel is te verwachten. De inspecteur heeft de negatieve resultaten en de zelfstandigenaftrek voor de jaren 2005 en 2006 dan ook terecht gecorrigeerd. Voor de jaren 2003 en 2004 heeft de inspecteur navorderingsaanslagen opgelegd. Volgens de inspecteur was met belanghebbende afgesproken dat hij zijn onderneming zou staken in 2003. Toen bleek dat dat niet het geval was, heeft de inspecteur navorderingsaanslagen opgelegd. Het hof acht niet aannemelijk dat een afspraak is gemaakt. De inspecteur heeft een ambtelijk verzuim begaan, dat aan navordering in de weg staat, door de aangiften van belanghebbende niet te onderzoeken. Nu belanghebbende zijn aangifte heeft gedaan in overeenstemming met zijn standpunt, welk standpunt bij de inspecteur bekend was dan wel had kunnen zijn, kan evenmin geoordeeld worden dat hij opzettelijk informatie aan de inspecteur heeft onthouden. Van door de inspecteur gestelde kwade trouw van belanghebbende is reeds om die reden geen sprake.

NTFR 2012/1349 - Geen aftrek wegens lagere rekenrente en leeftijdsterugstelling bij overname pensioenverplichting

ECLI:NL:RBSGR:2012:BW1014, datum uitspraak 01-03-2012, publicatiedatum 05-04-2012
Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 met annotatie van mr. J.A.G. van Es
X bv heeft aan haar dga pensioenrechten toegekend en daartoe in eigen beheer een pensioenvoorziening gevormd. Belanghebbende, een 100%-dochtervennootschap van X bv, heeft de pensioenverplichting overgenomen. In geschil is of de inspecteur bij de aanslagregeling terecht het standpunt heeft ingenomen dat de pensioenverplichting door belanghebbende (de overnemer) moet worden gewaardeerd met toepassing van een rekenrente van ten minste 4% en zonder leeftijdsterugstellingen. Rechtbank Den Haag oordeelt dat gelet op het bepaalde in art. 3.29 Wet IB 2001 de inspecteur bij het bepalen van de balanswaarde van de pensioenverplichting per ultimo 2005 in beginsel terecht rekening heeft gehouden met een rekenrente van 4%. Belanghebbende heeft aan het besluit van de staatssecretaris van 3 juli 2008, nr. CPP2008/447M, NTFR 2008/1437 niet het vertrouwen mogen ontlenen dat zij een rekenrente van minder dan 4% mag hanteren. Met betrekking tot de leeftijdsterugstellingen oordeelt de rechtbank dat belanghebbende een lichaam is als bedoeld in art. 19a, lid 1, onderdeel d, Wet LB 1964. Gelet hierop en gelet op het bepaalde in art. 8, lid 6, Wet VPB 1969 mag belanghebbende bij de waardering van de pensioenverplichting geen rekening houden met leeftijdsterugstellingen.

NTFR 2012/1351 - Provisiedoorbetalingen vormen loon maar komen voor vrije vergoeding in aanmerking

ECLI:NL:HR:2012:BV1430, datum uitspraak 01-06-2012, publicatiedatum 01-06-2012
Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 met annotatie van G.J. van Mulbregt
Belanghebbende is bedrijfsmatig werkzaam als assurantietussenpersoon. Haar werknemers kunnen voor zichzelf verzekeringen afsluiten bij verzekeringsmaatschappijen waarvoor belanghebbende als tussenpersoon fungeert. De betrokken werknemer verricht in die situatie zelf het werk. De door de verzekeringsmaatschappij betaalde bemiddelingsprovisie wordt door belanghebbende doorbetaald aan de betrokken werknemer. Volgens Hof Den Haag vormen de provisiedoorbetalingen loon uit dienstbetrekking. De Hoge Raad deelt die opvatting. De provisiedoorbetalingen vormen volgens het hof en de Hoge Raad echter (deels) vrije vergoedingen, nu zij zien op het door de werknemers bij belanghebbende aangeschafte branche-eigen product van bemiddeling.

NTFR 2012/1352 - Nieuw onderzoek naar vraag of via een vereniging een aanmerkelijk belang wordt gehouden in bv

ECLI:NL:PHR:2012:BW4102, datum uitspraak 23-11-2012, publicatiedatum 23-11-2012
Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 met annotatie van mr. J.P.A. Buitenhek
Belanghebbende oefent een dienstverlenend bedrijf uit dat is gericht op advisering, studiebegeleiding en het afnemen van psychologische testen. Alle aandelen in belanghebbende worden gehouden door een vereniging. De vereniging heeft A-leden (A en zijn echtgenote) en B-leden (de drie kinderen). A-leden kunnen vijftig stemmen uitbrengen in de algemene ledenvergadering en B-leden één stem. Het doel van de vereniging is kort gezegd het bevorderen van de onderlinge band tussen de leden. A heeft in 2004 voor belanghebbende gewerkt bij F. In geschil is of belanghebbende ter zake van deze werkzaamheden de gebruikelijkloonregeling (art. 12a Wet LB 1964) moet toepassen en spitst zich toe op de vraag of A een aanmerkelijk belang heeft in belanghebbende.

NTFR 2012/1353 - Nederlandse als ondernemer werkzame tandarts heeft geen recht op 30%-regeling

ECLI:NL:PHR:2012:BW7159, datum uitspraak 21-09-2012, publicatiedatum 21-09-2012
Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 met annotatie van G.J. van Mulbregt
Belanghebbende, een Nederlander, werkt als tandarts in Nederland. Hij is voor de toepassing van de Wet IB 2001 ondernemer. Belanghebbende heeft de Belastingdienst verzocht om in aanmerking te komen voor toepassing van de 30%-regeling. Hij meent dat het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden door de 30%-regeling toe te passen op vanuit het buitenland geworven tandartsen en niet op belanghebbende.

NTFR 2012/1354 - Bij einde terbeschikkingstelling praktijkruimte geen sprake van duurzame zelfbewoning

ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9877, datum uitspraak 16-02-2012, publicatiedatum 28-03-2012
Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 met annotatie van mr. dr. C. Bruijsten
Belanghebbende is dga van A bv. Deze bv exploiteert een orthodontiepraktijk. Belanghebbende verhuurt een deel van zijn woning aan de bv als praktijkruimte. De praktijkruimte had een eigen ingang en was niet bereikbaar via de woning. Er was geen fysieke doorgang van de praktijkruimte naar het privégedeelte van de woning. De woning en de praktijkruimte zijn aangesloten op dezelfde meters voor elektra en gas en maken gebruik van dezelfde cv-ketel. Op 29 juni 2007 is de praktijkruimte ontruimd en op 1 juli 2007 zijn de orthodontiepraktijk en de verhuur van de praktijkruimte beëindigd. Vanaf dat moment woont de dochter van belanghebbende in de voormalige praktijkruimte.

NTFR 2012/1355 - Vanwege geringe bijdrage door werknemers is fondsenvrijstelling niet van toepassing

ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9203, datum uitspraak 01-03-2012, publicatiedatum 21-03-2012
Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 met annotatie van mr. M.E. Kastelein
Belanghebbende is een stichting die een fonds beheert voor (ex-)werknemers van een aantal ondernemingen, waaronder A bv en B bv. Die bv’s hebben in dit fonds geld gestort. Eind 2009 is aan (ex-)werknemers van A bv en B bv door het fonds een bedrag uitgekeerd. In geschil is of belanghebbende hierover loonheffing verschuldigd is. Het hof is van oordeel dat aannemelijk is dat tussen de uitkeringen door belanghebbende en de dienstbetrekking van (ex-)werknemers van A bv en B bv een zodanig nauw verband bestaat dat deze uitkeringen haar grond vinden in die dienstbetrekkingen, zodat zij moet worden aangemerkt als loon uit dienstbetrekking. Daarvoor acht het hof onder meer van belang de in het verleden gedane stortingen door A bv en B bv, de vestiging van belanghebbende op hetzelfde adres als A bv, de beperking van begunstiging tot de (voormalige) werknemers (en onder omstandigheden hun verwanten) van A bv en B bv en de bemensing van het bestuur van belanghebbende door werknemers van A bv en B bv. De gedane uitkeringen moeten worden aangemerkt als loon uit dienstbetrekking. Voor toepassing van de fondsenvrijstelling is vereist dat het gaat om een fonds waarvan werknemers in ieder geval gedurende de laatste vijf kalenderjaren hebben bijgedragen. In het onderhavige geval hebben (ex-)werknemers (per persoon) een bedrag van (ongeveer) € 1 bijgedragen aan het fonds gedurende de laatste vijf kalenderjaren. Het hof is van oordeel dat met dergelijk geringe bijdragen, waaraan voor de fondsvorming geen enkele wezenlijke betekenis toekomt en die door de (ex-)werknemers feitelijk ook niet als last van enige materiële betekenis kan zijn gevoeld, de fondsenvrijstelling niet van toepassing is.

NTFR 2012/1356 - Sexinrichting heeft deel van loonkosten niet op aangifte afgedragen

ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9204, datum uitspraak 01-03-2012, publicatiedatum 21-03-2012
Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 met annotatie van mr. J. de Haan
X nv exploiteert een sexinrichting in de vorm van een poortjesconstructie (een hofje met binnenplaats, waarin kamers aan prostituees werden verhuurd, dat slechts toegankelijk is via een draaihek dat na inworp van muntgeld wordt ontsloten) en een raamprostitutiebedrijf met kamers die aan prostituees werden verhuurd. Ondanks dat bij de vennootschap personen werkzaam zijn (schoonmaaksters en toezichthouders), zijn er nauwelijks loonkosten geboekt. De inspecteur heeft, na onderzoek, naheffingsaanslagen LB/PVV opgelegd. Het hof acht aannemelijk dat aanmerkelijk meer werkzaamheden zijn verricht dan mogelijk is door de op de loonstaten vermelde personen voor de op die loonlijsten verantwoorde bedragen aan brutoloon. Degenen die de werkzaamheden (beheerstaken, schoonmaak, onderhoud en klussen) verrichtten, dienden de instructies van belanghebbende op te volgen, dienden die werkzaamheden persoonlijk te verrichten en hadden recht op beloning zodat sprake was van het verrichten van die werkzaamheden in dienstbetrekking. Nu belanghebbende de vereiste aangifte niet heeft gedaan, zijn de naheffingsaanslagen terecht met omkering van de bewijslast opgelegd. Naar het oordeel van het hof berusten de naheffingsaanslagen op een redelijke schatting en het anoniementarief is terecht toegepast. De aan belanghebbende opgelegde boeten blijven eveneens in stand.

NTFR 2012/1359 - NWO-erkende stichting heeft recht op de afdrachtvermindering zeevaart

ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9222, datum uitspraak 09-02-2012, publicatiedatum 21-03-2012
Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 met annotatie van mr. M.E. Kastelein
Belanghebbende (een NWO-erkende stichting) houdt zich bezig met onderzoek op zee. Belanghebbende voert opdrachten uit voor onder meer universiteiten, onderzoeksprogramma’s van de Europese Unie, het bedrijfsleven en ministeries. De activiteiten worden uitgevoerd met drie schepen, waaronder schip A. De aankoop van schip A heeft belanghebbende met subsidie van de NWO gefinancierd. Belanghebbende mocht van de Scheepvaartinspectie (Ministerie van Verkeer en Waterstaat) afdrachtvermindering zeevaart toepassen vanaf 1997. De inspecteur is van mening dat belanghebbende geen recht heeft op afdrachtvermindering zeevaart en heeft naheffingsaanslagen opgelegd met ingang van 1 augustus 2004. De tot 1 augustus 2004 door belanghebbende ingediende loonaangiften zijn op grond van het vertrouwensbeginsel gerespecteerd. In geschil is of het schip in het naheffingstijdvak in het kader van een onderneming voornamelijk op zee werd geëxploiteerd. Het hof stelt voorop dat het materiële ondernemingsbegrip in de Wet IB 2001 en de Wet VPB 1969 hier geldt. Het hof acht aannemelijk gemaakt dat het schip in opdracht van derden onderzoek doet op zee en dat belanghebbende daarbij concurreert met commercieel werkende bedrijven. Hetzelfde heeft te gelden voor de verhuur van het schip. In de meeste jaren van de periode 2000 tot en met 2008 heeft belanghebbende met de exploitatie van het schip winst gemaakt en de inkomsten uit activiteiten waarbij in concurrentie werd getreden, hebben haar subsidie-inkomsten overtroffen. Het hof is dan ook van oordeel dat de exploitatie op zee van het schip in ieder geval in het naheffingstijdvak ten koste is gegaan van het debiet van commercieel werkende bedrijven, zowel wat de verhuur van het schip betreft als wat het verrichten van onderzoek op zee met het schip betreft. Dit betekent dat belanghebbende met voormelde activiteit in concurrentie is getreden.

NTFR 2012/1360 - Het gebruik van de CBS-tafel 2007 leidt tot een juiste waardering van de pensioenverplichting

ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9185, datum uitspraak 02-02-2012, publicatiedatum 21-03-2012
Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 met annotatie van mr. M.E. Kastelein
Belanghebbende exploiteert een belastingadviespraktijk en heeft in eigen beheer een pensioenvoorziening opgebouwd. Daartoe zijn onder andere de enig aandeelhouder en zijn vrouw gerechtigd. Volgens de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2007 bedraagt de pensioenvoorziening ultimo 2007 € 3.738.162. Bij de berekening van de pensioenvoorziening zoals opgenomen in de aangifte is gebruik gemaakt van een computerprogramma (model Akkermans) op basis van de overlevingstafel GBM/GBV 2000-2005 van het Actuarieel Genootschap. Belanghebbende heeft rekening gehouden met een hogere leeftijdsterugstelling en heeft zich gebaseerd op de CBS-overlevingstafel 2007. Het hof is van oordeel dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat het gebruik van de CBS-tafel 2007 in haar geval tot een waardering van de pensioenverplichting leidt die in overeenstemming is met algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. Belanghebbende heeft deze overlevingstafel, ook al is deze op waarnemingen in een periode van slechts één jaar gebaseerd, kunnen gebruiken als de meest recente overlevingstafel die binnen de door de Wet VPB 1969 gestelde beperkingen toelaatbaar is.

NTFR 2012/1361 - Een aan een vestiging in Azerbeidzjan gedetacheerde werknemer is verzekerd voor de Nederlandse volksverzekeringen

ECLI:NL:GHAMS:2012:BW4821, datum uitspraak 19-04-2012, publicatiedatum 09-05-2012
Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 met annotatie van mr. M.E. Kastelein en mr. L.J. Smit
Belanghebbende woont in 2006 in Nederland en verricht werkzaamheden in loondienst bij de in Nederland gevestigde E bv. De (feitelijke) werkzaamheden vinden plaats in Azerbeidzjan. Over het loon is geen (Nederlandse) loonbelasting ingehouden. Belanghebbende stelt dat de werkzaamheden zijn verricht voor een vestiging in Azerbeidzjan van E bv. Het hof stelt vast dat belanghebbende in het onderhavige jaar in dienstbetrekking was bij E bv, hetgeen ook blijkt uit de aangifte. Indien al aangenomen moet worden dat met betrekking tot de uitvoering en inrichting van de door belanghebbende in Azerbeidzjan verrichtte werkzaamheden een overeenkomst is gesloten met de vestiging in Azerbeidzjan dan brengt dat niet vanzelf mee dat deze overeenkomst in de plaats treedt van de arbeidsovereenkomst met de in Nederland gevestigde werkgever. De arbeidsovereenkomst tussen belanghebbende en E bv heeft steeds geprevaleerd. Een werkgever kan de nadere bepaling van door een werknemer te verrichten werkzaamheden overlaten aan een ander bij wie de werknemer in opdracht van de werkgever binnen het kader van de overeenkomst vallende werkzaamheden moet verrichten, zonder dat dit tot gevolg heeft dat de voor het bestaan van een dienstbetrekking vereiste gezagsverhouding niet langer aanwezig is. Belanghebbende is verzekerd voor de Nederlandse volksverzekeringen en er is terecht premie van hem geheven.

NTFR 2012/1362 - Vergoeding voor voorwaardelijke verschuiving van winstrechten is een vervreemdingsvoordeel

ECLI:NL:PHR:2012:BW4761, datum uitspraak 12-10-2012, publicatiedatum 12-10-2012
Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 met annotatie van dr. A. Rozendal
Drie broers (de belanghebbenden) hielden in 2001 elk een aanmerkelijk belang in A bv. De overige aandelen waren in handen van een beheersmaatschappij waarin de broers (in)direct het volledige belang hielden. De beheersmaatschappij verkrijgt onder opschortende voorwaarde onherroepelijk volmacht de statuten van A met terugwerkende kracht naar 2002 te wijzigen, aldus dat de winstgerechtigdheid van de beheersmaatschappij in dezelfde mate toeneemt als die van de broers afneemt, en wel ter waarde van in totaal f 10.000.000. Ter compensatie betaalt de beheersmaatschappij in 2001 in totaal f 10.000.000 aan de broers. De opschortende voorwaarde houdt in dat een kleindochter van A ten minste f 7.000.000 winst rapporteert over 2002. Die voorwaarde is in 2004 vervuld. De beheersmaatschappij heeft haar bevoegdheid tot statutenwijziging nog niet gebruikt. Volgens de belanghebbenden is de ontvangen f 10.000.000 onbelast. De inspecteur heeft het voordeel belast als een vervreemdingsvoordeel uit aanmerkelijk belang.

NTFR 2012/1363 - Geen bewijs voor tegenprestatie inzake betaalde provisie: aftrek terecht geweigerd

ECLI:NL:GHARN:2012:BW6252, datum uitspraak 02-05-2012, publicatiedatum 22-05-2012
Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 met annotatie van drs. M. Nieuweboer
Belanghebbende heeft speelgoed geïmporteerd uit het Verre Oosten. Een deel van de inkopen heeft plaatsgevonden via een Limited. Deze Limited heeft aan belanghebbende een provisie van 5% van het factuurbedrag in rekening gebracht voor het testen van het speelgoed en het opmaken van testrapporten. De inspecteur heeft aftrek door belanghebbende van deze provisies geweigerd. Volgens het hof is dat terecht. Het hof stelt voorop dat wanneer vaststaat dat een lichaam betalingen heeft gedaan zonder dat blijkt van enige tegenprestatie, deze uitgaven slechts dan tot de kosten van de door de belastingplichtige gedreven onderneming kunnen worden gerekend, indien deze aannemelijk maakt dat de uitgaven ten behoeve van de onderneming zijn gedaan. In dat bewijs is belanghebbende niet geslaagd. Keuringsrapporten ontbreken, alsook enige andere aanwijzing voor keuringen van het speelgoed.

NTFR 2012/1366 - Inspecteur is bij 'redelijke schatting' van verzwegen hennepinkomsten niet gebonden aan oordeel strafrechter in ontnemingsprocedure

ECLI:NL:HR:2012:BW4122, datum uitspraak 27-04-2012, publicatiedatum 27-04-2012
Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 met annotatie van mr. J.M. Sitsen
Belanghebbende is strafrechtelijk veroordeeld voor het houden van een hennepkwekerij. In verband hiermee is hem voorts in 2007 door de strafrechter een ontnemingsmaatregel opgelegd. De inspecteur heeft voor de aanslag IB 2004 de inkomsten uit de hennepkwekerij geschat. Daarbij is hij uitgegaan van twee geslaagde hennepoogsten. Hof Amsterdam (12 mei 2011, nr. 09/00210, NTFR 2011/2311) oordeelde dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard, dat de schatting van de inspecteur redelijk is en dat belanghebbende niet is geslaagd in zijn bewijslast. Hiertegen komt belanghebbende in cassatie, echter zonder succes. Anders dan belanghebbende stelt, is de inspecteur bij zijn ‘redelijke schatting’ namelijk niet gehouden zich aan te sluiten bij het oordeel van de strafrechter in de ontnemingsprocedure. Het door de strafrechter vastgestelde – lagere – ontnemingsbedrag, brengt ook niet mee dat belanghebbende daarmee heeft doen blijken dat de schatting van de inspecteur te hoog is.

NTFR 2012/1367 - Hoge Raad (strafkamer) toetst of sprake is van hetzelfde feit

ECLI:NL:HR:2012:BV5577, datum uitspraak 23-03-2012, publicatiedatum 21-05-2012
Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 met annotatie van mr. P.A. Caljé
Verdachte wordt mede vervolgd voor het opzettelijk onjuist doen van de aangifte IB 1997 ex art. 68, lid 1, sub a, AWR (oud) door het inleveren van een ‘U-biljet 1997’. Gedurende het hoger beroep vordert de advocaat-generaal wijziging van de tenlastelegging. De advocaat-generaal wenst na wijziging de verdachte alternatief te vervolgen voor het verstrekken van onjuiste inlichtingen aan de Belastingdienst ex art. 68, lid 1, sub b, AWR (oud) door het inleveren van datzelfde ‘U-biljet 1997’-biljet alsmede voor het verstrekken van onjuiste inlichtingen tijdens een controle. De onjuistheid betrof steeds de verantwoording van de winst. De verdachte bestrijdt de wijziging omdat die meebrengt dat niet langer sprake is van een vervolging ter zake van hetzelfde feit.

NTFR 2012/1368 - Hof zoekt aansluiting bij strafkamer Hoge Raad over uitleg van 'hetzelfde feit' I

ECLI:NL:GHAMS:2012:BW4432, datum uitspraak 19-04-2012, publicatiedatum 02-05-2012
Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 met annotatie van mr. D.N.N. Jansen
Belanghebbende werkte in 2004 bij een afdeling van een luchtvaartmaatschappij, waar hij zich bezighield met het opsporen van zoekgeraakte bagage. In 2011 is belanghebbende strafrechtelijk veroordeeld voor heling en het witwassen van geld. In 2007 is de inspecteur een onderzoek gestart naar bankrekeningen die op naam staan van of in gebruik zijn door belanghebbende. Hieruit is gebleken dat belanghebbende een zeer aanzienlijk deel van door hem genoten inkomsten niet in zijn aangifte heeft verantwoord. Aan belanghebbende zijn navorderingsaanslagen opgelegd, waarbij de inspecteur het resultaat uit overige werkzaamheden heeft aangepast. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de navorderingsaanslagen terecht met omkering van de bewijslast zijn opgelegd, nu vaststaat dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan. De inspecteur heeft de berekeningen gebaseerd op een redelijke schatting. Naar het oordeel van het hof is de opgelegde vergrijpboete niet ten onrechte opgelegd, ondanks de tegen belanghebbende ingestelde strafrechtelijke vervolging en zijn strafrechtelijke veroordeling. De feiten die belanghebbende in de tegen hem ingestelde strafvervolging zijn verweten, verschillen naar hun juridische aard wezenlijk van het feit waarvoor hem een vergrijpboete is opgelegd. De rechtsgoederen die worden beschermd door het strafbaar stellen van opzetheling, witwassen en verboden wapenbezit zijn immers niet dezelfde als het rechtsgoed beschermd door art. 67d AWR. Het hof is dan ook van oordeel dat van dubbele (vervolging en/of) bestraffing van ‘hetzelfde feit’ in dezen geen sprake is.

NTFR 2012/1369 - FIOD is geen onderdeel van 'belastingautoriteiten': navorderingsaanslagen zijn voortvarend opgelegd

ECLI:NL:GHARN:2012:BW3384, datum uitspraak 03-04-2012, publicatiedatum 20-04-2012
Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 met annotatie van mr. dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben
Belanghebbende heeft in Zwitserland gestald vermogen verzwegen voor de Nederlandse fiscus. Het vermogen werd beheerd door een Nederlands administratiekantoor. Het Openbaar Ministerie heeft op 18 september 1997 in het kader van een tegen het administratiekantoor gericht strafrechtelijk onderzoek alle dossiers van dat kantoor – waaronder dat van belanghebbende – in beslag genomen. Op 5 mei 2009 is belanghebbende ingekeerd. Naar aanleiding daarvan zijn de onderhavige navorderingsaanslagen met dagtekening 30 juni 2010 respectievelijk 2 juli 2010 zonder vergrijpboeten opgelegd. Volgens de rechtbank zijn de navorderingsaanslagen terecht opgelegd. Het hof deelt de visie van de rechtbank. De stelling van belanghebbende dat de inspecteur geen gebruik mag maken van de verlengde navorderingstermijn, omdat de controlemiddelen voor de fiscus in het onderhavige geval met een Nederlandse administratieplichtige die het vermogen beheerde toereikend waren, faalt volgens het hof. De beperkte uitleg die belanghebbende aan art. 16, lid 4, AWR geeft vindt geen steun in de wetsgeschiedenis. De vraag of de inspecteur voortvarend heeft gehandeld, beantwoordt het hof bevestigend. Het vertrekpunt ligt niet, zoals belanghebbende stelt, op het tijdstip waarop het dossier van belanghebbende in beslag is genomen door het Openbaar Ministerie, maar op het tijdstip van inkeer. De bij de inbeslagname betrokken FIOD is weliswaar onderdeel van de Belastingdienst, maar in dit geval is de FIOD niet te beschouwen als onderdeel van de ‘belastingautoriteiten’ zoals bedoeld in de jurisprudentie van het Europese Hof. Vanaf de inkeer heeft de inspecteur voortvarend gehandeld.

NTFR 2012/1373 - Feitelijke onderworpenheid van belang voor woonplaats

Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 met annotatie van mr. dr. E. Nijkeuter
De naar Nederlands-Antilliaans recht opgerichte B Holding nv (B) heeft in 2000 haar gehele vermogen ingebracht in de belanghebbende, een naar Nederlands recht opgerichte vennootschap waarin B 50% van de aandelen hield. Van de belanghebbende is ter zake van die inbreng kapitaalsbelasting nageheven.

NTFR 2012/1374 - Door dga onttrokken gelden als afkoop pensioen belast in bronstaat Nederland

ECLI:NL:PHR:2012:BW4753, datum uitspraak 09-11-2012, publicatiedatum 09-11-2012
Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 met annotatie van mr. M.E. Kastelein
X, woonachtig te België (hierna belanghebbende), is in 2004 enig aandeelhouder in Pensioen bv. In die vennootschap heeft belanghebbende pensioen in eigen beheer opgebouwd. De pensioenverplichting van de vennootschap jegens belanghebbende bedroeg eind 2004 € 715.024. Bij het opleggen van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2004 heeft de inspecteur – onder meer – ter zake van de afkoop van de pensioenverplichting door Pensioen bv, op de voet van art. 19b, lid 1, onderdeel b, Wet LB 1964, een bedrag van € 715.024 in aanmerking genomen.

NTFR 2012/1376 - Verleggingsregeling mobiele telefoons en computerchips

Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 geschreven door prof. mr. dr. R.A. Wolf
Met dit besluit keurt de staatssecretaris goed dat de verleggingsregeling kan worden toegepast op de levering van mobiele telefoons en computerchips. De reden voor dit besluit is dat er volgens de staatssecretaris sterke aanwijzingen zijn dat de fraude bij de handel in mobiele telefoons en computerchips toeneemt. Het betreft hier de zogenoemde btw carrouselfraude waarbij de in rekening gebrachte omzetbelasting niet op aangifte wordt voldaan terwijl de afnemer die belasting wel op zijn aangifte in aftrek brengt. Bij afnemers van mobiele telefoons en computerchips bestaat hierdoor een toenemende onzekerheid over het geldend kunnen maken van het recht op aftrek. Aan deze goedkeuring verbindt de staatssecretaris de voorwaarde dat het totale bedrag dat op de factuur is vermeld méér bedraagt dan € 10.000.

NTFR 2012/1377 - Hof verdeelt bewijslast verkeerd; in procedure na cassatie kan voor het eerst beroep op verjaring worden gedaan

ECLI:NL:HR:2012:BW5398, datum uitspraak 11-05-2012, publicatiedatum 11-05-2012
Aflevering 23, gepubliceerd op 07-06-2012 met annotatie van mr. M.C.J. Kop
Belanghebbende heeft werknemers ingeleend. Aan uitlener A is op 5 december 2000 een naheffingsaanslag LB opgelegd. De ontvanger heeft daarvoor uitstel van betaling verleend zonder zekerheid te vragen. De uitlener heeft de naheffingsaanslag uiteindelijk niet betaald. Vervolgens is belanghebbende in november 2002 aansprakelijk gesteld voor de nageheven loonbelasting. Na verwijzing in de eerste cassatieprocedure (HR 19 december 2008, nr. 43.622, NTFR 2009/55) heeft Hof Arnhem (2 november 2010, nr. 08/00609, NTFR 2010/2696) geoordeeld dat de ontvanger bij het verlenen van uitstel van betaling aan de uitlener met te weinig zekerheid genoegen heeft genomen, dat belanghebbende dan niet aansprakelijk kan worden gehouden voor zover de uitlener daarvoor zekerheid had kunnen verschaffen en dat belanghebbende dit laatste dient te bewijzen. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak omdat het hof de bewijslast verkeerd heeft verdeeld. Het is aan de ontvanger om te bewijzen dat de belastingschuldige geen zekerheid kon bieden. Verder overweegt de Hoge Raad dat het belanghebbende vrijstaat om voor het eerst in de procedure na cassatie en verwijzing een beroep te doen op verjaring van het recht op dwanginvordering.