NTFR 2019/2259 - Belastingrente; geslaagd beroep op begunstigend beleid
ECLI:NL:GHARL:2019:5419, datum uitspraak 02-07-2019, publicatiedatum 05-07-2019
Aflevering 37, gepubliceerd op 12-09-2019 met annotatie van mr. P.T. van ArnhemIn de aangifte van belanghebbende is abusievelijk het bedrag aan vennootschapsbelasting, € 26.398, zoals dat bij voorlopige aanslag was opgelegd, aangegeven als ‘te verrekenen dividendbelasting’. Dus als voorheffing. Naar aanleiding van de ingediende aangifte heeft de inspecteur de voorlopige aanslag ambtshalve verminderd tot nihil. Belanghebbende heeft daarop het gehele bedrag van € 26.398 terugontvangen. Namens belanghebbende is op 12 juni 2017 verzocht tot verlaging van het terugontvangen bedrag. Vervolgens is aan belanghebbende een definitieve aanslag opgelegd en daarbij is een belastingrentebeschikking genomen voor een bedrag van € 1.786. De hoogte van dit bedrag is in geschil. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Belanghebbende voert in hoger beroep aan dat de weigering om vermindering te verlenen in strijd is met het door de staatssecretaris gevoerde beleid. De inspecteur weerspreekt dat sprake is van beleid, en zo dat beleid er wel is, dan is dat ingetrokken op 7 juni 2017. Het hof is van oordeel dat wel sprake is geweest van beleid. Uit verslagen van de Landelijke vakgroep Formeel recht blijkt dat situaties waarbij rente wordt berekend over een periode waarin de fiscus al over het geld beschikt, zoals in het onderhavige geval, de mogelijkheid bestaat van matiging van de belastingrente. De stelling van de inspecteur dat de verslagen van de Landelijke vakgroep Formeel recht interne stukken waren, doet daaraan niet af. Ook niet gepubliceerd begunstigend beleid kan de belastinginspecteur binden. Verder kan in het midden blijven of het beleid is ingetrokken, nu de brief van de staatssecretaris, waaruit de intrekking mogelijk zou volgen, van 8 december 2017 is.