NTFR 2013/291 - Bijzonder aandeel en fiscale eenheid
Aflevering 7, gepubliceerd op 14-02-2013 geschreven door prof. dr. R.P.C. CornelisseAls uitvloeisel van de Wet Overige fiscale maatregelen 2013Wet van 20 december 2012, Stb. 2012, 669. is art. 15, lid 1, Wet VPB 1969 in dier voege gewijzigd dat voor het vormen (en bestaan) van een fiscale eenheid voortaan ook is vereist dat het bezit van de juridische en economische eigendom van ten minste 95% van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal van de dochtermaatschappij 95% van de statutaire stemrechten in de dochtermaatschappij vertegenwoordigt.De thans in art. 15, lid 1, Wet VPB 1969 neergelegde voorwaarde dat het aandelenbezit ‘in alle gevallen recht geeft op ten minste 95% van de winst en ten minste 95% van het vermogen van de dochtermaatschappij’ was voorheen opgenomen in art. 2, eerste volzin, Besluit fiscale eenheid 2003. In deze Opinie zal nader ingegaan worden op de vraag wat de gevolgen zijn voor (de vorming van) een fiscale eenheid van een door een derde gehouden aandeel met bijzondere statutaire zeggenschapsrechten in de dochtermaatschappij (waarvan de overige (gewone) aandelen worden gehouden door de moedermaatschappij). Deze zeggenschapsrechten kunnen met zich brengen dat bepaalde besluiten door de AvA slechts kunnen worden genomen met instemming van de houder van dit bijzondere aandeel.