Aflevering 17

Gepubliceerd op 27 april 2017

NTFR 2017/1020 - De 'nieuwe' 30%-regeling, 5 jaar op weg, maar hoe lang nog...

Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017 geschreven door mr. J.P van 't Hof en drs. O.C. Kremers
De 30%-regeling is een sinds enige decennia bestaande fiscale regeling, bedoeld als faciliteit om uit het buitenland afkomstige werknemers te stimuleren naar Nederland te komen. In de jaren 80 van de vorige eeuw als forfaitaire 35%-aftrekpost ‘gecodificeerd’ in de vorm van een resolutieResolutie van 2 april 1986, nr. 285-1429, BNB 1986/171). en na omzetting in 1992 naar een onbelaste 35%-vergoeding is de regeling uiteindelijk in 2001 wettelijk verankerd als 30%-vergoedingsregelingArtikel 15a, lid 1onderdeel k Wet op de Loonbelasting 1964..

NTFR 2017/1021 - Internetconsultatie Wet identificatie toonderaandelen

Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017
Minister Blok van Veiligheid en Justitie heeft mede name minister Dijsselbloem van Financiën een wetsvoorstel voor consultatie op internet geplaatst om houders van aandelen aan toonder te identificeren via hun effectenrekening. Doel van de maatregel is te voorkomen dat deze stukken worden misbruikt voor de financiering van terrorisme of voor belastingontduiking en witwassen.

NTFR 2017/1022 - 19e halfjaarsrapportage Belastingdienst

Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017
De staatssecretaris van Financiën heeft de negentiende halfjaarsrapportage Belastingdienst aan de Tweede Kamer gezonden. De halfjaarsrapportage gaat in op diverse ontwikkelingen binnen de Belastingdienst en ziet primair op de periode juli-december 2016. Voor enkele onderwerpen, waaronder de continuïteit van de Belastingdienst, wordt de huidige stand van zaken gepresenteerd. Het hoofdthema van deze rapportage is de interactie tussen de Belastingdienst en belastingplichtigen.

NTFR 2017/1023 - Beantwoording vragen over Beperking wettelijke gemeenschap van goederen

Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017
Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft de Eerste Kamer en de Tweede Kamer een brief gestuurd met de antwoorden op de nog openstaande vragen over de fiscale gevolgen van het initiatiefwetsvoorstel Beperking wettelijke gemeenschap van goederen. De staatssecretaris geeft aan dat het standaardstelsel van de beperkte gemeenschap in beginsel niet leidt tot andere civielrechtelijke en fiscale gevolgen dan het huidige standaardstelsel van de algehele gemeenschap. Hoewel de standaard – ‘default’ – wijzigt, kunnen in alle gevallen in beide stelsels – eventueel door het aangaan van huwelijkse voorwaarden – dezelfde civielrechtelijke en fiscale gevolgen worden gerealiseerd. De (aanstaande) echtgenoten moeten zelf nadenken over de civielrechtelijke en fiscale gevolgen van hun huwelijk. Hij herhaalt dat aan het initiatiefwetsvoorstel als zodanig geen nieuwe fiscale gevolgen zijn verbonden. Vervolgens behandelt hij de volgende casus:

NTFR 2017/1024 - Kamervragen over 'belastingvrij maken' van letselschade beantwoord

Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft, mede namens de staatssecretaris van Financiën en de minister van Veiligheid en Justitie, Tweede Kamervragen beantwoord over het mediabericht dat letselschade-uitkeringen van verkeersslachtoffers belastingvrij moeten zijn. De Kamervragen hebben betrekking op het in aanmerking nemen van letselschade-uitkeringen bij het bepalen van de eigen bijdragen in het kader van de eigen bijdragen Wet langdurige zorg (Wlz) en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) via de vermogensinkomensbijtelling.

NTFR 2017/1028 - Terecht naheffingsaanslag ter zake privégebruik auto

ECLI:NL:HR:2017:762, datum uitspraak 21-04-2017, publicatiedatum 21-04-2017
Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017
Belanghebbende stelt auto’s aan haar werknemers ter beschikking. Dga X gebruikt in de periode medio 2008 tot en met september 2012 een Land Rover en houdt een kilometeradministratie bij. Naar het oordeel van Hof Amsterdam (12 juli 2016, nr. 15/00837, NTFR 2016/2545), heeft belanghebbende met hetgeen zij heeft aangevoerd niet doen blijken dat de Land Rover op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Het hof wijst hierbij op de omstandigheid dat de rittenregistratie niet per rit is bijgehouden. X heeft de rittenregistratie steeds achteraf, een keer per week, dan wel per twee weken bijgehouden. Het aantal kilometers per dag is berekend door het aantal kilometers aan het einde van de dag door twee te delen. Alternatieve routes of omrijroutes worden niet vermeld, terwijl tussen partijen vaststaat dat die wel zijn gemaakt. Verder blijkt dat de auto viermaal is geflitst (in de desbetreffende jaren) op een route die niet in rittenregistratie is opgenomen. Verder hoeft de naheffingsaanslag niet beperkt te worden op grond van de voor de Land Rover daadwerkelijk gemaakte kosten en komt de naheffing niet in strijd met art. 1 EP.

NTFR 2017/1029 - Terechte bijtelling privégebruik wegens niet bijhouden kilometeradministratie Smart

ECLI:NL:HR:2017:763, datum uitspraak 21-04-2017, publicatiedatum 21-04-2017
Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017
Belanghebbende stelt auto’s aan haar werknemers ter beschikking. Dga X gebruikt in de periode begin 2008 tot begin 2013 een Smart. De auto stond altijd voor het bedrijfsverzamelgebouw waar A bv gevestigd is en iedereen van het gebouw mocht de auto gebruiken. De sleutels lagen daarom bij de receptie. Er is geen kilometeradministratie voor bijgehouden. Hof Amsterdam (12 juli 2016, nr. 15/00838, NTFR 2016/2259) heeft geoordeeld dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de Smart in de desbetreffende jaren ter beschikking is gesteld aan X. Nu vaststaat dat X als enig bestuurder van belanghebbende zelfstandig kon bepalen of en op welke wijze hij – of één van zijn kennissen – van de Smart gebruik kon maken, doet zich immers niet een situatie voor waarin de werknemer die de Smart bestuurde dit slechts mocht doen ter uitvoering van bepaalde opdrachten van de werkgever om in diens belang bepaalde personen of goederen te vervoeren. Nu geen rittenregistratie is overgelegd en belanghebbende ook overigens niet heeft doen blijken dat met de Smart niet meer dan 500 kilometer privé is gereden, heeft belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan haar bewijslast. Verder hoeft de naheffingsaanslag niet beperkt te worden op grond van de voor de Smart daadwerkelijk gemaakte kosten en komt de naheffing niet in strijd met art. 1 EP. De boete is terecht opgelegd nu er in het geheel geen rittenadministratie is bijgehouden en geen enkel overig bewijs dat de uitzondering betreffende het geringe privégebruik niet van toepassing zou zijn, is overgelegd.

NTFR 2017/1031 - Kamervragen over boeterente beantwoord

Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017
De minister van Financiën heeft Tweede Kamervragen beantwoord over boeterente bij vervroegde aflossing van geldleningen. De vragen zijn gesteld naar aanleiding van een mediabericht over hypotheekaanbieders die (nog steeds) te hoge kosten in rekening zouden brengen bij het oversluiten van een hypotheek naar een met een lagere rente. Een van de antwoorden gaat over de aftrekbaarheid van boeterente en de verwerking van een terugbetaling van te hoge boeterente.

NTFR 2017/1032 - Belanghebbende heeft niet het economische belang bij obligatieportefeuilles

ECLI:NL:HR:2017:730, datum uitspraak 21-04-2017, publicatiedatum 21-04-2017
Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017 met annotatie van drs. M. Nieuweboer
Belanghebbende heeft geld geleend bij een gelieerde groepsmaatschappij om daarmee deelnemingen te financieren die vrijgestelde voordelen genereren (Bosal-gat). De aftrek van de betaalde rente is afgezet tegen obligatierente op (met dat doel juridisch bij belanghebbende gestalde) obligatieportefeuilles. De inspecteur heeft aftrek van de rentebetalingen van belanghebbende geweigerd, de obligatierente bij belanghebbende belast en haar een vergrijpboete opgelegd. Hof Amsterdam (9 juni 2016, nr. 13/00796, NTFR 2016/2150) heeft geoordeeld dat de renteaftrek moet worden geweigerd op grond van fraus legis. Volgens het hof gaan de voordelen uit de obligatieportefeuilles belanghebbende niet aan. Wel heeft het hof bij belanghebbende het verschil tussen de obligatierente en de PPL-‘winstdeling’ (gelijk aan 12,24% van de obligatierente) belast als vergoeding voor het bieden van tax shelter. De vergrijpboete is wegens een pleitbaar standpunt vernietigd. Beide partijen hebben cassatie aangetekend. De Hoge Raad zet onder meer uiteen dat:

NTFR 2017/1033 - Hoge Raad belicht systeem van art. 10a Wet VPB 1969

ECLI:NL:HR:2017:640, datum uitspraak 21-04-2017, publicatiedatum 21-04-2017
Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017 met annotatie van mr. drs. A.J. van den Bos
Belanghebbende heeft een storting in een deelneming gedaan die zij heeft gefinancierd met een verbonden lening. Het verbonden lichaam heeft het geld parallel van derden ingeleend. De inspecteur heeft aftrek van rente geweigerd op grond van art. 10a Wet VPB 1969. Hof Amsterdam (9 juni 2016, nr. 13/00794, NTFR 2016/2151) heeft geoordeeld dat aan de toepassingsvoorwaarden van art. 10a, lid 1, Wet VPB 1969 is voldaan, maar dat belanghebbende een geslaagd beroep heeft gedaan op de tegenbewijsregeling van art. 10a, lid 3, onderdeel a, Wet VPB 1969. In cassatie houdt deze uitspraak stand. De Hoge Raad zet onder meer uiteen dat:

NTFR 2017/1035 - Omvang privégebruik auto moet in redelijkheid worden bepaald I

ECLI:NL:HR:2017:711, datum uitspraak 21-04-2017, publicatiedatum 21-04-2017
Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017 met annotatie van mr. C.C. van den Berg
Belanghebbende is ondernemer. Zij heeft in 2011 aan haar directeur een tot het bedrijfsvermogen behorende auto om niet ter beschikking gesteld. De directeur heeft de auto zowel zakelijk als privé gebruikt zonder een kilometeradministratie bij te houden. Belanghebbende heeft de omzetbelasting die haar in rekening is gebracht voor de aanschaf en het gebruik van de auto volledig in aftrek gebracht. In december 2011 heeft belanghebbende omzetbelasting voldaan voor het privégebruik. Voor de eerste zes maanden van 2011 heeft belanghebbende gebruik gemaakt van de forfaitaire regeling van het Besluit 2009. Dit besluit is per 1 juli 2011 ingetrokken. Voor de laatste zes maanden heeft belanghebbende gebruik gemaakt van het Besluit 2011. Met Hof Arnhem-Leeuwarden (31 maart 2015, nr. 14/00454, NTFR 2015/1511) is de Hoge Raad van oordeel dat de intrekking van het Besluit 2009 geen gevolgen heeft voor de toepassing van de forfaitaire regeling voor het eerste half jaar 2011. Verder overweegt de Hoge Raad dat voor de laatste zes maanden de wegens privégebruik verschuldigde omzetbelasting volgens het Besluit 2011 is vastgesteld op 2,7% van de catalogusprijs. Deze forfaitaire berekening moet echter evenredig zijn aan de omvang van het privégebruik. Nu de administratie van belanghebbende geen gegevens bevat over het privégebruik, moet de omvang in redelijkheid worden bepaald. Daarvoor kan ook een beroep worden gedaan op statistische gegevens. Het oordeel van het hof dat het privégebruik uitsluitend aan de hand van een kilometeradministratie kan worden vastgesteld, is derhalve onjuist. Verwijzing moet volgen voor onderzoek naar de omvang van het privégebruik.

NTFR 2017/1036 - Omvang privégebruik auto moet in redelijkheid worden bepaald II

ECLI:NL:HR:2017:713, datum uitspraak 21-04-2017, publicatiedatum 21-04-2017
Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017 met annotatie van mr. C.C. van den Berg
Belanghebbende is een commanditaire vennootschap. Zij heeft in 2011 aan haar beherend vennoot een tot het bedrijfsvermogen behorende auto om niet ter beschikking gesteld. Deze vennoot heeft de auto zowel zakelijk als privé gebruikt zonder een kilometeradministratie bij te houden. Belanghebbende heeft de omzetbelasting die haar in rekening is gebracht voor het gebruik van de auto volledig in aftrek gebracht. Belanghebbende heeft omzetbelasting voldaan voor het privégebruik. Voor de laatste zes maanden heeft belanghebbende gebruikgemaakt van het Besluit 2011, waarin de wegens privégebruik verschuldigde omzetbelasting is vastgesteld op 2,7% van de catalogusprijs. Als deze forfaitaire regeling in strijd is met Btw-richtlijn 2006, betekent dat niet dat in het geheel geen omzetbelasting is verschuldigd. In dat geval is omzetbelasting verschuldigd voor zover dat volgens de Btw-richtlijn toelaatbaar is. Dit brengt mee dat belanghebbende recht heeft op terugbetaling voor zover meer omzetbelasting is geheven dan overeenkomt met de omzetbelasting over de aan het privégebruik toerekenbare uitgaven. Nu de administratie van belanghebbende geen gegevens bevat over het privégebruik, moet de omvang in redelijkheid worden bepaald. Anders dan Hof Arnhem-Leeuwarden (31 maart 2015, nr. 14/00452, NTFR 2015/1510) heeft geoordeeld, kan voor de vaststelling daarvan ook een beroep worden gedaan op statistische gegevens. Het oordeel van het hof dat het privégebruik uitsluitend aan de hand van een kilometeradministratie kan worden vastgesteld, is derhalve onjuist. Verwijzing moet volgen voor onderzoek naar de omvang van het privégebruik.

NTFR 2017/1037 - Niet meer omzetbelasting verschuldigd dan volgens Btw-richtlijn toelaatbaar is

ECLI:NL:HR:2017:714, datum uitspraak 21-04-2017, publicatiedatum 21-04-2017
Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017 met annotatie van mr. C.C. van den Berg
Belanghebbende is ondernemer. Zij heeft in 2011 aan haar directeur een tot het bedrijfsvermogen behorende auto om niet ter beschikking gesteld. De directeur heeft de auto zowel zakelijk als privé gebruikt zonder een kilometeradministratie bij te houden. Belanghebbende heeft de omzetbelasting die haar in rekening is gebracht voor de aanschaf en het gebruik van de auto volledig in aftrek gebracht. In december 2011 heeft belanghebbende omzetbelasting voldaan voor het privégebruik. Voor de laatste zes maanden heeft belanghebbende gebruikgemaakt van het Besluit 2011, waarin de wegens privégebruik verschuldigde omzetbelasting is vastgesteld op 2,7% van de catalogusprijs. Met Hof Arnhem-Leeuwarden (31 maart 2015, nr. 14/00455, NTFR 2015/2273) is de Hoge Raad van oordeel dat het neutraliteitsbeginsel niet is geschonden. Een verschillende behandeling van het geval dat een werkgever een auto in eigendom heeft en van het geval dat een werkgever daarover beschikt op basis van lease, is gerechtvaardigd. Verder heeft belanghebbende aangevoerd dat het Besluit 2011 een inbreuk kan vormen op het Unierecht, omdat in de grondslag van de forfaitaire regeling van het Besluit 2011 ook BPM is begrepen. Volgens de Hoge Raad heeft strijdigheid met het Unierecht alleen gevolgen als belanghebbende met recht aanvoert dat toepassing van het Besluit 2011 ertoe leidt dat meer belasting wordt geheven dan volgens de Btw-richtlijn toelaatbaar is.

NTFR 2017/1038 - Normale waarde is maatstaf van heffing privégebruik auto

ECLI:NL:HR:2017:712, datum uitspraak 21-04-2017, publicatiedatum 21-04-2017
Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017 met annotatie van mr. C.C. van den Berg
Belanghebbende is een fiscale eenheid. Zij heeft in 2011 onder meer zes tot het bedrijfsvermogen behorende bestelauto’s aan werknemers ter beschikking gesteld. Deze bestelauto’s mogen privé worden gebruikt. Een kilometeradministratie is niet bijgehouden. Voor twee bestelauto’s hebben de werknemers € 100 per vier weken betaald aan belanghebbende. Volgens de Hoge Raad neemt deze bijdrage niet weg dat voor het eerste halfjaar van 2011 het BUA toch van toepassing is. Voor het tweede halfjaar kan art. 8, lid 4, Wet OB 1968 worden toegepast, aldus de Hoge Raad. Dit artikel is in december 2011 met terugwerkende kracht tot 1 juli 2011 ingevoerd. Volgens de Hoge Raad was terugwerkende kracht gerechtvaardigd. In een persbericht van 17 juni 2011 was voldoende gedetailleerd vermeld hoe de regeling zou gaan luiden. Ook is het toegestaan dat op grond van art. 8, lid 4, Wet OB 1968 niet de tegenprestatie (van € 100) als maatstaf van heffing wordt genomen, maar de normale waarde van de dienst. Een werknemer kan immers als verbonden persoon in de zin van art. 80 Btw-richtlijn worden aangemerkt. Verder is van een schending van het neutraliteitsbeginsel geen sprake. Een verschillende behandeling van het geval dat een werkgever een auto in eigendom heeft en van het geval dat een werkgever daarover beschikt op basis van lease, is gerechtvaardigd.

NTFR 2017/1040 - Nadere conclusie advocaat-generaal: ‘Bredescholenconstructie’ gemeente Woerden is geen economische activiteit

ECLI:NL:PHR:2017:170, datum uitspraak 08-03-2017, publicatiedatum 24-03-2017
Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017 met annotatie van mr. M. Soltysik
Belanghebbende (de gemeente Woerden) heeft opdracht gegeven tot de bouw van twee panden, bestemd voor multifunctioneel gebruik. De ter zake van de oplevering aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting heeft belanghebbende nagenoeg geheel in aftrek gebracht. Belanghebbende heeft de betrokken gebouwen verkocht en in eigendom overgedragen aan een speciaal voor die transactie opgerichte stichting voor een bedrag dat ongeveer overeenkomt met 10% van de kostprijs van de gebouwen. Zij heeft omzetbelasting berekend over de verkoopprijs. De door de stichting verschuldigde koopsom is vervolgens omgezet in een rentedragende lening. De stichting heeft gedeelten van de gebouwen om niet in gebruik gegeven aan drie instellingen voor bijzonder basisonderwijs. De overige gedeelten verhuurt de stichting tegen een vergoeding aan verschillende huurders die deze voor uiteenlopende doeleinden gebruiken. Deze verhuur is vrijgesteld van omzetbelasting, behoudens de verhuur van de sportaccommodaties.

NTFR 2017/1043 - Tuincentrum hanteert onjuiste omzetsplitsing

ECLI:NL:HR:2017:740, datum uitspraak 21-04-2017, publicatiedatum 21-04-2017
Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017
Belanghebbende exploiteert een tuincentrum. Zij verkoopt goederen die onder het algemene tarief van de omzetbelasting vallen en goederen die onder het verlaagde tarief vallen zoals planten. In 2004 komt er een anonieme melding bij de Belastingdienst binnen. Naar aanleiding hiervan wordt een boekenonderzoek gestart, waaruit blijkt dat belanghebbende inderdaad sjoemelt met de btw-tarieven. Voor het berekenen van de door belanghebbende verschuldigde omzetbelasting hanteerde zij tot en met 2001 de forfaitaire zogenoemde ‘methode II’ als bedoeld in art. 16 Uitv.besl. OB 1968. Dit leidde in 2001 tot een mengpercentage van 11,8% van de omzet inclusief btw. In de daaropvolgende jaren heeft belanghebbende methode II als zodanig niet meer toegepast, maar zelf een mengpercentage voor de omzetbelasting bepaald, naar zij stelt op basis van ervaringscijfers en analyses uit 2001. Die percentages zijn voor 2002 en 2003: 9,91%, voor 2004: 9,36% en voor 2005: 9,32% van de omzet inclusief btw. Hof Amsterdam (3 juni 2016, nr. 14/00221, NTFR 2016/2104) heeft geoordeeld dat belanghebbende niet is geslaagd in de op haar rustende bewijslast dat de door haar gehanteerde splitsing op basis van een mengpercentage aannemelijk is. De berekening van de inspecteur dient in beginsel te worden gevolgd. Het beroep van belanghebbende op gewekt vertrouwen wordt door het hof verworpen. De boete is passend en geboden.

NTFR 2017/1044 - Tariefgroepindeling led-lampen

ECLI:NL:HR:2017:729, datum uitspraak 21-04-2017, publicatiedatum 21-04-2017
Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017 met annotatie van mr. G. van Dam
Belanghebbende heeft led-lampen in het vrije verkeer gebracht. Volgens belanghebbende is post GN 8541 van toepassing, volgens de inspecteur GN 8543. Hof Amsterdam (27 februari 2014, nrs. 12/00461 t/m 12/00463, NTFR 2014/1108 kwam tot indeling in GN 8539. De Hoge Raad (6 november 2015, nr. 14/01880, NTFR 2015/2961) had Unierechtelijke twijfels en heeft de zaak voorgelegd aan het HvJ. Dit hof heeft bij arrest van 8 december 2016, C-600/15, geoordeeld dat led-lampen onder post GN 8543 vallen. De Hoge Raad doet einduitspraak en volgt het oordeel van het HvJ.

NTFR 2017/1049 - Tarieventabel leges gemeente Rotterdam met 'zaagtandtarief' leidt tot willekeurige en onredelijke belastingheffing

ECLI:NL:PHR:2017:248, datum uitspraak 23-03-2017, publicatiedatum 14-04-2017
Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017 met annotatie van mr. R. van den Berg MRE
Belanghebbende heeft in 2013 omgevingsvergunningen aangevraagd voor twee bouwprojecten in Rotterdam. Als geschatte totale kosten heeft zij € 1.375.000 respectievelijk € 1.875.000 opgegeven. De heffingsambtenaar heeft tweemaal leges, ten bedrage van € 100.335, van belanghebbende geheven, ter zake van het in behandeling nemen van de aanvragen voor de twee omgevingsvergunningen. Categorie IX van de tarieventabel is toegepast, waarin het tarief van de leges een vast bedrag van € 100.335 bedraagt.

NTFR 2017/1050 - Aanmaning tot doen van aangifte is vereist voor omkering bewijslast

ECLI:NL:HR:2017:675, datum uitspraak 14-04-2017, publicatiedatum 14-04-2017
Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017 met annotatie van mr. drs. R. Steenman
Belanghebbende heeft geen aangifte IB/PVV gedaan. De door de inspecteur verzonden aanmaning heeft hij niet ontvangen. Hof Den Bosch (29 september 2016, nr. 15/00914, NTFR 2016/3008) heeft geoordeeld dat het niet ontvangen van de aanmaning niet in de weg staat aan omkering en verzwaring van de bewijslast. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak. Het niet doen van de vereiste aangifte leidt tot omkering en verzwaring van de bewijslast. De vereiste aangifte is onder meer niet gedaan als de belastingplichtige die is uitgenodigd tot het doen van aangifte de daarbij gestelde termijn ongebruikt heeft laten verstrijken en tevens geen aangifte heeft gedaan binnen de door de inspecteur bij aanmaning gestelde termijn. Het hof heeft dit miskend.

NTFR 2017/1051 - Mededeling van belanghebbende dat verschuldigde loonheffing nihil is, is verzoek om teruggaaf ex art. 20 AWR

ECLI:NL:HR:2017:716, datum uitspraak 21-04-2017, publicatiedatum 21-04-2017
Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag LB 2007 opgelegd, wegens eerder onverschuldigd aan belanghebbende terugbetaalde loonbelasting van € 36.961. In geschil is of er sprake is van een verzoek om teruggaaf in de zin van art. 20, lid 1, AWR waardoor naheffing mogelijk is. Hof Den Bosch (7 januari 2016, nr. 14/00532, NTFR 2016/640) heeft geoordeeld dat de mededeling van belanghebbende op 9 juli 2007 dat de verschuldigde loonheffing over periode 6 van 2017 nihil is, een verzoek om teruggaaf is. Het enkele feit dat belanghebbende een verzoek heeft gedaan dat ten onrechte ertoe heeft geleid dat teruggaaf van belasting is verleend, volstaat volgens het hof voor naheffing. De Hoge Raad laat de hofuitspraak in stand. De inspecteur kon de mededeling op 9 juli 2007 redelijkerwijs opvatten als een verzoek om teruggaaf van loonheffing. Dat het verzoek binnen de aangiftetermijn is gedaan, doet daaraan niet af. Naheffing is derhalve mogelijk.

NTFR 2017/1052 - Schending onschuldpresumptie 'bedrijvendokter' geen grond voor vernietiging navorderingsaanslag

ECLI:NL:HR:2017:671, datum uitspraak 14-04-2017, publicatiedatum 14-04-2017
Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017 met annotatie van mr. R.W.J. Kerckhoffs
Belanghebbende, woonachtig in België, heeft samen met zijn in Nederland wonende zakenpartner (als bedrijvendokters) een aantal transacties met betrekking tot de aan- en verkoop c.q. herstructurering van Nederlandse bedrijven verricht. Daarbij is gebruikgemaakt van verschillende entiteiten (in Nederland, op de Nederlandse Antillen en op de Britse Maagdeneilanden). In 2002 is door de inspecteur en de FIOD een onderzoek gestart. Volgens de inspecteur hebben niet die entiteiten, maar belanghebbende en zijn zakenpartner de winsten genoten. Dat heeft geleid tot een reeks van belastingaanslagen. Ook is er een strafprocedure geweest. Tegen de uitspraak van Hof Den Haag (1 april 2015, nr. 11/00057) heeft belanghebbende cassatieberoep aangetekend. De Hoge Raad oordeelt onder meer dat:

NTFR 2017/1058 - Stilzwijgende goedkeuring opzegging spaartegoedenverdragen voor geassocieerde gebieden Nederland en VK

Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017
De minister van Buitenlandse Zaken legt met deze brief het voornemen tot het opzeggen van een groot aantal zogenoemde spaartegoedenverdragen ter stilzwijgende goedkeuring voor aan de Eerste en Tweede Kamer. Het gaat hierbij enerzijds om door Nederland met de andere EU-lidstaten, ten behoeve van de andere delen van het Koninkrijk, gesloten verdragen inzake het uitwisselen van informatie betreffende inkomsten uit spaargelden. Anderzijds betreft het de zodanige verdragen tussen Nederland en diverse Britse eilanden. Achtergrond van de opzegging is dat door de – wereldwijde – ontwikkeling van de Common Reporting Standard (CRS) de spaartegoedenrichtlijn zowel geografisch als inhoudelijk overbodig is geworden. In verband hiermee is de spaartegoedenrichtlijn inmiddels per 1 januari 2016 ingetrokken. Ook de afhankelijke en geassocieerde gebieden van Nederland en het VK hebben zich gecommitteerd aan CRS. Hierdoor kunnen de bilaterale spaartegoedenverdragen voor deze gebieden worden beëindigd (voor zover al niet door de andere staat opgezegd). De toelichtende nota bevat een lijst met deze verdragen. Tevens wordt in deze nota aangegeven op welke wijze de afhankelijke en geassocieerde gebieden van Nederland en het VK aan de CRS uitvoering gaan geven. Waar nodig zal via notawisseling worden geregeld dat het spaartegoedenverdrag vanaf 1 januari 2017 niet meer wordt toegepast. Voor bepaalde gebieden zal de opzegging van het spaartegoedenverdrag pas plaatsvinden als deze gebieden de CRS daadwerkelijk hebben geïmplementeerd.

NTFR 2017/1059 - Brief met update gevolgen Amerikaanse FATCA-regelgeving voor burgers en financiële instellingen in Nederland

Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017
In deze brief geeft de staatssecretaris van Financiën een update van de stand van zaken rond de uitwerking van de Amerikaanse FATCA-regelgeving en de Amerikaanse belastingwetgeving voor burgers en financiële instellingen in Nederland. Dit naar aanleiding van toezeggingen die hij heeft gedaan tijdens een algemeen overleg over FATCA. Hij benadrukt dat een meer structurele oplossing bijstelling vereist in Amerikaanse procedures, Amerikaans beleid of Amerikaanse regelgeving. Het instrumentenpaneel hiervoor ligt in de VS. Wel geeft de staatssecretaris aan dat hij – in samenspraak met Europese bondgenoten en andere (private) belanghebbenden – kan proberen invloed uit te oefenen. Verder kan hij proberen de uitwerking van de Amerikaanse regelgeving op Nederlandse burgers en bedrijven te verzachten, bijvoorbeeld door betere informatievoorziening.

NTFR 2017/1060 - Brief en beantwoording vragen APA/ATR-praktijk

Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017 geschreven door prof. dr. J. Vleggeert
Op 14 april jl. heeft de staatssecretaris van Financiën de schriftelijke vragen beantwoord die zijn gesteld door leden van de Tweede Kamer naar aanleiding van interne documenten van het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst over de APA/ATR-praktijk die recent met een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) zijn vrijgegeven. De antwoorden zijn opgenomen in een bijlage bij de brief van 14 april. In de brief vat de staatssecretaris de hoofdpunten samen om een overzicht te verschaffen. De APA/ATR-notitie die in het kader van de WOB openbaar is gemaakt bevat een selectie van structuren waarover met regelmaat zekerheid vooraf wordt gegeven. In grensoverschrijdende gevallen kunnen sommige voorbeelden, zoals met name de hybride mismatches, de cv/bv en de infokap, door sommige belastingplichtigen worden ingezet om belasting te ontwijken. De kern van dit probleem zit volgens de staatssecretaris niet in de Nederlandse wet- en regelgeving, maar Nederland wordt wel gebruikt in structuren die uiteindelijk leiden tot ontwijking. Deze ontwijkingssituaties zijn lang getolereerd waar het een vestigingsklimaatvoordeel opleverde, maar staan inmiddels maatschappelijk ter discussie en kunnen in de komende jaren worden aangepakt, vooral door verbeterde gegevensuitwisseling.

NTFR 2017/1061 - Vervolgbesluit WOB-verzoek inzake cv-bv-structuren en informeel kapitaalrulings

Aflevering 17, gepubliceerd op 27-04-2017 geschreven door prof. dr. J. Vleggeert
In NTFR 2017/925 is het besluit van 27 maart 2017 op het WOB-verzoek inzake cv-bv-structuren en informeel kapitaalrulings besproken. Omdat medio maart nog een hoeveelheid oudere documenten beschikbaar kwam die voor 27 maart nog niet door het Ministerie van Financiën op relevantie beoordeeld kon worden, is voor die documenten een herhaald WOB-verzoek gedaan. Het vervolgbesluit van 14 april 2017 heeft betrekking op deze stukken. Bij het besluit is een inventarislijst gevoegd waaruit blijkt dat vijftien documenten zijn vrijgegeven. De documenten zijn al wat ouder; het oudste document stamt uit 1998 en het meest recente document komt uit 2004.