Aflevering 16

Gepubliceerd op 21 april 2011

NTFR 2011/833 - Over boeken, paarden en dus … over nieuwe kinderdagverblijven?

Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011 geschreven door mr. drs. W.A.P Nieuwenhuizen
Deze Opinie gaat over de vraag wanneer een gebouw als nieuw moet worden beschouwd voor de heffing van omzetbelasting (btw). Een vraag die met name een rol speelt indien een dergelijk al dan niet ‘nieuw gebouw’ wordt geleverd (art. 11,1,a,1, Wet OB 1968), later wordt geleverd en de vraag rijst of nog herzienings-btw moet worden gecorrigeerd (art. 13 Uitv.besch. OB 1968), dan wel of de ingebruikneming zal leiden tot een integratieheffing (art. 3,3,b, Wet OB 1968). Situaties dus waarbij het vaak gaat om grote financiële belangen. En uitgerekend op dat gebied is de nationale jurisprudentie wat aan het verschuiven, terwijl daartoe geen Europese aanleiding was.

NTFR 2011/834 - Vervolg wetsvoorstel Invoering flexibilisering bv-recht

Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011
De minister van Veiligheid en Justitie heeft de nota naar aanleiding van het verslag en een nota van wijziging naar de Tweede Kamer gezonden inzake het wetsvoorstel Invoering flexibilisering bv-recht. In de Invoeringswet is niet voorzien in fiscale aanpassingen. Wel wordt in de nota naar aanleiding van het verslag aandacht gegeven aan de gevolgen voor bepaalde fiscale regelingen.

NTFR 2011/835 - De Fiscale agenda

Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011 met annotatie van mr. M.H.C. Ruijschop, mr. drs. W.A.P Nieuwenhuizen en mr. F.A.M. Schoenmaker
De staatssecretaris van Financiën heeft namens het kabinet de Fiscale agenda naar de Tweede Kamer gestuurd.

NTFR 2011/839 - Verschuldigde schadevergoeding wegens onrechtmatig verkregen voordelen is geen negatief loon

ECLI:NL:GHAMS:2011:BP8560, datum uitspraak 10-03-2011, publicatiedatum 23-03-2011
Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011 met annotatie van mr. J. de Haan
Belanghebbende is getrouwd met K. K is directeur-grootaandeelhouder van R bv. Ne bv en R bv zijn overeengekomen dat R bv het management van het door Ne bv uitgeoefende bedrijf zou voeren. De managementvergoeding die Ne bv betaalde, bestond onder meer uit salaris van zowel K als belanghebbende. Belanghebbende verrichte administratieve werkzaamheden voor Ne bv. Belanghebbende is in 2005 veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan Ne bv, omdat zij aan derden helmen en accessoires zou hebben geleverd die afkomstig waren uit de voorraad van Ne bv. Met Rechtbank Haarlem is het hof van oordeel dat de schadevergoeding niet kan worden aangemerkt als negatief loon, aangezien belanghebbende niet in dienstbetrekking was bij Ne bv. Het ligt op de weg van belanghebbende aannemelijk te maken dat zij uit de verkoop van niet aan haar toebehorende helmen en accessoires aan derden winst uit onderneming dan wel resultaat uit overige werkzaamheden heeft genoten, die in rechtstreeks verband staan met de vastgestelde schadeplichtigheid. Hierin is belanghebbende niet geslaagd.

NTFR 2011/841 - Aannemelijk dat inkomsten zijn genoten als tussenpersoon in beleggingspiramide

Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011 met annotatie van mr. D. Westerman
Belanghebbende is betrokken bij een strafrechtelijk onderzoek naar piramidefraude. De hoofdverdachte (X) in deze zaak is veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf. Belanghebbende wordt ervan verdacht als tussenpersoon van X genoten voordeel niet in de aangifte te hebben verantwoord. De vraag is of bij belanghebbende terecht provisie-inkomsten als resultaat uit overige werkzaamheden zijn belast. De rechtbank overweegt dat belanghebbende het aanspreekpunt was voor een deel van de beleggers bij X en de rechtbank acht het aannemelijk dat belanghebbende voor haar activiteiten provisie heeft gekregen. De rechtbank betrekt hierbij onder meer de stelling van belanghebbende dat zij strofiguren heeft ingezet om bedragen op haar naam als leningen aan X te maskeren. Op grond van hetgeen naar voren is gekomen gaat de rechtbank ervan uit dat belanghebbende in 2003 een bedrag van € 91.363 willens en wetens heeft verzwegen. Mede op grond van het feit dat belanghebbende gebruik heeft gemaakt van strofiguren is de rechtbank van oordeel dat sprake is van kwade trouw op grond waarvan navordering gerechtvaardigd is.

NTFR 2011/844 - Loonvordering directeur was vorderbaar en inbaar

ECLI:NL:HR:2011:BQ1246, datum uitspraak 15-04-2011, publicatiedatum 15-04-2011
Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011
Belanghebbende is directeur van een bv. Zij had een loonvordering op deze vennootschap van € 232.262. Dit loon was door een gebrek aan liquide middelen bij de bv niet betaalbaar. In 2003 zijn door de verkoop van activa liquide middelen (€ 379.946) vrijgekomen. Dit geld is met goedvinden van belanghebbende aangewend voor betaling aan een gelieerde vennootschap. Deze gelieerde vennootschap heeft de salarisverplichting jegens belanghebbende overgenomen. De inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat belanghebbende het loon in 2003 heeft genoten. Hof Arnhem (NTFR 2010/1677) deelde die visie. Volgens het hof is de loonvordering in 2003, gelet op de bij de bv vrijgekomen liquide middelen, namelijk vorderbaar en inbaar.

NTFR 2011/845 - Garageboxen maken als aanhorigheden onderdeel uit van eigen woning

ECLI:NL:RBARN:2011:BP5624, datum uitspraak 24-02-2011, publicatiedatum 24-02-2011
Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011 met annotatie van mr. A.J.M. Arends
Belanghebbende is eigenaar van een woning. Gelijktijdig met de aankoop van deze woning heeft belanghebbende een garagebox gekocht. In de jaren daarna heeft hij nog vijf naastliggende garageboxen aangeschaft. Alle garageboxen zijn op korte afstand (tussen de vijftien en veertig meter) van de woning gelegen. Elke garagebox heeft een eigen kadastraal nummer en is los verkoopbaar. Belanghebbende gebruikt de boxen voor de stalling van zijn auto’s, het plegen van onderhoud daaraan en voor opslag. De inspecteur heeft alleen de dichtstbijgelegen garagebox tot de eigen woning gerekend en de overige garageboxen in box 3 in aanmerking genomen. In beroep stelt belanghebbende dat alle garageboxen een onderdeel zijn van zijn eigen woning.

NTFR 2011/848 - Financieel belang is voldoende voor verbondenheid

ECLI:NL:HR:2011:BP1489, datum uitspraak 08-04-2011, publicatiedatum 08-04-2011
Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011 met annotatie van mr. F. van Horzen
Belanghebbende heeft aandelen gekocht van D nv. Belanghebbende is de koopsom rentedragend schuldig gebleven aan D nv. De inspecteur heeft op grond van art. 15ad Wet VPB 1969 de aftrek van de rentelast niet toegestaan vanwege de verbondenheid tussen belanghebbende en D nv. Rechtbank Arnhem (NTFR 2010/1313) heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel. Redengevend daarvoor is dat persoon H in beide vennootschappen een financieel belang heeft van ten minste een derde gedeelte. Dat H in beide vennootschappen een stemrecht van minder dan een derde gedeelte heeft, doet aan de verbondenheid niet af.

NTFR 2011/849 - Toerekening verliezen aan ontvoegde dochtermaatschappij

ECLI:NL:PHR:2011:BP7962, datum uitspraak 13-05-2011, publicatiedatum 13-05-2011
Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011 met annotatie van mr. dr. E. Nijkeuter
Belanghebbende was van 1 januari 2001 tot 1 september 2003 gevoegd in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting met holding. Per 1 september 2003 is zij ontvoegd. Op 30 juni 2003 heeft holding een schuld van € 603.540 van belanghebbende aan holding kwijtgescholden. Holding en belanghebbende hebben de inspecteur ex art. 15af, lid 3, Wet VPB 1969 verzocht om van het per 1 januari 2003 bestaande verlies van de fiscale eenheid (€ 838.525) aan belanghebbende € 329.045 (het per 1 januari 2003 aan belanghebbende toerekenbare verlies) toe te rekenen. De inspecteur heeft het toe te rekenen verlies echter vastgesteld op nihil.

NTFR 2011/850 - Verlies uit garantstelling niet aftrekbaar wegens onzakelijk debiteurenrisico

ECLI:NL:GHARN:2011:BP9846, datum uitspraak 15-03-2011, publicatiedatum 01-04-2011
Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011 met annotatie van mr. F. van Horzen
Belanghebbende behoort tot een concern. Aan het hoofd hiervan stond A bv. In 2000 heeft een consortium van banken een kredietfaciliteit van € 110 miljoen verstrekt aan A bv ten behoeve van het concern. Alle concernmaatschappijen, dus ook belanghebbende, hebben zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de volledige kredietfaciliteit. Voor deze garantstelling heeft belanghebbende geen vergoeding ontvangen. In 2003 heeft het consortium de financiering aan het concern beëindigd en haar vorderingen opgeëist. Belanghebbende is in dit verband aansprakelijk gesteld. Belanghebbende heeft in verband hiermee € 5.191.883 aan het consortium betaald. Dit bedrag is door belanghebbende als verlies uit garantstelling ten laste van haar resultaat gebracht. Het hof is met de inspecteur van oordeel dat het verlies uit de garantstelling niet ten laste van het resultaat kan worden gebracht. Belanghebbende heeft namelijk vanwege aandeelhoudersmotieven een onzakelijk debiteurenrisico op zich genomen door zich hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor de volledige kredietfaciliteit zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen.

NTFR 2011/851 - Aankondiging wetsvoorstel inzake de deelnemingsvrijstelling

Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011 geschreven door mr. M.H.C. Ruijschop
De staatssecretaris heeft een wetswijziging aangekondigd in de deelnemingsvrijstelling. De wijziging houdt in dat belastingplichtigen die op grond van het arrest Deutsche Shell valutakoersverliezen ter zake van een deelneming ten laste van de winst brengen, en daar door de belastingrechter gelijk in krijgen, voortaan ook de koerswinsten tot hun winst moeten rekenen. Koerswinsten en koersverliezen behoren op grond van de in de wet geregelde deelnemingsvrijstelling niet tot de winst. De staatssecretaris is echter bevreesd dat belastingplichtigen met een beroep op het arrest Deutsche Shell er in slagen koersverliezen ter zake van een buitenlandse deelneming toch ten laste van de winst te brengen, terwijl koerswinsten dan mogelijk op grond van de wettelijke regeling onbelast zouden zijn. Daarom wijzigt hij de deelnemingsvrijstelling zodanig dat koerswinsten niet meer onder de deelnemingsvrijstelling vallen voor belastingplichtigen die door de belastingrechter gelijk krijgen bij het aftrekken van hun koersverliezen. Om ontwijking van de maatregel te voorkomen geldt dit ook als de deelneming binnen concern is overgedragen. De tekst van het wetsvoorstel wordt gepubliceerd op het tijdstip waarop het aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. De nieuwe wettelijke regeling gaat in met terugwerkende kracht tot vrijdag 8 april 2011, 17.00 uur.

NTFR 2011/852 - Regeling inzake groep verbonden personen/lichamen bij verkrijging onroerendezaaklichaam is niet discriminatoir

ECLI:NL:GHARN:2011:BP5031, datum uitspraak 01-02-2011, publicatiedatum 18-02-2011
Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011 met annotatie van mr. P.W. Hofman
Belanghebbende, een bv, heeft aandelen verworven in een onroerendezaaklichaam. Volgens de Wet BRV is deze verkrijging belast voor de overdrachtsbelasting. Belanghebbende brengt voor het hof het verdragsrechtelijke discriminatieverbod in stelling. Volgens belanghebbende kan de door de wetgever gemaakte beperking in de kring van verbonden lichamen/personen niet door de beugel. Het hof deelt die zienswijze niet. Gelet op de ratio van de regeling – kort gezegd het voorkomen dat door middel van aandelenoverdrachten de wezenlijke zeggenschap over onroerende zaken belastingvrij wordt verkregen – is de wetgever met de keuze van de verbonden groep namelijk gebleven binnen de hem toekomende ruime beoordelingsmarge.

NTFR 2011/853 - Onderneming mede voortgezet door familie waarvoor de vrijstelling niet geldt

ECLI:NL:HR:2011:BQ1239, datum uitspraak 15-04-2011, publicatiedatum 15-04-2011
Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011
Belanghebbende en zijn broer exploiteren sinds 1991 in maatschapsvorm een voorheen door hun ouders gedreven melkveehouderij. Beide broers zijn – met terugwerkende kracht – in 2001 toegetreden tot een andere maatschap die wordt gevormd door onder meer ooms. In 2002 hebben de ouders de grond, die de broers tot dan toe pachtten, aan hun zonen verkocht en geleverd. Ter zake is aanspraak gemaakt op de vrijstelling voor overdrachtsbelasting ex art. 15, lid 1, onderdeel b, Wet BRV. De inspecteur heeft echter een naheffingsaanslag opgelegd. Rechtbank Leeuwarden heeft het hiertegen gerichte beroep ongegrond geoordeeld. Hof Leeuwarden (NTFR 2010/2008) is de rechtbank in dit oordeel gevolgd, overwegende dat reeds ten tijde van de verkrijging de onderneming werd voortgezet door buiten de voor de vrijstelling geldende familiekring vallende personen.

NTFR 2011/854 - Vrijstelling overdrachtsbelasting geldt niet voor gemeentelijke monumenten

ECLI:NL:HR:2011:BQ1250, datum uitspraak 15-04-2011, publicatiedatum 15-04-2011
Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011
Aan belanghebbende is bij akte van verdeling van 28 mei 2009 de helft van de onroerende zaak te Z toebedeeld. Deze onroerende zaak is een gemeentelijk monument. Belanghebbende heeft op grond van deze verkrijging overdrachtsbelasting voldaan. In geschil is of belanghebbende recht heeft op toepassing van de vrijstelling overdrachtsbelasting van art. 15, lid 1, onder p, Wet BRV.

NTFR 2011/855 - Partijen niet tijdig uitgenodigd voor zitting

ECLI:NL:HR:2011:BQ0405, datum uitspraak 08-04-2011, publicatiedatum 08-04-2011
Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011 met annotatie van mr. P.A. Caljé
Bij aangetekende brief van 24 november 2009 is belanghebbende uitgenodigd voor de zitting van het hof op 15 december 2009. Belanghebbende is niet verschenen ter zitting. In cassatie voert belanghebbende aan dat hij de uitnodiging niet heeft ontvangen en dat bovendien de uitnodiging niet tijdig is gedaan. De Hoge Raad gaat in op deze laatste klacht en stelt belanghebbende in het gelijk. Ingevolge art. 8:56 Awb worden partijen ten minste drie weken tevoren uitgenodigd voor het onderzoek ter zitting. Aan dit vereiste is in dit geval niet voldaan. De hofuitspraak wordt vernietigd. De zaak wordt verwezen om belanghebbende alsnog in de gelegenheid te stellen zijn hoger beroep ter zitting toe te lichten.

NTFR 2011/856 - Te laat bezwaarschrift ontvankelijk omdat belastingplichtige op het verkeerde been is gezet

ECLI:NL:GHARN:2011:BP4019, datum uitspraak 01-02-2011, publicatiedatum 11-02-2011
Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011 met annotatie van mr. J. Snitker
Met dagtekening 12 september 2007 heeft de inspecteur aan belanghebbende een aanslag IB 2005 opgelegd. Nadien heeft de inspecteur belanghebbende een aantal brieven geschreven en een navorderingsaanslag IB 2005 opgelegd. Bij brief van 2 januari 2009 heeft belanghebbende aan de ontvanger medegedeeld dat hij de aanslag IB 2005 niet zal voldoen. Voor het hof is onder meer aan de orde de vraag of het bezwaar en beroep ontvankelijk zijn. Het hof beantwoordt die vragen bevestigend. De inspecteur heeft namelijk binnen de bezwaartermijn en nadien mededelingen gedaan die bij belanghebbende de indruk hebben kunnen wekken dat de primitieve aanslag was komen te vervallen. Eerst bij brief van 15 december 2008 is aan belanghebbende duidelijk geworden dat dit niet het geval was. Het hof merkt de brief van 2 januari 2009 aan als een bezwaarschrift tegen de aanslag IB 2005 en overweegt dat belanghebbende, door binnen drie weken na de brief van 15 december 2008 bezwaar aan te tekenen – mede gelet op de feestdagen – het bezwaarschrift heeft ingediend zo spoedig mogelijk als dit redelijkerwijs van hem kon worden verlangd. Daarom is het bezwaar ontvankelijk. Dat het bezwaarschrift is ingediend bij de ontvanger doet daaraan niet af. De inspecteur schrijft belanghebbende op 28 januari 2009 dat de aanslag IB 2005 moet worden voldaan. Het hof merkt deze brief aan als uitspraak op bezwaar.

NTFR 2011/858 - Fout in aangifte echtgenote leidt niet tot matiging heffingsrente belanghebbende

ECLI:NL:HR:2011:BQ1231, datum uitspraak 15-04-2011, publicatiedatum 15-04-2011
Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011
Echtgenote van belanghebbende heeft bij het invullen van haar aangifte IB/PVV 2004 abusievelijk het sofinummer van belanghebbende ingevuld. Als gevolg daarvan worden de eerder aan belanghebbende opgelegde voorlopige aanslagen verminderd. Op 7 september 2006 doet belanghebbende zelf aangifte en de definitieve aanslag die op 15 augustus 2007 volgt, wordt conform de aangifte opgelegd. Belanghebbende vindt dat de heffingsrente moet worden gematigd, vanwege het niet onderkennen van de fout in de aangifte van de echtgenote door de inspecteur. De inspecteur berekent de heffingsrente, naar aanleiding van HR 25 september 2009, nr. 07/13362, NTFR 2009/2155, over de periode 1 januari 2005 tot en met 7 december 2006. Hof Amsterdam (NTFR 2010/669) heeft geoordeeld dat het zorgvuldigheidsbeginsel niet meebrengt dat het niet onderkennen van de fout in de aangifte van de echtgenote moet leiden tot het achterwege blijven of matigen van de heffingsrente. De gevolgen van het onjuist invullen van de aangifte van de echtgenote komen voor rekening van belanghebbende.

NTFR 2011/860 - Stadeco bv: inspecteur slaagt niet in op hem rustende bewijslast ongerechtvaardigde verrijking

ECLI:NL:GHAMS:2011:BP8555, datum uitspraak 10-03-2011, publicatiedatum 23-03-2011
Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende heeft voor het verhuren, transporteren, opbouwen en afbouwen van stands op tentoonstellingen btw in rekening gebracht aan A, een onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken. Deze prestaties zijn aan A exclusief btw geoffreerd. Belanghebbende heeft de ter zake van deze prestaties aan A berekende btw op aangifte voldaan. Later bleek dat belanghebbende ten onrechte btw in rekening had gebracht en zij verzocht dan ook om teruggaaf van de door haar voldane btw. Dit is geweigerd omdat belanghebbende geen creditfacturen had uitgereikt. De Hoge Raad heeft in het verwijzingsarrest (HR 5 maart 2010, nr. 41.179bis, NTFR 2010/2942) geoordeeld dat de mogelijkheid om herstel van de onjuiste factuur te verlangen op zodanige wijze dat de btw aan de afnemer wordt vergoed, alleen dan bestaat indien zonder die vergoeding sprake is van ongerechtvaardigde verrijking aan de zijde van de opsteller van de onjuiste factuur. Het HvJ EU heeft bepaald dat ten onrechte van een belastingplichtige geheven belasting in beginsel aan hem behoort te worden teruggegeven, maar die teruggaaf kan worden geweigerd indien dit zou uitlopen op een ongerechtvaardigde verrijking van de rechthebbenden. Het bestaan en de mate van de ongerechtvaardigde verrijking kunnen slechts worden vastgesteld na een economische analyse waarin rekening wordt gehouden met alle relevante omstandigheden. De bewijslast rust op de inspecteur. Nu de inspecteur geen economische analyse heeft opgesteld, is het hof van oordeel dat hij niet aan zijn bewijslast heeft voldaan. De mogelijkheid om herstel van de onjuiste factuur te verlangen, bestond derhalve niet.

NTFR 2011/861 - Bij veiling van woningen ontvangen strijkgeld is belast met omzetbelasting

Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De omzet bestaat uit verkoopopbrengsten van woningen en uit ontvangen strijkgelden. Belanghebbende koopt de woningen op openbare veilingen, veelal in samenwerking met andere deelnemers. Hij ontvangt strijkgelden van de verkoper als hij bij de inzet van de veiling het hoogste bod doet. Het strijkgeld bedraagt meestal 1% van de inzet en wordt onder de deelnemers van de veiling verdeeld. In geschil is of belanghebbende ter zake van de door hem ontvangen strijkgelden omzetbelasting is verschuldigd. In bijzonder is in geschil of belanghebbende ter zake van deze strijkgelden voor zichzelf of namens een samenwerkingsverband is opgetreden en of een rechtstreeks verband bestaat tussen de ontvangen strijkgelden en door belanghebbende geleverde prestaties.

NTFR 2011/862 - Beroepsopleidingen

Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011 geschreven door mr. A.J. Blank
In dit besluit gaat de staatssecretaris in op de omzetbelastingvrijstelling voor beroepsopleidingen. Vanaf 1 juli 2010 geldt niet langer de keuzemogelijkheid voor belast of vrijgesteld beroepsonderwijs. Beroepsonderwijs is enkel vrijgesteld indien de desbetreffende (onderwijs)instelling of zelfstandig werkende docent is ingeschreven in het RKBO (register kort beroepsonderwijs). Zonder inschrijving is het beroepsonderwijs belast met omzetbelasting. Om in het register te worden ingeschreven, kan men zich aanmelden via de site www.crkbo.nl. Op deze site staan de voorwaarden voor registratie. In het register kunnen alleen instellingen en zelfstandig werkende docenten worden ingeschreven die voldoen aan de Kwaliteitscode voor Opleidingsinstituten voor Kort Beroepsonderwijs.

NTFR 2011/867 - Gebruikersdeel OZB: in verzorgings-/ verpleegtehuis appartementen staat woonfunctie voorop

ECLI:NL:RBLEE:2011:BP7388, datum uitspraak 27-01-2011, publicatiedatum 11-03-2011
Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
In geschil is welke delen van het tehuis dat bestaat uit een verpleeg- en een verzorgingsgedeelte in hoofdzaak dienen tot woning en derhalve bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor het gebruikersdeel voor de OZB buiten beschouwing blijven.

NTFR 2011/868 - Hof hanteert onjuist bedrijfswaardebegrip bij waardering stadion

ECLI:NL:HR:2011:BQ0421, datum uitspraak 08-04-2011, publicatiedatum 08-04-2011
Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende is gebruiker van een stadion. De gemeente heeft de WOZ-waarde van het stadion bepaald op basis van de gecorrigeerde vervangingswaarde. Belanghebbende bepleit uit te gaan van de lagere bedrijfswaarde van het stadion. Hof Arnhem (NTFR 2010/627) is belanghebbende daarin gevolgd. Volgens het hof werd het stadion rondom de peildatum bedrijfsmatig gebruikt omdat het niet vooral om in het algemeen belang gelegen redenen werd geëxploiteerd, en dat het overwegende belang bij de exploitatie van het stadion was gelegen in de commerciële verhuur. Volgens de Hoge Raad is het hof uitgegaan van onjuiste rechtsopvattingen. Van bedrijfsmatig gebruikte incourante onroerende zaken is namelijk slechts sprake indien de exploitatie van die zaken geschiedt met het uitsluitende doel daarmee winst te behalen. Daartoe volstaat in het onderhavige geval dus niet dat het overwegende belang bij de exploitatie is gelegen in de commerciële verhuur. Voorts kunnen niet alleen drijfveren van algemeen belang in de weg staan aan een bedrijfsmatige exploitatie, maar ook andersoortige niet-commerciële drijfveren.

NTFR 2011/881 - Schending hoorplicht leidt tot terugwijzing van de zaken naar de heffingsambtenaar

ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ0993, datum uitspraak 07-04-2011, publicatiedatum 13-04-2011
Aflevering 16, gepubliceerd op 21-04-2011
In het bezwaarschrift tegen de aanslagen reinigingsrecht bedrijfsvuil 2007 en 2008 heeft belanghebbende verzocht te worden gehoord. De heffingsambtenaar heeft hieraan ten onrechte niet voldaan, zodat de aanslagen vernietigd moeten worden. Het hof de wijst de zaken terug naar de heffingsambtenaar om belanghebbende alsnog in de gelegenheid te stellen te worden gehoord alvorens op de bezwaren te beslissen.