Aflevering 25

Gepubliceerd op 18 juni 2015

NTFR 2015/1732 - Na de Erfrechtverordening nu de Erfbelastingverordening?

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2015 geschreven door prof. dr. F. Sonneveldt
Nog enkele maanden scheiden ons van het moment waarop de Erfrechtverordening effectiefDe Erfrechtverordening is van toepassing op erfopvolgingen van personen die overlijden op of na 17 augustus 2015. wordt binnen een groot deel van de Europese Unie.De Erfrechtverordening geldt niet voor Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk. Het voorbereidingsproces om te komen tot dit eindresultaat heeft meer dan dertien jaar in beslag genomen.Zie voor een bespreking van dit proces P.A.M. Lokin, Grensoverschrijdende erfopvolging, Ars Notariatus 151, p. 151 e.v. Velen zullen gedacht hebben dat een dergelijke uniformering van internationaal privaatrechtelijke uitgangspunten op het gebied van het erfrecht nimmer zou worden bereikt. Desalniettemin is dit gelukt. Het resultaat kan als positief worden beschouwd. Een bont scala van uitgangspunten en principes is teruggebracht tot een redelijk overzichtelijk en geüniformeerd systeem. De discussie rondom de Erfrechtverordening heeft onder meer tot een hernieuwde belangstelling geleid voor de internationale aspecten van erfbelasting, met name het wegnemen van dubbele erfbelasting. Brengt de Erfrechtverordening ook op dit punt soelaas en bestaat er behoefte aan aanvullende Europeesrechtelijke maatregelen?

NTFR 2015/1734 - Brieven over de belastingstelselherziening

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2015
De staatssecretaris van Financiën heeft op één dag twee opeenvolgende brieven aan de Tweede Kamer gestuurd over de belastingstelselherziening. In de eerste brief meldt hij dat het kabinet dichtbij overeenstemming is over de stelselherziening en dat het kabinet nog voor het zomerreces de gesprekken daarover wil voortzetten met de andere partijen in de Kamer. Maar eerst moet nog een aantal technische kwesties nader worden uitgewerkt. Het kabinet streeft ernaar om bij voldoende breed draagvlak uiterlijk op Prinsjesdag te komen met een voorstel.

NTFR 2015/1735 - Fiscale verzamelwet 2015 ingediend

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2015
In verband met de spreiding van fiscale wetgeving over het jaar dient de staatssecretaris van Financiën thans het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2015 in. Dit wetsvoorstel bevat voornamelijk technische en redactionele wijzigingen, maar ook enkele inhoudelijke maatregelen. Anders dan gebruikelijk hebben sommige maatregelen ook budgettaire gevolgen. Anders dan eerder de bedoeling was, bevat het wetsvoorstel geen vereenvoudigingsmaatregelen. De vereenvoudigingsagenda kent een dermate sterke samenhang met de belastingstelselherziening dat vereenvoudigingsmaatregelen in verband met de stelselherziening worden uitgewerkt.

NTFR 2015/1736 - Ingehouden maar niet afgedragen loonheffing van verjaarde belastingschuld komt niet aan voormalige werknemer toe

ECLI:NL:GHARL:2015:3697, datum uitspraak 26-05-2015, publicatiedatum 05-06-2015
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2015 met annotatie van mr. A.L. Mertens
Geïntimeerde heeft een ontslagvergoeding gekregen die op 20 juni 1997 is bijgeschreven op de bankrekening van Stichting Derdengelden. Aanvankelijk wilde geïntimeerde de brutovergoeding aanwenden voor een stamrechtverzekering, maar uiteindelijk heeft hij ervoor gekozen om het nettobedrag uitgekeerd te krijgen. De Stichting Derdengelden heeft in augustus 1997 € 66.365 aan loonheffing ingehouden maar niet afgedragen aan de fiscus. Op 11 maart 2009 – derhalve na het verstrijken van de wettelijke aanslagtermijn – heeft de fiscus alsnog een naheffingsaanslag aan de Stichting Derdengelden opgelegd ter zake van bedoelde loonheffing. De stichting heeft daartegen geen rechtsmiddelen aangewend en het bedrag aan de fiscus voldaan. Geïntimeerde claimt in de onderhavige civiele procedure betaling door de stichting van het bedrag van de ingehouden loonheffing. Het hof zet uiteen dat hij daarop echter geen recht heeft. Reeds op het moment dat Stichting Derdengelden de loonbelasting afzonderde van de aan hem gedane uitkering, was geïntimeerde volgens het hof namelijk gekweten voor zijn loonbelastingschuld. De gelden die op de rekening van Stichting Derdengelden waren blijven staan, behoorden hem niet toe. Nu het een eigen schuld van Stichting Derdengelden betrof, stond het Stichting Derdengelden vrij om af te zien van de aan haar toekomende bevoegdheid om vernietiging van de opgelegde naheffingsaanslag LB te vorderen en in plaats daarvan ervoor te kiezen om aan haar (natuurlijke) verbintenis jegens de Belastingdienst te voldoen.

NTFR 2015/1737 - Vermogensovergang van Ltd. naar privévermogen vormt row

ECLI:NL:RBNNE:2015:675, datum uitspraak 19-02-2015, publicatiedatum 26-02-2015
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2015 met annotatie van mr. W. Verstijnen
Belanghebbende heeft namens een Ltd. geregistreerd op Isle of Man, rechtshandelingen in Nederland verricht in de hoedanigheid van general manager. Belanghebbende is nooit aandeelhouder of formeel bestuurder van de vennootschap geweest. De rechtshandelingen betreffen onder andere de verhuur en leveringshandelingen ter zake van een in Nederland gelegen pand, dat in eigendom was van de Ltd. en verhuurd werd aan belanghebbende. Belanghebbende heeft voor de jaren 2007 en 2009 aangifte gedaan van enkel een uitkering van het UWV. In afwijking van zijn aangiften heeft de inspecteur zijn inkomen 2007 verhoogd met € 180.000 en zijn inkomen 2009 met € 150.000. Belanghebbende stelt dat deze bedragen de onbelaste verkoopopbrengst van het pand vertegenwoordigen en dat deze bedragen hem toekomen omdat hij economisch eigenaar daarvan was. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de bedragen een vergoeding vormen voor arbeid van belanghebbende. De rechtbank verwerpt het standpunt van belanghebbende. Het feit dat belanghebbende volgens de huurovereenkomst het recht had om het pand voor de oorspronkelijke aankoopprijs over te nemen kan niet leiden tot de conclusie dat belanghebbende economisch eigenaar was. De rechtbank merkt de door de Ltd. aan belanghebbende voldane bedragen aan als resultaten uit overige werkzaamheden (hierna: row), nu belanghebbende werkzaamheden in het economische verkeer heeft verricht voor de Ltd.

NTFR 2015/1739 - Vaststellingsovereenkomst voor gebruikelijk loon en rekening-courant medisch specialisten

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2015
De Belastingdienst heeft een standaard vaststellingsovereenkomst (hierna: vso) gemaakt voor medisch specialisten. Daarin staat dat het gebruikelijke loon, verminderd met de wettelijke doelmatigheidsmarge van 25%, voor een medisch specialist in 2015 € 120.000 bedraagt, bij een werkweek van 45 uur. Bij langere of kortere werkweken geldt een pro-ratabedrag. Verder staat er dat de rekening-courantschuld aan het einde van 2015 niet hoger mag zijn dan € 17.500. Een hoger bedrag zal door middel van een dividenduitkering in 2016 worden teruggebracht tot het maximum van € 17.500. Tot slot staat in de vso dat geldleningen onder zakelijke voorwaarden dienen te zijn aangegaan.

NTFR 2015/1741 - Aandelenfusiefaciliteit niet van toepassing op driehoeksfusie

ECLI:NL:HR:2015:1463, datum uitspraak 05-06-2015, publicatiedatum 05-06-2015
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2015 met annotatie van mr. E. Alink
Belanghebbende bezat een aanmerkelijk belang in C bv. In juni 2000 heeft E bv alle aandelen in C bv overgenomen tegen toekenning van aandelen in haar Amerikaanse beursgenoteerde moedervennootschap A. Hof Amsterdam (12 september 2013, nr. 11/00968, NTFR 2013/2925) heeft geoordeeld dat de aandelenfusiefaciliteit niet van toepassing is op de verwerving door E bv van de aandelen in C bv tegen toekenning van aandelen in A. In cassatie betoogt belanghebbende dat het onthouden van de faciliteit vanwege het feit dat A niet in Nederland of een andere EU-land is gevestigd, in strijd is met art. 63 VWEU (vrijheid van kapitaalverkeer). Volgens de Hoge Raad faalt dit betoog omdat de aandelenfusiefaciliteit niet onder het bereik van art. 63 VWEU valt. De aandelenfusiefaciliteit heeft immers betrekking op het verkrijgen van een belang waardoor beslissende invloed kan worden uitgeoefend in de betrokken vennootschap. Deze faciliteit valt daarom binnen de werkingssfeer van de bepalingen inzake vrijheid van vestiging, welke bepalingen niet gelden in relatie met derdelanden.

NTFR 2015/1742 - Vermeerderingen rekening-courantschuld dga vormen een verkapte uitdeling

ECLI:NL:GHARL:2015:1367, datum uitspraak 24-02-2015, publicatiedatum 06-03-2015
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2015 met annotatie van mr. J. Nieuwenhuizen
Belanghebbende is dga van een bv. Belanghebbende heeft in rekening-courant geld van de bv geleend. Vanaf 2007 liep per jaar de schuld van belanghebbende aanzienlijk op. De rekening-courantovereenkomst is pas in 2011 schriftelijk vastgelegd. Belanghebbende had in 2004 verder een geldleningsovereenkomst met zijn bv gesloten inzake een door belanghebbende in privé gekochte woning in Frankrijk. In 2010 heeft belanghebbende € 1.500.000 geleend van een bank ter financiering van de aankoop van een woning in Nederland. Als zekerheid heeft belanghebbende – in strijd met de leningsvoorwaarden met de bv – een recht van hypotheek op de Franse woning aan de bank verstrekt. De inspecteur heeft de toename van de rekening-courantschuld in de jaren 2009 en 2010 als een verkapte uitdeling aangemerkt alsook het bedrag van € 1.500.000. Volgens het hof is dat terecht. Met betrekking tot het oplopen van de rekening-courantschuld acht het hof aannemelijk dat deze niet meer kan of zal worden afgelost door belanghebbende. Dit gelet op het ontbreken van een aflossingsschema, zekerheden, het negatieve vermogen van belanghebbende en het ontbreken van invorderingsmaatregelen door de bv. Met betrekking tot het bedrag van € 1.500.000 is het hof met de inspecteur van oordeel dat belanghebbende de verhaalsmogelijkheden van de bv (bewust) heeft verminderd met dit bedrag. Een willekeurige derde schuldeiser had dit niet aanvaard, aldus het hof. Er is sprake van een uitdeling.

NTFR 2015/1743 - Bedrijfsopvolgingsfaciliteit is van toepassing op geschonken aandeel in vastgoedvennootschap

ECLI:NL:GHARL:2015:3505, datum uitspraak 12-05-2015, publicatiedatum 29-05-2015
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2015 met annotatie van dr. A. Rozendal
Belanghebbende heeft krachtens schenking 1/100 deel van een certificaat van een aandeel in een vennootschap verkregen. Deze vennootschap houdt de aandelen in een groep vennootschappen die een zeer omvangrijke en diverse onroerendgoedportefeuille bezit (350 onroerende zaken op 143 locaties met een waarde van honderden miljoenen). In geschil is of belanghebbende recht heeft op toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. Het geschil spitst zich toe op de vraag of sprake is van materieel ondernemingsvermogen. Hef hof, dat de bewijslast bij belanghebbende legt, beantwoordt die vraag bevestigend. Er is volgens het hof voldaan aan de eis dat het doel om een rendement te behalen dat het bij normaal vermogensbeheer opkomende rendement te boven gaat, aanwezig is. Daarbij merkt het hof op dat niet alleen moet worden gekeken naar het directe rendement maar ook naar het indirecte rendement. Verder acht het hof aannemelijk dat de in het kader van de exploitatie van de onroerende zaken te verrichten of verrichte arbeid qua aard en omvang meer omvat dan bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk is.

NTFR 2015/1744 - Wetsvoorstel 'Bescherming erfgenamen tegen schulden' ingediend

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2015
Minister Van der Steur van Veiligheid en Justitie heeft een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend tot wijziging van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek om erfgenamen beter te beschermen tegen schulden van de erflater (Wet bescherming erfgenamen tegen schulden). Met het wetsvoorstel wil de minister de regeling voor zuivere aanvaarding door een bepaalde gedraging verduidelijken. Zo is straks pas sprake van zuivere aanvaarding als een erfgenaam goederen van de nalatenschap verkoopt of op andere wijze onttrekt aan eventuele schuldeisers. Verder komt de minister met een uitzonderingsclausule voor gevallen waarin de erfgenaam na zuivere aanvaarding wordt geconfronteerd met een onverwachte schuld. Daarbij valt te denken aan de situatie dat pas na het overlijden van de erflater duidelijk wordt dat hij tijdens zijn leven een onrechtmatige daad heeft gepleegd en schadeplichtig is. Om te voorkomen dat een erfgenaam met privévermogen moet instaan voor een dergelijke schuld, wordt een clausule voorgesteld op grond waarvan de erfgenaam de kantonrechter kan verzoeken om bescherming van zijn privévermogen.

NTFR 2015/1745 - Betwist schenkingsrecht komt niet in mindering op nalatenschap

ECLI:NL:HR:2015:1524, datum uitspraak 12-06-2015, publicatiedatum 12-06-2015
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2015
Binnen 180 dagen voor het overlijden van erflaatster heeft een schenking vrij van recht aan een onbekende plaatsgevonden. Hof Den Bosch (7 augustus 2014, nr. 12/00609, NTFR 2014/2620) heeft geoordeeld dat art. 12 SW 1956 niet zover gaat dat de schenking wordt toegerekend aan de erfgenamen als niet vaststaat dat zij de schenking hebben verkregen. Het hof volgt daarom de visie van de inspecteur dat de schenking niet als een fictieve verkrijging krachtens erfrecht van de erfgenamen wordt belast met het recht van successie. Het te betalen recht van schenking kan echter niet als schuld in mindering komen op de nalatenschap, nu de aansprakelijkheid van erflaatster voor het recht van schenking door de erfgenamen in rechte wordt betwist. Deze schuld kan daarom nog niet worden beschouwd als een rechtens afdwingbare schuld als bedoeld in art. 20, lid 3, SW 1956.

NTFR 2015/1746 - Misbruik van recht bij nieuwbouw school; niet in aftrek toegelaten omzetbelasting moet worden verminderd met (artificieel) verschuldigde overdrachtsbelasting

ECLI:NL:HR:2015:1353, datum uitspraak 29-05-2015, publicatiedatum 29-05-2015
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2015 met annotatie van prof. dr. A.J. van Doesum
Belanghebbende, een gemeente, heeft een krediet van f 25 miljoen beschikbaar gesteld aan een onderwijsstichting ten behoeve van de nieuwbouw van een school. In maart 1999 heeft de stichting een aannemingsovereenkomst gesloten. De bouw is begin 2001 gestart. Medio 2001 heeft belanghebbende met het bestuur van de stichting afgesproken een btw-besparende structuur bij de nieuwbouw van de school op te zetten, waarbij in het kader van de aftrek van voorbelasting door de gemeente een voordeel zou kunnen worden behaald. Hof Den Bosch (23 januari 2014, nr. 12/00200, NTFR 2014/1134) heeft geoordeeld dat sprake is van misbruik van recht. Het staat belanghebbende vrij om van aanvang af te kiezen voor de btw-besparende structuur zoals die later in 2001 en 2002 tot stand is gebracht. Maar nu belanghebbende aanvankelijk had gekozen voor een andere structuur en de enige reden om die keuze – toen de bouw van de school al voor 80% gereed was – te veranderen, is geweest het op een artificiële wijze creëren van vooraftrek, wordt in strijd gekomen met het neutraliteitsbeginsel en het doel van de Zesde Richtlijn, aldus het hof. De Hoge Raad bevestigt dat aftrek moet worden geweigerd wegens misbruik van recht. Anders dan het hof oordeelt de Hoge Raad wel dat de door de inspecteur niet in aftrek toegelaten omzetbelasting dient te worden verminderd met de overdrachtsbelasting die (artificieel) was verschuldigd in het kader van de constructie om de belastingdruk te verlagen.

NTFR 2015/1747 - Hof beslist inzake verschuldigdheid omzetbelasting ter zake van privégebruik auto's in 2011

ECLI:NL:GHARL:2015:2588, datum uitspraak 31-03-2015, publicatiedatum 17-04-2015
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2015 met annotatie van mr. H.J. de Boer
Tot het bedrijfsvermogen van belanghebbende behoren in 2011 vier personenauto’s en zes bestelauto’s. De auto’s zijn ter beschikking gesteld aan haar werknemers die daarvan ook in privé gebruik mogen maken. Voor sommige auto’s is door de werknemers een bijdrage voor privégebruik betaald. Partijen houdt verdeeld de hoogte van het bedrag dat belanghebbende voor het privégebruik van de auto’s in 2011 is verschuldigd. De rechtbank heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Ook in hoger beroep krijgt belanghebbende nul op het rekest. Het hof oordeelt onder meer:

NTFR 2015/1748 - Antedateren van creditnota's leidt tot een vergrijpboete van 75%

ECLI:NL:RBNNE:2015:1218, datum uitspraak 17-03-2015, publicatiedatum 30-04-2015
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2015 met annotatie van E.H. van den Elsen
Belanghebbende heeft zich beziggehouden met advertentieacquisitie. Hij benaderde bedrijven telefonisch met het verzoek om hun gegevens te vermelden in een bedrijvengids. Na het retourneren van een getekende opdrachtbevestiging verzond belanghebbende een factuur met omzetbelasting. Indien die facturen niet werden betaald, ging belanghebbende, na een betalingsherinnering en aanmaning, over tot het opzeggen van de overeenkomst. Hij maakte vervolgens een creditnota op met dezelfde datum als die van de oorspronkelijke factuur. Ter zake daarvan is aan belanghebbende over het jaar 2010 een naheffingsaanslag OB opgelegd van € 319.174 met een vergrijpboete van 75%. De rechtbank houdt de naheffingsaanslag in stand. De rechtbank overweegt daartoe dat belanghebbende prestaties onder bezwarende titel heeft verricht. De omstandigheid dat niet alle bedrijven overgingen tot betaling dan wel dat de dienst niet aan de verwachting van de afnemers voldeed, maakt dit niet anders. De op de creditnota’s vermelde omzetbelasting komt niet voor aftrek in aanmerking. Via een verzoek als bedoeld in art. 29, lid 1, onderdeel a, Wet OB 1968 had die omzetbelasting volgens de rechtbank moeten worden teruggevraagd. De rechtbank acht het aannemelijk dat belanghebbende bewust voor de door hem gehanteerde en onjuiste handelwijze heeft gekozen. Het gaat om een beboetbare gedraging van belanghebbende, niet van zijn adviseur. De nageheven belasting betreft zowel een verhoudingsgewijs als absoluut omvangrijk bedrag. Gelet op de omstandigheid dat belanghebbende zelf opzettelijk en niet pleitbaar heeft gehandeld en die handelingen als frauduleus kunnen worden aangemerkt, acht de rechtbank een boete van 75% passend en geboden.

NTFR 2015/1749 - Ook zonder vergunning ex art. 8 Wet BPM moet voor berekening hoogte BPM worden uitgegaan van datum registratie

ECLI:NL:RBGEL:2015:2988, datum uitspraak 12-05-2015, publicatiedatum 12-05-2015
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2015 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag BPM opgelegd, omdat volgens de inspecteur niet de vereiste aangifte is gedaan. De rechtbank is het daarmee eens en overweegt daartoe dat het door belanghebbende bij de aangifte overgelegde taxatierapport niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Er is geen sprake van een specifiek voor de onderhavige auto gegeven waardeoordeel van een deskundige. Bovendien is het gecalculeerde schadebedrag volledig in mindering gebracht op de koerslijstwaarde, terwijl in die koerslijstwaarde reeds een gemiddelde gebruiksschade zit verdisconteerd. De opgegeven waarde staat voorts in geen enkele verhouding tot de eigen aankoopprijs. Belanghebbende moet zich hiervan bewust zijn geweest. De inspecteur heeft een redelijke schatting gemaakt. De rechtbank volgt wel de stelling van belanghebbende dat de inspecteur in strijd handelt met art. 110 VWEU, doordat hij de naheffingsaanslag heeft berekend per datum aangifte en niet per datum registratie. Het onderscheid tussen een belastingplichtige die wel over een vergunning als bedoeld in art. 8 Wet BPM beschikt en een belastingplichtige zonder een dergelijke vergunning is volgens de rechtbank in strijd met art. 110 VWEU. De naheffingsaanslag wordt verminderd.

NTFR 2015/1751 - Voortvarende behandeling vereist niet de meest efficiënte aanpak

ECLI:NL:HR:2015:1105, datum uitspraak 01-05-2015, publicatiedatum 01-05-2015
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2015 met annotatie van mr. R.W.J. Kerckhoffs
In het kader van het project Bank Zonder Naam zijn aan belanghebbende met toepassing van de verlengde navorderingstermijn navorderingsaanslagen IB 1995 en VB 1996 opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn in december 2007 vastgesteld door de inspecteur. Hof Amsterdam (NTFR 2014/1535) heeft de navorderingsaanslagen vernietigd omdat de vereiste voortvarendheid niet is betracht. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak. De Belastingdienst moet voor de identificatie van de rekeninghouders over voldoende tijd kunnen beschikken en ook met een landelijke coördinatie en projectmatige aanpak kan geruime tijd gemoeid zijn. De Belastingdienst heeft beoordelingsvrijheid bij de organisatie en inrichting van al deze werkzaamheden. Zelfs als niet is gekozen voor de meest efficiënte aanpak van de te verrichten werkzaamheden, kan nog sprake zijn van een voortvarende behandeling, aldus de Hoge Raad. Nu het hof op onjuiste gronden heeft geoordeeld dat de vereiste voortvarendheid niet in acht is genomen, volgt vernietiging en verwijzing.

NTFR 2015/1753 - Onredelijk laat ingediend verzoek om herziening leidt tot niet-ontvankelijk verzoek

ECLI:NL:GHARL:2015:2846, datum uitspraak 21-04-2015, publicatiedatum 24-04-2015
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2015 met annotatie van mr. M.H. Hogendoorn
De rechtbank heeft op 22 juli 2010 uitspraak gedaan op het beroep van verzoekers betreffende de aan hen opgelegde aanslagen in het recht van successie. Het hof heeft op 28 juni 2011 het hoger beroep ongegrond verklaard. De Hoge Raad heeft bij arrest van 24 februari 2012 het beroep in cassatie ongegrond verklaard. In augustus 2013 hebben verzoekers de rechtbank verzocht om haar uitspraak te herzien. Rechtbank Noord-Nederland (20 maart 2014, nr. 13/02615) heeft dit verzoek afgewezen. In hoger beroep tegen deze uitspraak verklaart het hof het verzoek niet-ontvankelijk. Het hof is van oordeel dat verzoekers onredelijk lang hebben gewacht met de indiening van het verzoek (vgl. HR 20 februari 2015, nr. 14/05686, NTFR 2015/847). Het verzoek is ingediend bijna twee jaar nadat de verzoekers bekend zijn geworden met de door hen gestelde nova.

NTFR 2015/1755 - Verzoek tot hoger bedrag persoonsgebonden aftrek dan inkomen is aanvulling op aangifte in later jaar

ECLI:NL:RBGEL:2015:2469, datum uitspraak 16-04-2015, publicatiedatum 16-04-2015
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2015 met annotatie van mr. J. Kastelein
De partner van belanghebbende heeft in 2011 medische behandelingen ondergaan. Belanghebbende heeft de kosten daarvan in de aangiften IB/PVV niet in aftrek gebracht. Vóór de vaststelling van de aanslagen IB/PVV 2011 en 2012 heeft belanghebbende de inspecteur alsnog verzocht de kosten in aanmerking te nemen. Het verzoek is ingewilligd waardoor het inkomen over 2011 is verminderd naar nihil. Het resterende deel aan persoonsgebonden aftrek is verrekend met het aangegeven inkomen in 2012, waarna een verzamelinkomen resteerde van € 5.614. De aanslag IB/PVV 2012 resulteert in een teruggaaf van € 3.605. Over dit bedrag is geen rente vergoed. In geschil is of dat terecht is.

NTFR 2015/1756 - Omkering en verzwaring bewijslast voor coffeeshophouder die weigert inkoopadministratie over te leggen

ECLI:NL:HR:2015:1538, datum uitspraak 12-06-2015, publicatiedatum 12-06-2015
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2015
Belanghebbende exploiteert een coffeeshop. Hij beschikt over een inkoopadministratie (van zowel de shop als de stash), maar heeft geweigerd deze (volledig) aan de inspecteur te verstrekken. De inspecteur heeft daarom de winsten van belanghebbende in de onderhavige jaren geschat en nagevorderd met vergrijpboeten. Daarbij heeft de inspecteur zich beroepen op omkering en verzwaring van de bewijslast. Hof Arnhem-Leeuwarden (13 mei 2014, nrs. 11/00369 t/m 11/00371, NTFR 2014/1898) heeft geoordeeld dat belanghebbende de informatieverplichting ex art. 47 AWR heeft geschonden door niet de volledige inkoopadministratie aan de inspecteur over te leggen, nu deze administratie van belang kan zijn voor de belastingheffing van belanghebbende. Omdat sprake is van wilsonafhankelijk materiaal, diende belanghebbende aan het verzoek van de inspecteur te voldoen, zelfs als niet kon worden uitgesloten dat het materiaal mogelijk zou worden doorgegeven aan het Openbaar Ministerie. Met het aanbod om in hoger beroep alsnog de volledige inkoopadministratie – onder de klem van art. 8:29 Awb – in te brengen, kan belanghebbende volgens het hof de omkering en verzwaring van de bewijslast niet ongedaan maken. Daarbij merkt het hof nog op dat hier, waarin (hoger) beroep reeds vóór 1 juli 2011 aanhangig was, geen onherroepelijk geworden informatiebeschikking is vereist. De door de inspecteur gemaakte schattingen – na aanpassing door de rechtbank – acht het hof niet onredelijk of willekeurig. In het verzwaarde bewijs is belanghebbende volgens het hof niet geslaagd. Met betrekking tot de vergrijpboeten is het hof echter van oordeel dat de inspecteur niet is geslaagd in het bewijs dat sprake is van opzet of grove schuld aan de zijde van belanghebbende waardoor de aanslagen tot te lage bedragen zijn vastgesteld.

NTFR 2015/1757 - Forfaitair bepaalde vergoeding in 164 op één hoorzitting behandelde zaken is disproportioneel

ECLI:NL:HR:2015:1539, datum uitspraak 12-06-2015, publicatiedatum 12-06-2015
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2015
Tijdens de hoorzitting in de bezwaarfase zijn 164 zaken van één gemachtigde afzonderlijk behandeld. In 62 zaken is het bezwaar gegrond verklaard. De inspecteur is bij de berekening van de kostenvergoeding voor het bijwonen van de hoorzitting uitgegaan van één punt met een waarde van € 235, vermenigvuldigd met wegingsfactor 1,5 in verband met meer dan vier samenhangende zaken. Rechtbank Noord-Holland oordeelde dat geen sprake is van samenhangende zaken, maar dat wel sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de kostenvergoeding dient te worden gematigd, aangezien het totaalbedrag voor het bijwonen ter zitting met toepassing van het forfait zou uitkomen op € 11.750. De rechtbank achtte een vergoeding van € 30 (per zaak) voor het bijwonen van de hoorzitting redelijk. Hof Amsterdam 23 oktober 2014, nr. 13/00808, NTFR 2015/455, sloot zich hierbij aan.

NTFR 2015/1762 - Brief staatssecretaris over internationale fiscale ontwikkelingen en belastingontwijking

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2015
In deze brief geeft de staatssecretaris van Financiën zijn visie op het Nederlandse vestigingsklimaat en plaatst hij die visie binnen de stand van zaken in het BEPS-project en de Europese ontwikkelingen rond belastingontwijking. In dit kader geeft hij een overzicht van maatregelen die worden voorbereid en afspraken die al zijn gemaakt in het kader van het BEPS-actieplan van de OESO en het Actieplan tegen belastingontwijking van de EU. Ook gaat hij in op mogelijke implementatie van deze maatregelen. Zo zullen de wijzigingen van de Moeder-dochterrichtlijn en de uitbreiding en harmonisering van de documentatieverplichtingen voor verrekenprijzen (waaronder country-by-country reporting) vóór 1 januari 2016 in wetgeving worden omgezet. Tevens geeft de staatssecretaris een reactie op het SOMO-rapport over belastingontwijking in Griekenland via Nederland.

NTFR 2015/1763 - Voorstellen tot aanpassing van het VS-standaardmodel voor verdragen ter voorkoming van dubbele belasting

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2015
Het ministerie van Financiën van de Verenigde Staten (the Treasury) heeft een aantal ontwerpaanpassingen gepubliceerd voor de volgende versie van het VS-Modelverdrag ter voorkoming van dubbele belasting. Volgens de berichtgeving van het ministerie is de aanleiding de steeds sneller wijzigende belastingregimes in verdragspartnerlanden en het tegengaan van oneigenlijk gebruik van huidige belastingverdragen van de VS.