Aflevering 42

Gepubliceerd op 21 oktober 2010

NTFR 2010/2345 - Komende aanpassingen van het bestuursprocesrecht

Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 geschreven door dr. E.B. Pechler
Medio 2010 is het wetsvoorstel ‘Wet aanpassing bestuursprocesrecht’ (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 450, nrs. 1-4) ingediend. Het is een tamelijk omvangrijk wetsvoorstel. De voorgestelde regels gelden, op enkele uitzonderingen na, ook voor het fiscale procesrecht. Ik beperk mij hier tot enkele opmerkingen over bepaalde onderdelen van het voorstel: het opnemen van regels over hoger beroep in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de voorstellen in de memorie van toelichting (MvT) onder het kopje ‘Naar een slagvaardiger bestuursprocesrecht’. Tot slot ga ik kort in op het aangekondigde wetsvoorstel over schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn.

NTFR 2010/2350 - Geen uitstel van winstneming bij overdracht tegen recht op winst uit onderneming die niet door verkoper werd gedreven

ECLI:NL:HR:2010:BM8075, datum uitspraak 15-10-2010, publicatiedatum 15-10-2010
Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
Belanghebbende en haar echtgenoot hebben in 2000 de economische eigendom van onroerende zaken die behoorden tot hun melkveebedrijf, tegen winstrechten overgedragen aan een door hen opgerichte bv. Het winstrecht is gerelateerd aan het resultaat van het bedrijf van de bv in Denemarken. Belanghebbende heeft ter zake van het winstrecht geen winst verantwoord. De inspecteur heeft de gehele waarde van het winstrecht tot het belastbare inkomen gerekend. De Hoge Raad heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Indien een ondernemer zijn onderneming – of een gedeelte daarvan – overdraagt en als tegenprestatie voor zichzelf een recht op uitkering van een bepaald gedeelte van de met die onderneming door de verkrijger te behalen winst bedingt, staat goed koopmansgebruik toe de waarde van dit winstrecht niet terstond voor de berekening van de overdrachtswinst in aanmerking te nemen. De overdragende ondernemer blijft immers winst uit de overgedragen onderneming genieten, zij het indirect door middel van betalingen door de koper. Deze regel geldt niet indien, zoals in het onderhavige geval, een bedrijfsmiddel wordt overgedragen tegen een recht op de winst uit een onderneming die niet door de verkoper werd gedreven. Dan zal uitstel van winstneming niet zijn toegestaan, tenzij geen redelijke schatting kan worden gemaakt van de waarde van het winstrecht.

NTFR 2010/2351 - Hofoordeel dat onderneming niet is gestaakt is niet cassatieproof

ECLI:NL:HR:2010:BO0399, datum uitspraak 15-10-2010, publicatiedatum 15-10-2010
Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
Belanghebbende exploiteerde in firmaverband A. In 2003 is A verkocht aan C. In het kader van de verkoop zijn per 1 oktober 2003 aan de koper overgedragen de handelsnaam, de inventaris, de goodwill, de vergunningen en de voorraden. Daarnaast zijn de arbeidsovereenkomsten op de koper overgegaan. De ter zake van deze verkoop gerealiseerde boekwinst mag volgens het hof in een herinvesteringsreserve worden ondergebracht. De Hoge Raad acht deze beslissing niet cassatieproof. De kennelijke rechtsopvatting van het hof dat wanneer een ondernemer die zijn onderneming overdraagt, voornemens is binnen een redelijke termijn een vervangende investering te doen en pogingen onderneemt om dat voornemen te verwezenlijken, dat voornemen voldoende is om te concluderen dat hij zijn onderneming niet heeft gestaakt, is niet juist. Na verwijzing dient de stelling van belanghebbende dat A samen met een ander café deel uitmaakte van een en dezelfde onderneming, te worden onderzocht. Deze stelling kan van belang zijn omdat in het geval dat belanghebbende een onderneming had die voor een deel is gestaakt doch voor het overige is voortgezet, de mogelijkheid van vorming van een herinvesteringsreserve voor de boekwinst van het gestaakte deel niet afstuit op het gedeeltelijk gestaakt zijn van de onderneming.

NTFR 2010/2354 - Souteneur slaagt niet in verzwaarde bewijslast inzake winstcorrecties

ECLI:NL:HR:2010:BO0425, datum uitspraak 15-10-2010, publicatiedatum 15-10-2010
Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010
Belanghebbende is strafrechtelijk veroordeeld voor (onder meer) mensenhandel. De inspecteur heeft belanghebbende vervolgens aangeslagen ter zake van als souteneur genoten winst uit onderneming. De winst heeft de inspecteur geschat door ervan uit te gaan dat vijf prostituees gedurende veertig weken op jaarbasis € 2.000 per week hebben verdiend. Rechtbank Arnhem heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Ook in appel heeft belanghebbende geen succes gehad. Op grond van de gedingstukken heeft Hof Arnhem (NTFR 2009/2037) geoordeeld dat belanghebbende een onderneming dreef. Nu belanghebbende geen administratie heeft bijgehouden, dient de bewijslast volgens het hof te worden omgekeerd en verzwaard. Daar komt nog bij dat belanghebbende geen aangiften heeft gedaan. Het verlangde bewijs is door belanghebbende niet geleverd, aldus het hof. De door de inspecteur gemaakte schatting van de verzwegen winst acht het hof redelijk en niet willekeurig.

NTFR 2010/2355 - Werkzaamheden van stedenbouwkundige bij bouwproject vormen resultaat uit overige werkzaamheden

Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 met annotatie van mr. drs. E.J.H. Vermeulen
Belanghebbende is stedenbouwkundige en directeur/enig aandeelhouder van A bv. In de periode 1999-2002 is hij bezig geweest met de aankoop van een tweetal percelen grond en de bouw daarop van twee kantoorpanden. Belanghebbende heeft zich beziggehouden met de bouwvergunning, de aannemersselectie en de prijs- en contractvorming, de directie van de bouw, begeleiding van de opzichter en de bouwmanagementwerkzaamheden. In zijn aangifte IB 2001 heeft belanghebbende de grond met de panden in box 3 verantwoord. Volgens de inspecteur is sprake van resultaat uit overige werkzaamheden.

NTFR 2010/2356 - Uitponden onroerende zaak is belast

Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 met annotatie van mr. drs. E.J.H. Vermeulen
Belanghebbende heeft in maart 2002 een gebouw gekocht, bestaande uit negen afzonderlijke woningen met schuurtjes en grond voor een bedrag van € 297.230. De verkoopprijs is bepaald op basis van de in totaal ontvangen huur en de staat van onderhoud van de woningen. De WOZ-waarde van het gebouw bedroeg op waardepeildatum 1 januari 1999 € 445.612. In september 2002 is de onroerende zaak bij notariële akte gesplitst in appartementsrechten. Vóór de aankoop van het gebouw wist belanghebbende al dat een deel van de bewoners het door hun gehuurde appartement zouden willen kopen. De toenmalige eigenaar van het gebouw wilde echter niet meewerken aan de verkoop van de woningen. In de loop van 2002 en 2003 heeft belanghebbende de appartementsrechten van een drietal woningen verkocht. In zijn aangifte inkomstenbelasting heeft belanghebbende het gebouw aangegeven in box 3. De inspecteur heeft de boekwinst van de in 2002 verkochte appartementen ten bedrage van € 83.153 echter aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden en als zodanig in de aanslag begrepen. Tegen deze aanslag heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard en de aanslag gehandhaafd.

NTFR 2010/2357 - Beveiligingsbedrijf is inhoudingsplichtig voor zwarte betalingen aan ingeleend personeel

Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 met annotatie van mr. J. de Haan
Belanghebbende exploiteert vanaf maart 2003 een beveiligingsbedrijf dat op basis van pay-roll dienstverlening personeel inleent van uitzendbureaus. De Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (SIOD) heeft in 2005 geconstateerd dat belanghebbende aan het personeel hogere vergoedingen heeft betaald (‘bijbetalingen') en dat het personeel meer uren werk verrichtte dan aan het uitzendbureau werd doorgegeven (‘zwarte uren'). In 2007 is belanghebbende strafrechtelijk veroordeeld voor – onder meer – het opzettelijk niet en niet juist doen van aangifte LB/PVV. De inspecteur heeft voor diverse tijdvakken naheffingsaanslagen LB/PVV aan belanghebbende opgelegd. In geschil is of belanghebbende als inhoudingsplichtige kan worden aangemerkt.

NTFR 2010/2358 - Geen aftrek meerkosten autogebruik voor belastingplichtige met burn-out

ECLI:NL:GHARN:2010:BN8218, datum uitspraak 31-08-2010, publicatiedatum 24-09-2010
Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende woonde en werkte tot maart 2004 in Z. Vanwege een burn-out is zij bij een verzorger in A gaan wonen. Vanaf 1 mei 2004 is belanghebbende op therapeutische basis weer gaan werken bij haar werkgever in Z. Daartoe wordt zij door haar verzorger heen en weer vervoerd. In verband hiermee maakt belanghebbende aanspraak of aftrek van autokosten als ziektekosten. Het hof honoreert die aanspraak niet. Belanghebbende heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat zij meer autokosten heeft gemaakt dan vergelijkbare valide personen, aldus het hof.

NTFR 2010/2359 - Earn-outjurisprudentie is niet achterhaald

ECLI:NL:HR:2010:BJ9089, datum uitspraak 08-10-2010, publicatiedatum 08-10-2010
Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 met annotatie van mr. W.F.E.M. Egelie
Belanghebbende heeft in 1999 haar deelneming verkocht aan een derde. De tegenprestatie bestaat uit een vast bedrag en een vordering waarvan de grootte afhankelijk is van de toekomstige resultaten van de verkochte deelneming. Deze vordering bedraagt op 1 januari 2001 f 738.000. Op 16 mei 2001 heeft belanghebbende ter finale kwijting f 470.044 ontvangen. Het verschil wenst belanghebbende ten laste van het resultaat te brengen. Hof Arnhem (NTFR 2009/32) heeft die wens gehonoreerd. Daarbij heeft het hof vooropgesteld dat de zogenoemde earn-outjurisprudentie niet is achterhaald. Dit oordeel is juist, aldus de Hoge Raad.

NTFR 2010/2360 - Nabetalingsregeling vormt geen earn-outregeling

ECLI:NL:HR:2010:BJ9080, datum uitspraak 08-10-2010, publicatiedatum 08-10-2010
Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 met annotatie van mr. W.F.E.M. Egelie
Belanghebbende heeft in 1998 een 35%-deelneming in A verkocht aan een niet-gelieerde vennootschap B voor f 14.000.000. Hiervan werd f 3.500.000 schuldig gebleven. Daarnaast kreeg belanghebbende onder bepaalde voorwaarden recht op een nabetaling. De verkoopwinst is onder de deelnemingsvrijstelling verantwoord. De contante waarde van de nabetaling is door belanghebbende begroot op f 1.125.000 en eveneens verantwoord onder de deelnemingsvrijstelling. In 2001 heeft belanghebbende dit bedrag ten laste van het resultaat gebracht. Hof Den Bosch (NTFR 2009/166) is ervan uitgegaan dat sprake is van een earn-outregeling en heeft de afwaardering toegestaan. Hiertegen komt de staatssecretaris met succes in cassatie. Op grond van de uitleg van twee clausules inzake de nabetalingsregeling concludeert de Hoge Raad namelijk dat de nabetalingsregeling in haar geheel bezien niet een recht vormt dat naar zijn aard zelfstandig tot winsten en verliezen leidt, zoals bedoeld in HR 3 maart 1993, BNB 1993/180.

NTFR 2010/2361 - Aanvulling op 'initiële' koopprijs behoort tot de kostprijs van de deelneming

ECLI:NL:HR:2010:BN9665, datum uitspraak 08-10-2010, publicatiedatum 08-10-2010
Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 met annotatie van mr. W.F.E.M. Egelie
In 2000 heeft A – in 2003 behorend tot de fiscale eenheid van belanghebbende – 85% van de aandelen in C (een radiostation met een FM-frequentie) gekocht. Zowel voor A als voor belanghebbende vormt het aandelenbezit in C een deelneming. Naast de ‘initiële koopprijs’ van f 11.252.000 is onder omstandigheden een ‘additionele koopprijs’ verschuldigd. In haar aangifte VPB 2000 heeft A de additionele betalingsverplichting gewaardeerd op nihil. In 2003 heeft een herverdeling van FM-frequenties plaatsgevonden, waarbij aan C een FM-frequentie werd toebedeeld. Op grond van het contract heeft A in 2003 € 2.469.000 als nabetaling gedaan. De vraag of belanghebbende dit bedrag in 2003 ten laste van het resultaat mag brengen heeft Hof Amsterdam (NTFR 2009/1541) ontkennend beantwoord. De Hoge Raad is het eens met deze beslissing. De verschuldigdheid van de aanvulling op de initiële koopprijs is afhankelijk van de voorwaarde dat C op een nader bepaald tijdstip zal kunnen (blijven) beschikken over een FM-frequentie. Het recht op een zodanige ‘nabetaling’ is niet zonder meer een recht dat naar zijn aard zelfstandig tot winsten en verliezen leidt, zoals bedoeld in HR 3 maart 1993, BNB 1993/180. Niet gebleken is dat hier sprake is van meer dan louter een aanvulling op de overeengekomen koopprijs. Hiervan uitgaande behoort de aanvulling tot de kostprijs van de deelneming.

NTFR 2010/2362 - Toegekend winstrecht aan aandeelhouder c.q. oprichter is niet aftrekbaar

ECLI:NL:HR:2010:BM8150, datum uitspraak 15-10-2010, publicatiedatum 15-10-2010
Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
De echtgenoten X en X-Y hebben in 2000 de economische eigendom van onroerende zaken die behoorden tot hun melkveebedrijf tegen winstrechten overgedragen aan belanghebbende, een door hen opgerichte bv. Het hof heeft geoordeeld dat, gelet op de omstandigheden en voorwaarden waaronder het winstrecht tot stand is gekomen, de toegekende winstrechten op grond van art. 9, lid 1, letter c, Wet VPB 1969 (tekst 2001) niet ten laste van de winst van belanghebbende kunnen worden gebracht. De Hoge Raad sluit zich hierbij aan. Anders dan belanghebbende in cassatie heeft betoogd, is de toepasselijkheid van art. 9, lid 1, letter c, Wet VPB 1969 niet uitgesloten indien, zoals in het onderhavige geval, de transactie tussen aandeelhouder c.q. oprichter en de belastingplichtige op zakelijke basis is geschied.

NTFR 2010/2364 - Beschikking heffingsrente – waartegen het bezwaar zich krachtens fictie ook richt – in strijd met zorgvuldigheidsbeginsel opgelegd

ECLI:NL:HR:2010:BN8729, datum uitspraak 01-10-2010, publicatiedatum 01-10-2010
Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 met annotatie van mr. J.M. van der Vegt
Belanghebbende heeft royalty's genoten uit Japan. In zijn aangifte heeft hij een aftrek ‘elders belast' geclaimd. De gegevens van de aangifte zijn door een niet-fiscaal geschoold medewerker ingebracht in het elektronische systeem van de Belastingdienst. De aangifte is vervolgens uitgeworpen voor controle met als instructie ‘beoordeel inkomsten (box 1) uit het buitenland'. Daarachter is met de hand bijgeschreven ‘282044 uit Japan max 10% v/h bedrag'. Bij de vaststelling van de aanslag is een aftrek ‘elders belast' in aanmerking genomen voor het bedrag van de Nederlandse belasting. Vervolgens is een navorderingsaanslag opgelegd, waarbij de aftrek ‘elders belast' werd teruggebracht tot het bedrag van de in Japan geheven bronbelasting van 10%. Voorts is heffingsrente berekend. Hof Den Haag (NTFR 2010/203) oordeelde dat de inspecteur gerechtigd is na te vorderen, omdat sprake is van een voor belanghebbende kenbare, met een schrijf- of tikfout gelijk te stellen vergissing. De hiertegen gerichte middelen worden door de Hoge Raad verworpen onder verwijzing naar art. 81 Wet RO. De niet-ontvankelijkverklaring door het hof van het bezwaar tegen de beschikking heffingsrente draait de Hoge Raad echter terug. Een bezwaar tegen de aanslag moet immers tevens worden opgevat als een bezwaar tegen een op hetzelfde biljet vermelde beschikking heffingsrente die met de aanslag samenhangt. Wegens schending van het zorgvuldigheidsbeginsel – uitsluitend door een vergissing van de Belastingdienst is niet meteen bij de primitieve aanslag geheven – wordt de beschikking heffingsrente door de Hoge Raad vernietigd.

NTFR 2010/2365 - Afspraak over verlenging enkelvoudige navorderingstermijn impliceert niet afspraak over vervaltermijn voor boete

ECLI:NL:HR:2011:BN9672, datum uitspraak 29-04-2011, publicatiedatum 29-04-2011
Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 met annotatie van mr. I.R.J. Thijssen
De inspecteur en X maken na boekenonderzoek 1 bij de bv, waarvan X directeur en enig aandeelhouder is, een ‘afspraak’ dat X en de bv (hierna: belanghebbenden) hun administratie en aangiften op orde brengen en zich niet zullen beroepen op het verlopen van aanslagtermijnen, waartegenover de inspecteur vooralsnog afziet van geschatte aanslagoplegging/beboeting tot behoud van rechten. Het geschil gaat over betalingen die de bv kwalificeert als smeergeld voor derden, maar de inspecteur als verkapte uitdelingen aan X. Naar aanleiding van boekenonderzoek 2 legt de inspecteur – buiten de navorderingstermijn – navorderingsaanslagen met verhoging op en met omkering van de bewijslast wegens ontbreken van de vereiste aangiften. Hof Amsterdam (NTFR 2010/200) heeft de verhogingen kwijtgescholden, niet aannemelijk oordelend dat de partijen naast afstand van de (enkelvoudige) navorderingstermijn óók afstand van verval van de beboetingsbevoegdheid zouden zijn overeengekomen.

NTFR 2010/2367 - Verzuimboete energiebelasting strijdig met legaliteitsbeginsel

ECLI:NL:GHARN:2010:BN8818, datum uitspraak 14-09-2010, publicatiedatum 01-10-2010
Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Belanghebbende en een bv zijn op één adres gevestigd. Beide exploiteren een grondverzetbedrijf. Belanghebbende heeft laagbelaste gasolie ingekocht. Deze gasolie is ten dele door haarzelf gebruikt en ten dele doorgeleverd aan de bv. Belanghebbende heeft vóór 2008 verzoeken tot teruggaaf van energiebelasting ingediend, welke verzoeken zijn ingewilligd. Nadien heeft de inspecteur nageheven, omdat de doorleveringen aan de bv volgens de inspecteur niet als eigen gebruik kunnen worden aangemerkt. Voorts heeft hij een verzuimboete van 10% opgelegd. Belanghebbende stelt dat zij en de bv als één verbruiker dienen te worden aangemerkt. Het hof verwerpt dat standpunt omdat belanghebbende en de bv in het maatschappelijke verkeer afzonderlijk optraden en juridisch ook twee afzonderlijke entiteiten zijn. De verzuimboete gaat echter wel van de baan wegens schending van het legaliteitsbeginsel. Art. 67c AWR voorzag vóór 1 januari 2008 namelijk niet in de mogelijkheid een verzuimboete op te leggen in de situatie dat een op verzoek verleende te hoge teruggaaf werd nageheven.

NTFR 2010/2368 - Insturen van standaardformulier 'intrekking beroep' leidt tot een rechtsgeldige intrekking

ECLI:NL:GHARN:2010:BN8820, datum uitspraak 14-09-2010, publicatiedatum 01-10-2010
Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 met annotatie van mr. J. Kastelein
Na het instellen van beroep bij Rechtbank Arnhem is de inspecteur alsnog aan de grieven van belanghebbende tegemoetgekomen. Hij heeft belanghebbende verzocht het beroep in te trekken en belanghebbende een proceskostenvergoeding van € 161 toegezegd. De inspecteur heeft een ‘verklaring intrekking beroepschrift’ bijgevoegd. Belanghebbende heeft deze verklaring op 23 september 2009 ondertekend en teruggestuurd naar de inspecteur met het verzoek de verklaring door te sturen naar de rechtbank. De inspecteur heeft dit gedaan. De intrekkingsverklaring is op 1 oktober 2009 bij de rechtbank ingekomen. Op 5 oktober 2009 heeft belanghebbende de rechtbank verzocht een proceskostenvergoeding van € 322 toe te kennen. De rechtbank heeft dit verzoek gehonoreerd. Op het hoger beroep van de inspecteur draait het hof die beslissing terug. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is namelijk niet tegelijk met de intrekking gedaan. Daarom wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

NTFR 2010/2370 - Dwangsom bij niet tijdige uitspraak op bezwaar

ECLI:NL:RBARN:2010:BN3093, datum uitspraak 03-08-2010, publicatiedatum 03-08-2010
Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 met annotatie van mr. M.H.W.N. Lammers
Belanghebbende heeft op 23 januari 2008 bezwaar gemaakt tegen een navorderingsaanslag IB/PVV 2002. De inspecteur heeft nog niet op dit bezwaar beslist. Volgens de inspecteur heeft belanghebbende ingestemd met het opschorten van de beslistermijn. Belanghebbende betwist dit en heeft in november 2008 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. In de beroepsfase heeft belanghebbende ingestemd met het opschorten van de beslistermijn voor de duur van zes maanden. Deze termijn is verstreken zonder dat de inspecteur uitspraak op bezwaar heeft gedaan.

NTFR 2010/2371 - Ten onrechte opgelegde ambtshalve aanslag en boete leiden tot integrale proceskostenveroordeling

ECLI:NL:RBARN:2010:BN3090, datum uitspraak 03-08-2010, publicatiedatum 03-08-2010
Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 met annotatie van mr. J. Kastelein
Op verzoek van belanghebbende is tot 1 april 2009 (nader) uitstel verleend voor het indienen van de aangifte IB/PVV 2006. Op 15 november 2008 heeft de inspecteur ambtshalve een aanslag IB/PVV 2006 opgelegd, vermeerderd met een verzuimboete van € 113. Na bezwaar heeft de inspecteur de aanslag gehandhaafd en de boetebeschikking vernietigd. In beroep heeft de inspecteur de aanslag ambtshalve verminderd en nader vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte. In geschil is de hoogte van de kostenvergoeding voor de bezwaarfase.

NTFR 2010/2375 - Belastingverdrag met Panama ondertekend

Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010
Nederland heeft op 6 oktober 2010 een belastingverdrag met Panama ondertekend. Dit verdrag ziet op belastingen naar het inkomen. Volgens het nieuwsbericht is het verdrag vooral bedoeld om de onderlinge economische banden fiscaal re reguleren. Tevens is het verdrag een extra instrument in de strijd tegen belastingontduiking en zwart sparen. Het nieuwe verdrag met Panama treedt waarschijnlijk in 2012 in werking; het moet nog in beide landen worden goedgekeurd.

NTFR 2010/2376 - Stilzwijgende goedkeuring elf informatie-uitwisselingsverdragen

Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010
Bij brieven van 13 september 2010 heeft de minister van Buitenlandse Zaken elf informatie-uitwisselingsovereenkomsten ter stilzwijgende goedkeuring naar het parlement gestuurd. Dit betreft het op 14 september 2009 tot stand gekomen verdrag met Samoa (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 499), het op 23 oktober 2009 tot stand gekomen verdrag met de Cookeilanden (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 508), het op 6 november 2009 tot stand gekomen verdrag met Andorra (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 493), het op 10 november 2009 tot stand gekomen verdrag met Liechtenstein (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 498), het op 2 december 2009 tot stand gekomen verdrag met Saint Lucia (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 507), het op 4 december 2009 tot stand gekomen verdrag met de Bahama’s (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 492), het op 10 december 2010 tot stand gekomen verdrag met Montserrat (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 496), het op 11 januari 2010 tot stand gekomen verdrag met Monaco (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 489), het op 27 januari 2010 tot stand gekomen verdrag met San Marino (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 495), het op 4 februari 2010 tot stand gekomen verdrag met Belize (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 494) en het op 18 februari 2010 tot stand gekomen verdrag met Grenada (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 490). Al deze verdragen voorzien in de uitwisseling van informatie op verzoek. Verder is expliciet geregeld dat de mogelijkheid tot gegevensuitwisseling ook ziet op bankinformatie. Bij de verschillende brieven is een toelichtende nota bij het verdrag gevoegd. Deze nota’s zijn opgenomen als brondocument, evenals de adviezen van de Raad van State en het nader rapport.

NTFR 2010/2377 - Rente op illegale woekerleningen is vrijgesteld van btw

Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Gennaro Curia en het Italiaanse Ministero dell'Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate, hebben een geschil over de uitleg van art. 13, B, sub d, punt 3, Zesde Richtlijn, ter zake van verrichtingen bestaande uit de verstrekking van geldleningen, de bemiddeling daarbij en het beheer ervan. De activiteit van verstrekker van woekerleningen is naar nationaal recht illegaal en strafbaar. Het HvJ EU verklaart in een beschikking voor recht, dat de activiteit op het gebied van woekerleningen, die naar nationaal recht illegaal en strafbaar is, valt onder de werkingssfeer van de Zesde Richtlijn. Art. 13, B, sub d, punt 1, Zesde Richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat een lidstaat die activiteit niet aan btw kan onderwerpen, terwijl de overeenkomstige activiteit waarbij geldleningen tegen niet-excessieve rente worden verstrekt van die belasting zijn vrijgesteld.

NTFR 2010/2379 - Ingenieursdiensten nader uitgelegd?

Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
De te Polen gevestigde ondernemer, Kronospan, verricht voor een Cypriotische afnemer onderzoeken en technische analyses, onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden op het gebied van natuurwetenschappen en technische wetenschappen. Deze onderzoeken en metingen betreffen de uitstoot van CO2 en de handel in CO2–emissierechten, de opstelling en de controle van de documentatie van deze werkzaamheden alsmede de analyse van verontreinigingsbronnen bij het voortbrengen van producten die hoofdzakelijk uit hout zijn samengesteld. Deze werkzaamheden worden uitgevoerd met het oog op de verkrijging van kennis en technische knowhow op basis waarvan nieuwe materialen, producten en installaties kunnen worden vervaardigd en nieuwe technologische procedés op productieprocessen kunnen worden toegepast. Op vragen van de verwijzende Poolse rechter naar aanleiding van een tussen Kronospan en de Poolse belastingdienst opgekomen geschil over de plaats van dienst, verklaart het Hof van Justitie EU (HvJ EU) voor recht dat diensten die bestaan in de uitvoering van onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden op het gebied van leefmilieu en technologie en die worden verricht door in een lidstaat gevestigde ingenieurs in opdracht en ten behoeve van een in een andere lidstaat gevestigde dienstontvanger, moeten worden aangemerkt als ‘diensten verricht door ingenieurs’ in de zin van art. 9, lid 2, sub e, van de Zesde Richtlijn.

NTFR 2010/2380 - Correctie aftrek van voorbelasting ter zake van gratis vervoer (oud-)personeel

Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 met annotatie van mr. A.J. Blank
Belanghebbende, een openbaarvervoerbedrijf, stelt haar (oud-)personeel en hun gezinsleden op grond van de voor haar geldende collectieve arbeidsovereenkomst (hierna: cao) vrijvervoerbewijzen ter beschikking, waarmee gratis gebruik kan worden gemaakt van (door belanghebbende verzorgd) openbaar vervoer. Voor dit gratis vervoer heeft belanghebbende geen (extra) kosten gemaakt. Per 1 juli 2003 brengt belanghebbende aan oud-werknemers en hun gezinsleden wel een vergoeding in rekening. De inspecteur heeft het verstrekken van deze vrijvervoerbewijzen als een personeelsvoorziening in de zin van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (hierna: het BUA) aangemerkt en heeft derhalve de aftrek van voorbelasting gecorrigeerd. Dat heeft geleid tot een naheffingsaanslag.

NTFR 2010/2381 - Vakantieritten door taxi-ondernemer met taxi tegen zakelijke vergoeding vormen 'taxivervoer'

Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende drijft een taxionderneming. Voor auto’s die tot haar onderneming behoren, heeft zij de BPM teruggevraagd en gekregen. Twee van deze auto’s heeft belanghebbende ingezet voor vakantieritten naar Spanje van de vennoten en familieleden van de vennoten. De vennoten en de familieleden hebben een zakelijke vergoeding voor de ritten betaald. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de vakantieritten niet als taxivervoer kunnen worden aangemerkt en heeft om die reden de BPM nageheven.

NTFR 2010/2382 - Heffing reclamebelasting voor centrumgebied gemeente Doetinchem kan door de beugel

Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 met annotatie van mr. M.P. van der Burg
Op verzoek van de ondernemersvereniging heeft de gemeente Doetinchem voor het centrumgebied een reclamebelasting in het leven geroepen. De opbrengsten hiervan dienen ter subsidiëring van activiteiten en voorzieningen in het centrumgebied. Belanghebbende meent dat de gemeente met de onderhavige reclamebelasting haar boekje te buiten is gegaan. Volgens het hof is echter van een onredelijke en willekeurige heffing geen sprake. Voorts is de gemeente gerechtvaardigd de heffing te beperken tot het centrumgebied.

NTFR 2010/2383 - Tweemaal welstandsleges terecht in rekening gebracht

ECLI:NL:GHARN:2010:BN9799, datum uitspraak 21-09-2010, publicatiedatum 08-10-2010
Aflevering 42, gepubliceerd op 21-10-2010 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende heeft op 30 oktober 2007 een reguliere bouwvergunning aangevraagd voor het oprichten van een kassencomplex met een hoogte van 6,30 meter. Omdat een vrijstelling van het bestemmingsplan moest worden aangevraagd en belanghebbende haast had, heeft zij op 30 januari 2008 voor hetzelfde kassencomplex opnieuw een aanvraag ingediend, nu één voor een binnen het bestemmingsplan passende hoogte van 6 meter. Beide aanvragen zijn in behandeling genomen en uiteindelijk gehonoreerd. De gemeente heeft tweemaal leges geheven, zij het dat de gemeente de bouwleges één keer ambtshalve heeft verminderd tot nihil. Wel is twee keer welstandsleges geheven. Belanghebbende vindt dat niet terecht. Het hof stelt de gemeente echter in het gelijk. Belanghebbende heeft namelijk expliciet twee keer een aanvraag ingediend, één voor een vergunning voor de bouw tot een hoogte van 6 meter die snel kon worden verleend en één voor een vergunning die de bouw tot 6,30 meter – zoals uiteindelijk ook is geschied – mogelijk maakte. Van een aanvulling op de eerste aanvraag, zoals belanghebbende stelt, is geen sprake. De welstandsleges zijn, nu het belastbare feit zich tweemaal heeft voorgedaan, terecht tweemaal in rekening gebracht.