Aflevering 18

Gepubliceerd op 5 mei 2011

NTFR 2011/930 - Samenloop van erfbelasting en loon- en inkomstenbelasting

Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 geschreven door mr. N. Idsinga
Bij het overlijden van een werknemer kan een samenloop ontstaan van de heffing van loon- en/of inkomstenbelasting en de heffing van erfbelasting.Hierna gebruik ik gemakshalve het woord loonbelasting maar ik begrijp daar mede de inkomstenbelasting onder. Een aantal vragen dringt zich in dat kader op. Worden uitkeringen door of namens de werkgever als gevolg van het overlijden in de belastingheffing betrokken? Moet de werkgever loonbelasting inhouden? En zo ja, ten laste van wie? Is de uitkering belast voor de erfbelasting? Is er een samenloop van loon- en erfbelasting? Is een eventuele samenloop te rechtvaardigen? Voordat ik aan de beantwoording van deze vragen toekom, beschrijf ik eerst de uitkeringen die ik in deze bijdrage behandel.Ik ga onder meer niet in op werknemersopties die door de erfgenamen worden uitgeoefend, legaten aan werknemers, executeursbeloningen en salaire differé.

NTFR 2011/931 - Onzakelijke lening: mag het minder gecompliceerd?

Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 geschreven door prof. dr. mr. P.G.H. Albert
Drie jaar geleden besliste de Hoge Raad dat een bv de onzakelijke lening die zij aan haar (minderheids)aandeelhouder had verstrekt, niet ten laste van de fiscale winst mocht afwaarderen (HR 9 mei 2008, NTFR 2008/902, BNB 2008/191). In de literatuur heeft het arrest veel vragen opgeroepen. Een aantal van die vraagpunten leidt naar mijn mening slechts tot verwarring, omdat zij niets met NTFR 2008/902 hebben te maken. In beeldspraak: NTFR 2008/902 is geen orkaan die het fiscale bouwwerk van eigen en vreemd vermogen dreigt omver te blazen; NTFR 2008/902 is een briesje dat er enkel toe kan leiden dat een afwaarderingsverlies op een vordering niet aftrekbaar is. Deze bijdrage beoogt de fiscale problemen ten aanzien van de onzakelijke lening tot aanvaardbare proporties terug te brengen.

NTFR 2011/932 - Spraakgebruik en vernieuwingen in de fiscaliteit

Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 geschreven door mr. F. van Horzen
In de roman Abel Gholaerts van Louis Paul Boon wordt de lezer meegevoerd naar een boekhandel. De bedrijfsleider van de boekhandel is Theo Gholaerts, de halfbroer van Abel. De boekhandel is eigendom van Eduard van Geem, de broer van de biologische vader van Abel, Vincent van Geem, pastoor te Paddenbroek. De boekhandel was aanvankelijk een stoffige librairie. Maar dat is inmiddels veranderd. ‘Ge zet een voet in de rue Caudenberg en het eerste wat u opvalt is de mooie boekwinkel. Eduard heeft op aandringen van Theo het huis ernaast gekocht. Ze koopen het huis, verbouwen het met het andere tot een groote zaak. Een mooie moderne winkel met dubbele vitrine en deur in het midden. … En kijk, het dompige duistere keukentje bestaat ook niet meer. Het is met de keuken van het huis erneven verbouwd tot een groote ruime eetzaal. Oud-Vlaamsche stijl.’L. P. Boon, Abel Gholaerts, Verzameld werk (deel 2), Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam-Antwerpen 2008, p. 270 en 293.

NTFR 2011/935 - Hoogte voorziening dubieuze debiteuren in strijd met goed koopmansgebruik

ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ0143, datum uitspraak 10-03-2011, publicatiedatum 06-04-2011
Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 met annotatie van mr. M. de Jonge
Binnen de X-groep neemt belanghebbende voor een groot deel van haar franchisenemers het betalingsverkeer voor haar rekening (Centrale Betalingsverkeer of CBV). Met betrekking tot haar debiteurenportefeuille vormt belanghebbende in haar commerciële jaarrekening per balansdatum een voorziening dubieuze debiteuren. Deze debiteuren betreffen de franchisenemers voor wie belanghebbende het betalingsverkeer voor haar rekening neemt. Het hof gaat ervan uit dat het door belanghebbende gehanteerde ‘dynamische’ systeem ter bepaling van de afwaardering van de balanspost dubieuze debiteuren is gebaseerd op een indeling in categorieën van haar debiteuren zodat bij elk van die categorieën sprake is van een niet-individuele waardering van de vorderingen. Bij zo’n waardering mag volgens goed koopmansgebruik alleen dan met een risico van oninbaarheid rekening worden gehouden als aannemelijk is dat en in hoeverre dit risico is terug te voeren op feiten en omstandigheden die zich op balansdatum voordoen. Belanghebbende is niet in haar bewijslast geslaagd. Hoewel de regels voor het vaststellen van de commerciële jaarrekening en de fiscale jaarwinstbepaling beide hun grondslag in de bedrijfseconomie vinden, dient de beoordeling van de voorziening volgens specifieke, aan fiscale jurisprudentie ontleende maatstaven plaats te vinden.

NTFR 2011/937 - Regresvordering uit hoofde borgtocht is resultaat vanaf het moment waarop de borgtochtovereenkomst is gesloten

ECLI:NL:GHAMS:2011:BP6980, datum uitspraak 03-03-2011, publicatiedatum 09-03-2011
Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 met annotatie van drs. M.P. de Lange-Snijders
Belanghebbende houdt middellijk 50% van de aandelen in A bv. In 2004 heeft belanghebbende zich voor een bedrag van € 500.000 borg gesteld bij de bank voor schulden van A bv. In 2006 is belanghebbende door de bank op grond van de borgstellingsovereenkomst aangesproken. In de aangifte 2005 heeft belanghebbende het bedrag van € 500.000 als negatief resultaat uit een werkzaamheid opgegeven. Op de balans van 1 januari 2005 heeft belanghebbende een regresvordering op A bv opgevoerd en geen schuldpositie. Op de balans van 31 december 2005 heeft belanghebbende geen regresvordering opgevoerd maar een schuld aan de bank. De inspecteur heeft het geclaimde verlies niet geaccepteerd. Het hof volgt Rechtbank Haarlem niet in haar conclusie dat een regresvordering in het kader van een werkzaamheid eerst in aanmerking komt op het moment dat belastingplichtige daadwerkelijk als borg wordt aangesproken. Niet alleen de regresvordering maar ook de (voorwaardelijke) schuld aan de derde crediteur (de borgtochtverplichting) behoort tot het werkzaamheidsvermogen van de ab-houder vanaf het moment waarop de onderliggende rechtsverhouding (de borgtocht) is ontstaan. Goed koopmansgebruik staat toe om in geval van (dreigende) insolvabiliteit van de hoofdschuldenaar een negatief saldo daarvan als passiefpost tot uiting te brengen. Belanghebbende kan in 2005 uit hoofde van de borgstelling ten behoeve van A bv een verlies als resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking nemen.

NTFR 2011/938 - Hongaarse rietdekkers in dienstbetrekking werkzaam bij Nederlands rietdekkersbedrijf

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0605, datum uitspraak 22-03-2011, publicatiedatum 08-04-2011
Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 met annotatie van mr. H.J. Noordenbos
Belanghebbende exploiteert een rietdekkersbedrijf. In de jaren 2001 en 2002 maakte hij bij de uitvoering van opdrachten gebruik van Hongaarse rietdekkers. Volgens de inspecteur waren de rietdekkers bij belanghebbende in dienstbetrekking werkzaam. Daarom heeft hij de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Het hof is van oordeel dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard, omdat de kasadministratie van belanghebbende ondeugdelijk is. Het is volgens het hof niet onredelijk van de inspecteur om ervan uit te gaan dat tot belanghebbende werknemers in dienstbetrekking stonden en om de in de boekhouding van belanghebbende als werk door derden geboekte bedragen als nettoloon aan te merken. Belanghebbende heeft het tegendeel niet doen blijken. Anders dan belanghebbende bepleit staat de zogenoemde 183-dagenregeling uit het verdrag niet aan heffing in de weg, omdat het loon is betaald door belanghebbende als werkgever die inwoner van Nederland is. Nu belanghebbende niet heeft voldaan aan de desbetreffende verplichtingen, heeft de inspecteur volgens het hof voorts terecht het anoniementarief toegepast.

NTFR 2011/939 - Correctiebericht loonbelasting tast formele rechtskracht niet aan

ECLI:NL:RBLEE:2011:BP9840, datum uitspraak 16-03-2011, publicatiedatum 01-04-2011
Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 met annotatie van mr. J. de Haan
Belanghebbende exploiteert een scheepvaartbedrijf. Zij heeft met een beroep op het gemeenschapsrecht in mei 2007 gevraagd om over de jaren 2002-2006 ten aanzien van de zeevarenden woonachtig in een lidstaat van de EU of EER alsnog een aanvullende afdrachtvermindering te verlenen. De inspecteur heeft dit verzoek niet ingewilligd. De rechtbank overweegt dat correctieberichten kunnen worden ingediend met betrekking tot afdrachten loonbelasting, die onherroepelijk vaststaan en betrekking hebben op tijdvakken voor inwerkingtreding, derhalve vóór 2006, van art. 28a Wet LB 1964. Correctieberichten tasten echter niet het beginsel van formele rechtskracht aan. De correctieberichten zijn te beschouwen als een verzoek om ambtshalve vermindering. De beslissing op een dergelijk verzoek is volgens vaste jurisprudentie niet vatbaar voor bezwaar en beroep.

NTFR 2011/941 - Betalingen wegens achterstand alimentatieverplichting komen niet voor aftrek in aanmerking

ECLI:NL:GHAMS:2011:BP8558, datum uitspraak 10-03-2011, publicatiedatum 23-03-2011
Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende heeft drie kinderen in Oostenrijk wonen. In zijn aangifte IB/PVV 2005 heeft hij een bedrag van € 6.487 opgegeven als betaalde alimentatie. Met betrekking tot het eerste en tweede kwartaal van 2005 is het hof van oordeel dat door de werkgever van belanghebbende in 2005 bedragen zijn betaald aan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) in Oostenrijk, omdat belanghebbende een achterstand heeft opgelopen bij de betaling van alimentatie voor zijn kinderen. De betalingen hebben betrekking op levensonderhoud in eerdere jaren. Er is daarom geen sprake van een op de belastingplichtige drukkende persoonsgebonden aftrekpost. Met betrekking tot het derde en vierde kwartaal van 2005 oordeelt het hof dat de inspecteur het standpunt heeft ingenomen dat belanghebbende alsnog in aanmerking kan komen voor aftrek van kosten voor levensonderhoud voor drie kinderen. Het hof volgt de inspecteur hierin.

NTFR 2011/942 - Valutawinst op besmette lening niet geheel onbelast

Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 met annotatie van dr. C.L. van Lindonk
Belanghebbende heeft in 2004 $ 47.564.887 geleend van haar 100% Belgische moeder. Eind 2004 heeft moeder haar vordering omgezet in agio op de aandelen in belanghebbende, waarbij belanghebbende een valutawinst van € 4.240.672 op haar schuld heeft behaald. Niet in geschil is dat de lening onder de aftrekuitsluiting ex art. 10a Wet VPB 1969 valt. De inspecteur heeft de rente op de 10a-schuld niet in aftrek toegelaten en de valutawinst op de schuld geheel bij de winst geteld. In geschil is of, en zo ja in hoeverre, dit positieve koersresultaat op grond van art. 10a Wet VPB 1969 buiten de belastinggrondslag van belanghebbende blijft. Het hof oordeelde dat valutawinst op een besmette lening slechts buiten de winst blijft voor zover zij de niet-aftrekbare rente, kosten en valutaverliezen op de desbetreffende lening niet overstijgt.

NTFR 2011/944 - Zetelverplaatsing van pensioen-nv naar Nederlandse Antillen was gericht op het ontgaan van belastingheffing

ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ0147, datum uitspraak 24-03-2011, publicatiedatum 06-04-2011
Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 met annotatie van drs. M. Nieuweboer
X bv heeft aan beide aandeelhouders (broers) een pensioen toegezegd en de opbouw van het daarvoor benodigde kapitaal geschiedt in eigen beheer. In december 1993 wordt E Pensioen nv, gevestigd op de Nederlandse Antillen, opgericht ten behoeve van broer A. Vanaf december 1993 is ook X bv gevestigd op de Nederlandse Antillen. Per dezelfde datum draagt X bv het ten behoeve van broer A gevormde pensioenkapitaal en de bijbehorende verplichting over (tegen fiscale boekwaarde) aan E Pensioen nv. In 1995 koopt broer A de aandelen in X bv van broer B. In 1996 doet broer A afstand van zijn pensioenrechten. Eveneens in 1996 verkoopt broer A alle aandelen in X bv aan een dochter van een bank. De inspecteur stelt dat bij de waardering van de pensioenvoorziening op de balans van december 1993 ten onrechte geen rekening is gehouden met de kans dat broer A van zijn pensioenrechten zou afzien en hij legt een navorderingsaanslag op.

NTFR 2011/945 - 'KB-Lux weigeraar': schatting redelijk, voor boetes verwijzing (I)

Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Naar aanleiding van uit België verkregen microfiches met gegevens van rekeningen bij de KB-Lux heeft de inspecteur belanghebbende om informatie verzocht over zijn bankrekeningen in het buitenland. Belanghebbende heeft ontkend over een bankrekening bij de KB-Lux te beschikken. Nadat belanghebbende heeft geweigerd informatie te verstrekken, heeft de inspecteur navorderingsaanslagen IB en VB opgelegd waarbij hij een schatting heeft gemaakt van de door belanghebbende verschuldigde belasting. Tevens zijn boetes opgelegd. De inspecteur is bij het schatten van de inkomens- en vermogenscorrecties uitgegaan van de gegevens van de belastingplichtigen met een bankrekening in het buitenland waarvan de inspecteur de hoogte van de saldi op de rekeningen kende (de meewerkers). In cassatie oordeelt de Hoge Raad dat de bewijslast terecht is omgekeerd, nu belanghebbende niet de gevraagde informatie heeft verstrekt. Verder heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de inspecteur de correcties bij de weigeraars mocht baseren op de gegevens van de meewerker. Wat de boetes betreft heeft het hof miskend dat op de inspecteur de last rust te bewijzen dat belanghebbende rentebaten niet heeft verantwoord. De procedure wordt dan ook verwezen voor een beoordeling van de opgelegde boetes. In dat verband zet de Hoge Raad uitgebreid uiteen hoe de inspecteur, al dan niet met vermoedens, bewijs kan leveren dat belanghebbende een beboetbaar feit heeft begaan.

NTFR 2011/946 - 'KB-Lux weigeraar': schatting redelijk, voor boetes verwijzing (II)

ECLI:NL:HR:2011:BN6350, datum uitspraak 15-04-2011, publicatiedatum 15-04-2011
Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Naar aanleiding van uit België verkregen microfiches met gegevens van rekeningen bij de KB-Lux heeft de inspecteur belanghebbende om informatie verzocht over zijn bankrekeningen in het buitenland. Belanghebbende heeft ontkend over een bankrekening bij de KB-Lux te beschikken. Nadat belanghebbende heeft geweigerd informatie te verstrekken, heeft de inspecteur navorderingsaanslagen VB opgelegd waarbij hij een schatting heeft gemaakt van de door belanghebbende verschuldigde belasting. Tevens zijn boetes opgelegd. De inspecteur is bij het schatten van de vermogenscorrecties uitgegaan van de gegevens van de belastingplichtigen met een bankrekening in het buitenland waarvan de inspecteur de hoogte van de saldi op de rekeningen kende (de meewerkers). In cassatie oordeelt de Hoge Raad dat de bewijslast terecht is omgekeerd, nu belanghebbende niet de gevraagde informatie heeft verstrekt. Verder heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de inspecteur de correcties bij de weigeraars mocht baseren op de gegevens van de meewerker. Wat de boetes betreft heeft het hof miskend dat op de inspecteur de last rust te bewijzen dat belanghebbende rentebaten niet heeft verantwoord. De procedure wordt dan ook verwezen voor een beoordeling van de opgelegde boetes. In dat verband zet de Hoge Raad uitgebreid uiteen hoe de inspecteur, al dan niet met vermoedens, bewijs kan leveren dat belanghebbende een beboetbaar feit heeft begaan.

NTFR 2011/947 - Geen cassatieberoep mogelijk tegen uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak

ECLI:NL:HR:2011:BQ1221, datum uitspraak 15-04-2011, publicatiedatum 15-04-2011
Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 met annotatie van mr. A.A. Feenstra
Belanghebbende heeft tegen een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verklaart dit beroep niet-ontvankelijk. Er is immers geen wettelijke bepaling die cassatieberoep openstelt tegen een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak. De Hoge Raad is evenmin bevoegd op grond van een jurisdictiegeschil in de zin van art. 77 Wet RO. Van een jurisdictiegeschil is in dit geval geen sprake, nu de Afdeling bestuursrechtspraak zich bevoegd heeft geacht de zaak in behandeling te nemen.

NTFR 2011/950 - Proceskostenvergoeding voor onjuiste automatische voorlopige aanslag

ECLI:NL:GHAMS:2011:BP8969, datum uitspraak 10-03-2011, publicatiedatum 06-04-2011
Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 met annotatie van mr. M.H.W.N. Lammers
Aan belanghebbende is over het jaar 2008 een voorlopige aanslag IB/PVV opgelegd. Deze aanslag is met behulp van het computersysteem van de inspecteur automatisch vastgesteld en is gebaseerd op de bij de inspecteur bekende gegevens uit het meest recente belastingjaar, waaronder een door belanghebbende opgegeven dividenduitkering van € 35.600 in 2007. Belanghebbende maakt hiertegen bezwaar, omdat de dividenduitkering in 2007 eenmalig was. Voorts verzoekt belanghebbende in zijn bezwaarschrift om een proceskostenvergoeding. Het hof is van oordeel dat de inspecteur bij het opleggen van voorlopige aanslagen niet een onbeperkte beslissingsmarge toekomt. In het onderhavige geval heeft de inspecteur bij het vaststellen van de voorlopige aanslag niet de nodige zorgvuldigheid in acht genomen. Doordat de aanslag geheel geautomatiseerd is verwerkt heeft de inspecteur niet onderkend dat het voordeel eenmalig werd genoten. Het risico dat de voorlopige aanslag tot een te hoog bedrag wordt vastgesteld, komt voor rekening van de inspecteur.

NTFR 2011/951 - Inspecteur begaat ambtelijk verzuim door resultaten lopend boekenonderzoek niet af te wachten

ECLI:NL:GHARN:2011:BP9848, datum uitspraak 15-03-2011, publicatiedatum 01-04-2011
Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
Belanghebbende, ondernemer, heeft op 2 december 2004 aangifte IB 2002 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van negatief € 123.841. In 2005 heeft de inspecteur een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld. Het onderzoek is aangevangen op 17 februari 2005 met een inleidend gesprek en op 12 juli 2005 is het feitelijke onderzoek gestart. Bij brief van 19 juli 2005 is belanghebbende door de controleambtenaren gewezen op gebreken in zijn administratie. Met dagtekening 21 juli 2005 is de primitieve aanslag IB 2002 aan belanghebbende opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van (positief) € 132.760. Na afronding van het boekenonderzoek heeft de inspecteur op 6 februari 2007 een navorderingsaanslag aan belanghebbende opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 277.478. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat deze navorderingsaanslag niet in stand kan blijven. Door de resultaten van het lopend boekenonderzoek niet af te wachten, is namelijk sprake van een ambtelijk verzuim. De stelling van de inspecteur dat sprake is van kwade trouw wordt niet gedeeld door het hof. Dat de gemachtigde had moeten weten dat de aangifte onjuist of onvolledig was, is namelijk niet voldoende voor de kwalificatie van (voorwaardelijk) opzet.

NTFR 2011/955 - Belanghebbende geen belanghebbende in de zin van art. 26a AWR: bezwaar niet-ontvankelijk

ECLI:NL:RBBRE:2011:BP7645, datum uitspraak 18-02-2011, publicatiedatum 15-03-2011
Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 met annotatie van mr. A.A. Fase
Belanghebbende heeft de sportbond een factuur gestuurd ter zake van verrichte werkzaamheden van de heer X ten behoeve van de sportbond. De sportbond heeft een bedrag van de factuur onbetaald gelaten als zijnde ingehouden premies voor de werknemersverzekeringen en de zorgverzekeringswet van de heer X. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt bij de inspecteur. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.

NTFR 2011/956 - Automatische voorlopige teruggaven niet strijdig met zorgvuldigheidsbeginsel: heffingsrente terecht

ECLI:NL:HR:2011:BQ2838, datum uitspraak 29-04-2011, publicatiedatum 29-04-2011
Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011
Belanghebbende heeft over de jaren 2005, 2006 en 2007 automatische voorlopige teruggaven opgelegd gekregen. Hij heeft deze, ondanks de wijzigingen in zijn inkomen door het bereiken van de 65-jarige leeftijd, geaccepteerd. Voor de jaren 2006 en 2007 zijn de voorlopige teruggaven teruggenomen door de oplegging van nadere voorlopige aanslagen. Daarbij is heffingsrente in rekening gebracht. Belanghebbende stelt dat de heffingsrentebeschikkingen dienen te worden vernietigd, omdat de inspecteur het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden. Hof Arnhem (NTFR 2010/1382) deelt die opvatting niet. Voor het jaar 2006 heeft de inspecteur belanghebbende namelijk nadrukkelijk erop gewezen dat de automatische voorlopige teruggaaf waarschijnlijk – vanwege het bereiken van de 65-jarige leeftijd – onjuist zal zijn. Dat de inspecteur de inhouding van loonheffing op een onjuiste wijze heeft vastgesteld, is het hof niet gebleken. Mede in aanmerking genomen dat de wetgever ervoor heeft gekozen de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de automatisch opgelegde voorlopige teruggaaf mede bij de belastingplichtige te leggen, acht het hof de gang van zaken in het onderhavige geval niet in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.

NTFR 2011/958 - Conserverende aanslag pensioenaanspraken niet strijdig met goede trouw Verdrag België en EU-recht

Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 met annotatie van drs. J.R. Schaap
Belanghebbende heeft uit hoofde van zijn dienstbetrekking pensioenaanspraken opgebouwd. Per 5 maart 2003 is hij naar België geëmigreerd. De inspecteur heeft voor de waarde van de pensioenaanspraken op het moment van emigratie een conserverende aanslag opgelegd alsmede een bedrag aan revisierente in rekening gebracht. Tevens is bij beschikking uitstel van betaling voor de conserverende aanslag en de revisierente verleend. In geschil is onder meer of de opgelegde conserverende aanslag in strijd is met de goede verdragstrouw dan wel met het EU-recht.

NTFR 2011/959 - EC start infractieprocedure tegen België wegens discriminerende belasting van buitenlandse beleggingsfondsen

Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011
De Europese Commissie heeft besloten België voor het HvJ EU te brengen vanwege de discriminerende belasting van buitenlandse beleggingsfondsen. Volgens de Belgische wetgeving betalen binnenlandse beleggingsfondsen in de praktijk geen belasting op hun Belgische rente- en dividendinkomsten, omdat zij teruggaaf krijgen van Belgische bronbelasting die zij over die inkomsten hebben betaald. Buitenlandse beleggingsfondsen daarentegen zijn onderworpen aan een bronbelasting van 15% of 25% op hun Belgische rente- en dividendinkomsten en hebben niet de mogelijkheid om teruggaaf te vragen. Hierdoor betalen buitenlandse beleggingsfondsen een belasting op inkomsten uit Belgische bron die Belgische fondsen niet betalen. Volgens de EC is dit onderscheid in strijd met het vrije verkeer van kapitaal en de vrijheid van vestiging. De EC heeft op 3 juni 2010 een met redenen omkleed advies toegezonden, waarin België gevraagd werd een einde te maken aan de discriminerende belastingheffing (NTFR 2010/374).

NTFR 2011/960 - EC verzoekt België belastingheffing op boekwinsten met vaste activa aan te passen

Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011
De Europese Commissie heeft België formeel verzocht de belastingheffing op boekwinsten die bedrijven behalen met vaste activa aan te passen. Volgens de Belgische personenbelasting worden boekwinsten op vaste activa zoals gebouwen, uitrusting of machines niet onmiddellijk belast als zij opnieuw worden belegd in activa die worden gebruikt in België. Deze regel geldt evenwel niet als de boekwinsten opnieuw worden belegd in activa die worden gebruikt buiten België: dan worden zij onmiddellijk belast. Bedrijven kunnen daardoor geen profijt hebben van het belastinguitstel voor boekwinsten als zij beleggen in activa in andere EU-lidstaten of EER-landen. Volgens de EC is dit onverenigbaar met de vrijheid van vestiging, het vrij verrichten van diensten en het vrije verkeer van kapitaal. Als België binnen twee maanden geen bevredigend antwoord geeft, kan de EC België voor het HvJ EU brengen.

NTFR 2011/961 - Geen recht op aftrek bij intracommunautaire verwerving cpu's

ECLI:NL:HR:2011:AY9450, datum uitspraak 22-04-2011, publicatiedatum 22-04-2011
Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 met annotatie van prof. mr. dr. R.A. Wolf
Belanghebbende heeft cpu’s gekocht in België en Engeland en deze doorverkocht aan afnemers in Duitsland. De cpu’s zijn vanuit die lidstaten naar Nederland vervoerd naar het bedrijfsadres van belanghebbende en daarna verder vervoerd naar Duitsland. De Belgische en Engelse leveranciers hebben op de facturen het Nederlandse btw-identificatienummer van belanghebbende vermeld en belanghebbende geen omzetbelasting in rekening gebracht. Belanghebbende heeft ter zake van de cpu’s bedragen aan omzetbelasting in haar aangifte als verschuldigd opgenomen wegens een intracommunautaire verwerving, en in dezelfde aangifte deze bedragen aan omzetbelasting in aftrek gebracht. De inspecteur heeft die aftrek geweigerd. Het hof heeft geoordeeld dat Nederland uit hoofde van art. 17b Wet OB 1968 als plaats van intracommunautaire verwerving van de cpu’s moet worden aangemerkt. Dit oordeel is volgens de Hoge Raad correct. Voorts heeft het hof geoordeeld dat belanghebbende ter zake van de intracommunautaire verwervingen geen recht heeft op aftrek. Ook dat oordeel is volgens de Hoge Raad juist. Daartoe verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van 22 april 2011, nr. 42.192bis.

NTFR 2011/964 - Btw-voordeel voor gemeentelijke brandweerkazernes

Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 geschreven door mr. J.P.W.H.T. Becks
De staatssecretaris bepaalt dat gemeentes die hun brandweerkazerne gratis ter beschikking stellen aan de veiligheidsregio geen terugbetaling hoeven te doen aan het btw-compensatiefonds voor investeringen in de kazernes als de gemeente deel uitmaakt van de betreffende veiligheidsregio.

NTFR 2011/965 - Bij sigarettensmokkel betrokken belanghebbende had geen feitelijke beschikkingsmacht over de sigaretten

ECLI:NL:HR:2011:BQ2093, datum uitspraak 22-04-2011, publicatiedatum 22-04-2011
Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 met annotatie van mr. Stuijt en Van Dam
Uit FIOD-onderzoek is gebleken dat belanghebbende betrokken is geweest bij smokkel en illegale handel in sigaretten en alcoholhoudende dranken door E en A. De sigaretten zijn, verborgen in bundels hout, met vrachtauto’s vanuit Litouwen naar Nederland getransporteerd. Na aankomst in Nederland werden het hout en de sigaretten opgeslagen in de loods, die belanghebbende voor dat doel beschikbaar had gesteld. Belanghebbende wist dat in het hout sigaretten waren verborgen. Gedurende de periode van opslag van de sigaretten in de loods heeft belanghebbende de sleutel van de loods uit handen gegeven aan E en A. De alcoholhoudende dranken zijn door belanghebbende verkocht aan afnemers in Nederland. Belanghebbende wist dat deze dranken niet in de heffing van accijns waren betrokken. Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat belanghebbende voldoet aan alle aspecten van feitelijke beschikkingsmacht over zowel de sigaretten als de alcoholhoudende dranken, zodat belanghebbende die accijnsgoederen voorhanden heeft gehad. In cassatie houdt dit oordeel geen stand. Met betrekking tot de sigaretten is het hof ten dele buiten de rechtsstrijd getreden. Voorts volgt uit de door het hof vastgestelde feiten niet dat belanghebbende feitelijk heeft beschikt over de sigaretten en/of alcoholhoudende dranken. Daarom vernietigt de Hoge Raad de op de sigaretten betrekking hebbende naheffingsaanslag. Met betrekking tot de alcoholhoudende dranken dient de zaak opnieuw te worden behandeld door het verwijzingshof.

NTFR 2011/966 - Bij terugnemen taxivrijstelling geldt zowel art. 20 AWR als art. 76 Wet MRB 1994

Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Aan belanghebbende, taxiondernemer, zijn over verschillende tijdvakken naheffingsaanslagen MRB en boetebeschikkingen opgelegd. De rechtbank heeft die naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen vernietigd. Hof Amsterdam draaide die beslissing echter terug. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak onder verwijzing naar zijn arrest van 26 november 2010, nr. 09/00749, NTFR 2010/2773. In dat arrest heeft de Hoge Raad uiteengezet dat bij het terugnemen van de taxivrijstelling zowel art. 20 AWR als art. 76 Wet MRB 1994 geldt.

NTFR 2011/967 - Vervoer van personen tegen betaling in particuliere sfeer is geen taxivervoer

Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende drijft een taxionderneming. Voor auto’s die tot haar onderneming behoren, heeft zij de BPM teruggevraagd en gekregen. Twee van deze auto’s heeft belanghebbende ingezet voor vakantieritten naar Spanje van de vennoten en hun familieleden. De vennoten en de familieleden hebben een zakelijke vergoeding voor de ritten betaald. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de vakantieritten niet als taxivervoer kunnen worden aangemerkt en heeft om die reden de BPM nageheven. Hof Den Bosch (NTFR 2009/1568) heeft belanghebbende in het gelijk gesteld. Volgens het hof is sprake van taxivervoer, aangezien personen tegen betaling het kader van de taxionderneming zijn vervoerd. Volgens de Hoge Raad is het hof uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting. Bij vervoer van personen tegen betaling in de particuliere sfeer is namelijk geen sprake van taxivervoer. Of daarvan sprake is moet niet alleen worden beoordeeld aan de hand van de vraag of een zakelijke vergoeding is ontvangen, maar aan de hand van alle daarvoor in aanmerking komende omstandigheden

NTFR 2011/968 - Advocaat-generaal adviseert de Hoge Raad om wederom prejudiciële vragen te stellen in BPM-zaak

Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende, een Belgische, heeft in Nederland een eigen zaak, waar zij vier dagen per week werkt. Zij heeft een eigen woning in Nederland en een huurwoning in België, waar zij afwisselend verblijft. Belanghebbende rijdt in een auto met een Belgisch kenteken. Op 19 juli 2006 heeft zij met deze auto in Nederland gebruik gemaakt van de openbare weg. Daarom heeft de inspecteur de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Hof Leeuwarden heeft die naheffingsaanslag in stand gelaten.

NTFR 2011/969 - De inspecteur heeft niet bewezen dat in de auto een kto is ingebouwd

ECLI:NL:GHAMS:2011:BP2027, datum uitspraak 06-01-2011, publicatiedatum 26-01-2011
Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende exploiteerde samen met zijn vader in vof-verband een taxibedrijf. Hiervoor maakte belanghebbende gebruik van een Toyota. Het kenteken van de auto stond op naam van belanghebbende. De vader maakte gebruik van een Mercedes. In september 1998 is bij een garage voor de Toyota een afspraak gemaakt voor werkzaamheden. In geschil is of in de Toyota een kilometertelleronderbreker (kto) is ingebouwd. Het hof stelt voorop dat door de aantekening in de werkplaatsagenda ‘div’ niet kan worden uitgesloten dat de vader een afspraak heeft gemaakt om in de Toyota een kto te laten inbouwen. Gelet op de omstandigheden dat het telefoonnummer van de vader is vermeld, dat de vader reed in een Mercedes, de verklaring van de vader en de consequente ontkenning van belanghebbende dat in de Toyota een kto is ingebouwd, is naar het oordeel van het hof onvoldoende aannemelijk geworden dat er in de Toyota een kto is ingebouwd. De naheffingsaanslagen BPM en de boetebeschikkingen dienen dan ook te worden vernietigd.

NTFR 2011/970 - Naheffingsaanslag BPM vernietigd omdat auto ten onrechte als nieuw is aangemerkt

ECLI:NL:RBARN:2011:BP8041, datum uitspraak 17-03-2011, publicatiedatum 17-03-2011
Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende heeft een aangifte BPM ingediend naar een te betalen bedrag van € 11.531 in verband met de registratie van een auto. Ten behoeve van deze aangifte heeft belanghebbende de auto laten taxeren. Volgens het taxatierapport bedraagt de kilometerstand van de auto 2.857 km en zijn er sporen van gebruik zichtbaar. De inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat de auto als nieuw dient te worden aangemerkt en dat de hierover verschuldigde BPM € 18.448 bedraagt. Op basis hiervan is aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd.

NTFR 2011/972 - Gemeente Vlieland belastingplichtig voor de waterschapsbelasting

ECLI:NL:RBLEE:2011:BQ0637, datum uitspraak 24-03-2011, publicatiedatum 08-04-2011
Aflevering 18, gepubliceerd op 05-05-2011 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Aan de gemeente Vlieland zijn voor het jaar 2009 aanslagen Waterschapsbelasting opgelegd, voor gebouwde en ongebouwde onroerende zaken. De gemeente betwist deze aanslagen. De rechtbank overweegt dat het Wetterskip Fryslân heffingsbevoegd is op het grondgebied van de gemeente. De rechtbank overweegt voorts dat het standpunt van de gemeente dat het Wetterskip Fryslân slechts kan heffen indien zij als eigenaar profijt heeft van zijn werkzaamheden, geen steun vindt in de parlementaire geschiedenis. De rechtbank oordeelt hierbij dat belanghebbende als eigenaar van onroerende zaken, waaronder natuurterreinen, behoort tot de categorieën van belastingplichtigen die vanaf 1 januari 2009 in de Waterschapswet worden onderscheiden en reeds (enkel) op die grond door wetsduiding geacht wordt belang te hebben bij de uitoefening van de taken van het waterschap. (Beroep ongegrond.)