Aflevering 13

Gepubliceerd op 1 april 2010

NTFR 2010/769 - Lees maar, er staat wat er staat

Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010 geschreven door mr. L.J.A. Pieterse
De paradoxale opdracht die Martinus Nijhoff in zijn gedicht ‘Awater’ (1934) aan lezers meegeeft: ‘Lees maar, er staat niet wat er staat’, is een uitdagende, en deze regel is zelfs opgenomen in (een voetnoot van) een vermaard handboek dat wel iedere (civiel-)jurist onder handbereik zal hebben (liggen).Deze tekst is een verkorte en ‘gekantelde’ versie van een opstel dat onder de naam ‘Wie wat vindt…’ is verschenen in de bundel Draaicirkels van formeel belastingrecht (Vriendenbundel René Niessen), Sdu Uitgevers, Amersfoort 2009, p. 353-356. De literatuur die mij daarbij inspireerde is opgenomen op p. 356. De dichtregel is prachtig in zijn context, maar hij wordt vaak verkeerd begrepen, aldus de Vlaamse dichter Charles Ducal in een recent verschenen essay, tenminste als de zin zo wordt opgevat dat de lezer kan lezen wat hij wil. Er is inderdaad veel voor te zeggen om – en dat is voor sommigen wellicht wat ouderwets – de lezer het consigne mee te geven te lezen wat er staat, althans wat er met de gebruikte woorden is bedoeld. Een tekst is geen spons, geen projectiescherm, geen klankbord voor ‘persoonlijke interpretatie en creatieve verbeelding’. Maar het valt anderzijds niet te ontkennen dat taal ontoereikend is, en dat met een tekst ook een web van (te interpreteren) woorden wordt opgediend, die (ook nog eens) onderling met elkaar verbonden zijn, en, zo blijkt uit onderzoek, vrijwel eindeloos naar andere – soms toegedekte – woorden verwijzen. Daaraan, aan die voortdurende verwijzing, ontlenen woorden hun bijzondere kracht, maar daardoor worden (dus) ook heel wat complicaties veroorzaakt: zij, die verweven woorden, zijn onmiskenbaar ingeschakeld in een continu (door de lezer bloot te leggen) proces van zingeving, betekenisverlening en tegenspraak.

NTFR 2010/770 - Over de aansprakelijkheid voor belastingschulden bij de zetelverplaatsing van vennootschappen

Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010 geschreven door dr. mr. M van Dun
Onlangs heeft Rechtbank Arnhem vonnis gewezen in een zaak waarbij de voormalige bestuurder van een Nederlandse vennootschap die haar feitelijke vestigingsplaats naar Curaçao had overgebracht, op de voet van art. 41 IW 1990 aansprakelijk was gesteld voor de vennootschapsbelastingschuld van die vennootschap. De tekst van dit vonnis is elders in deze aflevering van NTFR opgenomen.Rechtbank Arnhem 20 oktober 2009, nr. 08/01616, NTFR 2010/810.

NTFR 2010/772 - Bovenwoning vormt keuzevermogen

Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010 met annotatie van mr. H. Roerdink
Belanghebbende drijft samen met haar echtgenoot in firmaverband een onderneming. De onderneming werd aanvankelijk gedreven in een gehuurd pand waarvan de bovenverdieping werd gebruikt als woning. In 1987 heeft de echtgenoot van belanghebbende het woonwinkelpand gekocht en hebben belanghebbende en haar echtgenoot het gehele pand, met inbegrip van de bovenwoning, aangemerkt als ondernemingsvermogen. Het pand is splitsbaar, maar juridisch niet gesplitst. Belanghebbende heeft in haar aangifte IB 1999 het woninggedeelte overgebracht naar het privévermogen met een beroep op de foutenleer. In 2000 is de onderneming gestaakt en heeft de inspecteur de boekwinst op het gehele woonwinkelpand voor de helft tot het inkomen van belanghebbende gerekend.

NTFR 2010/773 - Brief inzake fiscale positie van de medisch specialisten

Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010
Naar aanleiding van vragen tijdens de behandeling van de najaarsnota heeft de minister een brief aan de Tweede Kamer gezonden over de fiscale positie van medisch specialisten. Hij meldt dat veel specialisten in loondienst zijn (academische ziekenhuizen). Voor andere specialisten gaat het om de rechten en plichten tussen ziekenhuis en medisch specialist. Bij de invoering van de Diagnose Behandel Combinaties en de nieuwe Zorgverzekeringswet is een nieuw Model Toelatingsovereenkomst (MTO) en een nieuw Document Medische Staf (DMS) ontwikkeld. De beoordeling hiervan door de Belastingdienst leidde destijds tot het aannemen van de ondernemersstatus. Bij een vernieuwing van de MTO en DMS zal de Belastingdienst (achteraf) beoordelen of dat gevolgen heeft voor het fiscaal ondernemerschap van medische specialisten.

NTFR 2010/775 - Testamentaire lijfrente-uitkering niet belast als periodieke uitkering; geen cassatie

Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010 met annotatie van mr. M.E. Kastelein
De minister deelt mede geen beroep in cassatie in te stellen tegen Hof Leeuwarden 26 januari 2010, nr. 08/00216, NTFR 2010/440. Het hof oordeelde in die uitspraak dat de onderhavige testamentaire lijfrente-uitkeringen in rechte vorderbaar zijn en de tegenwaarde voor een prestatie vormen, zodat zij niet als periodieke uitkering belast zijn. De beoordeling van de waarde van de tegenprestatie is, aldus het hof, niet aan de orde.

NTFR 2010/776 - Sociaal zekerheidsstelsel ook voor werknemers op Nederlands Continentaal Plat

Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010 geschreven door Sturm
In het buitenland woonachtige werknemers die op het Nederlandse Continentaal Plat werken, veelal in de olie- en gaswinningindustrie, vallen straks onder het Nederlands sociale zekerheidsstelsel. Zij kunnen daarmee aanspraak maken op de Nederlandse volks- en werknemersverzekeringen, waaronder de AOW en de WW. Nu regelt de Wet arbeid mijnbouw Noordzee dat slechts ten dele. Die biedt alleen bescherming bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. De ministerraad heeft op voorstel van minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingestemd met een daartoe strekkende wetswijziging. Het wetsvoorstel is mede op verzoek van de Europese Commissie opgesteld. Werkgevers zijn nu wettelijk verplicht in het buitenland woonachtige werknemers te verzekeren tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid. Dat geldt voor maximaal twee jaar en biedt alleen bescherming bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Deze wet vervalt als het Nederlands sociaal zekerheidsstelsel straks voor alle werknemers op het Nederlandse Continentaal Plat geldt.

NTFR 2010/777 - Bewijs voor hogere ziektekosten gehandicapte zoon niet geleverd

ECLI:NL:GHARN:2010:BL0285, datum uitspraak 12-01-2010, publicatiedatum 22-01-2010
Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010 met annotatie van mr. J. Snitker
Belanghebbende is de vader van een lichamelijk en geestelijke gehandicapte zoon. De zoon woont bij zijn ex-echtgenote in Engeland. Belanghebbende maakt maandelijks ruim € 600 over aan zijn ex-echtgenote. Naast de forfaitaire bedragen aan levensonderhoud van kinderen jonger dan 30 jaar, maakt belanghebbende aanspraak op aftrek van buitengewone uitgaven wegens ziektekosten van zijn zoon tot een bedrag van – na de drempel –€ 6.579. De inspecteur heeft (in hoger beroep en na toepassing van de drempel) een bedrag van € 1.927 geaccepteerd. Belanghebbende, op wie de bewijslast rust, slaagt er volgens het hof niet in aannemelijk te maken dat hij recht heeft op een hogere aftrek.

NTFR 2010/778 - Fraus legis verhindert aftrek wegens oprenting lijfrenteverplichting

ECLI:NL:HR:2010:BL7953, datum uitspraak 19-03-2010, publicatiedatum 19-03-2010
Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010 met annotatie van mr. M.F. Nouwen
Een in Zwitserland wonende natuurlijke persoon heeft de door hem in een bv gehouden aandelen verkocht aan een eveneens door hem beheerste bv (belanghebbende), die de koopsom in eerste instantie schuldig is gebleven. De schuld is omgezet in een geldlening, die vervolgens weer is omgezet in een lijfrenteovereenkomst. Belanghebbende brengt de jaarlijkse oprenting van haar lijfrenteverplichting ten laste van haar winst. Hof Den Bosch heeft die aftrek niet toegestaan.

NTFR 2010/782 - Actualisering verzamelbesluit dividendbelasting

Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010 geschreven door mr. H. Lohuis
De minister heeft een verzamelbesluit over de dividendbelasting geactualiseerd. Daarin wordt onder andere goedgekeurd dat een dividendnota digitaal mag worden uitgereikt en dat in bepaalde gevallen in het geheel geen dividendnota uitgereikt hoeft te worden. Het gaat daarbij om situaties waarbij de aandeelhouder een aanmerkelijk belang houdt en waarin op grond van art. 4, lid 1 of 2, Wet DB 1965 geen dividendbelasting ingehouden hoeft te worden (deelnemingsvrijstelling en fiscale eenheid).

NTFR 2010/783 - Incidenteel appel kan worden ingesteld tegen ander onderdeel van uitspraak (boete) dan waartegen principaal is geappelleerd (aanslag)

Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010 met annotatie van mr. R. den Ouden
In de conclusie wordt de vraag beantwoord of een inspecteur incidenteel hoger beroep kan instellen, als bedoeld in art. 27m AWR, tegen een uitspraak van de rechtbank voor zover die ziet op een door de rechtbank vernietigde boetebeschikking, hoewel het (principale) hoger beroep van de belanghebbende slechts ziet op een bij dezelfde uitspraak van de rechtbank gehandhaafde naheffingsaanslag.

NTFR 2010/784 - Noodzakelijk om klachten tegen primitieve aanslag ook in te brengen in bezwaar of beroep tegen navorderingsaanslag

ECLI:NL:HR:2010:BK1513, datum uitspraak 19-03-2010, publicatiedatum 19-03-2010
Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010 met annotatie van prof. dr. A.O. Lubbers
Aan belanghebbende is voor het jaar 2002 een primitieve aanslag opgelegd naar een inkomen van € 65.000, en nadien een navorderingsaanslag naar een inkomen van € 83.894. De navorderingsaanslag is onherroepelijk komen vast te staan. In het hoger beroep inzake de primitieve aanslag betoogt belanghebbende dat een aftrek van € 11.473 in aanmerking moet worden genomen, zodat het inkomen € 72.421 dient te bedragen. Het hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard omdat de aftrek niet kan leiden tot een lager inkomen dan waarnaar de primitieve aanslag is berekend. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel. Vervolgens zet de Hoge Raad de verhouding tussen een primitieve aanslag en een navorderingsaanslag uiteen. Indien een belastingplichtige in bezwaar of beroep is gekomen tegen een primitieve aanslag, en de inspecteur vervolgens aan hem over hetzelfde tijdvak een navorderingsaanslag oplegt, kan de belastingplichtige zijn rechten slechts veiligstellen door de klachten die hij tegen de primitieve aanslag had aangevoerd, tevens in te brengen in een bezwaar of beroep tegen die navorderingsaanslag. De gegrondverklaring van de klachten die zijn aangevoerd tegen de primitieve aanslag behoort immers te leiden tot een vermindering van de belastingschuld zoals deze bij de navorderingsaanslag is vastgesteld. Belastingplichtigen zijn echter veelal niet bekend met de hieruit voortvloeiende noodzaak om (tevens) in bezwaar of beroep te komen tegen de navorderingsaanslag. Het zorgvuldigheidsbeginsel brengt daarom mee dat de inspecteur een belastingplichtige schriftelijk daarop wijst indien hij aan die belastingplichtige een navorderingsaanslag oplegt op een moment waarop deze in bezwaar of beroep is gekomen tegen de primitieve aanslag over hetzelfde tijdvak.

NTFR 2010/785 - Rechter treedt buiten rechtsstrijd door belang te hechten aan ontbrekende rechtsmiddelverwijzing terwijl daarover niet is geklaagd

ECLI:NL:HR:2010:BL7959, datum uitspraak 19-03-2010, publicatiedatum 19-03-2010
Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010 met annotatie van mr. J. van de Merwe
Rechtbank Breda heeft geoordeeld dat de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar is, omdat in de uitspraak op bezwaar geen rechtsmiddelverwijzing was opgenomen. De Hoge Raad vernietigt deze uitspraak. Belanghebbende heeft weliswaar betoogd dat de overschrijding verschoonbaar was, maar zij heeft daartoe aangevoerd dat de uitspraak haar niet had bereikt. Door de verschoonbaarheid te gronden op de afwezigheid van de rechtsmiddelverwijzing, terwijl belanghebbende daarover niet heeft geklaagd, is de rechtbank buiten de rechtsstrijd getreden.

NTFR 2010/786 - Hofoordeel over met schrijf- of tikfout gelijk te stellen vergissing is niet cassatieproof

ECLI:NL:HR:2010:BL8877, datum uitspraak 26-03-2010, publicatiedatum 26-03-2010
Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010 met annotatie van mr. I.R.J. Thijssen
Belanghebbende is voor de jaren 2001 t/m 2004 aangeslagen in de OZB naar het tarief voor niet-woningen. In de bezwaarprocedure voor 2004 wordt erkend dat belanghebbende moet worden aangeslagen naar het lagere tarief voor woningen. Ambtshalve wordt de aanslag OZB 2001 verminderd tot het juiste bedrag. De aanslagen OZB 2002, 2003 en 2004 worden ambtshalve verminderd tot nihil. Vervolgens heeft de gemeente opnieuw aanslagen voor die jaren opgelegd naar het tarief voor woningen. Hof Arnhem (NTFR 2009/1477) oordeelde dat de gemeente niet bevoegd is opnieuw primitieve aanslagen op te leggen. De Hoge Raad deelt die visie. Volgens het hof kunnen de aanslagen echter wel door het leven als navorderingsaanslagen, mits is voldaan aan de daarvoor geldende eisen. Ook dat oordeel is volgens de Hoge Raad juist. Het oordeel van het hof dat hier sprake is van een met een schrijf- of tikfout gelijk te stellen vergissing, zodat de navorderingsaanslagen in stand kunnen blijven is echter niet cassatieproof volgens de Hoge Raad. Bij fouten die het gevolg zijn van een onjuiste gegevensverwerking die voortvloeit uit een bepaalde werkwijze waarvoor gekozen is, is namelijk geen sprake van een met een schrijf- of tikfout gelijk te stellen vergissing. Niet duidelijk is of het hof, gelet op de stellingen van partijen, is uitgegaan van een juiste rechtsopvatting. Als dat wel zo is, is sprake van een gebrekkige motivering. Daarom wordt de zaak verwezen, waarbij de Hoge Raad erop wijst dat de stelplicht en bewijslast bij de gemeente liggen.

NTFR 2010/787 - Heffingsrente voor grensarbeider niet in strijd met zorgvuldigheidsbeginsel

ECLI:NL:HR:2010:BL6426, datum uitspraak 05-03-2010, publicatiedatum 05-03-2010
Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010 met annotatie van mr. J.M. van der Vegt
Belanghebbende was in 2003 inwoner van Nederland en werkzaam in België. Hij heeft recht op de compensatieregeling voor Nederlandse grensarbeiders als bedoeld in art. 27 van het belastingverdrag. Belanghebbende heeft eind 2002 verzocht om een voorlopige teruggaaf. De inspecteur heeft bij de vaststelling van het bedrag van de voorlopige teruggaaf rekening gehouden met een in België verschuldigde bedrijfsvoorheffing van € 8.879. Op het loon dat belanghebbende in 2003 heeft ontvangen, is door de Belgische werkgever een bedrag van € 8.520 aan bedrijfsvoorheffing ingehouden. De Belgische belastingdienst heeft in 2005 aan belanghebbende een belastingaanslag opgelegd van € 6.365. Vervolgens heeft de Nederlandse inspecteur in 2006 een definitieve aanslag voor het jaar 2003 opgelegd, waarbij voor de compensatieregeling rekening is gehouden met het (lagere) bedrag aan verschuldigde Belgische belasting. Als gevolg daarvan moet belanghebbende per saldo € 4.450 betalen. Tevens is hij heffingsrente verschuldigd. In geschil is de heffingsrente. Naar het oordeel van de Hoge Raad kon de inspecteur bij het vaststellen van de voorlopige teruggaaf redelijkerwijs niet weten in welke mate de door hem in aanmerking genomen bedrijfsvoorheffing zou afwijken van de uiteindelijk door belanghebbende in België verschuldigde belasting. Het vermoedelijke bedrag van de compensatie berustte op een redelijke schatting. Het zorgvuldigheidsbeginsel verzet zich in zoverre dus niet ertegen dat heffingsrente is berekend.

NTFR 2010/788 - Niet aannemelijk dat tijdens gesprek met BelastingTelefoon vertrouwen is gewekt

ECLI:NL:GHARN:2010:BL5005, datum uitspraak 02-02-2010, publicatiedatum 22-02-2010
Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010 met annotatie van mr. drs. A.J. Meijer
Belanghebbende is een vereniging die ten doel heeft het beoefenen en bevorderen van de schilderkunst. Zij ontvangt contributies van haar leden. Niet langer is in geschil dat belanghebbende ondernemer is voor de omzetbelasting. De penningmeester van belanghebbende heeft hierover echter contact gehad met de BelastingTelefoon. Volgens de penningmeester heeft de medewerker van de BelastingTelefoon aan hem medegedeeld dat belanghebbende geen ondernemer is. De opgelegde naheffingsaanslag is door Rechtbank Arnhem vernietigd wegens schending van het vertrouwensbeginsel. Hiertegen komt de inspecteur met succes in appel. Het hof acht weliswaar aannemelijk dat een gesprek heeft plaatsgevonden tussen de penningmeester en de BelastingTelefoon, maar het acht, mede gelet op de werkinstructie van de BelastingTelefoon, niet aannemelijk dat de door de penningmeester gestelde uitlatingen zijn gedaan.

NTFR 2010/789 - Na verwijzing: boetematiging omdat firmanten dubbel in vermogen worden getroffen

ECLI:NL:GHARN:2009:BK5388, datum uitspraak 10-11-2009, publicatiedatum 04-12-2009
Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010 met annotatie van prof. dr. A.O. Lubbers
Verwijzingsprocedure na HR 21 maart 2008, nr. 43.969, NTFR 2008/618. Deze zaken hangen samen met Hof Arnhem 10 november 2009, nr. 08/00138. In die procedure heeft het hof – via de weg van omkering en verzwaring van de bewijslast – geoordeeld dat de door de inspecteur voor de toepassing van omzetbelasting toegepaste omzetcorrectie bij de firma die het Chinees restaurant exploiteert (nagenoeg) terecht is en dat terecht een vergrijpboete aan de firma is opgelegd.

NTFR 2010/791 - Vereiste aangifte wel gedaan; geen omkering en verzwaring bewijslast

ECLI:NL:GHLEE:2010:BL2813, datum uitspraak 26-01-2010, publicatiedatum 08-02-2010
Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
Belanghebbende was tot in 2002 in loondienst werkzaam. In 2002 is zijn werkgever failliet verklaard. Het UWV heeft hem toestemming gegeven om zich vanaf 1 juli tot en met 29 september 2002 te oriënteren op een bestaan als zelfstandige. Per 26 september 2002 is belanghebbende als zelfstandige een onderneming gestart. Belanghebbende doet aangifte over 2002 van een belastbaar inkomen van € 14.101. De inspecteur corrigeert acht posten van deze aangifte, waaronder de autokosten, de werkruimte, de telefoonkosten en de zelfstandigenaftrek. Hij berekent het belastbare inkomen op € 32.608.

NTFR 2010/793 - Kwade trouw belastingadviseur: inspecteur mag navorderen, vergrijpboete wordt vernietigd

ECLI:NL:RBSGR:2009:BL2342, datum uitspraak 23-12-2009, publicatiedatum 05-02-2010
Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010 met annotatie van mr. V.M. Maat
Belanghebbende bezit zowel via een houdstervennootschap als in privé aandelen in een dochtervennootschap. In 2002 zijn deze (aanmerkelijkbelang)aandelen verkocht. Met de verkoop genoot zij een inkomen uit aanmerkelijk belang van ruim € 700.000. Belanghebbende laat haar aangiften VPB en IB verzorgen door verschillende adviseurs. In de aangifte VPB is de aandelenoverdracht goed verwerkt. In de aangifte IB, die is ondertekend en ingediend door de IB-adviseur, is het inkomen uit aanmerkelijk belang niet aangegeven. De aanslag is conform de aangifte opgelegd. In geschil is of de inspecteur ter zake van het niet-aangegeven inkomen uit aanmerkelijk belang terecht een navorderingsaanslag en een vergrijpboete heeft opgelegd.

NTFR 2010/797 - Anbi-regeling discriminerend voor buitenlandse anbi’s

Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010
De Europese Commissie oordeelt dat de Nederlandse regeling voor algemeen nut beogende instellingen (anbi's) onnodig beperkend is voor buitenlandse anbi's omdat zij alleen voor de fiscale faciliteiten in aanmerking kunnen komen als zij zich hebben aangemeld bij de Belastingdienst. Daarmee is sprake van strijdigheid met het vrije verkeer van kapitaal. De Europese Commissie heeft Nederland daarom officieel om wijziging van de anbi-bepalingen op dit punt verzocht. De basis voor dit oordeel ligt in de zaak Persche, HvJ EG 27 januari 2009, zaak C-318/07, NTFR 2009/366. De uitspraak in deze zaak hebben wij als brondocument bijgevoegd.

NTFR 2010/798 - EC vraagt verschillende landen, waaronder Nederland, om discriminerende bepalingen te wijzigen

Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010
De Europese Commissie (EC) heeft België, Frankrijk, Griekenland, Nederland en Portugal verzocht om bepaalde discriminerende bepalingen in hun belastingwetgeving te wijzigen. Voor Nederland gaat het om de eis dat giften, schenkingen en erfenissen aan buitenlandse algemeen nut beogende instellingen alleen gefaciliteerd worden als de buitenlandse instelling zich heeft aangemeld bij de Belastingdienst (zie NTFR 2010/797). Voor België is het de eis dat alleen een belastingvermindering voor pensioensparen wordt verleend wanneer het geld in Belgische fondsen wordt geïnvesteerd en de verplichte aanwijzing van een fiscale vertegenwoordiger bij beheerders van buitenlandse systemen voor het lenen en ontlenen van financiële instrumenten. Voor Frankrijk betreft het verzoek de discriminatie van buitenlandse pensioen- en beleggingsfondsen bij dividendbetalingen. In het geval van Portugal gaat het om de belastingheffing van niet-inwoners op brutobasis en ten slotte in het geval van Griekenland om de aftrek van medische kosten uit een andere lidstaat. De verzoeken hebben de vorm van een met redenen omkleed advies, de tweede stap in de inbreukprocedure van art. 258 VWEU. Als de lidstaten binnen twee maanden geen gevolg geven aan het verzoek van de EC, kan deze de zaak voor het Hof van Justitie EU brengen.

NTFR 2010/800 - EC gaat akkoord met Cypriotisch tonnageregime

Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010
De Europese Commissie heeft bekendgemaakt akkoord te zijn met het Cypriotisch tonnageregime voor scheepvaartondernemingen. Het Cypriotische regime past binnen de kaders die de Europese Commissie heeft gegeven voor speciale tonnageregelingen voor scheepvaartondernemingen. Volgens de Europese Commissie is daarom geen sprake van staatssteun. Op grond van het tonnageregime is in plaats van de reguliere vennootschapsbelasting een lagere belasting verschuldigd.

NTFR 2010/803 - Autohandelaar past margeregeling onjuist toe op ingekochte auto's

ECLI:NL:RBSGR:2009:BK8940, datum uitspraak 22-12-2009, publicatiedatum 13-01-2010
Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010 met annotatie van mr. C.J. Hummel
Belanghebbende exploiteert autodealerbedrijven. In 2002 heeft hij een onderneming overgenomen met toepassing van art. 31 Wet OB 1968. Tot de overgenomen activa behoort een voorraad gebruikte auto's. Zowel belanghebbende als de verkoper passen voor het bepalen van de winstmarge de globalisatieregeling toe als bedoeld in art. 28d Wet OB 1968. Belanghebbende heeft de gebruikte auto's, die bij de verkoper te boek stonden als marge inkopen, aangemerkt als eigen marge inkopen. Bij de berekening van de winstmarge heeft belanghebbende de bedragen die hij voor de overgenomen gebruikte auto's heeft betaald als inkoopkosten geboekt. In geschil of belanghebbende terecht voor het berekenen van de winstmarge de verkregen gebruikte auto's als door haar ingekochte margeauto's heeft aangemerkt.

NTFR 2010/805 - Auto met stoelen op laadvloer is geen bestelauto

ECLI:NL:HR:2010:BL7965, datum uitspraak 19-03-2010, publicatiedatum 19-03-2010
Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende heeft gebruikgemaakt van een auto waarin het tussenschot was verwijderd en de laadvloer was voorzien van stoelen. Volgens de inspecteur is hierdoor niet sprake van een bestelauto maar van een personenauto. Daarom heeft hij BPM nageheven. De rechtbank en het hof waren van mening dat sprake is van een bestelauto. Hiertegen komt de staatssecretaris met succes in cassatie. Onder verwijzing naar zijn arrest van 20 maart 2009, nr. 43.921 (NTFR 2009/688) oordeelt de Hoge Raad dat geen sprake is van een laadruimte die in haar geheel is voorzien van een vlakke laadvloer, indien twee autostoelen zijn geplaatst in het compartiment achter de bestuurdersstoel en de naastgelegen passagiersstoel. Door die plaatsing behoudt slechts de ruimte achter de bijgeplaatste stoelen, gerekend van de achterzijde van de bijgeplaatste stoelen tot de achterzijde van het compartiment, de functie van laadruimte. De Hoge Raad verwijst de zaak voor de behandeling van de niet-behandelde klachten van belanghebbende.

NTFR 2010/810 - Voormalig bestuurder van geliquideerde vennootschap terecht aansprakelijk gesteld

Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010 met annotatie van dr. mr. M van Dun
Belanghebbende is enig aandeelhouder geweest van een bv. In 1993 is belanghebbende met zijn echtgenote geëmigreerd. Gelijktijdig is de zetel van de bv verplaatst. Kort daarna is een trustkantoor benoemd tot directeur van de bv en hebben belanghebbende en zijn echtgenote afstand gedaan van hun pensioen- en lijfrenterechten. In 1995 is de bv ontbonden. De vereffening is geëindigd op 5 maart 1996, waarna de bv is opgehouden te bestaan. Belanghebbende heeft een liquidatie-uitkering ontvangen. In verband met de vrijgevallen pensioen- en lijfrenteverplichting is aan de bv in 1997 een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting over het jaar 1993 opgelegd. Belanghebbende is krachtens art. 49 IW 1990 aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven vennootschapsbelasting, alsmede voor de verschuldigde heffings- en invorderingsrente.

NTFR 2010/811 - Onbegrijpelijke hofuitspraak over gedeelte van waarde van windturbine dat buiten aanmerking moet blijven

ECLI:NL:HR:2010:BL7172, datum uitspraak 12-03-2010, publicatiedatum 12-03-2010
Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Voor het hof was in geschil welk gedeelte van de waarde van een windturbine buiten beschouwing moet blijven op grond van de werktuigenvrijstelling. Hof Arnhem (NTFR 2009/485) heeft beslist dat de fundering niet onder deze vrijstelling valt. Deze beslissing wordt in cassatie niet aangevochten. Op basis van deze beslissing heeft het hof de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard. In de uitspraak op bezwaar heeft de ambtenaar de buiten aanmerking te laten waarde gesteld op 36% van de investeringskosten. De ambtenaar heeft zich daarbij gebaseerd op een beweerdelijk gesloten overeenkomst. Bij de rechtbank had belanghebbende de totstandkoming van die overeenkomst en zijn gebondenheid daaraan betwist, en de rechtbank had die betwisting gehonoreerd. Door zijn oordeel aanvaardt het hof echter de door de ambtenaar vastgestelde waarde die is gebaseerd op een overeenkomst waarvan de betwisting ervan door de rechtbank was gehonoreerd.

NTFR 2010/812 - Door aanduiding 'voorlopige waarde' is de WOZ-waarde niet op de juiste wijze bekend gemaakt

ECLI:NL:GHSGR:2010:BL6272, datum uitspraak 24-02-2010, publicatiedatum 03-03-2010
Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2010 met annotatie van mr. R. van den Berg MRE
Aan belanghebbende is voor het jaar 2006 een voorlopige aanslag OZB opgelegd betreffende een onroerende zaak. Op het biljet is de waarde aangegeven onder de noemer `Voorlopige waarde'. Belanghebbende heeft ook bezwaar gemaakt tegen de op die beschikking weergegeven waarde. Vlak nadat de definitieve aanslag OZB en de definitieve WOZ-beschikking aan belanghebbende zijn opgelegd, heeft hij zijn eerdere bezwaar tegen de voorlopige aanslag en waardevasstelling nader gemotiveerd. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond en, voor zover gericht tegen de definitieve aanslag en de beschikking, niet-ontvankelijk verklaard. In geschil is met name of belanghebbende (tijdig) bezwaar heeft gemaakt tegen de definitieve waardebeschikking.