Aflevering 31

Gepubliceerd op 31 juli 2014

NTFR 2014/1919 - Adviseurs- en inspecteursdag bij de Hoge Raad

Aflevering 31, gepubliceerd op 31-07-2014 geschreven door prof. mr. G.J.M.E. de Bont
Op vrijdag 26 januari 2014 vond de eerste bijeenkomst plaats in het statige gebouw van de Hoge Raad aan de Lange Voorhout te Den Haag. Van de zijde van de Hoge Raad waren alle vice-presidenten en raadsheren van de belastingkamer aanwezig. De genodigden waren adviseurs, een enkele advocaat en medewerkers van de Belastingdienst. Onduidelijk was welke criteria werden gehanteerd bij het uitnodigingsbeleid. Zo’n 80 deelnemers waren aanwezig in de grote zittingszaal van de Hoge Raad om recente ervaringen te delen en prikkelende vragen voor te leggen. In deze bijdrage doe ik verslag van het openbare gedeelte van de bijeenkomst.

NTFR 2014/1921 - Schriftelijke vragen inzake de huishoudentoeslag

Aflevering 31, gepubliceerd op 31-07-2014 geschreven door mr. E. Thomas
Het kabinet is bezig met een verkenning om het toeslagenstelsel eenvoudiger en fraudebestendiger te maken. Deze verkenning is onderdeel van een brede beschouwing op het belasting- en toeslagenstelsel, waarover de Tweede Kamer na de zomer zal worden geïnformeerd.

NTFR 2014/1925 - Statuten bv kunnen niet kwalificeren als stamrechtovereenkomst

ECLI:NL:RBNNE:2014:1539, datum uitspraak 18-03-2014, publicatiedatum 23-04-2014
Aflevering 31, gepubliceerd op 31-07-2014 met annotatie van mr. W. Verstijnen
Bij de beëindiging van de dienstbetrekking, eind 2006, is aan belanghebbende een ontslagvergoeding van € 233.784 toegekend. Belanghebbende heeft in januari 2007 een Beheer bv opgericht met volgens de statuten als doel ‘het opbouwen en beheren van een stamrechtvoorziening als bedoeld in de Wet LB 1964, art. 11, onderdeel g’. De toegekende ontslagvergoeding is, zonder inhouding van loonheffing, rechtstreeks overgemaakt op de bankrekening van de bv. Aan belanghebbende is een navorderingsaanslag opgelegd. Belanghebbende stelt dat de ontslagvergoeding ten onrechte tot het belastbare inkomen uit werk en woning is gerekend, omdat de stamrechtvrijstelling van toepassing is. Belanghebbende heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat er geen stamrechtovereenkomst is, maar dat met de statuten van Beheer bv aan de hiervoor genoemde wettelijke vereisten wordt voldaan. De rechtbank overweegt dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de in voormeld artikel geformuleerde vereisten. Door het enkel oprichten van een vennootschap die als doel heeft – kort gezegd – het opbouwen en beheren van een stamrechtvoorziening als bedoeld in de Wet LB 1964 is er naar het oordeel van de rechtbank geen stamrechtovereenkomst gesloten waaruit blijkt dat de oud-werkgever aan belanghebbende een aanspraak toekent op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon, die niet later ingaan dan in het jaar waarin belanghebbende de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Belanghebbende heeft dan ook ten onrechte een beroep gedaan op de stamrechtvrijstelling. In het tijdsverloop tussen het kenbaar maken van de boete en de datum van de uitspraak, vindt de rechtbank aanleiding de boete te verminderen.

NTFR 2014/1927 - Verhouding van beneficiary tot trust vormt een box 3-bezitting

ECLI:NL:GHAMS:2014:1797, datum uitspraak 01-05-2014, publicatiedatum 19-05-2014
Aflevering 31, gepubliceerd op 31-07-2014 met annotatie van prof. dr. J.P. Boer
Bij akte van 14 mei 1997 richten de ouders van belanghebbende een trust op naar buitenlands recht. De ouders dragen vermogen over aan de trust. De ouders en hun afstammelingen worden aangemerkt als beneficiaries van de trust. De inspecteur stelt dat de verhouding van belanghebbende tot de trust kwalificeert als een ‘overig vermogensrecht met waarde in het economische verkeer’. Met Rechtbank Haarlem is het hof van oordeel dat de verhouding van belanghebbende tot de trust een box 3-bezitting vormt. Het hof oordeelt verder dat de navorderingsaanslag terecht met omkering en verzwaring van de bewijslast is opgelegd, omdat belanghebbende onvoldoende inspanningen heeft verricht om aan zijn informatieverplichtingen te voldoen. Het ligt dan ook op de weg van belanghebbende om aan te tonen dat de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. Uit de trustakte blijkt weliswaar dat belanghebbende niet meer dan de blote verwachting heeft dat hij ooit een uitkering uit het trustvermogen zou kunnen ontvangen, maar hij toont niet overtuigend aan dat zijn verhouding tot de trust ook feitelijk van dien aard is dat het oordeel gerechtvaardigd is dat hij niet meer heeft dan een blote verwachting op een uitkering uit het trustvermogen.

NTFR 2014/1931 - Overdrachtsbelasting bij verkrijging economische eigendom niet strijdig met art. 1 Eerste Protocol

ECLI:NL:HR:2014:1621, datum uitspraak 11-07-2014, publicatiedatum 11-07-2014
Aflevering 31, gepubliceerd op 31-07-2014 met annotatie van mr. R.L.G. van den Heuvel
Belanghebbende heeft door het aangaan van een samenwerkingsovereenkomst de economische eigendom van enige percelen grond overgedragen. Aan ieder van de samenwerkende partijen is op grond van art. 2, lid 2, Wet BRV een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd. Partij A heeft deze aanslag niet betaald. De ontvanger heeft vervolgens belanghebbende op grond van art. 42, lid 2, IW 1990 aansprakelijk gesteld voor de door A niet betaalde belasting. Partij D heeft met de inspecteur een compromis gesloten, inhoudende dat D geen bezwaar of beroep instelt en daartegenover 70% van de bij haar nageheven overdrachtsbelasting betaalt. De Hoge Raad oordeelt in navolging van Hof Amsterdam 18 april 2013, nr. 11/00600, NTFR 2013/1800 dat art. 2, lid 2, Wet BRV niet onverenigbaar is met art. 1 Eerste Protocol (bij het EVRM) vanwege onvoldoende voorzienbaarheid. Verder oordeelt de Hoge Raad dat het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden. Anders dan partij D heeft belanghebbende immers geen blijk ervan gegeven dat zij bereid was om een compromis te sluiten. Van gelijke gevallen is derhalve geen sprake. De ontvanger was ook niet gehouden om belanghebbende in de gelegenheid te stellen een compromis te sluiten.

NTFR 2014/1934 - Naheffingsaanslagen OB terecht opgelegd omdat geen sprake is van belaste verhuur

ECLI:NL:RBGEL:2014:3047, datum uitspraak 13-05-2014, publicatiedatum 14-05-2014
Aflevering 31, gepubliceerd op 31-07-2014 met annotatie van mr. H.J. de Boer
Belanghebbende (X) heeft samen met zijn echtgenote (Y) in 2005 een nieuw woon/werkpand gekocht. Een deel van het pand wordt verhuurd aan de bv van X. X heeft verzocht om volledige teruggaaf van de volledige voor de aanschaf van het pand betaalde omzetbelasting. Dit verzoek is door de inspecteur gehonoreerd. In 2011 heeft de inspecteur geconstateerd dat X geen omzetbelasting heeft voldaan over het privégebruik van het pand en heeft hij naheffingsaanslagen opgelegd. Het privégebruik van het pand wordt op 90% gesteld. In geschil is, naast enkele formele punten, of de naheffingsaanslagen terecht en tot een juist bedrag aan X zijn opgelegd.

NTFR 2014/1936 - Inspecteur is voor teruggaaf bpm niet gebonden aan onjuiste vermelding 'eerste toelating' in kentekenbewijs

ECLI:NL:PHR:2014:584, datum uitspraak 11-06-2014, publicatiedatum 27-06-2014
Aflevering 31, gepubliceerd op 31-07-2014 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende heeft terzake van de uitvoer van een in Nederland geregistreerde personenauto verzocht om teruggaaf van BPM tot een bedrag van € 17.367. Daarbij is hij uitgegaan van een datum van eerste toelating tot de openbare weg (in Duitsland) van 9 juli 2009, als vermeld in het op basis van de kentekenregistratie verstrekte Nederlandse kentekenbewijs. De daadwerkelijke datum van eerste toelating tot de openbare weg is echter 23 juni 2005. Daarvan uitgaande wordt de teruggaaf een bedrag van € 8.001.

NTFR 2014/1937 - Pokerspel Texas Hold'em is kansspel en casinospel: heffing strijdig met vrij dienstenverkeer I

ECLI:NL:HR:2014:1625, datum uitspraak 11-07-2014, publicatiedatum 11-07-2014
Aflevering 31, gepubliceerd op 31-07-2014 met annotatie van mr. dr. J.J.A.M. Korving
Belanghebbende heeft in 2010 (kennelijk in andere EU-landen) deelgenomen aan een tweetal pokertoernooien (variant Texas Hold’em), waarbij hij prijzen heeft gewonnen. Volgens de inspecteur is belanghebbende hierover kansspelbelasting verschuldigd en hij heeft daarom nageheven. Belanghebbende bestrijdt de naheffingsaanslagen onder meer met een beroep op Europees recht. De Hoge Raad stelt belanghebbende in het gelijk. De Hoge Raad zet uiteen dat poker in toernooivorm (variant Texas Hold’em) een kansspel is in de zin van de Wet Ksb alsook een casinospel in de zin van die wet. Vaststaat dat buitenlandse pokertoernooien onder de Wet Ksb ongunstiger worden behandeld dan door Holland Casino georganiseerde pokertoernooien. De verschuldigde kansspelbelasting bij buitenlandse pokertoernooien is in alle gevallen hoger dan de – van het casino geheven – kansspelbelasting die is toe te rekenen aan prijzen gewonnen bij vergelijkbare binnenlandse toernooien. Dit is in strijd met het vrije dienstenverkeer. Een rechtvaardigingsgrond hiervoor ontbreekt. Dit brengt mee dat heffing van kansspelbelasting over binnen de EU gewonnen prijzen achterwege moet blijven. In het rechtstekort kan namelijk niet door de rechter worden voorzien, nu uit het stelsel van de wet, de daarin geregelde gevallen en de daaraan ten grondslag liggende beginselen, noch uit de wetsgeschiedenis, voldoende duidelijk kan worden afgeleid hoe dit zou dienen te geschieden.

NTFR 2014/1938 - Pokerspel Texas Hold'em is kansspel en casinospel: heffing strijdig met vrij dienstenverkeer II

ECLI:NL:HR:2014:1624, datum uitspraak 11-07-2014, publicatiedatum 11-07-2014
Aflevering 31, gepubliceerd op 31-07-2014 met annotatie van mr. dr. J.J.A.M. Korving
Belanghebbende heeft in 2002 in Frankrijk, Oostenrijk en de VS deelgenomen aan een aantal pokertoernooien (variant Texas Hold’em), waarbij hij prijzen heeft gewonnen. Volgens de inspecteur is belanghebbende hierover kansspelbelasting verschuldigd en heeft daarom de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Belangebbende bestrijdt die naheffingsaanslag onder meer met een beroep op Europees recht. De Hoge Raad stelt belanghebbende grotendeels in het gelijk. De Hoge Raad zet uiteen dat poker in toernooivorm (variant Texas Hold’em) een kansspel is in de zin van de Wet KSB alsook een casinospel in de zin van die wet. Vaststaat dat buitenlandse pokertoernooien onder de Wet KSB ongunstiger worden behandeld dan door Holland Casino georganiseerde pokertoernooien. De verschuldigde kansspelbelasting bij buitenlandse pokertoernooien is in alle gevallen hoger dan de – van het casino geheven – kansspelbelasting die is toe te rekenen aan prijzen gewonnen bij vergelijkbare binnenlandse toernooien. Dit is in strijd met het vrije dienstenverkeer. Een rechtvaardigingsgrond ontbreekt hiervoor. Dit brengt mee dat heffing van kansspelbelasting over binnen de EU gewonnen prijzen achterwege moet blijven. In het rechtstekort kan namelijk niet door de rechter worden voorzien, nu uit het stelsel van de wet, de daarin geregelde gevallen en de daaraan ten grondslag liggende beginselen noch uit de wetsgeschiedenis, voldoende duidelijk kan worden afgeleid hoe dit zou dienen te geschieden. Voor wat betreft de prijs, gewonnen bij het pokertoernooi in de VS, kan wel kansspelbelasting worden geheven. Daarbij geldt, anders dan het hof heeft geoordeeld, geen vrijstelling van € 250.

NTFR 2014/1941 - Ziekenhuis in aanbouw is gebouwd eigendom

ECLI:NL:PHR:2014:687, datum uitspraak 25-06-2014, publicatiedatum 11-07-2014
Aflevering 31, gepubliceerd op 31-07-2014 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende heeft krachtens eigendom, althans bezit of beperkt recht, het genot van een ziekenhuis te Z dat na de bouw is gereedgekomen in 2011. De heffingsambtenaar van het Waterschap Hollandse Delta heeft belanghebbende voor de jaren 2009, 2010 en 2011 aanslagen in de waterschapsbelastingen van het Waterschap Hollandse Delta opgelegd. In elk van de drie aanslagbiljetten zijn een aanslag in de watersysteemheffing en een aanslag in de wegenheffing vervat (beide eigenarenbelasting). De aanslagen zijn berekend naar de in de toepasselijke verordeningen opgenomen tarieven voor gebouwde onroerende zaken.