Aflevering 39

Gepubliceerd op 25 september 2014

NTFR 2014/2297 - Het teloorgaan van de basisbeurs

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2014 geschreven door prof. mr. J.F.M. Giele
De nu nog bestaande basisbeurs inclusief de zo geliefde ov-jaarkaart kent een rijke naoorlogse geschiedenis. Voor de oorlog was de universiteit een uiterst elitaire zaak geweest. De universitaire opleiding kende – uitsluitend voor de rijksuniversiteiten – slechts een handvol (rijks)studiebeurzen bestemd voor de allertalentrijksten. Dat moest na de oorlog anders worden. De universiteit moest er voor velen zijn en met name ook voor jeugdigen van ouders voor wie de universiteit ver buiten hun financiële horizon lag. Reeds in 1946 werd door de eerste naoorlogse minister van onderwijs, G. van der Leeuw, de 92 leden tellende Commissie-Reininck ingesteld. Hij hield de commissie, die een zeer brede opdracht had gekregen, onder meer voor dat renteloze voorschotten (eigenlijk) immoreel waren maar dat in elk geval de poorten van de universiteit niet wijd genoeg open stonden. Het was een tijd van brede perspectieven. A. Romein-Verschoor bepleitte bijvoorbeeld (reeds) dat de student voor zijn werk een loon behoorde te krijgen.

NTFR 2014/2299 - Toezeggingenbrief Prinsjesdag

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2014
De staatssecretaris van Financiën heeft een brief aan de Eerste en Tweede Kamer gestuurd waarin hij ingaat op diverse openstaande moties en toezeggingen op zijn beleidsterrein en meldt hoe verschillende moties zijn uitgevoerd. Verder geeft hij gevolg aan diverse toezeggingen van hemzelf en zijn ambtsvoorganger. De brief bevat tevens een planning van de moties en toezeggingen die naar verwachting het komende halfjaar worden afgedaan.

NTFR 2014/2300 - Brief over de Nederlandse vermogensverdeling naar de Tweede Kamer

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2014
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën hebben een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over de Nederlandse vermogensverdeling. Via de brief reageert het kabinet op verzoek op het CBS-bericht over een krantenartikel dat de ‘rijkste 1 procent bijna een kwart van alle vermogens bezit’, op het rapport ‘Eerlijke kansen, gelijke kansen’ (Oxfam Novib) en op de WRR-bundel ‘Hoe ongelijk is Nederland’. Met de brief wordt verder onder meer de toezegging ingevuld die is gedaan tijdens de behandeling van het Belastingplan 2014.

NTFR 2014/2301 - Brief met keuzes voor een beter belastingstelsel

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2014
De staatssecretaris van Financiën heeft in een uitgebreide brief aan de Tweede Kamer de ambities toegelicht die het kabinet heeft met een herziening van het belastingstelsel. In de brief presenteert het kabinet deze ambitie in vier hoofdstukken: de doelen, de aanpak, de uitkomst en het proces naar een stelselherziening. Hiermee moeten de lasten op arbeid met € 15 miljard worden verlicht en moeten 100.000 banen worden gecreëerd. De stelselherziening moet het huidige systeem van belastingen en toeslagen daarnaast sterk vereenvoudigen.

NTFR 2014/2303 - Investeringsaftrek en willekeurige afschrijving voor gezinsvervangend tehuis

ECLI:NL:RBGEL:2014:487, datum uitspraak 29-01-2014, publicatiedatum 28-01-2014
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2014 met annotatie van mr. J.S. van Daal
Belanghebbende heeft met zijn echtgenote een voormalige pastorie gekocht, waarin zij met hun kinderen zijn gaan wonen. In het pand drijven belanghebbende en zijn echtgenote in de vorm van een vof een onderneming, te weten een gezinsvervangend tehuis waar ernstig verstandelijk beperkte jongeren die niet meer thuis kunnen wonen, worden opgevangen en behandeld. Het pand was bij ingebruikname keuzevermogen. In de aangifte IB/PVV 2008 is het pand in zijn geheel aangemerkt als ondernemingsvermogen. In de aangifte voor 2009 heeft belanghebbende een bedrag aan investeringsaftrek en willekeurige afschrijving in aanmerking genomen. De inspecteur heeft dit bij het opleggen van de aanslag niet geaccepteerd. In geschil is of dat terecht is.

NTFR 2014/2307 - Verkoopoptiepremie voor niet-uitgeoefende verkoopopties niet aftrekbaar

ECLI:NL:HR:2014:2681, datum uitspraak 19-09-2014, publicatiedatum 19-09-2014
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2014 met annotatie van mr. A.J.M. Arends
Belanghebbende heeft een pakket aandelen dat een fictief aanmerkelijk belang vormt. In 2001 en 2002 heeft hij verkoopopties verworven op het aandelenpakket tegen een premie van € 15.188.742. Deze optierechten zijn vervallen door het verstrijken van de looptijd. In 2004 heeft belanghebbende 86,9667% van het aandelenpakket vervreemd. In geschil is of belanghebbende 86,9667% van de premie in mindering mag brengen op het in 2004 door hem genoten inkomen uit aanmerkelijk belang. Hof Amsterdam (28 maart 2013, nr. 11/00842, NTFR 2013/1379) heeft die vraag ontkennend beantwoord. De Hoge Raad is het eens met het hof. Gelet op de tekst van art. 4.4 Wet IB 2001 in samenhang met de tekst van art. 4.32 Wet IB 2001 en de wetsgeschiedenis van dit artikel, heeft het hof terecht geoordeeld dat een premie voor een niet-uitgeoefende verkoopoptie niet aftrekbaar is. De verkoopoptiepremie vormt ook geen ‘kosten van reguliere voordelen’.

NTFR 2014/2308 - Betalingen aan loterijen zijn niet als gift aftrekbaar

ECLI:NL:GHARL:2014:6761, datum uitspraak 02-09-2014, publicatiedatum 12-09-2014
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2014 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende heeft aan loterijen deelgenomen bij instellingen die anbi’s vormen. Belanghebbende wenst de helft van de betalingen in aftrek te brengen als giften, omdat de instellingen gehouden zijn ten minste de helft van de betaalde gelden voor de loten te besteden aan doeleinden van algemeen belang. Het hof willigt die wens niet in. Belanghebbende heeft namelijk voor inleg van zijn gelden een tegenprestatie ontvangen, namelijk de deelname aan loterijen met kans op prijzen. Alsdan kan niet worden gezegd dat sprake is van ‘bevoordelingen uit vrijgevigheid en verplichte bijdragen waar geen directe tegenprestatie tegenover staat’ als bedoeld in art. 6.33, lid 1, onderdeel a, Wet IB 2001.

NTFR 2014/2309 - Wetsvoorstel ingediend over vennootschapsbelastingplicht overheidsondernemingen

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2014
De staatssecretaris heeft het wetsvoorstel ‘Modernisering VPB-plicht overheidsondernemingen’ aan de Tweede Kamer gezonden. Onder de huidige wet geldt voor overheidsondernemingen ‘niet belastingplichtig, tenzij’. Het wetsvoorstel gaat uit van het omgekeerde, namelijk ‘belastingplichtig, tenzij’. De ‘tenzij’ krijgt vorm door verschillende vrijstellingen.

NTFR 2014/2310 - Optometrische diensten inzake all-in-systeem contactlenzen vormen verschillende – vrijgestelde en belaste – diensten. Incidenteel hoger beroep kan 'verkapt' worden ingesteld

ECLI:NL:HR:2014:2659, datum uitspraak 12-09-2014, publicatiedatum 12-09-2014
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2014
Belanghebbende verricht tegen vergoeding jegens particulieren zogeheten optometrische diensten en zij levert brillen en contactlenzen. Met betrekking tot contactlenzen biedt zij haar klanten een zogenoemd all-in-systeem aan. Tegen één vooraf bepaalde prijs hebben klanten recht op het onbeperkt afnemen van diensten verricht door gediplomeerde optometristen, het aanmeten van contactlenzen, het verrichten van de benodigde (her)aanpassingswerkzaamheden, het verlenen van nazorg, alsmede het recht op een korting bij de aanschaf van contactlenzen en contactlenzenvloeistof. Hiervoor betalen de klanten maandelijks of jaarlijks vaste bedragen (de omzet abonnementen). Het hof heeft geoordeeld dat belanghebbende in het kader van het all-in-systeem te onderscheiden prestaties verricht, te weten van omzetbelasting vrijgestelde diensten door optometristen (gezondheidskundige verzorging van de mens) en met omzetbelasting belaste leveringen van contactlenzen en contactlensvloeistoffen. De Hoge Raad deelt de zienswijze van het hof. Anders dan de staatssecretaris betoogt, is geen sprake van het verrichten van één enkele prestatie door belanghebbende (levering van contactlenzen). Het hof is voorts ervan uitgegaan dat niet 60%, waarvan de rechtbank was uitgegaan, maar 90% van de omzet abonnementen moet worden toegerekend aan (vrijgestelde) optometrische diensten. In dat kader was het hof ervan uitgegaan dat belanghebbende in haar verweerschrift een verkapt incidenteel hoger beroep had ingesteld. Daarover wordt door de staatssecretaris in cassatie geklaagd. De Hoge Raad stelt voorop dat niet is vereist dat wanneer incidenteel hoger beroep wordt ingesteld in het verweerschrift dit met zoveel woorden als incidenteel hoger beroep is aangeduid. Wanneer echter, zoals hier, sprake is van een incidenteel hoger beroep, dient de inspecteur wel in de gelegenheid te worden gesteld daarop schriftelijk te reageren. Dat is hier niet gebeurd. Daarom wordt de zaak verwezen door de Hoge Raad.

NTFR 2014/2312 - Ingrijpende verbouwing kerk leidt tot integratieheffing

ECLI:NL:RBGEL:2014:4908, datum uitspraak 07-08-2014, publicatiedatum 07-08-2014
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2014 met annotatie van drs. C. Verweij
Belanghebbende exploiteert een uitvaartcentrum. In 2008 heeft belanghebbende een kerk gekocht en die verbouwd en uitgebreid teneinde het pand geschikt te maken voor zijn bedrijfsactiviteiten. Het pand is in het tweede kwartaal van 2009 in gebruik genomen. In geschil is of de verbouwingswerkzaamheden hebben geleid tot een nieuw vervaardigde onroerende zaak, zodat er een integratieheffing dient plaats te vinden.

NTFR 2014/2313 - Tariefsongelijkheid bij papieren en elektronische boeken in beginsel geoorloofd

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2014 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
De vennootschap K is uitgever van algemene literatuur en studieboeken. De door K uitgegeven luisterboeken en e-boeken zijn beschikbaar in de vorm van een elektronisch bestand dat is opgeslagen op een fysieke drager, zoals een cd, een cd-rom of een USB-stick of een soortgelijk product, waarop een oorspronkelijk op papier gedrukt boek is opgenomen. Een luisterboek komt overeen met de voorgelezen geschreven tekst van een gedrukt boek op een fysieke drager zoals een cd of een cd-rom. Een e-boek geeft de inhoud weer van een oorspronkelijk op papier gedrukt boek, waarvan de uiterlijke verschijningsvorm en de structuur worden overgenomen, op een fysieke drager zoals een cd of een USB-stick, en kan worden gedownload naar een computer of een geschikt leesapparaat. De digitale versie van een op papier gedrukt boek kan qua inhoud en structuur verschillen vertonen. K heeft een prealabele beslissing verzocht over de vraag of boeken op andere fysieke dragers dan papier, die de geschreven tekst van een papieren boek weergeven, kunnen worden beschouwd als ‘boeken’ in de zin van de Finse Btw-wet, waarvan de levering aan een verlaagd btw-tarief is onderworpen. Op vragen van de verwijzende rechter verklaart het HvJ voor recht:

NTFR 2014/2315 - Grasland dat mede door agrariër wordt gebruikt vormt een 'natuurterrein'

ECLI:NL:PHR:2014:1163, datum uitspraak 07-07-2014, publicatiedatum 08-08-2014
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2014 met annotatie van mr. M.P. van der Burg
Belanghebbende is eigenaresse van een perceel dat in ontwikkeling is van regulier agrarisch grasland tot de natuurcategorie ‘kruiden- en faunarijk grasland’. Het perceel is verpacht aan een agrariër die het extensief gebruikt door bemaaiing, ruwe bemesting en beweiding. Dat extensieve agrarische gebruik is essentieel voor de ontwikkeling van het gebied als kruiden- en faunarijk grasland. Het perceel heeft nog 38% van zijn agrarische productievermogen.

NTFR 2014/2316 - Terechte informatiebeschikking aan belanghebbende die blijft weigeren informatie te verstrekken over (opgeheven) KB Lux-rekening

ECLI:NL:GHAMS:2014:3193, datum uitspraak 01-05-2014, publicatiedatum 26-08-2014
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2014 met annotatie van mr. J.M. van der Vegt
Naar aanleiding van een renseignement van KB Lux heeft de inspecteur navorderingsaanslagen IB en vermogensbelasting opgelegd over de jaren 1991 tot en met 2000. In een door belanghebbende ingestelde procedure besliste Hof Amsterdam dat de inspecteur aannemelijk had gemaakt dat belanghebbende een bankrekening bij de KB Lux had (aangehouden). Belanghebbende bleef dit echter ontkennen. De Hoge Raad was het op dit punt met Hof Amsterdam eens. Naar aanleiding van de aangifte IB/PVV 2009 is aan belanghebbende een informatiebeschikking opgelegd, waarin de inspecteur belanghebbende nogmaals verzoekt om informatie over de buitenlandse bankrekening. Het hof oordeelt dat de inspecteur de informatiebeschikking terecht heeft opgelegd. Weliswaar beschikte belanghebbende in het desbetreffende jaar niet meer over de bankrekening, hij had geen antwoord gegeven op de vraag hoe het vermogen van de KB Lux-rekening waarover hij in 1997 beschikte, was aangewend. Het hof gaat eraan voorbij dat de inspecteur in de informatiebeschikking vragen heeft opgenomen die hij niet eerder aan belanghebbende had gesteld, nu belanghebbende tot beantwoording van die vragen in de bezwaarfase ruimschoots en alsnog in de gelegenheid is gesteld. Het hof geeft belanghebbende zes weken om de informatie alsnog te verstrekken.

NTFR 2014/2317 - Informatiebeschikking over jaren vanaf 2006 is rechtsgeldig, ondanks uitspraak op bezwaar over 2008

ECLI:NL:GHARL:2014:5533, datum uitspraak 08-07-2014, publicatiedatum 01-08-2014
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2014 met annotatie van mr. J. Berns
Aan belanghebbende is met dagtekening 9 juli 2011 een aanslag IB 2008 opgelegd. Daartegen heeft belanghebbende bezwaar aangetekend. Het geschil zag op de vraag of een weiland een aanhorigheid vormde. Eind december 2011 heeft de inspecteur een boekenonderzoek aangekondigd bij belanghebbende en enige van zijn vennootschappen over de jaren 2006 en volgende. De inspecteur heeft belanghebbende daarbij meermalen verzocht informatie te verstrekken met betrekking tot de vragen, kort gezegd, of (i) hij inkomsten heeft genoten uit garantstellingen, (ii) gebruikelijk loon in aanmerking moet worden genomen en (iii) of sprake is van fictief rendement in het kader van de aanmerkelijkbelangregeling. Omdat de gevraagde informatie niet is verstrekt, heeft de inspecteur vervolgens de onderhavige informatiebeschikking met dagtekening 20 april 2012 voor de jaren 2006 en volgende vastgesteld. Het bezwaar inzake de aanslag IB 2008 heeft de inspecteur op 27 april 2012 afgewikkeld. Deze laatste handeling vormde voor de rechtbank aanleiding, gelet op art. 52a, lid 3, AWR, om de informatiebeschikking te vernietigen. In hoger beroep houdt die beslissing evenwel geen stand. Toepassing van genoemde bepaling kan volgens het hof namelijk slechts het jaar 2008 raken. Omdat de kwestie van de aanhorigheid in het geheel geen rol speelt in de informatiebeschikking, is de informatiebeschikking volgens het hof evenwel ook voor 2008 rechtsgeldig. Het stond de inspecteur namelijk vrij een informatiebeschikking vast te stellen met het oog op een mogelijke navorderingsaanslag over 2008. Voorts is het hof van oordeel dat de inspecteur de onderhavige vragen aan belanghebbende mocht stellen, omdat de informatie voor de belastingheffing van belanghebbende over de jaren 2006 en verder van belang kan zijn. Het hof stelt belanghebbende in de gelegenheid alsnog de verlangde informatie te verstrekken aan de inspecteur.

NTFR 2014/2318 - Geen voorwaardelijk opzet bij niet-vermelden afkoopsom lijfrente aan belastingadviseur: boete vernietigd

ECLI:NL:GHARL:2014:2897, datum uitspraak 08-04-2014, publicatiedatum 18-04-2014
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2014 met annotatie van mr. D.N.N. Jansen
Belanghebbende heeft in 2006 een lijfrente afgekocht. In 2007 werd zijn woning ingrijpend verbouwd. Belanghebbende en zijn echtgenote verbleven toen elders. In 2005 had belanghebbende ook een lijfrentepolis afgekocht. De in 2006 ontvangen afkoopsom van € 164.000 heeft belanghebbende niet aangegeven bij zijn belastingadviseur. Daarom is de afkoopsom niet in de aangifte vermeld. Bij het vaststellen van de primitieve aanslag heeft de inspecteur de afkoopsom belast en een vergrijpboete aan belanghebbende opgelegd. Die vergrijpboete wordt door het hof evenwel vernietigd. Dat belanghebbende verwijtbaar grof slordig heeft gehandeld, wordt erkend door belanghebbende. Dat belanghebbende zich bewust is geweest van een kans dat hij een onvolledige aangifte deed door zijn wijze van bewaren en verzamelen van gegevens en communiceren met zijn belastingadviseur neemt het hof aan, maar dat hij zich ervan bewust was dat die kans aanmerkelijk was en dat hij die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard, volgt volgens het hof niet uit de door de inspecteur gestelde feiten. Gelet op de persoon van de belanghebbende en de verklaringen die hij ter zitting heeft afgelegd, bestaat er bij het hof redelijke twijfel dat sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet.

NTFR 2014/2320 - Stichting die nieuwsblad met boodschap Jezus Christus uitgeeft is anbi

ECLI:NL:RBGEL:2014:2320, datum uitspraak 04-04-2014, publicatiedatum 04-04-2014
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2014 met annotatie van dr. D. Molenaar
Belanghebbende, stichting X, heeft een aanvraag ingediend om als anbi te worden aangemerkt. De hoofddoelstelling van stichting X is het uitgeven van een nieuwsblad en het bevorderen van andere publiciteit ten dienste van het verkondigen van de blijde boodschap van Jezus Christus. De inspecteur heeft negatief beslist op de aanvraag. In geschil is of dat terecht is.

NTFR 2014/2321 - Stichting die anbi-stichting financieel ondersteunt is zelf ook anbi

ECLI:NL:RBGEL:2014:5331, datum uitspraak 26-08-2014, publicatiedatum 26-08-2014
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2014 met annotatie van dr. D. Molenaar
Rechtbank Gelderland heeft in de zaak van een stichting die een nieuwsblad uitgeeft, in welk nieuwsblad de blijde boodschap van Jezus Christus in de meeste brede zin wordt verkondigd, geoordeeld dat deze stichting een anbi is (Rechtbank Gelderland 26 augustus 2014, nr. 13/06966, NTFR 2014/2320). Aangezien belanghebbende deze stichting financieel ondersteunt, is ook belanghebbende een anbi. De rechtbank ziet geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen en de inspecteur te verplichten belanghebbende opnieuw op de website te vermelden als anbi omdat het, zolang de uitspraak niet onherroepelijk vaststaat, nog onzeker is of belanghebbende als anbi kan worden aangemerkt.

NTFR 2014/2322 - De inspecteur heeft voldoende voortvarend gehandeld

ECLI:NL:HR:2014:2723, datum uitspraak 19-09-2014, publicatiedatum 19-09-2014
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2014
In het kader van het project Bank zonder Naam zijn aan belanghebbende navorderingsaanslagen met boeten opgelegd. Uitsluitend in geschil is of de inspecteur bij het opleggen van de aanslagen voldoende voortvarend heeft gehandeld. Hof Den Bosch (NTFR 2014/887) neemt daarbij als uitgangspunt dat de inlichtingenpoot van de FIOD tot de ‘belastingautoriteiten’ wordt gerekend in de zin van het arrest Passenheim-van Schoot (HvJ 11 juni 2009, zaak C-155/08 en C-157/08, NTFR 2009/1742). Voorts heeft de inspecteur een redelijke vrijheid bij het inrichten en prioriteren van zijn werkzaamheden. Daarbij behoort ook de keuze voor een projectmatige aanpak. De inspecteur heeft volgens het hof in het onderhavige geval voldoende voortvarend gehandeld. Het gelijk is aan de inspecteur.

NTFR 2014/2323 - Intrekking bezwaar IB na ambtshalve vermindering aanslag VPB?

ECLI:NL:HR:2014:2709, datum uitspraak 19-09-2014, publicatiedatum 19-09-2014
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2014
De inspecteur legt een navorderingsaanslag IB op in verband met een hoger gebruikelijk loon. In verband met deze correctie verzoekt belanghebbende namens de bv om ambtshalve vermindering van de aanslag VPB en om aanpassing van de verkrijgingsprijs van de door hem gehouden aandelen. Nadat de inspecteur navraag heeft gedaan naar de reden van het ingediende bezwaar tegen de navorderingsaanslag, bericht belanghebbende dat hij nog geen besluit wenst te nemen over het intrekken van het bezwaar, omdat hij nog geen uitsluitsel heeft over de vermindering van de aanslag VPB. Na ambtshalve vermindering van de aanslag VPB trekt belanghebbende het bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB niet in. Hof Den Bosch (NTFR 2013/1956) is van oordeel dat in het bericht van belanghebbende aan de inspecteur zoal niet de toezegging doch op zijn minst de suggestie ligt besloten dat het bezwaar zal worden ingetrokken na vermindering van de aanslag VPB. De maatstaven van redelijkheid en billijkheid brengen dan mee dat belanghebbende zich niet meer met vrucht kan verzetten tegen de opgelegde navorderingsaanslag (vgl. HR 2 juni 1993, nr. 28.294, BNB 1993/296).

NTFR 2014/2326 - Duitse vrijstelling van buitenlandse dividenden niet in strijd met vrij verkeer van kapitaal bij verliesverrekening Duitse moeder

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2014 met annotatie van dr. mr. D.S. Smit
Kronos International Inc. is een holding die is opgericht naar het recht van de staat Delaware, maar waarvan de bestuurszetel is gelegen in Duitsland. Zij neemt het bestuur waar van verschillende Europese en Canadese vennootschappen. Het deelnemingspercentage varieert tussen de 90% en 100%. Het geschil betreft de Duitse vennootschapsbelasting over de jaren 1991 tot en met 2001 en wel de onmogelijkheid om de vennootschapsbelasting die door haar in andere lidstaten of derde landen gevestigde dochterondernemingen was betaald, te verrekenen met in Duitsland geleden verliezen. Het niet kunnen verrekenen is het gevolg van de afgesloten belastingverdragen die bepalen dat buitenlandse dividenden zijn vrijgesteld van Duitse belastingheffing. De Duitse wet voorziet wel in gehele of gedeeltelijke verrekening van vennootschapsbelasting over uitgekeerde binnenlandse dividenden, afhankelijk van de vraag of de dividenden worden dooruitgedeeld. Het HvJ oordeelt allereerst dat op het geschil het vrije verkeer van kapitaal van toepassing is en niet de vrijheid van vestiging. De voor de vrijstelling in de verdragen opgenomen deelnemingspercentages zijn niet uitsluitend van toepassing op participaties waarin een zodanige invloed op de besluiten van de vennootschap kan worden uitgeoefend dat de activiteiten ervan kunnen worden bepaald. Het Hof oordeelt dat het verschil in behandeling tussen buitenlandse en binnenlandse dividenden voorkomt uit een objectief situatieverschil, omdat Duitsland in de afgesloten belastingverdragen afstand heeft gedaan van haar heffingsbevoegdheid over dividenden uitgekeerd door deze buitenlandse vennootschappen. Een lidstaat kan niet worden verplicht verder te gaan dan ontheffing van belasting en is dus niet gehouden een bedrag terug te betalen dat zijn oorsprong vindt in het belastingstelsel van een andere lidstaat.