NTFR 2013/2394 - HvJ geeft invulling aan onderwijsvrijstelling en aan asymmetrisch beroep
Aflevering 50, gepubliceerd op 12-12-2013 met annotatie van mr. dr. J.Th. SandersMDDP, een vennootschap naar Pools recht, organiseert opleidingsactiviteiten en vakconferenties op verschillende terreinen, zoals fiscaliteit, boekhouding en financiën, alsook op gebieden die verband houden met de organisatie en het beheer van ondernemingen, waaronder de ontwikkeling van professionele en persoonlijke competenties. MDDP streeft naar winst met deze activiteiten. MDDP is niet ingeschreven in het register voor scholen en particuliere centra overeenkomstig de bepalingen van de Poolse Wet op de onderwijsstelsels. In tegenstelling tot de Poolse Belastingdienst stelt MDDP zich op het standpunt dat haar activiteiten zijn belast en dat zij met betrekking tot die activiteiten recht op aftrek van voorbelasting heeft. Op prejudiciële vragen van de rechter in de gevolgde gerechtelijke procedure verklaart het HvJ voor recht: art. 132, lid 1, sub i, art. 133 en art. 134 Btw-richtlijn moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet verhinderen dat onderwijsdiensten die voor commerciële doeleinden worden verricht door niet-publieke organisaties, van btw worden vrijgesteld. Art. 132, lid 1, sub i, Btw-richtlijn verzet zich evenwel tegen een algemene vrijstelling van alle onderwijsdiensten waarbij geen rekening wordt gehouden met de doelstellingen van de niet-publieke organisaties die deze diensten verrichten. Een belastingplichtige kan niet krachtens art. 168 Btw-richtlijn of de nationale bepaling ter uitvoering van dit artikel aanspraak maken op recht op aftrek indien zijn in een later stadium verrichte onderwijsdiensten wegens een nationale vrijstelling die in strijd is met art. 132, lid 1, sub i, Btw-richtlijn, niet aan de btw zijn onderworpen. Deze belastingplichtige kan evenwel, om te vermijden dat die vrijstelling op hem wordt toegepast, aanvoeren dat zij onverenigbaar is met art. 132, lid 1, sub i, Btw-richtlijn, wanneer hij, zelfs rekening houdend met de beoordelingsvrijheid die deze bepaling aan de lidstaten toekent, objectief gezien niet kan worden aangemerkt als een lichaam met soortgelijke doeleinden als een publiekrechtelijke onderwijsinstelling in de zin van deze bepaling, hetgeen de nationale rechter dient na te gaan. In dit laatste geval zullen de onderwijsdiensten die door die belastingplichtige worden verricht, aan de btw zijn onderworpen en zal hij gerechtigd zijn de voldane voorbelasting af te trekken.