NTFR 2017/1411 - Ode aan de jubilaris: 100 jaar schenkbelasting
Aflevering 24, gepubliceerd op 15-06-2017 geschreven door prof. dr. F. SonneveldtOp 20 januari 1917 wordt voor de schenkbelasting, toen nog schenkingsrecht geheten, een volwaardige plaats ingeruimd in de successiewetgeving naast het successierecht en het recht van overgang.Wet van 20 januari 1917, Stb. 1917, 189. Sprenger van Eyk/De Leeuw drukken dit beeldend uit: ‘Toch neemt dit niet weg dat de Successiewet thans een belasting op schenkingen behelst, die niet louter is een regeling om ontduiking (besparing) van het successierecht door schenkingen onder de levenden tegen te gaan, maar die wel degelijk de schenking op grond van haar eigen karakter tot object van belastingheffing maakt.’J.P. Sprenger van Eyk/B.J. de Leeuw, De wetgeving op het recht van successie van overgang en van schenking, Martinus Nijhoff, ’s-Gravenhage, vijfde druk, 1919, p. 55. Voorafgaande aan genoemde datum valt een akte van schenking onder het registratierecht en wordt als zodanig met een evenredig recht belast.P.J.A. Adriani, ‘De ontwikkeling van successie-, registratie- en zegelbelasting’, WFR 1961/4536, herdruk in Tributen aan het recht, Deventer 1971, p. 212. Deze heffing valt nog terug te voeren op de Franse Registratiewet van 12 december 1798 (22 Frimaire an VII).A. Elias en F. Sonneveldt, ‘De invloed van de Frimairewet op de overdrachtsbelasting en het successierecht in Nederland: een historisch overzicht’, Tijdschrift voor Fiscaal Recht, Larcier, Brussel 21 oktober 1999, p. 64-72. De heffing heeft vrijwel uitsluitend betrekking op schenkingen van onroerend goed en zij kan niet worden aangemerkt als ‘een deugdelijke belasting op schenkingen’.J.P. Sprenger van Eyk/B.J. de Leeuw, op. cit., p. 52. Zij komt met de invoering van een algemeen schenkingsrecht te vervallen.