Aflevering 23

Gepubliceerd op 8 juni 2017

NTFR 2017/1365 - Il Pentito

Aflevering 23, gepubliceerd op 08-06-2017 geschreven door mr. M. Hendriks
Voor wie Tommaso Buscetta niet kent: een Siciliaan en vooraanstaand lid van de maffia in Palermo. Hij mag wel een van de beruchtste informanten ooit genoemd worden. Als spijtoptant (il pentito) in de Siciliaanse maffia voorzag hij de Italiaanse justitie van belangrijke informatie. Hij speelde een doorslaggevende rol als getuige bij het zogenoemde Maxiproces tegen de maffia in Palermo. Hij wordt algemeen gezien als de eerste die brak met de omertá, de zwijgplicht. Er is ook nog een speelfilm over gemaakt met Franco Nero in de hoofdrol. Dit soort dramatiek en Zuid-Europese intriges kennen wij natuurlijk niet in ons georganiseerde en nuchtere land. Of het moeten de ontboezemingen zijn van Astrid Holleeder in haar ontluisterende boek.

NTFR 2017/1367 - Beantwoording Kamervragen over de 19e halfjaarsrapportage van de Belastingdienst

Aflevering 23, gepubliceerd op 08-06-2017
De staatssecretaris van Financiën heeft de 109 vragen van de vaste kamercommissie van Financiën beantwoord naar aanleiding van de negentiende halfjaarsrapportage van de Belastingdienst. De antwoorden dienen als schriftelijk inbreng voor het Algemeen Overleg van 8 juni 2017. Veel vragen hebben betrekking op de wijziging van de organisatie van de Belastingdienst, de inzet van de capaciteit, mede in verband met de vertrekregeling bij de Belastingdienst. Daarnaast komen onder meer aan de orde:

NTFR 2017/1368 - Exploitatie onroerende zaken ging normaal actief vermogensbeheer te boven

ECLI:NL:HR:2017:992, datum uitspraak 02-06-2017, publicatiedatum 02-06-2017
Aflevering 23, gepubliceerd op 08-06-2017
Belanghebbende is gehuwd met Y. Belanghebbende exploiteert onroerende zaken. Belanghebbende heeft in de jaren 2001-2007 aanvankelijk zestig en later circa dertig tot veertig appartementen in eigendom. Belanghebbende heeft diverse panden gekocht ter zake waarvan de gemeente bij aanschrijving de verplichting heeft opgelegd achterstallig onderhoud te doen uitvoeren. In hoger beroep is in geschil of de inkomsten uit onroerende zaken terecht zijn aangemerkt als winst uit onderneming. Hof Den Haag (5 augustus 2016, nrs. 14/00084 t/m 14/00088, NTFR 2016/2977) heeft het oordeel van de rechtbank (Rechtbank Den Haag 7 januari 2014, nr. 12/10753, ECLI:NL:RBDHA:2014:219) onderschreven dat de resultaten behaald met de exploitatie van onroerende zaken winst uit onderneming vormen. Het oordeel van de rechtbank dat sprake is van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid waarmee wordt beoogd door deelneming aan het maatschappelijk productieproces winst te behalen, wordt ondersteund door de omstandigheid dat belanghebbende welbewust panden aankoopt ter zake waarvan sprake is van achterstallig onderhoud in verband waarmee door de gemeente in diverse gevallen aanschrijvingen zijn uitgevaardigd, waarbij belanghebbende, na verwerving van die panden, dit achterstallige (deels verplichte) onderhoud verricht teneinde hogere huren te kunnen berekenen dan wel verkoopwinsten te kunnen behalen. Er is sprake van activiteiten die uitgaan boven de activiteiten die voor een normaal actief vermogensbeheer gebruikelijk en nodig zijn. Partijen waren het eens over de hoogte van de correcties indien er sprake is van winst uit onderneming. Omdat partijen ter zake van de verhoging van de winst uit een eveneens door belanghebbende geëxploiteerde wasserette een compromis hebben bereikt is het hoger beroep gegrond.

NTFR 2017/1369 - Belastinginspecteur mag niet zelfstandig toetsen of er sprake is van een voor afdrachtvermindering onderwijs kwalificerende beroepsopleiding

ECLI:NL:PHR:2017:352, datum uitspraak 11-04-2017, publicatiedatum 19-05-2017
Aflevering 23, gepubliceerd op 08-06-2017 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende is een uitzendbureau dat in de jaren 2010 en 2011 aan ongeveer 125 werknemers de mogelijkheid heeft geboden om een tweejarige Beroepsbegeleidende Leerweg (BBL-traject) te volgen. Ter zake daarvan heeft belanghebbende afdrachtvermindering onderwijs geclaimd.

NTFR 2017/1370 - Onjuiste bewijslastverdeling begunstigend beleid inzake afdrachtvermindering onderwijs

ECLI:NL:PHR:2017:353, datum uitspraak 11-04-2017, publicatiedatum 19-05-2017
Aflevering 23, gepubliceerd op 08-06-2017 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende is een uitzendbureau dat in de jaren 2010-2012 ongeveer vijftienhonderd tot zeventienhonderdvijftig, voornamelijk Poolse, uitzendkrachten in dienst had. Alle uitzendkrachten moesten deelnemen aan een scholingstraject. Het betrof een tweejarige Beroepsbegeleidende Leerweg (BBL-traject) waarbij deelnemers werden opgeleid tot arbeidsmarktgekwalificeerd assistent. Ter zake daarvan heeft belanghebbende afdrachtvermindering onderwijs geclaimd.

NTFR 2017/1371 - Aanbiedingsbrief rapport varianten kwalificatie arbeidsrelatie

Aflevering 23, gepubliceerd op 08-06-2017 geschreven door mr. A.L. Mertens
Minister Asscher (SZW) heeft, mede namens de staatssecretaris van Financiën, de Tweede Kamer het ambtelijke rapport met varianten voor de kwalificatie van de arbeidsrelatie toegezonden. Het onderzoek is toegezegd in de tweede voortgangsrapportage (NTFR 2016/2905) over de handhaving van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA). Daarin heeft het kabinet toegezegd te onderzoeken hoe aan de criteria ‘vrije vervanging’ en ‘gezagsverhouding’ een concretere of andere invulling kan worden gegeven om deze beter te laten aansluiten bij het huidige maatschappelijke beeld van een arbeidsrelatie. De minister benadrukt dat, zoals ook al aangegeven door de staatssecretaris van Financiën in de derde voortgangsrapportage Wet DBA (NTFR 2017/1078), het vervolg in het DBA-dossier afhankelijk is van de keuzes die een nieuw kabinet maakt. Het rapport bevat een schets van het huidige stelsel van het civiele begrip arbeidsovereenkomst, waaronder het begrip gezagsverhouding. Rond de Wet DBA spelen twee discussies. In de eerste plaats de vraag in hoeverre de onduidelijkheid in de regelgeving leidt tot negatieve effecten (verlies aan opdrachten) voor ‘echte’ zzp’ers. Ten tweede de vraag of – ook waar de regels wel duidelijk zijn – de uitkomst nog passend wordt geacht voor de arbeidsmarkt van vandaag. In het rapport beschrijft de ambtelijke stuurgroep tien beleidsvarianten. Omdat de tijdshorizon voor deze opdracht zeer beperkt was, zijn de varianten in het rapport op hoofdlijnen uitgewerkt. De eerste vier varianten hebben uitsluitend betrekking op de uitvoering/handhaving. De andere zes opties vereisen aanpassing van de wettelijke criteria. De meeste varianten sluiten elkaar niet uit. De politiek kan kiezen uit deze varianten, maar kan ook verschillende varianten combineren om enerzijds duidelijkheid te bieden en anderzijds de maatschappelijke aanvaarding van de uitkomst te vergroten. De stuurgroep geeft aan de hand van tien opties de volgende consequenties voor het beleid:

NTFR 2017/1372 - Tweede Kamervragen beantwoord over de leidraad vervroegd aflossen

Aflevering 23, gepubliceerd op 08-06-2017
De minister van Financiën heeft, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Tweede Kamervragen beantwoord over de vraag of de leidraad vervroegd aflossen hypotheken van toepassing is bij rentemiddeling. De door de AFM opgestelde leidraad vervroegd aflossen hypotheken is volgens de kredietverstrekkers van toepassing op de berekening van de vergoeding bij vervroegde aflossing van een hypothecaire schuld (‘boeterente’) en niet op rentemiddeling. Bij rentemiddeling wordt immers niet afgelost. De minister ziet dat ook zo, maar vindt het onwenselijk als kredietverstrekkers bij rentemiddeling een hogere vergoeding in rekening brengen bij de consument dan het financieel nadeel dat zij lijden. Hij bereidt daarom een wijziging van de regelgeving voor zodat ook bij rentemiddeling niet meer dan het financieel nadeel in rekening mag worden gebracht. In dit verband zal op korte termijn een wijzigingsvoorstel van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (BGfo) openbaar worden geconsulteerd. Ook de Eerste en Tweede Kamer zullen door middel van een voorhangprocedure hierbij worden betrokken.

NTFR 2017/1374 - Civielrechtelijke verplichting voor ouders tot voorziening in levensonderhoud minderjarige kinderen leidt tot fiscale aftrek

ECLI:NL:HR:2017:995, datum uitspraak 02-06-2017, publicatiedatum 02-06-2017
Aflevering 23, gepubliceerd op 08-06-2017
Tot het huishouden van belanghebbende behoorde in 2012 een in 1995 geboren dochter. Voor het derde en vierde kwartaal van 2012 kreeg hij voor de dochter geen kinderbijslag. De dochter had in 2012 een inkomen van € 5.924. De aanspraak van belanghebbende op aftrek voor uitgaven voor levensonderhoud van de dochter voor genoemde kwartalen is door de inspecteur afgewezen. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden (14 juni 2016, nr. 16/00062, NTFR 2016/2098) is dat niet terecht. Belanghebbende heeft zich volgens het hof namelijk redelijkerwijs gedrongen kunnen voelen tot het doen van de levensonderhouduitgaven.

NTFR 2017/1375 - Brief Kamers voor het notariaat

Aflevering 23, gepubliceerd op 08-06-2017
De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over de problemen met de deelname van belastinginspecteurs in de Kamers voor het notariaat. Hof Amsterdam, 30 mei 2017, nr. 200.197.332/01, ECLI:NL:GHAMS:2017:1928, heeft geoordeeld dat alleen een bevoegde belastinginspecteur zitting mag hebben in een tuchtkamer voor het notariaat. Als de beslissing van de kamer voor het notariaat mede is genomen door een onbevoegde persoon is deze beslissing nietig. Bij een aantal belastingdienstleden is sprake van een (her)benoeming op onjuiste gronden of van een gebeurtenis die na de (her)benoeming tot onbevoegdheid heeft geleid. Deze leden worden uiteraard nu niet langer meer ingezet op de notariële tuchtrechtspraak. Ook volgens de landsadvocaat is een belastingdienstambtenaar die een inspecteursmandaat heeft, niet automatisch bevoegd voor het werk in de kamers voor het notariaat. Vereist is dat hij daadwerkelijk bij een kwalificerend organisatieonderdeel werkt. De staatssecretaris kondigt een wetswijziging aan die ertoe leidt dat, ongeacht het organisatieonderdeel waar ze werkzaam zijn, de Belastingdienstmedewerkers met de juiste kennis en ervaring kunnen worden (her)benoemd.

NTFR 2017/1376 - Litdana: belastingplichtige te goeder trouw mag margeregeling toepassen ondanks niet voldoen aan materiële voorwaarden

Aflevering 23, gepubliceerd op 08-06-2017 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Litdana verkoopt onder meer gebruikte auto’s. Litdana heeft gebruikte auto’s verworven van de Deense onderneming Handicare Auto. De facturen die Handicare Auto heeft uitgereikt verwijzen naar de bepalingen over de margeregeling uit de Deense btw-wetgeving en vermelden dat de verkochte auto’s zijn vrijgesteld van btw. Bij de doorverkoop van de auto’s heeft Litdana de margeregeling toegepast. Bij een belastingcontrole blijkt dat Handicare Auto de margeregeling niet heeft toegepast. De Litouwse belastingdienst stelt dat Litdana de margeregeling niet mag toepassen en legt een naheffing op. De Litouwse verwijzende rechter stelt het HvJ de vraag of Litdana de toepassing van de margeregeling mag worden geweigerd.

NTFR 2017/1377 - Maatstaf van heffing opwaardeerkaarten bestaat alleen uit door telecommunicatiebedrijf van winkelier verkregen bedrag

ECLI:NL:HR:2017:991, datum uitspraak 02-06-2017, publicatiedatum 02-06-2017
Aflevering 23, gepubliceerd op 08-06-2017
Belanghebbende biedt mobiele telecommunicatiediensten aan via een prepaidsysteem. Gebruikers kunnen beltegoed verkrijgen door opwaardeerkaarten te kopen bij winkeliers. Zij betalen daarvoor de nominale waarde van de opwaardeerkaarten en de winkeliers kopen de opwaardeerkaarten van belanghebbende voor een lagere prijs. Hof Amsterdam 22 november 2012, nr. 11/00848, NTFR 2013/392 heeft geoordeeld dat de maatstaf van heffing voor de omzetbelasting het (lagere) bedrag is dat belanghebbende van de winkelier feitelijk ontvangt en niet het bedrag dat de gebruiker betaalt. Volgens HR 21 november 2014, nr. 13/00057, NTFR 2015/312 is beslissend in welke hoedanigheid de winkelier de opwaardeerkaart aan de gebruiker verstrekt. Daarvoor is de (rechts)verhouding van belanghebbende met de gebruiker, van belanghebbende met de winkelier en van de winkelier met de gebruiker van belang. Omdat Hof Amsterdam dit heeft miskend, heeft de Hoge Raad de uitspraak van Hof Amsterdam vernietigd en de zaak verwezen naar Hof Den Haag voor een hernieuwd onderzoek in volle omvang.

NTFR 2017/1378 - Afvalstoffenbelasting; in bezwaar en beroep kan een hogere teruggaaf worden bepleit

ECLI:NL:PHR:2016:1241, datum uitspraak 29-11-2016, publicatiedatum 16-12-2016
Aflevering 23, gepubliceerd op 08-06-2017 met annotatie van mr. K. Bozia
In deze procedure is in geschil of belanghebbende tijdig een verzoek heeft gedaan om toepassing van een overgangsregeling waarin is voorzien bij de afschaffing van de afvalstoffenbelasting per 1 januari 2012. Het van toepassing zijn van deze overgangsregeling zou betekenen dat belanghebbende recht heeft op een hogere teruggaaf aan afvalstoffenbelasting dan zij, naar aanleiding van de door haar ingediende aangifte, toegekend heeft gekregen.

NTFR 2017/1381 - Samenstelbepaling volgens A-G IJzerman niet van toepassing op woning en perceel

ECLI:NL:PHR:2017:355, datum uitspraak 13-04-2017, publicatiedatum 19-05-2017
Aflevering 23, gepubliceerd op 08-06-2017 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Erflater was begin 2014 eigenaar van een woning en van een perceel, beide gelegen in R. Tussen de woning en het perceel zijn diverse woningen en zijstraten gelegen. Het perceel heeft een oppervlakte van 3.220 m2. Het perceel heeft een verharde oprit van en naar de openbare weg. Het perceel is deels in gebruik als boomgaard. Op het perceel staan een werktuigenberging met een aangebouwde overkapping en een houten tuinhuis. De heffingsambtenaar heeft bij WOZ-beschikkingen de waarde per waardepeildatum 1 januari 2013 van de onroerende zaken, de woning en het perceel voor het kalenderjaar 2014 vastgesteld op € 170.000 respectievelijk € 37.000. De heffingsambtenaar heeft de woning en het perceel dus niet als samenstel in de zin van art. 16, aanhef en onderdeel d, Wet WOZ, aangemerkt.

NTFR 2017/1382 - Bezwaar tegen verliesvaststellingsbeschikking ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard nu er wel sprake is van procesbelang

ECLI:NL:HR:2017:844, datum uitspraak 12-05-2017, publicatiedatum 12-05-2017
Aflevering 23, gepubliceerd op 08-06-2017 met annotatie van mr. drs. B.J.E. Lodder
Belanghebbende heeft in haar aangifte VPB 2010 een verlies aangegeven van € 7.854.895, dat door een afwaardering op huurwoningen is veroorzaakt. De inspecteur heeft het verlies overeenkomstig de aangifte vastgesteld. Niettemin heeft belanghebbende bezwaar aangetekend tegen de verliesvaststellingsbeschikking. Zij wil de afwaardering van de huurwoningen ongedaan maken en de winst toevoegen aan een herbestedingsreserve. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belang. De Hoge Raad deelt die visie echter niet. Er kan namelijk niet worden gezegd dat het bezwaar tegen de verliesvaststellingsbeschikking belanghebbende niet in een betere positie kon brengen. Dat rechtsmiddel bood immers de mogelijkheid dat de inspecteur op andere, door belanghebbende (nader) aan te voeren gronden tot het oordeel zou komen dat het verlies van het jaar 2010 hoger moet worden vastgesteld dan hij had gedaan. De Hoge Raad merkt nog op dat de rechtsmiddelen van bezwaar en beroep slechts kunnen strekken tot verlaging van de bestreden aanslag onderscheidenlijk verhoging van het bij de verliesvaststellingsbeschikking vastgestelde bedrag. De Hoge Raad wijst de zaak overeenkomstig de hoofdregel terug naar de inspecteur.

NTFR 2017/1389 - WOB-verzoek presentaties APA/ATR-team

Aflevering 23, gepubliceerd op 08-06-2017 geschreven door prof. dr. J. Vleggeert
Naar aanleiding van een WOB-verzoek zijn op 22 mei jl. een drietal presentaties openbaar gemaakt die in 2014, 2015 en 2016 door medewerkers van het APA/ATR-team zijn gehouden voor leden van de NOB. In de presentaties wordt weergegeven hoe het APA/ATR-team is georganiseerd en hoe het team de wet- en regelgeving en het beleid toepast. De presentaties en de daarin opgenomen structuren zijn zonder uitleg lastig te volgen en soms zeer fiscaaltechnisch van aard. De staatssecretaris merkt in zijn besluit op het WOB-verzoek dan ook op dat zonder de daarbij behorende toelichting een verkeerde uitleg aan de sheets zou kunnen worden gegeven. Een voorbeeld hiervan is sheet 22 van de presentatie uit 2014 over ‘intangibles’. In het besluit op het WOB-verzoek wordt opgemerkt dat de Belastingdienst deze structuur op grond van het verrekenprijsbesluit bestrijdt.

NTFR 2017/1390 - Beschrijving APA/ATR-praktijk

Aflevering 23, gepubliceerd op 08-06-2017 geschreven door prof. dr. J. Vleggeert
Op 23 mei 2017 heeft de staatssecretaris van Financiën de Kamer een brief met vier bijlagen gestuurd over de APA/ATR-praktijk. De brief is in de eerste plaats een reactie op het verzoek van het lid Leijten (SP) van 20 april om een actualisering van de aan de staatssecretaris van Financiën gerichte notitie uit 2015 getiteld: ‘De APA-/ATR-praktijk – Notitie over de meest voorkomende verschijningsvormen’(hierna: ‘de 2015-notitie’, zie NTFR 2017/863). Verder heeft het lid Leijten (SP) verzocht de Kamer alle mogelijke memo’s en notities betreffende APA’s en ATR’s toe te sturen en heeft het lid Omtzigt (CDA) verzocht om notities die het beleid hebben veranderd en notities die de staatssecretaris hebben bereikt. Vervolgens heeft de vaste commissie voor Financiën op 11 mei 2017 verzocht om aan te geven welke beleidswijzigingen op dit gebied hebben plaatsgevonden en wanneer deze hebben plaatsgevonden. In dat kader heeft de commissie gevraagd om de ambtelijke notities, inclusief de reacties van de staatssecretaris hierop, die aan de beleidswijzigingen ten grondslag lagen aan de Kamer te sturen. De staatssecretaris heeft de 2015-notitie geactualiseerd en met een aantal verschijningsvormen van APA’s en ATR’s uitgebreid. Daarbij gaat het veelal om subvormen of deelaspecten van eerder gecommuniceerde verschijningsvormen. Ook komen ter illustratie verschillende uitvoeringsaspecten naar voren die vaak een technisch karakter hebben. De bijgewerkte notitie waarin de huidige stand van zaken wordt beschreven (hierna: ‘de 2017-notitie’) is als bijlage 1 bij de brief gevoegd.

NTFR 2017/1391 - Lijst aangewezen ontwikkelingslanden op grond van art. 6 BvdB 2001

Aflevering 23, gepubliceerd op 08-06-2017
Met ingang van 2017 zijn in art. 6 BVDB 2001 de criteria vastgelegd op basis waarvan landen voor de toepassing van het BVDB 2001 als ontwikkelingsland worden aangewezen. Deze criteria vervangen per die datum de eerder in dat artikel opgenomen limitatieve lijst van ontwikkelingslanden. Bij deze wijziging is aangegeven dat jaarlijks ten behoeve van de uitvoeringspraktijk een lijst zal worden gepubliceerd van de voor het desbetreffende jaar aangewezen ontwikkelingslanden. In de onderhavige mededeling worden de mogendheden opgesomd die voor het jaar 2017 voor de toepassing van het BVDB 2001 kwalificeren als ontwikkelingslanden.

NTFR 2017/1392 - Overeenkomst met de VS over de automatische uitwisseling van landenrapporten

Aflevering 23, gepubliceerd op 08-06-2017
De bevoegde autoriteiten van Nederland en de VS hebben een overeenkomst gesloten over de automatische uitwisseling van door multinationale ondernemingen verstrekte landenrapporten (country-by-country reports). Deze overeenkomst is gebaseerd op art. 30 (uitwisseling van inlichtingen en administratieve bijstand) van het belastingverdrag met de VS. De eerste uitwisseling zal plaatsvinden over belastingjaren die aanvangen op of na 1 januari 2016. De overeenkomst bevat verder een aantal nadere afspraken, waaronder specifieke regels over het gebruik van de uitgewisselde landenrapporten. Zo kan een landenrapport niet als vervanging dienen van een (gedetailleerde) verrekenprijsanalyse en mag een verrekenprijscorrectie niet louter worden gebaseerd op de informatie in een landenrapport. Als een correctie die voortvloeit uit een op een uitgewisseld landenrapport volgend verzoek om inlichtingen volgens de belastingplichtige leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met het verdrag, staat hiervoor de onderlingoverlegprocedure open.

NTFR 2017/1393 - Aan naar recht van Gibraltar opgerichte vennootschap opgelegde navorderingsaanslagen zijn EU-proof en terecht opgelegd

ECLI:NL:HR:2017:984, datum uitspraak 02-06-2017, publicatiedatum 02-06-2017
Aflevering 23, gepubliceerd op 08-06-2017
Aan belanghebbende, een naar het recht van Gibraltar opgerichte vennootschap, zijn over een reeks van jaren navorderingsaanslagen VPB opgelegd in verband met, kort gezegd, leningen en beleggingen bij een Zwitserse bank. Daarbij is voor een aantal jaren gebruikgemaakt van de verlengde navorderingstermijn. Belanghebbende bestrijdt de aanslagen met de stellingen: (i) dat zij een nepvennootschap is en daarom niet belastingplichtig, (ii) dat haar feitelijke leiding niet in Nederland is gelegen en zij evenmin over een vaste inrichting in Nederland beschikt en (iii) dat – indien zij wel belastingplichtig is – de verlengde navorderingstermijn niet mag worden toegepast wegens strijdigheid met het vrije kapitaalverkeer. Hof Arnhem-Leeuwarden (27 januari 2015, nrs. 13/01216 t/m 13/01224, NTFR 2015/984) heeft belanghebbende in het ongelijk gesteld. Belanghebbende is volgens het hof namelijk een ‘echte’ vennootschap en haar feitelijke leiding en daarmee de vestigingsplaats is in Nederland gelegen. Belanghebbende is derhalve binnenlands belastingplichtig. Van strijdigheid met het EU-recht is volgens het hof geen sprake. De standstillbepaling is namelijk van toepassing, omdat het aangaan van een geldlening en het aanhouden van beleggingen onder de reikwijdte vallen van het begrip ‘het verrichten van financiële diensten’. Ten overvloede heeft het hof bovendien nog geoordeeld dat de inspecteur voortvarend genoeg heeft gehandeld.

NTFR 2017/1394 - Schriftelijke opmerkingen van de NOB bij de prejudiciële vraag van Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Aflevering 23, gepubliceerd op 08-06-2017
Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft enige tijd geleden een prejudiciële vraag gesteld aan de Hoge Raad over een conserverende aanslag ter zake van een pensioenaanspraak en ter zake van een lijfrenteaanspraak opgelegd aan een directeur-grootaandeelhouder in verband met zijn emigratie naar Frankrijk. Deze prejudiciële vraag met nummer 17/1256 van 9 maart 2017 (bij uitspraak 16/3350 van dezelfde datum) is behandeld in NTFR 2017/803.

NTFR 2017/1395 - Schriftelijke opmerkingen van het RB bij de prejudiciële vraag van Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Aflevering 23, gepubliceerd op 08-06-2017
Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft enige tijd geleden een prejudiciële vraag gesteld aan de Hoge Raad over een conserverende aanslag ter zake van een pensioenaanspraak en ter zake van een lijfrenteaanspraak opgelegd aan een directeur-grootaandeelhouder in verband met zijn emigratie naar Frankrijk. Deze prejudiciële vraag met nummer 17/1256 van 9 maart 2017 is behandeld in NTFR 2017/803. De prejudiciële vraag ziet op een mogelijke strijdigheid van de conserverende aanslag met de verdragstrouw.