NTFR 2019/1755 - Hoge Raad gaat om inzake bewijsregels voor verschoonbaarheid termijnoverschrijding indiening rechtsmiddel in boetezaken
ECLI:NL:HR:2019:1102, datum uitspraak 05-07-2019, publicatiedatum 05-07-2019
Aflevering 28, gepubliceerd op 11-07-2019 met annotatie van mr. J.W. BosmanBelanghebbende heeft te laat bezwaar aangetekend tegen de haar opgelegde aanslag VPB 2011 en de daarbij gegeven verzuimboetebeschikking. Volgens belanghebbende is het verzuim verschoonbaar omdat zij het aanslagbiljet niet heeft ontvangen. Hof Den Haag oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard door de inspecteur. Met betrekking tot de aanslag is de Hoge Raad het eens met het hof. De Hoge Raad herhaalt in het onderhavige arrest zijn vaste bewijsspelregels op dit vlak. Het hof heeft die spelregels niet miskend. Met betrekking tot de boete grijpt de Hoge Raad deze zaak aan om ‘om te gaan’. Tot dusverre gold in boetezaken dat de regel dat een te laat gemaakt bezwaar/beroep niet-ontvankelijk is, buiten toepassing moet blijven indien de belastingplichtige, stelt dat, en op welke grond, de termijnoverschrijding niet aan hem is toe te rekenen; de niet-ontvankelijkheid kan dan slechts worden uitgesproken indien de onjuistheid van deze stelling wordt bewezen. De Hoge Raad ziet thans echter reden om hiervan terug te komen. Dit omdat de oude opvatting van de Hoge Raad afwijkt van de rechtspraak van de Hoge Raad in zogenoemde Mulderzaken en van die van de andere hoogste bestuursrechters en art. 6 EVRM niet tot die bescherming dwingt. De Hoge Raad is thans, vanwege het belang van de rechtseenheid, van oordeel dat ook indien een fiscale procedure een bestuurlijke boete betreft, de ten aanzien van belastingaanslagen geldende bewijsregels dienen te gelden. Het in art. 6 EVRM begrepen recht op toegang tot de rechter staat aan toepassing van die regels niet in de weg. Wel brengt het rechtszekerheidsbeginsel met zich dat de Hoge Raad voor overgangsrecht zorgt. De thans door de Hoge Raad aanvaarde regels blijven buiten toepassing met betrekking tot de ontvankelijkheid van bezwaar- en beroepschriften die zijn ingediend vóór 1 juli 2019. Belanghebbende heeft voor het hof gesteld dat zij het aanslagbiljet niet heeft ontvangen en dat om die reden redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat zij in verzuim is geweest. Het hof heeft ten onrechte niet onderzocht of de inspecteur de onjuistheid van die stelling heeft bewezen. Daarom wordt de zaak verwezen.