Aflevering 16

Gepubliceerd op 20 april 2017

NTFR 2017/954 - Schaf alle persoonsgebonden aftrekposten af

Aflevering 16, gepubliceerd op 20-04-2017 geschreven door prof. dr. mr. E.J.W. Heithuis
Fiscale wetenschappers is instrumentalisme in het belastingrecht doorgaans een gruwel. Belastingen dienen om geld in het laatje van de overheid te brengen en daarmee basta. Met belastingen allerlei nevendoeleinden nastreven – het instrumentalisme dus – is doorgaans gedoemd te mislukken. In het gunstigste geval blijkt na een evaluatie meestal dat niet kan worden aangegeven of de fiscale stimulans zijn nut heeft gehad, maar even vaak is de evaluatie ronduit negatief. Dat bleek uit de evaluatie van de innovatiebox, waarover ik vorig jaar schreef in deze Opinie.Zie mijn Opinie: Innovatiebox: weggegooid geld?, NTFR 2016/1100. Er kon nauwelijks worden aangegeven of de enorme fiscale stimulering van innovatie het belastinggeld waard was. Het jaar daarvóór had de Algemene Rekenkamer in een groot onderzoek naar belastinguitgaven al een soortgelijke conclusie getrokken.Zie mijn Opinie: Belastinguitgaven, NTFR 2015/1336.

NTFR 2017/955 - Kamerbrief onderzoek marginale druk in het inkomensbeleid

Aflevering 16, gepubliceerd op 20-04-2017
Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Eerste en Tweede Kamer geïnformeerd over het onderzoek marginale druk. Aanleiding voor het onderzoek zijn twee moties die oproepen onderzoek te doen naar de marginale druk. Het rapport brengt in kaart voor welke groepen de marginale druk als gevolg van inkomstenbelasting en toeslagen meer dan 56% bedraagt en op welke wijze de marginale druk kan worden teruggebracht. Tevens is onderzoek gedaan naar situaties van extreme marginale druk en naar maatregelen die de tarieven voor deze groepen normaliseren. Onderzocht is het deel van de werkenden dat in 2017 te maken heeft met een hoge marginale druk. De achtergrond van situaties met een hoge marginale druk is een stapeling van inkomensafhankelijke belastingkortingen en toeslagen die afbouwen in dit inkomenstraject. Eenvoudige oplossingen voor een hoge marginale druk bestaan volgens de minister niet. Spanning tussen de verschillende doelstellingen van het inkomensbeleid zal altijd blijven bestaan. Daarin moet een afweging gemaakt worden tussen arbeidsmarktprikkels, het streven naar een evenwichtige inkomensverdeling en de doelstelling van gezonde overheidsfinanciën.

NTFR 2017/956 - Brief over moties en toezeggingen

Aflevering 16, gepubliceerd op 20-04-2017
De staatssecretaris van Financiën heeft een brief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin hij ingaat op de uitvoering van verschillende moties en hij gevolg geeft aan diverse toezeggingen. Verder neemt hij een planning op van de moties en toezeggingen die nog moeten worden afgedaan.

NTFR 2017/975 - Waarde economisch verkeer wijkt in beginsel niet af van gecorrigeerde vervangingswaarde

ECLI:NL:HR:2017:672, datum uitspraak 14-04-2017, publicatiedatum 14-04-2017
Aflevering 16, gepubliceerd op 20-04-2017 met annotatie van mr. B.S. Kats
Belanghebbende is eigenaar van een kantoorpand. In het kader van een WOZ-procedure bepleit de heffingsambtenaar toepassing van de gecorrigeerde vervangingswaarde (GVW), terwijl belanghebbende de huurwaardekapitalisatiemethode (HWK) wenst toe te passen. Hof Den Haag (19 oktober 2016, nr. 16/00206) wijst toepassing van de HWK af, omdat deze slechts leidt tot de bevestiging dat de waarde in het economische verkeer (WEV) lager is dan de GVW. In cassatie klaagt belanghebbende erover dat het hof heeft geoordeeld dat de GVW hoger is dan de WEV, berekend volgens de HWK. Deze klacht slaagt. Volgens de Hoge Raad heeft voor courante, commercieel onroerende zaken als uitgangspunt te gelden dat de WEV niet afwijkt van de GVW. Het oordeel van het hof dat de GVW hoger is dan de WEV, is zonder nadere motivering dus onbegrijpelijk.

NTFR 2017/976 - Geen samenhang tussen zaken waarin belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld en zaken waarin inspecteur hoger beroep heeft ingesteld I

ECLI:NL:HR:2017:605, datum uitspraak 07-04-2017, publicatiedatum 07-04-2017
Aflevering 16, gepubliceerd op 20-04-2017 met annotatie van mr. A. Wolkers
Belanghebbende heeft in 2014 hoger beroep ingesteld inzake drie BPM-zaken. De inspecteur heeft in drie andere BPM-zaken hoger beroep ingesteld. Hof Amsterdam (31 mei 2016, nr. 14/00820) heeft geoordeeld dat voor de proceskostenvergoeding sprake is van zes samenhangende zaken in de zin van art. 3, lid 2, BPB, zoals deze tekst luidt vanaf 1 januari 2015. Volgens de Hoge Raad heeft het hof terecht de samenhang beoordeeld aan de hand van de per 1 januari 2015 geldende tekst. Gerechtvaardigde verwachtingen moeten weliswaar worden geëerbiedigd, maar ten tijde van het indienen van het hogerberoepschrift in 2014 konden bij belanghebbende nog geen gerechtvaardigde verwachtingen bestaan omtrent de toekenning van een proceskostenvergoeding. Toch vernietigt de Hoge Raad de hofuitspraak omdat geen samenhang kan bestaan tussen zaken waarin de belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld en zaken waarin de inspecteur hoger beroep heeft ingesteld.

NTFR 2017/977 - Geen samenhang tussen zaken waarin belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld en zaken waarin inspecteur hoger beroep heeft ingesteld II

ECLI:NL:HR:2017:607, datum uitspraak 07-04-2017, publicatiedatum 07-04-2017
Aflevering 16, gepubliceerd op 20-04-2017 met annotatie van mr. A. Wolkers
Belanghebbende heeft in 2014 hoger beroep ingesteld inzake drie BPM-zaken. De inspecteur heeft in drie andere BPM-zaken hoger beroep ingesteld. Hof Amsterdam 31 mei 2016, nr. 14/00597 heeft geoordeeld dat voor de proceskostenvergoeding sprake is van zes samenhangende zaken in de zin van art. 3, lid 2, BPB, zoals deze tekst luidt vanaf 1 januari 2015. Volgens de Hoge Raad heeft het hof terecht de samenhang beoordeeld aan de hand van de per 1 januari 2015 geldende tekst. Gerechtvaardigde verwachtingen moeten weliswaar worden geëerbiedigd, maar ten tijde van het indienen van het hogerberoepschrift in 2014 konden bij belanghebbende nog geen gerechtvaardigde verwachtingen bestaan omtrent de toekenning van een proceskostenvergoeding. Toch vernietigt de Hoge Raad de hofuitspraak om twee redenen. Ten eerste omdat geen samenhang kan bestaan tussen zaken waarin de belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld en zaken waarin de inspecteur hoger beroep heeft ingesteld. En ten tweede omdat het hof bij de berekening van de proceskostenvergoeding niet tevens het verweerschrift als incidenteelhogerberoepschrift in aanmerking heeft genomen.

NTFR 2017/981 - Overzichtsconclusie toepassing art. 80a Wet RO

ECLI:NL:PHR:2017:198, datum uitspraak 28-03-2017, publicatiedatum 29-03-2017
Aflevering 16, gepubliceerd op 20-04-2017 met annotatie van mr. E.C.G. Okhuizen
Tegen Hof Den Bosch 18 oktober 2013, nr. 12/00839 heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld. Bij arrest van 18 april 2014, nr. 13/04524 heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard en de zaak afgedaan met art. 81 Wet RO. Belanghebbende heeft om herziening van het arrest van 18 april 2014 verzocht. Dat verzoek om herziening is bij arrest van 8 juli 2016, nr. 16/01776, onder verwijzing naar art. 80a Wet RO niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat het verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigde, nu het klaarblijkelijk niet tot herziening van het arrest van 18 april 2014 kon leiden, aangezien het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden als bedoeld in art. 8:119, lid 1, Awb behelsde. Daarop heeft belanghebbende een tweede herzieningsverzoek ingediend. Nadat de griffier van de Hoge Raad aan de advocaat-generaal had medegedeeld dat in deze zaak toepassing van art. 80a Wet RO werd overwogen, heeft A-G Niessen besloten conclusie te nemen.

NTFR 2017/982 - Ter zake van gezamenlijk (hoger) beroep van erfgenamen was vijf maal griffierecht verschuldigd

ECLI:NL:HR:2017:684, datum uitspraak 14-04-2017, publicatiedatum 14-04-2017
Aflevering 16, gepubliceerd op 20-04-2017
De vader van belanghebbende, erflater, is overleden in 2012. Hij was tot zijn dood getrouwd met de moeder van belanghebbende. Uit het huwelijk zijn drie kinderen geboren, belanghebbende, zijn zus D, overleden in 2010 met achterlating van drie kinderen, en zijn zus A. Belanghebbende en zijn zus A zijn ieder voor een derde deel gerechtigd tot de nalatenschap. De drie kinderen van D zijn gerechtigd tot het andere derde deel van de nalatenschap. De inspecteur heeft aan ieder van de erfgenamen een voorlopige aanslag erfbelasting opgelegd en bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Ter zake van de tegen de voorlopige aanslagen erfbelasting en beschikkingen heffingsrente ingediende (hoger) beroepschriften is van iedere erfgenaam griffierecht geheven. In geschil is of de heffingsrente tot een juist bedrag is vastgesteld en of terecht van iedere erfgenaam griffierecht is geheven. Hof Den Haag (5 juli 2016, nr. 15/00360, NTFR 2016/2118) heeft overwogen dat belanghebbende niet heeft betwist dat de inspecteur de rente heeft berekend met inachtneming van de wettelijke bepalingen en de daaruit voortvloeiende rentepercentages en dat het de inspecteur niet vrijstaat om van de wettelijke regeling af te wijken en een ander percentage toe te passen dat meer zou aansluiten bij de rente voor staatsobligaties. In dit geval is sprake van vijf indieners die in één geschrift gezamenlijk in hoger beroep zijn gekomen tegen vijf besluiten die zijn genomen tegen elk van hen afzonderlijk. Er is geen sprake van eenzelfde besluit als bedoeld in art. 8:41 Awb. Het hof heeft geconcludeerd dat iedere erfgenaam ter zake van het ingestelde (hoger) beroep griffierecht is verschuldigd.

NTFR 2017/984 - Memorandum van Overeenstemming met Spanje over wederzijdse bijstand in belastingzaken

Aflevering 16, gepubliceerd op 20-04-2017
De staatssecretaris van Financiën maakt met dit besluit bekend dat tussen de bevoegde autoriteiten van Nederland en Spanje een Memorandum van Overeenstemming is gesloten inzake wederzijdse bijstand in belastingzaken. Het memorandum voorziet in de automatische uitwisseling van (beschikbare) inlichtingen over inkomsten uit onroerende zaken, dividenden, interest, royalty’s, inkomsten uit zelfstandige arbeid, salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen, directeursbeloningen, inkomsten van artiesten en sportbeoefenaars, pensioenen en soortgelijke beloningen en overige inkomsten. Daarnaast bevat het memorandum bepalingen over gelijktijdige belastingcontroles en de aanwezigheid van belastingambtenaren – bij controles – op het grondgebied van de andere staat. Het memorandum is op 10 maart 2017 in werking getreden en vervangt het eerdere Memorandum van Overeenstemming met Spanje inzake de stroomlijning en intensivering van wederzijdse bijstand in belastingzaken van 11 april 2006.