Aflevering 10

Gepubliceerd op 8 maart 2018

NTFR 2018/542 - Nodigt groei deeleconomie uit tot nieuwe fiscale wetgevingsinitiatieven? (deel 2)

Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2018 geschreven door mr. dr. S.J. Mol-Verver
Vrijwel tegelijk met het verschijnen van deze Opinie spreek ik op een congres waar de belastingheffing van de deeleconomie en de fiscale perikelen rondom Airbnb in het bijzonder centraal staan.SFEER/ACTL Congres van 22 februari 2018, Belastingheffing deeleconomie: Airbnb belast of niet? Mijn bijdrage is gericht op de Nederlandse fiscale toekomst van Airbnb en die van de participanten op dit platform.

NTFR 2018/543 - Beantwoording openstaande vragen Belastingplan 2018

Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2018
Staatssecretaris Snel van Financiën beantwoordt enkele openstaande vragen naar aanleiding van het verslag Belastingplan 2018. Het betreft enkele vragen die geen directe relatie hadden met de maatregelen uit het pakket Belastingplan 2018. Zijn ambtsvoorganger heeft toegezegd de beantwoording van deze vragen begin 2018 aan de Tweede Kamer te sturen. In de loop van de behandeling van het pakket Belastingplan 2018 is een groot deel van deze vragen bij de nota naar aanleiding van het nader verslag alsnog beantwoord. De staatssecretaris beantwoordt nu de overige, openstaande vragen. Tevens stuurt hij een geactualiseerd overzicht aan van fiscale wetswijzigingen/maatregelen met een inwerkingtredingsdatum van na 1 januari 2018. Het opstellen en onderhouden van een dergelijk overzicht is complex en zeer arbeidsintensief. Op het bijgevoegde overzicht staan de meest in het oog springende wijzigingen. Via de website www.wetten.nl zijn de toekomstige wetswijzigingen per wetsartikel te raadplegen en voor eenieder kenbaar.

NTFR 2018/546 - Hofoordeel dat er geen sprake is van een onzakelijke lening is cassatieproof

ECLI:NL:HR:2018:292, datum uitspraak 02-03-2018, publicatiedatum 02-03-2018
Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2018 met annotatie van mr. E. Alink
Belanghebbende is indirect houder van alle aandelen M bv. Op haar beurt hield M bv tot 1 juli 2005 50% van de aandelen in A holding. Op 1 juli 2005 heeft M bv de resterende 50% van de aandelen in A holding verkregen voor een koopsom van € 200.000. Dit bedrag heeft M bv geleend van belanghebbende, die op zijn beurt dit bedrag heeft geleend van een onafhankelijke derde (F). Nadat A holding op 25 juni 2008 failliet is verklaard, heeft belanghebbende in zijn aangifte IB/PVV 2010 een verlies van € 176.000 ter zake van de aan M bv verstrekte lening in mindering gebracht op zijn belastbare inkomen uit werk en woning. Dit verlies heeft de inspecteur bij de aanslag niet in aanmerking genomen.

NTFR 2018/547 - Verlies op onzakelijke lening niet aftrekbaar (art. 81 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2018:291, datum uitspraak 02-03-2018, publicatiedatum 02-03-2018
Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2018
Belanghebbende heeft een lening verstrekt aan een bv waarvan hij (middellijk) aandeelhouder is. In zijn aangifte IB/PVV over 2008 heeft belanghebbende het verlies op de vordering op de bv als een negatief resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking genomen. De inspecteur heeft dit gecorrigeerd. Voor het hof is ten eerste in geschil of sprake is van een onzakelijke lening. Hof Den Bosch (NTFR 2017/1303) heeft vooropgesteld dat de inspecteur de bewijslast draagt van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de lening onzakelijk is. Belanghebbende heeft zelf gesteld dat is gezocht naar externe financiers doch dat die niet zijn gevonden. In dat geval kan van de inspecteur niet worden verlangd dat deze nog onderzoek doet naar eventuele andere externe financiers dan de (aangezochte) banken om te concluderen dat ook die externe financiers niet bereid waren de geldlening onder die voorwaarden en tegen een vaste rente te verstrekken. Op die manier zou op de inspecteur een te zware bewijslast worden gelegd. Het hof heeft geoordeeld dat sprake is van een onzakelijke lening. Voor dat geval is belanghebbende van mening dat het verlies in mindering kan worden gebracht op het inkomen uit werk en woning. Volgens belanghebbende is HR 25 november 2011, nr. 08/05323, NTFR 2011/2722, achterhaald door HR 15 maart 2013, nr. 11/02248, NTFR 2013/638, en HR 28 februari 2014, nr. 12/03526, NTFR 2014/911. Naar het oordeel van het hof kan niet worden gezegd dat de Hoge Raad de lijn die met het arrest NTFR 2011/2722 voor de terbeschikkingstellingssituatie is uitgezet, door de laatstgenoemde arresten van de Hoge Raad is verlaten. De binnen de systematiek van de vennootschapsbelasting passende regels kunnen niet één op één getransformeerd worden naar de situatie van de terbeschikkingstellingsregeling. Belanghebbende heeft tegen de hofuitspraak cassatieberoep ingesteld. A-G Niessen heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van dit beroep in cassatie (NTFR 2017/2402).

NTFR 2018/548 - Discriminatie door ongelijke behandeling van werknemers en ondernemers voor Zorgverzekeringswet

ECLI:NL:PHR:2018:119, datum uitspraak 31-01-2018, publicatiedatum 16-02-2018
Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2018 met annotatie van mr. E. van Waaijen
Belanghebbende heeft bij het staken van zijn onderneming stakingswinst ad € 32.196 gemaakt. Na ondernemingsaftrek en MKB-winstvrijstelling resteerde een belastbare winst ad € 18.305. Hij heeft € 18.500 betaald als (stakings)lijfrentepremie en dat bedrag bij de bepaling van zijn belastbaar inkomen voor de inkomstenbelasting in aftrek gebracht.

NTFR 2018/551 - Diverse fiscale gevolgen van zetelverplaatsing van een naar Nederlands recht opgericht lichaam

Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2018 geschreven door dr. mr. M van Dun
Op 19 februari 2018 heeft de staatssecretaris van Financiën het geactualiseerde besluit over de fiscale gevolgen van een zetelverplaatsing van een naar Nederlands recht opgericht lichaam gepubliceerd. Dit besluit vervangt het besluit van 6 maart 2001 met kenmerk CPP200/3020M, NTFR 2001/436. Ten opzichte van het vorige besluit wordt de aangifteplicht na zetelverplaatsing nader toegelicht. Zo wordt specifiek opgemerkt dat een rechtsvormwijziging van een naar Nederlands recht opgericht lichaam na zetelverplaatsing, het bestaan van het lichaam niet beëindigd. Zulke lichamen blijven op grond van art. 2, lid 4, Wet VPB 1969 naar Nederlands recht opgericht en dus belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Overige wijzigingen zijn voornamelijk van redactionele aard.

NTFR 2018/552 - Brief Tweede Kamer invoering enkele spoedmaatregelen inzake de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting

Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2018 geschreven door mr. M.H.C. Ruijschop
Staatssecretaris Snel van Financiën heeft een brief aan de Tweede Kamer gezonden, waarin hij de Kamer informeert over het arrest van het HvJ van 22 februari 2018 (NTFR 2018/563). Het betreft de conclusie A-G bij HvJ 25 oktober 2017, zaken C-398/16 en C-399/16, NTFR 2017/2736 inzake de toepassing van de zogenoemde ‘per-element’-benadering van de fiscale eenheid. Aangezien het HvJ in de zaak C-398/16 heeft geoordeeld dat de Nederlandse regeling in strijd is met het EU-recht, zal de staatssecretaris het wetsvoorstel met daarin de reparatiewetgeving in het tweede kwartaal van 2018 aan de Tweede Kamer aanbieden. De daarin opgenomen spoedmaatregelen zullen met terugwerkende kracht tot en met 25 oktober 2017, 11:00 uur ingaan. Daarnaast merkt de staatssecretaris op dat de spoedmaatregelen ‘binnen afzienbare termijn’ worden opgevolgd door een concernregeling die – uitvoeringstechnisch en juridisch – toekomstbestendig is. Volgens de staatssecretaris lijkt de nieuwe concernregeling niet te kunnen worden gebaseerd op de consolidatiegedachte. Over de vormgeving en het moment van invoering van deze concernregeling zal overleg plaatsvinden met het bedrijfsleven, belangenorganisaties en de wetenschap. De staatssecretaris merkt op dat ontwikkelingen in de praktijk kunnen leiden tot voortijdige nadere (reparatie)maatregelen.

NTFR 2018/553 - Aankondiging herstel omissie innovatiebox

Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2018
Door middel van een brief kondigt de staatssecretaris een wijziging aan van het overgangsrecht voor de innovatiebox. Met ingang van 1 januari 2017 is de innovatieboxwetgeving ingrijpend gewijzigd. Voor immateriële activa die uiterlijk op 30 juni 2016 zijn voortgebracht geldt overgangsrecht tot en met 30 juni 2021. Per 1 januari 2018 is de innovatiebox opnieuw gewijzigd: het effectieve tarief is verhoogd van 5% naar 7%. Door een omissie worden de voordelen uit immateriële activa waarvoor overgangsrecht geldt onbedoeld nog steeds belast tegen effectief 5% in plaats van de beoogde 7%. Zonder wetsaanpassing levert dit een budgettaire derving op van circa € 84 miljoen. Om die reden wordt een wetswijziging aangekondigd per 1 maart 2018. De maatregel wordt opgenomen in het wetsvoorstel met daarin de spoedreparatiemaatregelen fiscale eenheid. Dit wetsvoorstel zal in het tweede kwartaal van 2018 aan de Tweede Kamer worden gezonden.

NTFR 2018/558 - Te laat opgelegde aanslag raakt geldigheid verliesvaststellingsbeschikking niet

ECLI:NL:HR:2018:264, datum uitspraak 23-02-2018, publicatiedatum 23-02-2018
Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2018 met annotatie van mr. E.C.G. Okhuizen
Belanghebbende heeft aangifte VPB 2009 gedaan naar een belastbare winst van negatief € 625.660. Een voorlopige aanslag is overeenkomstig de aangifte opgelegd. De inspecteur heeft vervolgens in januari 2014 een aanslag VPB 2009 opgelegd van nihil en daarbij de belastbare winst vastgesteld op negatief € 152.948. Hof Arnhem-Leeuwarden (6 december 2016, nr. 16/00121, NTFR 2017/496) heeft de aanslag vernietigd vanwege overschrijding van de wettelijke termijn van art. 11, lid 3, AWR. Verder heeft het hof overwogen dat de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag in wezen ook een verliesvaststellingsbeschikking heeft genomen. De in art. 11, lid 3, AWR genoemde termijn is echter niet van toepassing op deze beschikking, zodat deze in stand blijft, aldus het hof. De Hoge Raad onderschrijft deze oordelen van het hof. Als een aanslag buiten de termijn is opgelegd, deelt een gelijktijdig daarmee gegeven verliesvaststellingsbeschikking niet het lot van die aanslag.

NTFR 2018/565 - Aankondiging aanpassing van de rulingpraktijk per 1 januari 2019

Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2018 geschreven door prof. dr. J. Vleggeert
Inmiddels is het onderzoek naar de internationale rulingpraktijk, zoals door de staatssecretaris aangekondigd in zijn brief van 8 november 2017 (NTFR 2017/3016), afgerond. De staatssecretaris heeft nu de Kamer geïnformeerd over de resultaten. In dat onderzoek zijn uiteindelijk 4.462 afspraken betrokken. Naar aanleiding van het onderzoek kan volgens de staatssecretaris worden geconcludeerd dat het volgen van de interne procedures voor het afgeven van rulings niet in alle gevallen foutloos is verlopen. Bij de rulings afgegeven door het APA/ATR-team betreft dit een beperkt aantal, bij de rulings die niet door het APA/ATR-team zijn afgegeven betreft dit een groter aantal. Om de kwaliteit en robuustheid van de Nederlandse rulingpraktijk beter te waarborgen, zal de staatssecretaris de rulingpraktijk herzien. Deze herziening betreft zowel het proces van afgifte van rulings als de inhoud van de rulings. Onderdeel daarvan vormt een meer centrale coördinatie van de afgifte van rulings. Ook het aanscherpen van de substance-eisen ligt in de bedoeling, althans nader onderzoek hiernaar volgt. De staatssecretaris heeft de ambitie ervoor te zorgen dat de nieuwe vormgeving van de rulingpraktijk staat per 1 januari 2019.

NTFR 2018/566 - NOB-commentaar op wetsvoorstel ter goedkeuring multilateraal anti-BEPS verdrag (MLI)

Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2018
De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (de NOB) laat weten de in het BEPS-project overeengekomen minimumstandaarden en de gemaakte afspraken ter bestrijding van hybride mismatches te steunen. De bepalingen inzake arbitrage kunnen in de ogen van de NOB zelfs niet snel genoeg worden ingevoerd. Het Multilaterale verdrag is een goed instrument om deze afspraken te coördineren en te implementeren volgens de NOB. Zie voor uitleg over het Multilaterale verdrag, ofwel het Multilateraal Instrument (MLI), NTFR 2016/3096. De NOB constateert ten aanzien van het Multilateraal verdrag dat op onderdelen wordt afgeweken van het Nederlandse Fiscale Verdragsbeleid of aan de Tweede Kamer gedane toezeggingen, zoals ten aanzien van de tiebreakerbepaling van de woonplaats van een vennootschap bij de behandeling van het Verdrag Nederland-Verenigd Koninkrijk. De NOB mist ook beleidsmatige toelichting op diverse punten.

NTFR 2018/567 - Overeenstemming Nederland en België over oplossing voor dubbele heffing over pensioenen van grensarbeiders uit België

Aflevering 10, gepubliceerd op 08-03-2018
Nederland en België hebben overeenstemming bereikt over een oplossing voor de dubbele belastingheffing bij (een aantal) inwoners van België die een privaatrechtelijk pensioen uit Nederland ontvangen. Volgens de gemaakte afspraak heft Nederland geen belasting over uit Nederland afkomstig pensioen als België het pensioen feitelijk en voldoende belast. In situaties waar dit niet het geval is, zal Nederland kunnen heffen. In die gevallen zal België voorkoming van dubbele belasting verlenen. Ook zijn er afspraken gemaakt over de uitwisseling van informatie tussen Nederland en België. Hierdoor weet Nederland in welke situaties het pensioen in België feitelijk en voldoende wordt belast en in welke situaties niet. De gemaakte afspraken worden op zeer korte termijn uitgewerkt in een overeenkomst die zal worden gepubliceerd. Vervolgens zal de Belastingdienst aan de hand van deze overeenkomst de situaties van dubbele heffing die zijn ontstaan ongedaan kunnen maken.