Aflevering 12

Gepubliceerd op 24 maart 2011

NTFR 2011/613 - Fiscaal Verdragsbeleid 2011; verdragsvoordelen voor de vbi?

Aflevering 12, gepubliceerd op 24-03-2011 geschreven door mr. S. Wolvers
Op 11 februari 2011 heeft de staatssecretaris van Financiën de ‘Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011’ (hierna: de Notitie) gepubliceerd.NTFR 2011/467. De Notitie geeft de voornaamste beleidsmatige uitgangspunten weer die Nederland bij toekomstige verdragsonderhandelingen wenst te hanteren. Een van de belangrijkere nieuwe uitgangspunten is de Nederlandse inzet met betrekking tot het verdragsinwonerschap. Nederland wenst o.a. de vrijgestelde beleggingsinstelling (hierna: de vbi, zie art. 6a Wet VPB 1969) en hier te lande gevestigde verenigingen en stichtingen, ongeacht of en zo ja, in welke omvang, zij een onderneming drijven, expliciet als verdragsinwoner aan te merken (p.32-33):

NTFR 2011/614 - Het streven naar grondslagverbreding: is earningsstripping de oplossing?

Aflevering 12, gepubliceerd op 24-03-2011 geschreven door dr. J. van Strien en mr. drs. M.G.H. Kroon
Op 14 oktober jl. is het kabinet-Rutte/Verhage beëdigd. In het regeerakkoord is aangegeven wat de plannen van dit kabinet zijn op het gebied van de vennootschapsbelasting. De regering heeft zich als doel gesteld het vestigingsklimaat te verbeteren door een budgetneutrale grondslagverbreding in combinatie met generieke en specifieke tariefverlagingen in de vennootschapsbelasting in te voeren.Vrijheid en verantwoordelijkheid Regeerakkoord VVD-CDA, www.kabinetsformatie2010.nl, p. 10. Uit de CPB-analyseCPB Notitie, Analyse economische effecten financieel kader, nummer 2010/33, 27 september 2010. van het financieel kader van het coalitieakkoord blijkt dat het de bedoeling is om het algemene tarief te verlagen met één procentpunt. Naast de verlaging van het toptarief van de vennootschapsbelasting van een half procentpunt in het Belastingplan 2011 lijkt er dus nog een verdere verlaging in het vat te zitten.Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2011), Stb. 2010/872.,Opmerkelijk is in dat verband wel de door Grotenhuis opgetekende opmerking van de staatssecretaris van Financiën dat het bij dit half procentpunt zal blijven (zie WFR 2010/1350). De voorgenomen tariefsverlaging met één procentpunt moet worden gefinancierd binnen de vennootschapsbelasting door middel van een grondslagverbreding. Wat die grondslagverbreding inhoudt, is helaas nog onduidelijk. Wij hopen dat de staatssecretaris duidelijkheid zal scheppen in zijn startnotitie die aan het einde van dit kwartaal zal verschijnen.Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg, Kamerstukken II, 2010-2011, 32 504, nr. 32, p. 5.

NTFR 2011/615 - Leegstand en de niet te bepalen gevolgen voor de btw

Aflevering 12, gepubliceerd op 24-03-2011 geschreven door mr. G.J. Roest RB
De leegstand in de kantorenmarkt heeft op dit moment een punt bereikt waarop deze niet meer door een eventuele opleving van de economie kan worden weggewerkt. Door de diverse media is aan deze problematiek aandacht geschonken, waarbij de fiscale gevolgen veelal onderbelicht zijn gebleven.

NTFR 2011/616 - Brief over toezeggingen aan de Eerste Kamer met betrekking tot het Belastingplan 2011

Aflevering 12, gepubliceerd op 24-03-2011
De staatssecretaris van Financiën stuurt de Eerste Kamer een brief over de toezeggingen die hij tijdens de behandeling van het Belastingplan 2011 heeft gedaan. In een eerdere brief was hij per abuis niet ingegaan op de toezegging om terug te komen op het stimuleren van kapitaalverstrekking aan MKB-ondernemingen. In zijn brief doet hij dat alsnog en wijst hij vooral op het revolverend innovatiefonds. In een fiscale stimulans ziet hij niet veel.

NTFR 2011/617 - Uitsluitingsregel urencriterium niet van toepassing op vrouwelijke firmant in garagebedrijf

ECLI:NL:GHARN:2011:BP5770, datum uitspraak 08-02-2011, publicatiedatum 25-02-2011
Aflevering 12, gepubliceerd op 24-03-2011 met annotatie van dr. A. Rozendal
Belanghebbende drijft sinds 1992 met haar echtgenoot in firmaverband een onderneming. De bedrijfsactiviteiten bestaan uit de handel in auto’s en de exploitatie van een garagebedrijf. In 2004 is hun zoon in dienst getreden bij de vof. De inspecteur is van mening dat belanghebbende geen recht heeft op de zelfstandigenaftrek wegens toepassing van de zogenoemde uitsluitingsregel van art. 3.6, lid 2, onderdeel a, Wet IB 2001. Het hof is echter van oordeel dat belanghebbende recht heeft op toepassing van de zelfstandigenaftrek. Belanghebbende maakt namelijk aannemelijk dat haar werkzaamheden niet hoofdzakelijk van ondersteunende aard waren. Aannemelijk is onder meer dat belanghebbende auto’s heeft verkocht, verkoopshows organiseerde en kleine reparaties verrichtte.

NTFR 2011/619 - Door dga behaald rentevoordeel vormt geen belastbaar inkomen uit werk en woning

ECLI:NL:HR:2011:BN9739, datum uitspraak 25-02-2011, publicatiedatum 25-02-2011
Aflevering 12, gepubliceerd op 24-03-2011 met annotatie van mr. J.P.A. Buitenhek
Belanghebbende is dga van een bv. De bv beschikte over een aanzienlijk saldo liquide middelen. Op basis van een rekening-courantovereenkomst heeft belanghebbende in 2003 € 970.000 geleend van de bv tegen een zakelijke rentevergoeding van ongeveer 2,5% op jaarbasis. Belanghebbende heeft het geleende bedrag op internetspaarrekeningen gezet, waarop in 2003 een gemiddelde rente werd ontvangen van 3,6%. Aldus behaalde belanghebbende een rentevoordeel van gemiddeld 1,1%. De inspecteur heeft dit bedrag belast als resultaat uit overige werkzaamheden. Hof Den Haag heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Deze beslissing houdt in cassatie echter geen stand. Het uitzetten van gelden op een spaarrekening gaat volgens de Hoge Raad namelijk normaal, actief vermogensbeheer niet te buiten. Dit is niet anders wanneer de uitgezette gelden zijn ingeleend en ook niet wanneer de uitgezette gelden zijn ingeleend van een vennootschap waarover de belanghebbende de zeggenschap heeft. De kennis van rentetarieven op spaarrekeningen is ook niet als een bijzondere vorm van kennis aan te merken in de zin van art. 3.91, lid 1, letter c, Wet IB 2001. Het rentevoordeel behoort, nu geen sprake is van loon, niet tot het belastbare inkomen uit werk en woning.

NTFR 2011/622 - Aan holding verhuurde werkruimte in eigen woning valt niet binnen loonsfeer maar binnen ROW-sfeer

ECLI:NL:GHARN:2011:BP5046, datum uitspraak 08-02-2011, publicatiedatum 18-02-2011
Aflevering 12, gepubliceerd op 24-03-2011 met annotatie van drs. J.C. de Zeeuw
Belanghebbende heeft het naast zijn eigen woning gelegen pand gekocht en laten verbouwen. Na de verbouwing vormen de panden samen één eigen woning. Belanghebbende heeft een verdieping en een kamer op de begane grond als kantoorruimte verhuurd aan zijn holding. Volgens de inspecteur valt deze verhuur binnen de loonsfeer, volgens belanghebbende is sprake van resultaat uit overige werkzaamheden. Het hof deelt de visie van belanghebbende. Volgens het hof vormt de verhuurde werkruimte een fysiek zelfstandig deel van de woning. De huurvergoedingen vormen geen loon, omdat onvoldoende causaal verband bestaat tussen de verhuur van de werkruimte en de dienstbetrekking van belanghebbende.

NTFR 2011/623 - Matroos van motortankschip is verplicht verzekerd voor Nederlandse volksverzekeringen

ECLI:NL:RBARN:2011:BP2418, datum uitspraak 27-01-2011, publicatiedatum 31-01-2011
Aflevering 12, gepubliceerd op 24-03-2011 met annotatie van Th.J.M. van Schendel
Belanghebbende, woonachtig in Nederland, is als matroos in loondienst bij een Luxemburgse vennootschap (C SA) en in die hoedanigheid tewerkgesteld op een motortankschip dat in eigendom is van een in Nederland gevestigde vennootschap (A bv). Voor het schip is een Rijnvaartverklaring afgegeven. In 2006 heeft C SA de nautisch-technische werkzaamheden alsmede de zorg voor de bezetting van het schip overgedragen aan D SA. In geschil is of belanghebbende verzekerd en premieplichtig is voor de Nederlandse volksverzekeringen. Belanghebbende stelt dat D SA de exploitant is van het schip en dat hierdoor alleen de socialezekerheidswetgeving van Luxemburg van toepassing is.

NTFR 2011/624 - Uitbreiding van Verordening 883/2004 tot onderdanen van derde landen

Aflevering 12, gepubliceerd op 24-03-2011
Op 1 januari 2011 is Verordening 1231/2010 in werking getreden die de EU-regels voor de coördinatie van socialezekerheidsstelsels uitbreidt tot onderdanen van derde landen (niet-EU). De verordening verzekert dat derdelanders die legaal op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie verblijven en die zich binnen de Europese Unie verplaatsen, onderworpen zijn aan dezelfde regels voor de coördinatie van socialezekerheidsstelsels als Europese burgers, die onder de bepalingen van Verordening 883/2004 en Verordening 987/2009 vallen.

NTFR 2011/628 - Faciliteit juridische splitsing ten dele ten onrechte geweigerd

Aflevering 12, gepubliceerd op 24-03-2011 met annotatie van dr. C.L. van Lindonk
B en C houden elk 50% van de aandelen in belanghebbende, die de inspecteur om een beschikking ex art. 14a, lid 10, Wet VPB 1969 verzoekt ter zake van haar voorgenomen splitsing in twee persoonlijke bv’s van B en C waarbij haar onderneming en een aflossingsverplichting overgaan naar F bv en de opbrengst van een lening – dus uitsluitend liquiditeit – naar G bv. De inspecteur beschikt afwijzend.

NTFR 2011/629 - Integrale proceskostenvergoeding ook bij onzorgvuldig handelen van inspecteur bij opleggen aanslag

ECLI:NL:HR:2011:BP2975, datum uitspraak 04-02-2011, publicatiedatum 04-02-2011
Aflevering 12, gepubliceerd op 24-03-2011 met annotatie van mr. M.J. Hamer
Aan belanghebbende zijn navorderingsaanslagen en vergrijpboetes opgelegd die terstond invorderbaar zijn verklaard. Tevens zijn roerende zaken van belanghebbende in beslag genomen. Na bezwaar heeft de inspecteur de aanslagen en boetes vernietigd. De afgevoerde zaken zijn beschadigd geretourneerd. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur op forfaitaire basis een kostenvergoeding toegekend. In (hoger) beroep vordert belanghebbende een integrale vergoeding van de kosten. Daarvoor is grond, aldus de Hoge Raad, indien op het moment van het opleggen van de aanslag duidelijk is dat deze in een daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden. In dit geval waren de aanslagen gebaseerd op vermoedens van de inspecteur. Naar het oordeel van de Hoge Raad kunnen deze vermoedens bewijs opleveren voor een aanslag, zodat daarmee niet op voorhand duidelijk is dat de aanslag geen stand zal houden. De Hoge Raad ziet echter in het onzorgvuldig handelen van de inspecteur bij het opleggen van de aanslagen een bijzondere omstandigheid voor een integrale proceskostenvergoeding

NTFR 2011/630 - Bijstandsuitkeringen op grond van het vertrouwensbeginsel belast in 'voorschotjaren' en niet in 'omzettingsjaar'

ECLI:NL:GHARN:2011:BP5778, datum uitspraak 15-02-2011, publicatiedatum 25-02-2011
Aflevering 12, gepubliceerd op 24-03-2011 met annotatie van mr. V.M. Maat
Belanghebbende heeft in het kader van de bijstandswetgeving in de jaren 2001 en 2002 renteloze leningen gekregen. In 2004 zijn die leningen definitief omgezet in bijstand ‘om niet’. De inspecteur heeft de uitkeringen aanvankelijk willen belasten in 2004 (het omzettingsjaar). Op verzoek van belanghebbende heeft hij echter ambtshalve de uitkeringen niet belast in 2004 maar de renteloze leningen belast in 2001 en 2002. In 2003 en 2004 heeft belanghebbende wederom renteloze leningen in het kader van de bijstandswetgeving ontvangen. Deze leningen zijn in 2005 definitief omgezet in uitkeringen. De inspecteur heeft de uitkeringen belast in het omzettingsjaar 2005. Belanghebbende is het hier niet mee eens. Hij wenst heffing in de jaren 2003 en 2004 – kennelijk heeft hij daar belang bij – en brengt onder meer het vertrouwensbeginsel in stelling. Het hof geeft belanghebbende gelijk. De handelwijze van de inspecteur met betrekking tot de jaren 2001 en 2002 heeft namelijk – mede gelet op het kader waarin de beslissing is genomen – bij belanghebbende de indruk gewekt dat hij ten aanzien van de onderhavige kwestie bewust een standpunt heeft ingenomen. Dat standpunt is niet zo zeer in strijd met de wet, dat belanghebbende de inspecteur niet aan dat standpunt mag houden.

NTFR 2011/631 - Conversie van na 3-jaarstermijn opgelegde primitieve aanslag in navorderingsaanslag is mogelijk

ECLI:NL:GHARN:2011:BP3289, datum uitspraak 25-01-2011, publicatiedatum 07-02-2011
Aflevering 12, gepubliceerd op 24-03-2011 met annotatie van mr. J.M. Sitsen
Door het overlijden van haar moeder viel belanghebbende per 23 september 2002 onder de tbs-regeling. Voor 2002 en 2003 is aan belanghebbende geen aangiftebiljet uitgereikt. De adviseur van belanghebbende is in 2007 ermee bekend geworden dat belanghebbende onder de reikwijdte van de tbs-regeling viel. Hij heeft in juli 2007 alsnog aangifte gedaan. De inspecteur heeft op 23 oktober 2007 aangekondigd een navorderingsaanslag te zullen gaan opleggen, maar heeft met dagtekening 30 november 2007 een primitieve aanslag IB 2003 aan belanghebbende opgelegd. In geschil is of de – buiten de 3-jaarstermijn opgelegde – primitieve aanslag kan worden geconverteerd in een navorderingsaanslag. Het hof beantwoordt die vraag bevestigend. Het hof stelt voorop dat conversie slechts mogelijk is indien aan de navorderingsvereisten (nieuw feit) is voldaan. Het toetsmoment daarbij is het moment waarop de 3-jaarstermijn verstreek, derhalve op 31 december 2006. Nu de inspecteur eerst in juli 2007 ermee bekend is geworden dat de tbs-regeling op belanghebbende van toepassing is, beschikt hij over een nieuw feit. Conversie is derhalve mogelijk.

NTFR 2011/632 - Horeca-exploitant schendt administratie- en bewaarplicht

ECLI:NL:GHARN:2011:BP5027, datum uitspraak 01-02-2011, publicatiedatum 18-02-2011
Aflevering 12, gepubliceerd op 24-03-2011 met annotatie van mr. H. van Dam
Belanghebbende exploiteert een café en een cafetaria. De omzet van het café wordt volledig per kas gerealiseerd. Naar aanleiding van de bevindingen van een boekenonderzoek heeft de inspecteur geconcludeerd dat de administratie van belanghebbende moet worden verworpen. Vervolgens heeft hij een theoretische omzetberekening gemaakt die heeft geleid tot het opleggen van de onderhavige (navorderings)aanslagen met vergrijpboetes. Het hof stelt voorop dat de kasadministratie in de onderneming van belanghebbende een centraal, ondeelbaar en onmisbaar onderdeel van de administratie behoort te zijn. De kasadministratie van belanghebbende voldoet echter niet aan de eisen van art. 52 AWR, reeds omdat de contante uitgaven niet afzonderlijk zijn bijgehouden en geadministreerd. Ook de bewaarplicht is door belanghebbende geschonden doordat hij de dag- en weekafslagen en de daarop betrekking hebbende digitale gegevens niet heeft bewaard. Dit leidt volgens het hof tot omkering en verzwaring van de bewijslast. Belanghebbende slaagt niet erin hieraan te voldoen. De aanslagen zijn niet naar willekeur vastgesteld door de inspecteur. De door hem opgelegde boetes kunnen door de beugel, aldus het hof.

NTFR 2011/637 - NOB-commentaar op notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011

Aflevering 12, gepubliceerd op 24-03-2011
De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) heeft zijn commentaar op de notitie Fiscaal verdragsbeleid 2011 (NTFR 2011/467) naar de Vaste Commissie voor Financiën van de Tweede Kamer gestuurd. De belangrijkste aanbevelingen zien volgens de NOB op de verdere (parlementaire) behandeling van de notitie, op de dynamische toepassing van het OESO-commentaar, op de corporate tie-breaker (fiscale woonplaatsbepaling) en op het gebruik en de vormgeving van antimisbruikbepalingen in verdragen. Daarnaast heeft de NOB nog een groot aantal vragen en suggesties met betrekking tot een diversiteit aan andere onderdelen van de notitie.

NTFR 2011/639 - Belastingregeling voor het land Nederland en BvdB BES

Aflevering 12, gepubliceerd op 24-03-2011
Sinds 10 oktober 2010 vormen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (de BES-eilanden) een onderdeel van – het land – Nederland. Vanaf 1 januari 2011 geldt op de BES-eilanden een nieuw fiscaal stelsel (zie ook NTFR 2010/2621). De Belastingregeling voor het land Nederland (BRN) heeft tot doel in de verhouding tussen Nederland en de BES-eilanden situaties van dubbele belasting of dubbele vrijstelling zo veel mogelijk weg te nemen. De regeling geldt met ingang van 1 januari 2011. Daarnaast is voor inwoners van de BES-eilanden met inkomsten uit derde (niet-verdrags)landen een eenzijdige regeling ter voorkoming van dubbele belasting getroffen, het Besluit voorkoming dubbele belasting BES. Naast de BRN en het BvdB BES zijn tevens de belangrijkste fiscale wetten van de BES-eilanden als brondocument opgenomen.

NTFR 2011/640 - Emissiegarantie vrijgesteld

Aflevering 12, gepubliceerd op 24-03-2011 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Twee onderdelen van een fiscale eenheid, waaronder SEB, een Zweedse kredietinstelling, hebben aan een onderneming emissiegaranties verstrekt op grond waarvan de onderdelen van de eenheid zich tegen betaling van provisie hebben verbonden alle aandelen van deze onderneming te kopen waarop bij het verstrijken van de intekenperiode niet was ingetekend. De Zweedse belastingdienst stelt zich op het standpunt dat deze verstrekking belast is en heft na. Op een prejudiciële vraag van de verwijzende rechter in het daaropvolgende geschil verklaart het HvJ EU voor recht dat art. 13, B, sub d, punt 5, Zesde Richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat de vrijstelling ook geldt voor diensten die een kredietinstelling in de vorm van de verstrekking van een emissiegarantie en tegen vergoeding verricht voor een onderneming die voornemens is aandelen uit te geven, waarbij die instelling zich op grond van voornoemde garantie verbindt de aandelen te verwerven waarop tijdens de intekenperiode niet wordt ingetekend.

NTFR 2011/641 - Gebruik van gehuurde betekent niet per se het verrichten van uitgaande handelingen

ECLI:NL:PHR:2011:BP4793, datum uitspraak 23-09-2011, publicatiedatum 23-09-2011
Aflevering 12, gepubliceerd op 24-03-2011 met annotatie van mr. A.J. Blank
Belanghebbende houdt zich onder meer bezig met de verhuur van kantoor- en bedrijfspanden. Gedurende een periode van leegstand – volgend op belaste verhuur – heeft zij werkzaamheden laten verrichten aan een bij haar in eigendom zijnd kantoorpand. De werkzaamheden, hoofdzakelijk bestaand uit het wegwerken van achterstallig onderhoud, kostten echter meer tijd dan gepland. Daardoor kon de nieuwe huurder (B) – die het pand inmiddels met omzetbelasting van belanghebbende huurde – het gehuurde niet, zoals hij van plan was (belast) onderverhuren. Belanghebbende en B hebben daarom besloten de verhuur voortijdig te beëindigen. De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat B het pand niet conform het bepaalde in art. 11, lid 1, aanhef en onderdeel b, aanhef en sub 5°, Wet OB 1968 heeft gebruikt voor doeleinden waarvoor een (nagenoeg) volledig recht op aftrek bestaat en heeft daarom de omzetbelasting die ter zake van de werkzaamheden aan belanghebbende in rekening was gebracht en die zij in aftrek had gebracht, nageheven.

NTFR 2011/645 - Voor grondwaterbelasting is pompcapaciteit van de inrichting maatgevend

ECLI:NL:PHR:2011:BP6607, datum uitspraak 12-08-2011, publicatiedatum 12-08-2011
Aflevering 12, gepubliceerd op 24-03-2011 met annotatie van mr. H Spaermon
Belanghebbende exploiteert een betonmortelcentrale. In het kader hiervan onttrekt zij grondwater voor de productie van betonmortel. Voor de onttrekking maakt belanghebbende gebruik van een centrifugaalpomp met een theoretische maximale capaciteit van 17,1 m3 per uur (hierna: de pomp). In het bedrijf van belanghebbende is de pomp geïntegreerd in de installatie waarin betonmortel wordt gemaakt. De pomp bevindt zich onderaan de installatie ter hoogte van het maaiveld. Nadat het grondwater aan de oppervlakte is gebracht, wordt het opgepompt tot een hoogte van zestien à twintig meter boven het maaiveld. Op die hoogte wordt het in de betonmortelmenger geleid. Zowel gemeten op het punt waar het water in de betonmortelmenger wordt geleid, als gemeten op maaiveldniveau kan er met de pomp maximaal 8,5 m3 water per uur worden onttrokken.

NTFR 2011/647 - Aansprakelijkstelling bestuurder verminderd omdat naheffingsaanslagen niet berusten op redelijke schatting

ECLI:NL:RBARN:2011:BP5086, datum uitspraak 17-02-2011, publicatiedatum 18-02-2011
Aflevering 12, gepubliceerd op 24-03-2011 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende is in 2007 voor een bedrag van € 114.288 aansprakelijk gesteld voor onbetaald gebleven naheffingsaanslagen omzetbelasting en loonbelasting ten name van A bv, inclusief de daarmee verband houdende boetebeschikkingen, kosten en invorderingsrente. Deze naheffingsaanslagen zijn ambtshalve aan A bv opgelegd omdat in de periode augustus 2004 tot medio november 2005 geen aangiften omzetbelasting en loonbelasting zijn ingediend. Namens A bv is geen melding gemaakt van betalingsonmacht. In geschil is 1. de ontvankelijkheid van het bezwaar en 2. of belanghebbende door de ontvanger terecht aansprakelijk is gesteld. Belanghebbende stelt dat als gevolg van een conflict met de verhuurder van het bedrijfspand geen activiteiten meer plaatsvonden bij A bv en dat hij hierdoor geen correspondentie gericht aan A bv meer heeft ontvangen.