Aflevering 32

Gepubliceerd op 7 augustus 2014

NTFR 2014/1954 - 50 jaar Belastingrecht in Leiden! Van Antal naar Abraham

Aflevering 32, gepubliceerd op 07-08-2014 geschreven door prof. dr. J.P. Boer
In 2014 bestaat de afdeling Belastingrecht van de Universiteit Leiden 50 jaar! Tijdens het symposium 50 jaar Belastingrecht in Leiden in de Hooglandse Kerk wordt dit uitgebreid gevierd.Zie www.law.leidenuniv.nl/org/fisceco/belastingrecht/symposium-50-jaar. De afdeling ziet dus – zo wil de traditie – dit jaar Abraham. De Universiteit Leiden is uiteraard zeer vereerd met het bezoek van Abraham, maar het moet gezegd worden: ‘(m)et Antal is het begonnen’. Deze woorden schreef Reugebrink circa 25 jaar geleden ter gelegenheid van het vijfde lustrum van de afdeling Belastingrecht (WFR 1990/1853), waarmee hij bedoelde dat prof. mr. K.V. Antal degene was die aan de wieg heeft gestaan van de opleiding belastingrecht aan de Universiteit Leiden, de eerste reguliere academische opleiding belastingrecht in Nederland.

NTFR 2014/1960 - Geen cassatieberoep tegen wijziging bijtellingspercentage privé-gebruik auto na modificatie

Aflevering 32, gepubliceerd op 07-08-2014
Belanghebbende, X bv, heeft aan haar general manager – mede voor privégebruik – een elektrisch aangedreven auto ter beschikking gesteld. Voor de auto is een Certificaat van Overeenstemming (CvO) afgegeven waarin is vastgesteld dat de CO2–uitstoot 53 gr/km is. De autofabrikant heeft door modificatie bewerkstelligd dat de CO2–uitstoot is teruggebracht naar 47 gr/km. Voor de modificatie aan de auto is een EG-typegoedkeuringscertificaat (ETG) afgegeven door de RDW. Voor auto’s die na productie en vóór eerste gebruik zijn gemodificeerd worden nieuwe CvO’s afgegeven. De auto is op 30 januari 2013 gemodificeerd. Op het moment van de modificatie was de auto ruim een jaar in gebruik en bedroeg de kilometerstand 22.936 km. De RDW heeft het gegeven ‘CO2-uitstoot’ van de auto kort na de datum van modificatie in het kentekenregister aangepast en op 47 gr/km gesteld. X bv heeft in haar maandelijkse aangiften loonheffingen geen rekening gehouden met een fiscale bijtelling voor het privégebruik van de auto. In geschil is of dat terecht is.

NTFR 2014/1961 - Fiscaal partnerschap van studerende zoon met spaartegoed staat levensonderhoudskostenaftrek bij vader niet in de weg

ECLI:NL:GHARL:2014:5066, datum uitspraak 24-06-2014, publicatiedatum 04-07-2014
Aflevering 32, gepubliceerd op 07-08-2014 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende heeft een studerende zoon van 27 jaar. De zoon woonde in 2009 in een semistudentenwoning met twee huisgenoten. Met één van hen is de zoon – vanwege fiscale voordelen – een fiscaal partnerschap aangegaan. De zoon had een studieschuld van ongeveer € 66.000. Hij beschikte over een banktegoed van ongeveer € 20.000. De zoon had geen recht meer op studiefinanciering. De maandelijkse kosten van de zoon waren veel hoger dan zijn eigen inkomsten. Belanghebbende heeft bijgedragen in de kosten van levensonderhoud van de zoon. In dat verband claimt hij een persoonsgebonden aftrek ter zake van kosten van levensonderhoud. De inspecteur en de rechtbank hebben dat niet toegestaan. Het hof stelt belanghebbende echter in het gelijk. Anders dan de inspecteur betoogt, staat het fiscale partnerschap en de gezamenlijke huishouding waarvan hier sprake is, volgens het hof namelijk niet eraan in de weg dat belanghebbende zich redelijkerwijs gedrongen heeft kunnen voelen tot het doen van de uitgaven voor levensonderhoud. Vaststaat dat de zoon de maandelijkse kosten niet uit zijn eigen inkomsten kon voldoen. Weliswaar beschikte de zoon over een niet gering spaartegoed, maar in dit geval staat dat niet aan de gevraagde aftrek in de weg.

NTFR 2014/1962 - Geen terugwerkende kracht NSW-rangschikking voor natuur op basis van een natuurinrichtingsplan

Aflevering 32, gepubliceerd op 07-08-2014
De Commissie voor de Verzoekschriften en Burgerinitiatieven uit de Tweede Kamer volgt het standpunt van de staatssecretaris van Financiën dat het nieuwe Rangschikkingsbesluit NSW 1928 per 1 juni 2007 geen terugwerkende kracht heeft voor een overlijden op 26 mei 2007. Pas vanaf 1 juni 2007 kan ook natuur (in ontwikkeling) worden gerangschikt. Daarvoor kon natuur niet worden gerangschikt onder de NSW. De staatssecretaris vindt het vervelend dat er slechts enkele dagen liggen tussen de verkrijging van de landgoederen en de datum van inwerkingtreding van de wetswijziging die rangschikking van natuur wel mogelijk maakt. Hij ziet echter geen aanleiding om in afwijking van de wet in deze casus anders te beslissen.

NTFR 2014/1963 - Nieuwe vragen en antwoorden verhuurderheffing

Aflevering 32, gepubliceerd op 07-08-2014
De vragen en antwoorden verhuurderheffing zijn per 15 juli 2014 aangevuld met vragen en antwoorden over zelfstandige woonruimte in een zorgcomplex voor intramurale zorg. De woonruimte telt niet mee als de wooncomponent wordt bekostigd vanuit de AWBZ of Wmo of door een zorgverzekeraar. De op de peildatum leegstaande woning telt niet mee als de wooncomponent van de vorige én de volgende bewoner is bekostigd vanuit de AWBZ of Wmo of zorgverzekeraar.

NTFR 2014/1964 - Door echtgenoot veroorzaakte 'voorlopige teruggaaf' terecht verrekend met definitieve aanslag

ECLI:NL:GHARL:2014:5314, datum uitspraak 01-07-2014, publicatiedatum 07-07-2014
Aflevering 32, gepubliceerd op 07-08-2014 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
De echtgenoot van belanghebbende heeft haar aangifte IB 2009 ingevuld en daarin ten onrechte aanspraak gemaakt op aftrekposten. Het bankrekeningnummer op het biljet was door de echtgenoot aangepast. Dit heeft geleid tot een voorlopige teruggaaf van ruim € 13.000, uitbetaald op het gewijzigde bankrekeningnummer. Vervolgens is de onderhavige definitieve aanslag aan belanghebbende opgelegd, naar een te betalen bedrag van – na bezwaar – ruim € 9.000. Belanghebbende stelt dat verrekening van de voorlopige aanslag achterwege dient te blijven omdat zij ‘belazerd’ is door de echtgenoot. Zij wist niets van de voorlopige aanslag en was het huis ontvlucht. Het hof stelt belanghebbende echter in het ongelijk. De voorlopige aanslag dient op de voet van art. 15 AWR te worden verrekend. De voorlopige aanslag is namelijk rechtsgeldig aan belanghebbende bekendgemaakt en uitbetaald op een mede op naam van belanghebbende staande bankrekening. Er was geen reden volgens het hof om aan te nemen dat de echtgenoot niet bevoegd was haar te vertegenwoordigen.

NTFR 2014/1965 - Navordering ter zake van door vof behaald voordeel met verkoop industrieterrein is terecht

ECLI:NL:GHARL:2014:5312, datum uitspraak 01-07-2014, publicatiedatum 07-07-2014
Aflevering 32, gepubliceerd op 07-08-2014 met annotatie van mr. P.A. Caljé
Belanghebbende is samen met zijn zus firmant in een vof die onroerend goed exploiteert. In 1997 is een industrieterrein aangekocht dat in 2001 weer is verkocht. In de aangifte van belanghebbende IB 2001 is geen voordeel ter zake van deze verkoop verantwoord. De primitieve aanslag is conform de aangifte vastgesteld. Vervolgens heeft de inspecteur nagevorderd ter zake van de helft van het met de onroerendezaaktransactie behaalde voordeel. Belanghebbende bestrijdt deze navorderingsaanslag, echter zonder succes. Volgens het hof heeft de inspecteur zijn standpunt dat sprake is van een ‘nieuw feit’ niet ondubbelzinnig prijsgegeven bij de rechtbank. De inspecteur beschikt te dezen over een nieuw feit. De onderzoeksplicht van de inspecteur gaat namelijk niet zo ver dat hij gehouden was de akten die in 2001 bij de afdeling Registratie & Successie in het kader van de overdrachtsbelasting waren gedeponeerd en niet in het dossier van belanghebbende aanwezig waren, te raadplegen. Het voordeel is volgens het hof terecht belast in box 1. Aannemelijk is namelijk dat het voordeel aan de vennoten van de vof en niet aan de vader van de vennoten ten goede is gekomen. Voorts is aannemelijk dat de vof een onderneming drijft en dat de met de verkoop van het industrieterrein behaalde voordeel in het kader van die onderneming door belanghebbende als firmant is gerealiseerd.

NTFR 2014/1966 - Navordering is mogelijk nadat in het digitale afhandelingsproces van de aangifte een fout is gemaakt

ECLI:NL:GHARL:2014:4739, datum uitspraak 11-06-2014, publicatiedatum 16-06-2014
Aflevering 32, gepubliceerd op 07-08-2014 met annotatie van mr. I.R.J. Thijssen
Nadat de inspecteur per brief heeft gemeld dat hij zal afwijken van de door belanghebbende ingediende aangiften IB/PVV 2009 en 2010, worden de aanslagen toch conform de aangiften opgelegd. Nadien worden aan belanghebbende navorderingsaanslagen opgelegd.

NTFR 2014/1967 - Strafrechtelijk veroordeelde belastingadviseur die uit beroep is ontzet als gemachtigde geweigerd door het hof

ECLI:NL:GHARL:2014:5319, datum uitspraak 01-07-2014, publicatiedatum 07-07-2014
Aflevering 32, gepubliceerd op 07-08-2014 met annotatie van mr. P.A. Caljé
Tegen de uitspraak van Rechtbank Gelderland 14 november 2013, nrs. 13/235 en 13/236 (NTFR 2014/673) inzake het niet inwilligen van het verzoek om toepassing van de innovatiebox, heeft de gemachtigde van belanghebbende hoger beroep aangetekend. Bij arrest van 27 mei 2014 van de strafkamer van het hof is de gemachtigde veroordeeld voor fiscaalstrafrechtelijke delicten. Daarbij is hij ontzet van het recht tot uitoefening van het beroep van belastingadviseur voor de duur van vijf jaren. De gemachtigde heeft op 10 juni 2014 cassatie ingesteld tegen deze veroordeling. Het hof (de belastingkamer) heeft vervolgens de gemachtigde geweigerd als vertegenwoordiger van belanghebbende in de procedure op te treden dan wel aan haar bijstand te verlenen. Ondanks de schorsende werking van het cassatieberoep, bestaan er jegens de gemachtigde ernstige bezwaren als bedoeld in art. 8:25 Awb. Belanghebbende is gelegenheid geboden een andere gemachtigde in te schakelen, maar heeft daarvan afgezien. Inhoudelijk erkent belanghebbende dat zij niet in aanmerking komt voor de regeling van de innovatiebox.

NTFR 2014/1970 - Immateriële schadevergoeding voor erfgenamen KB-Luxrekeninghouder

ECLI:NL:RBDHA:2014:6481, datum uitspraak 22-05-2014, publicatiedatum 06-06-2014
Aflevering 32, gepubliceerd op 07-08-2014 met annotatie van mr. drs. A.J. Meijer
Aan erflater zijn in 2002 en 2003 navorderingsaanslagen IB over de jaren 1990 t/m 1994 opgelegd. Daarbij zijn correcties aangebracht wegens een door erflater bij de KB-Lux aangehouden bankrekening. Erflater heeft ontkend een rekening bij de KB-Lux te hebben gehad. Na het overlijden van erflater in 2009 geven de erfgenamen van erflater bij brief van 4 februari 2010 aan dat zij openheid van zaken willen geven over de door erflater aangehouden KB-Luxrekening. Zij hebben daarbij een aantal gegevens aan de inspecteur verstrekt. De rechtbank kent aan de erfgenamen wegens overschrijding van de redelijke termijn een immateriële schadevergoeding toe van in totaal € 2.500. Daarbij is de rechtbank voor de aanvang van de redelijke termijn uitgegaan van het moment waarop de erfgenamen openheid van zaken (4 februari 2010) hebben gegeven, Dat de echtgenote van erflater (mede-erfgenaam) al sinds het moment van indiening van het eerste bezwaarschrift door erflater spanning en frustratie heeft ondergaan, doet daaraan niet af, nu de navorderingsaanslagen op naam van erflater zijn opgelegd.

NTFR 2014/1971 - Niet in aanmerking nemen zakelijke gebruiksvergoeding levert nieuw feit en omkering bewijslast op

ECLI:NL:RBGEL:2014:3684, datum uitspraak 17-06-2014, publicatiedatum 17-06-2014
Aflevering 32, gepubliceerd op 07-08-2014 met annotatie van E.P. Hageman LLM
Belanghebbende is onderdeel van een groep vennootschappen. Belanghebbende heeft in de eerste maanden van 2007 activa ter beschikking gesteld aan tot de groep behorende vennootschappen. Op enig moment is besloten de groep te ontvlechten. De vennootschappen aan wie belanghebbende haar bedrijfsmiddelen verhuurde, hebben hun ondernemingen tot aan het moment van ontvlechting ongewijzigd gedreven. Na ontvlechting zijn deze ondernemingen in beginsel ongewijzigd voortgezet. Het enige verschil was dat zij de bedrijfsmiddelen voorheen van belanghebbende huurden en na de ontvlechting niet meer. Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de inspecteur geconstateerd dat over 2007 alleen over de periode ná de aandeelhouderswisseling resultaten zijn aangegeven. Aan belanghebbende is een navorderingsaanslag VPB opgelegd, omdat volgens de inspecteur de aangegeven winst moet worden gecorrigeerd met een bedrag aan ontvangen huur van de activa en een bedrag aan verkoopopbrengst met betrekking tot de vaste activa. In geschil is of de navorderingsaanslag VPB terecht en tot een juist bedrag aan belanghebbende is opgelegd.

NTFR 2014/1972 - Inspecteur had bezwaarschrift moeten opvatten als verzoek om herziening voorlopige aanslag

ECLI:NL:RBGEL:2014:3993, datum uitspraak 03-07-2014, publicatiedatum 03-07-2014
Aflevering 32, gepubliceerd op 07-08-2014 met annotatie van mr. R. Marchal
Belanghebbende heeft op 23 maart 2013 zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2012 ingediend. Daarbij heeft hij onder meer een bedrag van € 8.400 als aftrekpost opgegeven wegens onderhoudsverplichtingen, bestaande uit periodieke betalingen aan zijn ex-echtgenote. Op 4 juni 2013 heeft belanghebbende een herziene aangifte ingediend, waarbij opnieuw de aftrekpost wegens onderhoudsverplichtingen van € 8.400 is opgenomen. Bij brief van 22 juli 2013 heeft de inspecteur belanghebbende meegedeeld dat de aftrekalimentatie van € 8.400 bij de voorlopige aanslag zal komen te vervallen. In de voorlopige aanslag, die gedagtekend is 16 augustus 2013, is deze aftrekpost niet meegenomen. Belanghebbende heeft tegen die voorlopige aanslag bij brief van 13 augustus 2013 bezwaar gemaakt en, toen een uitspraak op het bezwaar uitbleef, bij brief van 29 oktober 2013 beroep ingesteld wegens het overschrijden van de beslistermijn. Bij uitspraak op bezwaar van 15 november 2013 heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen. Bij besluit van 15 november 2013 heeft de inspecteur de door belanghebbende geëiste dwangsom afgewezen.

NTFR 2014/1974 - A-G Wattel concludeert tot verwijzing voor vraag of belanghebbende rechtsgeldig afstand heeft gedaan van beroep op overschrijding aanslagtermijn

ECLI:NL:PHR:2014:660, datum uitspraak 18-06-2014, publicatiedatum 11-07-2014
Aflevering 32, gepubliceerd op 07-08-2014 met annotatie van mr. V.M. Maat
In 2004 zijn tussen de dga van de belanghebbende (de verkoper) en een koper twee overeenkomsten gesloten tot verkoop van 25% respectievelijk 75% van de aandelen in de belanghebbende. 25% is overdragen in 2004, de overige 75% in 2009. De gehele koopprijs is voldaan in 2004. De verkoper heeft vanaf 24 juni 2004 geen zeggenschap meer in de belanghebbende gehad, noch gedeeld in haar winst. Belanghebbende heeft in 2004 en 2005 haar verlies over 1997 verrekend; de inspecteur heeft die verrekening ongedaan gemaakt. Op 27 november 2008 heeft belanghebbende een door de inspecteur opgestelde verklaring ondertekend waarin zij afstand doet van beroep op het verlopen van aanslagtermijn VPB 2004 en die onder meer vermeldt dat ‘de termijn waarbinnen de aanslag vennootschapsbelasting 2004 (…) kan worden vastgesteld dreigt te verstrijken’.

NTFR 2014/1975 - Geen cassatieberoep tegen te laat opgelegde aanslag inkomstenbelasting

Aflevering 32, gepubliceerd op 07-08-2014
Na discussie over de aanslag en een boekenonderzoek, wordt de aanslag IB 2006 opgelegd met dagtekening 20 januari 2012. Dit is buiten de termijn die in een vaststellingsovereenkomst is neergelegd. Volgens die overeenkomst moet de aanslag uiterlijk op 30 juni 2011 worden vastgesteld. De inspecteur betoogde dat het niet tijdig opleggen van de aanslag moet worden beschouwd als een fout in de zin van art. 16, lid 2, onderdeel c, AWR. Hof Arnhem (NTFR 2014/1897) heeft geoordeeld dat een vaststellingsovereenkomst een privaatrechtelijke overeenkomst is tussen twee partijen. Die overeenkomst heeft een ander rechtskarakter en dus kan geen sprake zijn van een aanslag in de zin van de AWR. Nu er geen sprake is van een aanslag of beschikking, kan de aanslag niet worden geconverteerd in een navorderingsaanslag.

NTFR 2014/1978 - Crisisheffing niet in strijd met Europees recht

ECLI:NL:RBDHA:2014:7439, datum uitspraak 12-06-2014, publicatiedatum 27-06-2014
Aflevering 32, gepubliceerd op 07-08-2014 met annotatie van mr. H.J. Noordenbos
Belanghebbende heeft werknemers in dienst die in 2012 een loon genoten van meer dan € 150.000. Over het tijdvak maart 2013 heeft zij, op grond van art. 32bd Wet LB 1964, de zogenoemde pseudo-eindheffing hoog loon afgedragen over het loon voor zover dat meer bedroeg dan € 150.000. De rechtbank is van oordeel dat art. 32bd Wet LB 1964 uitdrukkelijk bepaalt dat de pseudo-eindheffing hoog loon wordt geheven ‘in afwijking in zoverre van het overigens bij of krachtens deze wet bepaalde’ en dus naast de heffing die op grond van art. 1 Wet LB 1964 plaatsvindt. Volgens de rechtbank is bij de pseudo-eindheffing hoog loon geen sprake van een ontoelaatbare aantasting van het eigendomsrecht zoals geformuleerd in art. 1 Eerste Protocol (bij het EVRM). Evenmin is sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel als bedoeld in art. 26 BUPO. De wetgever heeft volgens de rechtbank uitdrukkelijk gekozen voor een heffing bij de inhoudingsplichtige ter zake van het in 2012 door werknemers genoten loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Hetgeen de werknemer ter zake van de uitoefening in 2012 van een aandelenoptierecht heeft genoten is terecht opgenomen in de grondslag voor de pseudo-eindheffing hoog loon. Zo werkgevers en werknemers en anderen met een inkomen van meer dan € 150.000 al kunnen worden aangemerkt als gelijke gevallen, kan niet worden gezegd dat de keuze voor een werkgeversheffing evident van redelijke grond is ontbloot.

NTFR 2014/1979 - Update 2014 van het OESO-Modelverdrag aanvaard

Aflevering 32, gepubliceerd op 07-08-2014
De OESO-raad heeft de Update 2014 van het OESO-Modelverdrag goedgekeurd. Deze Update bevat wijzigingen van dit Modelverdrag en (vooral) het commentaar daarop die voortvloeien uit eerder gepubliceerde discussiestukken. Deze zien op de uitwisseling van inlichtingen (art. 26), de toepassing van art. 17 (artiesten en sporters), het begrip ‘beneficial owner’, verdragsaspecten van de handel in emissierechten en de behandeling onder belastingverdragen van vergoedingen bij het einde van een dienstbetrekking. Daarnaast wordt een aantal technische wijzigingen aangebracht en zijn er wijzigingen in de observaties van de OESO-leden en de niet-OESO-landen die hun positie kenbaar hebben gemaakt. De rapporten over de behandeling van emissierechten en de toepassing van art. 17 worden toegevoegd aan de uitgebreide versie van het OESO-Modelverdrag en hebben we eveneens als brondocument opgenomen.