Aflevering 46

Gepubliceerd op 18 november 2010

NTFR 2010/2599 - Over fiscale natrekking en andere monumentale onzin

Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010 geschreven door mr. M.E. Kastelein
Ook op het gebied van monumentenpanden kunnen de inspecteur en de belastingplichtige lijnrecht tegenover elkaar komen te staan. Idealiter fungeert de belastingadviseur onder die omstandigheden als een soort ambassadeur. Hij behoedt zijn cliënt voor fouten in de aangifte. Hij voorkomt met zijn vakkennis dat zijn cliënt onhoudbare stellingen inneemt. Hij verdedigt het (in vakjargon vertaalde) standpunt van zijn cliënt richting de fiscus. Hij legt het standpunt van de inspecteur uit aan zijn cliënt. Hij probeert te bewerkstelligen dat partijen na afloop van de discussie nog met elkaar door één deur kunnen. En hij onderzoekt uiteraard of een compromis bereikbaar is. Is dat niet het geval, dan moet er helaas maar worden geprocedeerd.

NTFR 2010/2600 - Kamervragen over het voornemen van het kabinet-Rutte om het percentage heffingsrente bij te betalen belasting te verhogen

Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010 geschreven door mr. E. Thomas
Het Tweede Kamerlid Koolmees (D66) heeft Kamervragen gesteld over het plan uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte om een verschil te maken tussen het percentage heffings- en invorderingsrente bij te betalen en te ontvangen belasting. Het kabinet-Rutte wil het percentage heffings- en invorderingsrente voor te betalen belasting 1,5% hoger maken dan het percentage heffings- en invorderingsrente voor te ontvangen belasting.

NTFR 2010/2601 - Voortgang Belastingplan 2011 c.a.

Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010
De staatssecretaris stuurt een brief aan de Tweede Kamer met daarin zijn reactie op een aantal punten uit het wetgevingsoverleg. Daarin is integraal opgenomen een verslag van een bespreking met de NVB en de LTO over de afschaffing van de heffingskortingen box 3. Dit verslag heeft de staatssecretaris ook separaat aan de Tweede Kamer gestuurd. Ook stuurt hij aan de Tweede Kamer de derde nota van wijziging bij het wetsvoorstel Belastingplan 2011 en de vierde nota van wijziging bij het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2011.

NTFR 2010/2603 - Staatssecretaris beantwoordt vragen over geschillen tussen zzp'ers en de fiscus

Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010
De staatssecretaris heeft vragen beantwoord over problemen van zzp’ers met de Belastingdienst. De kern daarvan is als volgt. De staatssecretaris ontkent dat sprake is van een heksenjacht op zzp’ers. Hij sluit niet uit dat het voorkomt dat verschil van inzicht bestaat over de aard van een arbeidsrelatie. Hij weet niet hoeveel zzp’ers een geschil hebben met de Belastingdienst omdat zzp’ers niet apart worden geregistreerd. Circa 1% van de 350.000 aanvragers maakt bezwaar tegen een afgegeven verklaring arbeidsrelatie (VAR). Voor opdrachtgevers die onzeker zijn over de arbeidsrelatie, studeert de Belastingdienst op een interactieve webmodule naar voorbeeld van het Verenigd Koninkrijk. Er bestaan internationaal geen grote verschillen voor de kwalificatie ondernemer of werknemer, aldus de staatssecretaris.

NTFR 2010/2604 - Ongebruikelijke terbeschikkingstelling beoordelen naar het geheel van rechtshandelingen

Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010 met annotatie van mr. dr. J. Ganzeveld
De vader van belanghebbende verhuurde een pand aan een bv waarin hij een 100%-belang heeft. De aanschaf van dat pand was door hem gefinancierd met een lening bij zijn bv. Op 15 december 1999 heeft vader het pand aan zijn meerderjarige kinderen verkocht. De kinderen hebben de aankoop gefinancierd met een door vader verstrekte hypothecaire lening. Vader heeft de daaruit voortvloeiende hypothecaire vordering aan de bv overgedragen en daarbij zijn rekening-courantschuld verrekend. In een overeenkomst van 5 maart 2003 is vastgelegd dat de bv het pand per 1 januari 2000 van de kinderen huurt. De huurpenningen werden door de kinderen op een geblokkeerde rekening ontvangen en aangewend voor betaling van de hypotheekrente en aflossing van de hoofdsom. De afzonderlijke rechtshandelingen zijn op zichzelf bezien niet op onzakelijke voorwaarden aangegaan. Het hof heeft geoordeeld dat de verhuur van het pand door de kinderen aan de bv moet worden aangemerkt als een in het maatschappelijke verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling. Hiertegen komt belanghebbende vergeefs in cassatie. De Hoge Raad stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een ongebruikelijke terbeschikkingstelling – gelet op de strekking van de regeling – niet alleen moet worden gekeken naar de gebruikelijkheid in het maatschappelijke verkeer van de terbeschikkingstellingshandeling, maar naar het geheel van rechtshandelingen dat met de terbeschikkingstelling verband houdt. Hieruit volgt dat een in het maatschappelijke verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling onder andere plaatsvindt indien het met een geheel van handelingen bereikte resultaat zodanig is dat een dergelijk samenstel van handelingen zich tussen derden die geen familie zijn niet zou voordoen. Daaraan doet dan niet af dat onderdelen van dat geheel van handelingen op zichzelf beschouwd niet onzakelijk of ongebruikelijk zijn. Het oordeel van het hof dat sprake is van een ongebruikelijke terbeschikkingstelling is – gelet op genoemde criteria – cassatieproof.

NTFR 2010/2605 - De activiteiten van de psychotherapeute vormen een bron van inkomen

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO0369, datum uitspraak 07-10-2010, publicatiedatum 20-10-2010
Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010 met annotatie van mr. E. van Waaijen
In het jaar 2005 heeft belanghebbende, naast twee dienstbetrekkingen, activiteiten verricht als psychotherapeute. Bij de aanslagregeling heeft de inspecteur het negatief resultaat uit werkzaamheden gecorrigeerd. Met al hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, waaronder facturen, samenwerkingsovereenkomsten tussen belanghebbende en andere praktijken en verklaringen van belanghebbende zelf dat zij een lange aanloopperiode nodig heeft gehad, maar dat ze nu winst maakt, heeft zij aannemelijk gemaakt dat zij in 2005 redelijkerwijs kon verwachten dat zij van haar activiteiten voordeel kan verwachten. De activiteiten van belanghebbende vormen dan ook een bron van inkomen.

NTFR 2010/2606 - Op zeeschip werkzame in Nederland woonachtige Nederlander met Zwitserse werkgever is beperkt verzekeringsplichtig

ECLI:NL:GHARN:2010:BO2089, datum uitspraak 12-10-2010, publicatiedatum 29-10-2010
Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010 met annotatie van Sturm
Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit en woont in Nederland. Hij was in 2004 in dienstbetrekking werkzaam bij een in Zwitserland gevestigde werkgever. Belanghebbende werkt als `third engineer’ aan boord van een zeeschip dat vaart onder Panamese vlag. De werkzaamheden aan boord bestonden uit het leggen van pijpleidingen voor olie of gas tussen boorplatformen en het vasteland. Voor het hof heeft belanghebbende een werk/reis/verlofschema overgelegd. In geschil is of, en zo ja, gedurende welke periode belanghebbende in 2004 verzekerd is geweest voor de Nederlandse volksverzekeringen. Aan de hand van de uitleg van de Verordening 1408/71, het BUB volksverz. 1999 en de AOW zet het hof uiteen dat belanghebbende gedurende 59 dagen verzekerd is geweest in Nederland. Op grond van beleid heeft hij recht op verrekening van het gehele premiegedeelte van de heffingskortingen.

NTFR 2010/2607 - Belanghebbende is terecht als premieplichtige voor de AWBZ aangemerkt

ECLI:NL:HR:2010:BO3638, datum uitspraak 12-11-2010, publicatiedatum 12-11-2010
Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010
Belanghebbende woont in Spanje en ontvangt een AOW-uitkering en een pensioenuitkering. In geschil is of belanghebbende premieplichtig is voor de AWBZ. Hof Den Bosch (NTFR 2009/1947) heeft deze vraag bevestigend beantwoord. Belanghebbende was namelijk tot haar 65ste ziekenfondsverzekerd en bleef dat ook na haar 65ste. Op grond van art. 13, lid 2, onderdeel f, Verordening 1408/71 is de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing. Volgens art. 7, lid 1, BUB volksverz. 1999 is belanghebbende dan verzekerde voor de AWBZ.

NTFR 2010/2611 - Winstuitkering door vereniging op coöperatieve grondslag is niet aftrekbaar

ECLI:NL:RBSGR:2010:BO0283, datum uitspraak 28-04-2010, publicatiedatum 13-10-2010
Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010 met annotatie van mr. dr. J. Gooijer
Belanghebbende, een vereniging op coöperatieve grondslag die is opgericht door twee leden, oefent een las- en pijpfittingsbedrijf uit. De onderneming wordt rechtstreeks voor rekening en risico van belanghebbende uitgeoefend. Aan de leden is door belanghebbende een arbeidsbeloning toegekend naar rato van het aantal door hen gewerkte uren. In het onderhavige jaar heeft belanghebbende daarnaast een deel van de winst uitgekeerd aan een van de leden. In geschil is of de uitkering in aftrek kan worden gebracht op de winst van belanghebbende.

NTFR 2010/2612 - Recht van overgang niet strijdig met gemeenschapsrecht

ECLI:NL:HR:2010:BM0419, datum uitspraak 15-10-2010, publicatiedatum 15-10-2010
Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010 met annotatie van mr. A.M. Vrenegoor
Tot zijn overlijden woonde erflater tezamen met belanghebbende in Duitsland. Zij waren naar Duits recht in ‘Zugewinngemeinschaft' gehuwd. De nalatenschap bestond uit het gehele vermogen van erflater, zonder een schuld of verrekenverplichting. Tot de nalatenschap behoorde een in Nederland gelegen vakantiewoning. Belanghebbende was tot dat moment geen (mede-)eigenaar van de woning. Ter zake van de verkrijging van de vakantiewoning is aan belanghebbende een aanslag in het recht van overgang opgelegd, berekend naar de volle waarde (€ 149.000) ervan. Naar het oordeel van de Hoge Raad terecht. Nu tot de nalatenschap geen schuld behoorde wegens een verplichting tot verrekening uit hoofde van de ‘Zugewinngemeinschaft' of anderszins, hingen ook met de onderhavige verkrijging van de woning geen schulden samen die voor aftrek in aanmerking komen. Verder heeft de Hoge Raad geoordeeld dat geen sprake is van een inbreuk op het vrije verkeer van kapitaal. Een lidstaat is immers niet verplicht om zijn belastingstelsel aan te passen aan het belastingstelsel van een andere lidstaat om dubbele belastingheffing te voorkomen. Ook een vergelijking met een verkrijging van een erflater die laatstelijk in Nederland heeft gewoond onder overigens vergelijkbare omstandigheden, leidt niet tot het oordeel dat het gemeenschapsrecht is geschonden. In dat laatste geval zou immers successierecht zijn geheven over de volledige waarde van de woning. Van een naar gemeenschapsrecht ongeoorloofd onderscheid is daardoor geen sprake.

NTFR 2010/2614 - Een nieuw losstaand feit is grond voor navordering (I)

ECLI:NL:HR:2010:BM7266, datum uitspraak 12-11-2010, publicatiedatum 12-11-2010
Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010 met annotatie van mr. P.J. van Amersfoort
Belanghebbende heeft voor zijn deelname in een film-cv in zijn aangifte inkomstenbelasting 2000 een verlies in aanmerking genomen. Bij de aanslagregeling in 2001 heeft de inspecteur de aangifte gevolgd. In 2004 komt een zogenoemde `license agreement’ boven water, die het feit aan het licht brengt dat de film niet voor rekening en risico van de cv is geëxploiteerd. De inspecteur neemt hierop het standpunt in dat de cv geen onderneming heeft gedreven, en hij vordert het eerder in aanmerking genomen verlies in 2005 na. In geschil is of sprake is van een nieuw feit. De Hoge Raad is met het hof van oordeel dat aan de navorderingsaanslag een nieuw feit ten grondslag ligt dat losstaat van de feiten waarvan de inspecteur ten tijde van de vaststelling van de primitieve aanslag op de hoogte was of had kunnen zijn. Navordering is derhalve mogelijk.

NTFR 2010/2615 - Een nieuw losstaand feit is grond voor navordering (II)

ECLI:NL:HR:2010:BM7292, datum uitspraak 12-11-2010, publicatiedatum 12-11-2010
Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010 met annotatie van mr. P.J. van Amersfoort
Belanghebbende heeft voor zijn deelname in een film-cv in zijn aangifte inkomstenbelasting 2000 een verlies in aanmerking genomen. Bij de aanslagregeling in 2001 heeft de inspecteur de aangifte gevolgd. In 2004 komt een zogenoemde `license agreement’ boven water, die het feit aan het licht brengt dat de film niet voor rekening en risico van de cv is geëxploiteerd. De inspecteur neemt hierop het standpunt in dat de cv geen onderneming heeft gedreven, en hij vordert het eerder in aanmerking genomen verlies in 2005 na. In geschil is of sprake is van een nieuw feit. De Hoge Raad is van oordeel dat aan de navorderingsaanslag een nieuw feit ten grondslag ligt dat losstaat van de feiten waarvan de inspecteur ten tijde van de vaststelling van de primitieve aanslag op de hoogte was of had kunnen zijn. Navordering is derhalve mogelijk.

NTFR 2010/2621 - Nieuw fiscaal stelsel BES-eilanden

Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010
Bonaire, Sint Eustatius en Saba (samen de BES-eilanden) zijn op 10 oktober 2010 als openbaar lichaam – een bijzondere gemeente – onderdeel van het Nederlandse staatsbestel geworden. Als gevolg daarvan wordt Nederland verantwoordelijk voor de belastingheffing op de eilanden. Daartoe komt er voor de BES-eilanden een nieuw fiscaal stelsel dat op 1 januari 2011 in werking treedt. De Tweede Kamer heeft op 7 oktober 2010 ingestemd met de bijbehorende wetgeving.

NTFR 2010/2622 - Voor buitenlands belastingplichtige is wereldwinst bepalend voor hoogte zelfstandigenaftrek

Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010 met annotatie van mr. dr. E. Nijkeuter
Belanghebbende (Gielen) woont in Duitsland en drijft daar een glastuinbouwbedrijf. Dit bedrijf heeft een vaste inrichting in Nederland. Belanghebbende besteedt meer dan 1.225 uren aan werkzaamheden voor dit bedrijf, maar minder dan 1.225 uren aan zijn Nederlandse vaste inrichting. Hij heeft niet geopteerd voor toepassing van art. 2.5 Wet IB 2001. In geschil is of belanghebbende aan het urencriterium voldoet en recht op zelfstandigenaftrek heeft. De Hoge Raad heeft op 12 september 2008, NTFR 2008/1743, geoordeeld dat de in het buitenland verrichte activiteiten niet meetellen voor het urencriterium. Vervolgens heeft de Hoge Raad zich de vraag gesteld of art. 43 EG-Verdrag wordt geschonden wanneer een buitenlandse ondernemer de zelfstandigenaftrek wordt onthouden, omdat – anders dan bij een binnenlandse ondernemer – zijn buitenlandse uren niet meetellen voor het urencriterium. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat buitenlands belastingplichtigen worden gediscrimineerd. Maar kan Nederland worden verweten het EG-recht te schenden, nu Nederland de optieregeling van art. 2.5 Wet IB 2001 heeft? Deze regeling biedt belanghebbende immers de mogelijkheid te opteren voor een behandeling als binnenlands belastingplichtige, waardoor zijn buitenlandse uren meetellen voor het urencriterium. De Hoge Raad heeft het HvJ EU verzocht om een prejudiciële beslissing over deze vraag. Het HvJ EU (NTFR 2010/795) heeft geoordeeld dat de keuzeregeling van art. 2.5 Wet IB 2001 de discriminatie in casu niet kan wegnemen. In het onderhavige arrest is de hoogte van de zelfstandigenaftrek nog aan de orde. Nu beide partijen eenduidig de opvatting zijn toegedaan dat de zelfstandigenaftrek in zijn geheel in aftrek moet worden gebracht op de Nederlandse winst van belanghebbende, sluit de Hoge Raad zich daarbij aan. Bij het bepalen van de hoogte van de zelfstandigenaftrek volgens de staffel van art. 3.76, lid 2, Wet IB 2001, moet niet slechts de Nederlandse winst, maar de totale winst die belanghebbende als ondernemer heeft behaald, in aanmerking worden genomen, aldus de Hoge Raad.

NTFR 2010/2623 - Wetsvoorstel tot goedkeuring nieuwe belastingverdrag met Zwitserland ingediend

Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010
Bij de Tweede Kamer is een wetsvoorstel aanhangig gemaakt ter (uitdrukkelijke) goedkeuring van het op 26 februari 2010 tot stand gekomen nieuwe belastingverdrag met Zwitserland. Dit verdrag, dat ziet op belastingen naar het inkomen, dient ter vervanging van het bestaande verdrag uit 1951. Zie NTFR 2010/540 voor de ondertekening van het verdrag. Het nieuwe verdrag voorziet onder meer in een uitwisseling van fiscale informatie op verzoek. Het wetsvoorstel, de memorie van toelichting, alsmede het advies van de Raad van State en het nader rapport zijn als brondocument opgenomen.

NTFR 2010/2624 - EC verzoekt Frankrijk twee maatregelen opnieuw te bezien

Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010
De Europese Commissie heeft Frankrijk verzocht om zijn wetgeving te wijzigen aangaande het belastingsschild (bouclier fiscal) en de aftopping van de solidariteitsbelasting op rijkdom (ISF – impôt de solidarité sur la fortune) om het in lijn te brengen met het Europese recht. Volgens de Commissie zijn de regelingen mogelijk in strijd met het vrije verkeer van personen, werknemers en kapitaal. Het verzoek betreft de tweede stap van de infractieprocedure. Als er binnen twee maanden geen bevredigende reactie komt, kan de Commissie de zaak naar het Hof van Justitie EU verwijzen.

NTFR 2010/2625 - EC verzoekt Tsjechië en Zweden de discriminerende behandeling van pensioenen te beëindigen

Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010
De Europese Commissie heeft Tsjechië en Zweden verzocht hun discriminerende bepalingen over de belastingheffing van pensioenen aan te passen. De discriminerende regimes in kwestie betreffende de meer bevoordelende fiscale behandeling die binnenlandse pensioenverzekeringen in Tsjechië krijgen vergeleken met vergelijkbare buitenlandse verzekeringen en de discriminatie van pensioenfondsen in Zweden die daar niet zijn gevestigd vergeleken met in Zweden gevestigde fondsen waar het gaat om belastingheffing op dividenden. De Commissie meent dat de Tsjechische regeling in strijd is met de vrijheid van werknemersverkeer, de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverlening. De Zweedse regeling is in strijd met de vrijheid van kapitaal. Het verzoek betreft de tweede stap van de infractieprocedure . Als er binnen twee maanden geen bevredigende reactie komt, kan de Commissie de zaak naar het Hof van Justitie EU verwijzen.

NTFR 2010/2626 - Prejudiciële vragen over strijdigheid van bijtelling privégebruik auto met standstillclausule Zesde Richtlijn

ECLI:NL:HR:2012:BY4581, datum uitspraak 30-11-2012, publicatiedatum 30-11-2012
Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010 met annotatie van mr. dr. M.M.W.D. Merkx
Belanghebbende exploiteert in de vorm van een eenmanszaak een belastingadvieskantoor. In 2006 behoorde twee auto’s tot zijn ondernemingsvermogen. Hij heeft de auto’s zowel voor ondernemings- als voor privédoeleinden gebruikt. Vanwege dat privégebruik heeft belanghebbende op grond van art. 15 Uitv.besch. OB 1968 (bijtelling privégebruik auto) een bedrag van € 538 op aangifte voldaan. In geschil is of de draagwijdte van art. 15 Uitv.besch. OB 1968 is uitgebreid na inwerkingtreding van de Zesde Richtlijn op 1 januari 1979, zodat de regeling van art. 15 Uitv.besch. OB 1968 in strijd is met de ‘standstillclausule’ van art. 17, lid 6, Zesde Richtlijn. Onder verwijzing naar HR 15 april 2005 (NTFR 2005/519) overweegt de Hoge Raad dat de sedert 1979 aangebrachte wijzigingen van art. 15 Uitv.besch. OB 1968 geen verandering hebben gebracht in de strekking ervan om naar de mate van het privégebruik aftrek uit te sluiten. De hoofdgedachte en de systematiek van de regeling zijn ongewijzigd gebleven. Van strijdigheid met de ‘standstillclausule’ is geen sprake. HvJ EU 15 april 2010 (X Holding bv en Oracle Nederland bv), NTFR 2010/1023, leidt bij de Hoge Raad evenwel tot twijfel over de juistheid van voornoemde overweging. De wijzigingen van art. 15 Uitv.besch. OB 1968 hebben immers sinds 1979 doorgaans een negatieve invloed gehad op het voor aftrek in aanmerking komende bedrag. De Hoge Raad stelt daarom twee prejudiciële vragen aan het HvJ EU:

NTFR 2010/2629 - Het beginsel van eerbiediging van de rechten van de verdediging is geschonden

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO1785, datum uitspraak 21-10-2010, publicatiedatum 27-10-2010
Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010 met annotatie van mr. Stuijt en Van Dam
In 2000 en 2001 heeft belanghebbende aangiften ten invoer in het vrije verkeer gedaan voor schoeisel. Belanghebbende heeft verzocht om toepassing van een preferentiële tariefmaatregel en heeft daartoe bij de aangiften ten invoer certificaten van oorsprong, Formulieren A, overgelegd, die als oorsprong Cambodja aangeven. Een aantal van de gebruikte Formulieren A zijn vals verklaard, waarop de inspecteur UTB’s heeft opgelegd. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het verdedigingsbeginsel is geschonden omdat geen overeenstemming omtrent de feiten bestond voordat de UTB’s werden vastgesteld. Ook is onduidelijk of de certificaten zijn afgegeven door de bevoegde douaneautoriteiten. Het hof is het met belanghebbende eens en oordeelt dat nu belanghebbende zich niet vooraf heeft kunnen uitlaten over de elementen waarop de UTB’s werden gebaseerd, het beginsel van eerbiediging van de rechten van de verdediging is geschonden. Bovendien bestond ten aanzien van de vraag of de ingetrokken certificaten al dan niet door de bevoegde autoriteiten waren afgegeven ook onduidelijkheid bij de inspecteur, in ieder geval tot één week voor het doen van uitspraak op bezwaar. Belanghebbende is dan ook in haar verdedigingsbelangen geschaad, doordat zij niet van het voornemen van het uitreiken van de UTB’s op de hoogte is gesteld.

NTFR 2010/2630 - Prejudiciële vraag over reikwijdte art. 18 EG-Verdrag inzake geleende Duitse auto (I)

Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende, Nederlander en inwoner van Nederland, heeft gebruikgemaakt van de openbare weg in Nederland met een auto voorzien van een Duits kenteken. De auto was eigendom van een familielid van belanghebbende die in Duitsland woonde. Belanghebbende heeft de auto opgehaald in Duitsland en de auto kortstondig gebruikt voor ritten voor privédoeleinden in Nederland en Duitsland. De ter zake van bedoeld gebruik opgelegde naheffingsaanslag BPM is door Hof Den Bosch (NTFR 2009/1186) vernietigd wegens strijdigheid met art. 18 EG-Verdrag inzake het vrij reizen en verblijven. De Hoge Raad twijfelt echter of genoemde verdragsbepaling hier kan worden ingeroepen. Mogelijk is slechts sprake van een interne situatie. Daarom legt hij de zaak voor aan het HvJ EU met de volgende vraag:

NTFR 2010/2631 - Prejudiciële vraag over reikwijdte art. 18 EG-Verdrag inzake geleende Duitse auto (II)

Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende, een Duitser die in Nederland woont, heeft gebruikgemaakt van de openbare weg in Nederland met een auto voorzien van een Duits kenteken. De auto was eigendom van een vriend van belanghebbende die in Duitsland woonde. De vriend was met de auto naar Nederland gereden. Belanghebbende heeft de auto kortstondig gebruikt voor privédoeleinden in Nederland. De ter zake van bedoeld gebruik opgelegde naheffingsaanslag BPM is door Hof Den Bosch (NTFR 2009/206) vernietigd wegens strijdigheid met art. 18 EG-Verdrag inzake het vrij reizen en verblijven. De Hoge Raad twijfelt echter of genoemde verdragsbepaling hier kan worden ingeroepen. Mogelijk is slechts sprake van een interne situatie. Daarom legt hij de zaak voor aan het HvJ EU met de volgende vraag:

NTFR 2010/2632 - Waterschap is bevoegd vervuilingswaarde door meting te bepalen maar bij minder dan 1.000 vervuilingseenheden is de tabel van toepassing

ECLI:NL:HR:2010:BN9660, datum uitspraak 08-10-2010, publicatiedatum 08-10-2010
Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010 met annotatie van mr. E.G. Borghols
Belanghebbende exploiteert een visverwerkingsbedrijf. Het waterschap heeft een afvalwateronderzoek bij belanghebbende uitgevoerd. Op basis van de meetresultaten heeft het waterschap een aanslag in de verontreinigingsheffing opgelegd. Belanghebbende wenst een aanslag berekend op basis van het (voor haar meer gunstige) forfaitaire systeem als bedoeld in art. 22 Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Hof Arnhem (NTFR 2009/1394) heeft belanghebbende in het gelijk gesteld. Deze beslissing houdt in cassatie stand. Weliswaar mag het waterschap op grond van art. 4 Besluit vervuilingswaarde ingenomen water aan de hand van meting, bemonstering en analyse de vervuilingswaarde bepalen, maar ook bij gebruikmaking van deze bevoegdheid blijft in een geval als hier – minder dan 1.000 vervuilingseenheden – genoemd art. 22 van de wet volgens de Hoge Raad van toepassing. Voor dat geval waren partijen het erover eens dat de afvalwatercoëfficiënt 0.056 bedraagt.

NTFR 2010/2633 - Waterschap is niet gebonden aan uitlating van minister inzake aftrek op vervuilingswaarde

ECLI:NL:GHARN:2010:BO0515, datum uitspraak 21-09-2010, publicatiedatum 15-10-2010
Aflevering 46, gepubliceerd op 18-11-2010 met annotatie van mr. E.G. Borghols
Belanghebbende exploiteert een afvalverwerkingsbedrijf. Zij loost haar afvalwater op een rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap. Zij is door het waterschap aangeslagen in de verontreinigingsheffing. In een bijlage bij de verordening is een faciliteit opgenomen, waarbij onder bepaalde voorwaarden een aftrek wordt verleend op het aantal vervuilingseenheden. Volgens het waterschap heeft belanghebbende geen recht op die aftrek. Het hof is het daarmee eens. Belanghebbende neemt namelijk niet – zoals de bijlage vereist – oppervlaktewater in en loost haar afvalwater evenmin – rechtstreeks – op oppervlaktewater. Op een begunstigende uitlating in de wetsgeschiedenis van de minister van Verkeer en Waterstaat kan zij zich evenmin met succes beroepen. Weliswaar is die uitlating gedaan door de minister in de hoedanigheid van uitvoerder van de wet, maar die uitlating heeft betrekking op Rijksheffingen. Het waterschap is daaraan niet gebonden. Overigens is er volgens het hof geen sprake van een onredelijke en onbillijke heffing.