NTFR 2014/1891 - Naheffingsaanslag BPM door de rechtbank ten onrechte vernietigd
ECLI:NL:GHAMS:2013:5230, datum uitspraak 17-10-2013, publicatiedatum 21-05-2014
Aflevering 30, gepubliceerd op 24-07-2014 met annotatie van mr. H.A. ElbertBelanghebbende heeft aangifte BPM gedaan ter zake van de registratie van een in het buitenland gekochte Porsche Cayenne. Het aangegeven bedrag aan BPM heeft belanghebbende berekend op € 18.465. De inspecteur heeft de totaal verschuldigde BPM in eerste instantie vastgesteld op € 24.736. Het verschil met de aangifte, € 6.271, is via een naheffingsaanslag nageheven. Het hof is van oordeel dat Rechtbank Haarlem de naheffingsaanslag ten onrechte heeft vernietigd blijkens het arrest van de Hoge Raad van 28 juni 2013 (nr. 12/00400, NTFR 2013/1535). In dat arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat ingeval met de registratie in het kentekenregister aangifte is gedaan en het bedrag van de aangifte is voldaan, de inspecteur de te weinig geheven belasting kan naheffen voor zover het bedrag dat is betaald minder is dan het bedrag dat behoorde te zijn betaald, ook reeds voordat de registratie daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Daaraan doet volgens de Hoge Raad niet af dat, zoals in dit geval, de belanghebbende het bedrag van de aangifte niet daadwerkelijk bij het doen van de aangifte heeft betaald, maar met toestemming van de Belastingdienst op een later tijdstip. Over de proceskostenvergoeding oordeelt het hof dat de omstandigheid dat de gemachtigde in de bezwaarfase rechtsbijstand heeft verleend in circa 8.750 zaken en in de beroepsfase in 3.500 à 4.000 zaken, het nagenoeg onmogelijk en niet wenselijk is om de vergoeding van kosten voor beroepsmatige rechtsbijstand in elke individuele zaak te berekenen op de voet van de bijlage bij het BPB, omdat een dergelijke berekening zou leiden tot een vergoeding die de werkelijke kosten overtreft. Het hof ziet daarin dan ook redenen om een wegingsfactor van 0,25 toe te passen.