Aflevering 2

Gepubliceerd op 8 januari 2015

NTFR 2015/279 - Valt dit nog uit te leggen?

Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015 geschreven door mr. A.J. van Lint
In de parlementaire stukken die de staatssecretaris van Financiën met Prinsjesdag naar de Tweede Kamer stuurde, steekt hij niet onder stoelen of banken dat sprake is van een overbelaste Belastingdienst die kampt met ICT-problemen. Mede om die reden, zo schrijft hij, heeft hij ‘het Belastingplan 2015 beperkt tot de min of meer noodzakelijke maatregelen’.‘In het wetsvoorstel Belastingplan 2015 zijn naast de maatregelen als gevolg van de koopkrachtbesluitvorming alleen de maatregelen opgenomen die voortvloeien uit politieke afspraken, waarvan het wenselijk is dat zij per 1 januari 2015 in werking treden of die de uitvoering versterken dan wel de uitvoeringslasten verlichten en derhalve bijdragen aan vereenvoudiging.’ Kamerstukken II, 2014-2015, 34 002, nr. 3, p. 2. Meer nog dan over de uitvoeringslasten, die hij terecht als probleem ziet en die overigens niet alleen de Belastingdienst, maar ook de burgers en het bedrijfsleven raken, zou de staatssecretaris zich naar mijn mening echter druk moeten maken over het feit dat de regelgeving in een aantal gevallen dermate onredelijk is dat deze niet meer valt uit te leggen.

NTFR 2015/285 - Kamervragen over de aangifte tegen het Ministerie van Financiën II

Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015 geschreven door mr. E. Thomas
De staatssecretaris van Financiën heeft geantwoord op schriftelijke Kamervragen van het lid Omtzigt (CDA). Deze schriftelijke Kamervragen sluiten aan op de schriftelijke Kamervragen van de leden Bontes en Van Klaveren (groep Bontes/Van Klaveren) inzake de strafrechtelijke aangifte tegen het Ministerie van Financiën (eveneens opgenomen in deze uitgave, NTFR 2015/284).

NTFR 2015/288 - Wijziging uitvoeringsbesluiten op het gebied van belastingen en toeslagen

Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015
In het verzamelbesluit tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van belastingen en toeslagen is een aantal wijzigingen opgenomen ten behoeve van de jaarlijkse aanpassing van de uitvoeringsbesluiten op het terrein van de directe belastingen, de indirecte belastingen, het formele belastingrecht en de inkomensafhankelijke regelingen. De wijzigingen vloeien onder meer voort uit wijzigingen in de wetgeving op genoemde terreinen bij het Belastingplan 2015. Verder bevat het verzamelbesluit een aantal meer technische wijzigingen.

NTFR 2015/292 - WOB-verzoek tijdelijke willekeurige afschrijving behandeld

Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015
Door een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) heeft de staatssecretaris documenten openbaar gemaakt die zien op de tijdelijke willekeurige afschrijving (2009-2013). Het betreft (A) documenten over de totstandkoming en verlenging van de regeling en (B) documenten over de bestrijding van het oneigenlijk gebruik van de regeling. Onder A zijn onder meer (delen van) notities opgenomen betreffende de Catshuissessie 2008 en de aanpassing van de regeling bij samenloop met het tonnageregime (2010). Onder B zijn onder meer (delen van) notities opgenomen over het weigeren van een tonnagebeschikking bij samenloop met het tonnageregime en een conceptbrief aan het ministerie waarin grote bezorgdheid wordt uitgesproken over de handelwijze van de Belastingdienst bij een landelijk onderzoek naar de tijdelijke willekeurige afschrijving (op zeeschepen). Ook zijn vragen gesteld over de mate van gebruik van de regeling. Omdat een WOB-verzoek niet dwingt tot het maken van een query blijven deze feitelijk onbeantwoord.

NTFR 2015/295 - Stuntvliegen vormt geen bron van inkomen

ECLI:NL:GHAMS:2014:4106, datum uitspraak 11-09-2014, publicatiedatum 15-10-2014
Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015 met annotatie van mr. J. de Haan
Vanaf 1990 is belanghebbende piloot en in 1992 is belanghebbende gestart met stuntvliegen. Vanaf 19 april 2004 is belanghebbende in dienst van A als piloot en legt hij voor A internationale vluchten af. Op 1 januari 2004 heeft belanghebbende B als eenmanszaak ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. In de jaren 2005 en verder zijn de resultaten van de onderneming negatief. Partijen verschillen van mening over de vraag of de activiteiten van belanghebbende als stuntvlieger een bron van inkomen vormen. Het hof overweegt dat de sinds 2007 gerealiseerde resultaten (die tot en met 2010 negatief zijn) er niet op wijzen dat in de jaren 2005 tot en met 2007 slechts sprake was van een verliesgevende ‘aanloopfase’. Met Rechtbank Noord-Holland is het hof dan ook van oordeel dat in de onderhavige jaren redelijkerwijs niet was te verwachten dat belanghebbende met zijn activiteiten als stuntvlieger voordeel (positieve resultaten) zou behalen. Er is geen grond voor schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, omdat de overschrijding van de termijn voor de bezwaarfase in het onderhavige geval gecompenseerd mag worden met de betrekkelijk korte termijn waarop de rechtbank haar uitspraken heeft gedaan.

NTFR 2015/297 - Naheffing met boete voor Poolse werknemers is terecht

ECLI:NL:PHR:2014:1957, datum uitspraak 22-10-2014, publicatiedatum 14-11-2014
Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015
In deze casus is in geschil of belanghebbende de door haar verkochte winterprei heeft aangeplant en geoogst met Poolse werknemers. Meer specifiek gaat het om de vraag of, en zo ja in hoeverre, belanghebbende tijdens de jaren 2000 tot en met 2002 Poolse werknemers in dienst heeft gehad, terwijl die ten onrechte niet waren opgenomen in de loonadministratie. De inspecteur stelt dat dit het geval is geweest, maar dat wordt door belanghebbende ontkend. Hof Den Bosch heeft de inspecteur grotendeels in het gelijk gesteld.

NTFR 2015/303 - Besluit KEW, SEW en BEW gewijzigd

Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015
De staatssecretaris van Financiën heeft het besluit over de kapitaalverzekering eigen woning (KEW), spaarrekening eigen woning (SEW), beleggingsrecht eigen woning (BEW) en vóór 2001 bestaande kapitaalverzekeringen in box 3 van 6 december 2014, nr. BLKB2014/1763M (NTFR 2014/2989) gewijzigd. Het besluit met de goedkeuring voor het buiten werking stellen van de tijdklemmen van 20 december 2012, nr. BLKB2012/1977M (NTFR 2013/21) wordt in het besluit opgenomen. Verder wordt de reikwijdte van deze goedkeuring uitgebreid met op 31 december 2000 bestaande kapitaalverzekeringen die ‘op weg zijn’ naar een vrijstelling. De goedkeuring werkt terug tot 1 januari 2013.

NTFR 2015/304 - Aftrek scholingsuitgaven aangepast door wetsvoorstel 'Studievoorschot hoger onderwijs'

Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015
De Tweede Kamer heeft onlangs het wetsvoorstel ‘Studievoorschot hoger onderwijs’ aangenomen. Het wetsvoorstel voorziet in de hervorming van de studiefinanciering in het hoger onderwijs. Het is thans in behandeling bij de Eerste Kamer en houdt ook enkele wijzigingen in de Wet IB 2001 in. Het gaat fiscaal voornamelijk om wijzigingen in de aftrek van scholingsuitgaven in de inkomstenbelasting. De beoogde ingangsdatum van deze fiscale wijzigingen is 1 juli 2015. Er is voorzien in overgangsrecht voor scholingsuitgaven die op de studiejaren tot en met het studiejaar 2014-2015 betrekking hebben.

NTFR 2015/305 - Besluit over giften en anbi’s vervangen

Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015
De staatssecretaris van Financiën heeft het besluit van 6 april 2010, nr. DGB2010/1594M (NTFR 2010/1001) vervangen. Het nieuwe besluit bevat enkele nieuwe beleidsstandpunten over de giftenaftrek. Eén ervan is een goedkeuring voor het jaar 2014 voor periodieke giften. Deze houdt in dat giften die in 2014 zijn gedaan en niet berusten op een notariële of onderhandse akte van schenking, toch als een periodieke gift kunnen gelden. Als voorwaarde geldt onder meer dat in 2014 de notariële of onderhandse akte van schenking is opgemaakt.

NTFR 2015/306 - Bij uitkoop van disfunctionerende maat dient betaalde uitkoopsom door andere maten te worden geactiveerd, tenzij bedrijfswaarde lager is

ECLI:NL:HR:2014:3597, datum uitspraak 19-12-2014, publicatiedatum 19-12-2014
Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015 met annotatie van dr. W. Bruins Slot
Belanghebbende is één van de vier maten in een belastingadviesmaatschap. Eén van de vennoten functioneerde niet. Hij is uitgekocht door de andere vennoten, waaronder belanghebbende. In een vaststellingsovereenkomst is onder meer bepaald dat aan de uittreder € 775.000 wordt betaald voor het restant van diens aandeel in de maatschap inclusief goodwill. In geschil is of belanghebbende de ter zake van de uitkoop van de uittreder betaalde goodwill tot het bedrag van haar aandeel dient te activeren, dan wel in het onderhavige jaar in aftrek van de winst mag brengen. Hof Den Haag concludeerde tot het laatste. Volgens het hof was de betaling aan de uittreder noodzakelijk om het bedrijf te vrijwaren van verder oplopende verliezen. In cassatie houdt die beslissing echter geen stand.

NTFR 2015/308 - Memorie van antwoord inzake het wetsvoorstel 33 713 (Wet compartimenteringsreserve) naar Eerste Kamer

Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015 geschreven door mr. M.H.C. Ruijschop
Op 17 december 2014 heeft staatssecretaris Wiebes van Financiën de memorie van antwoord inzake het wetsvoorstel 33 713 (Wet compartimenteringsreserve) aan de Eerste Kamer gezonden. De antwoorden betreffen vooral de materiële en formele terugwerkende kracht die aan de nieuwe compartimenteringsregeling is verbonden. Daarnaast gaat de staatssecretaris in op enkele meer technische vragen.

NTFR 2015/309 - Fiscale-eenheidsregime wordt aangepast na uitspraken Hof Amsterdam

Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015 geschreven door mr. M.H.C. Ruijschop
Het fiscale-eenheidsregime wordt aangepast. De aanleiding is de uitspraak van Hof Amsterdam in drie zaken waarin het hof de vorming van een fiscale eenheid mogelijk acht waarbij sprake is van een buitenlandse moedermaatschappij (zustermaatschappijen-fiscale eenheid) of een buitenlandse tussenhoudster (moeder-kleindochter-fiscale eenheid). De staatssecretaris gaat niet in cassatie. Vooruitlopend op wetswijziging zal hij een beleidsbesluit uitbrengen. Daarin zal staan onder welke omstandigheden en met inachtneming van welke vereisten de Belastingdienst verzoeken om een dergelijke fiscale eenheid zal inwilligen. De ‘buitenlandse’ uitbreiding wordt beperkt tot andere lidstaten van de Europese Unie, Noorwegen, Liechtenstein en IJsland.

NTFR 2015/310 - Gratis bewoning door ouder leidt niet tot belaste schenking

ECLI:NL:GHAMS:2014:3402, datum uitspraak 24-07-2014, publicatiedatum 20-08-2014
Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015 met annotatie van mr. M. de L. Monteiro
Belanghebbende heeft in 1995 gratis het woongenot gehad van een woning die eigendom is van haar zoon. Naar het oordeel van het hof is geen sprake van een belastbare schenking, omdat niet kan worden aangenomen dat de zoon is verarmd. Dat de inspecteur meent dat sprake is van een bruikleenovereenkomst is niet doorslaggevend voor de vraag of voor de SW 1956 voldaan is aan de voorwaarden om een schenking aan te nemen. Evenmin is sprake van de schenking van een vruchtgebruik als bedoeld in art. 18 SW 1956. Dat achteraf is gebleken dat de zoon het woongenot niet heeft opgeëist en in de aangifte successierecht in verband met het overlijden van de echtgenoot van belanghebbende in 2007 is vermeld dat sprake is van een opvolgend vruchtgebruik, is onvoldoende om aan te nemen dat in 1995 een vruchtgebruik is geschonken. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, is er geen wettelijke basis om een schenking van dag tot dag aan te nemen.

NTFR 2015/311 - Gemeente Den Bosch heeft recht op volledige aftrek voorbelasting ter zake van bouw stadskantoor

ECLI:NL:HR:2014:3439, datum uitspraak 28-11-2014, publicatiedatum 28-11-2014
Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015 met annotatie van mr. M. Soltysik
Belanghebbende, de gemeente Den Bosch, laat een stadskantoor bouwen. Dit kantoor wordt voor 94% gebruikt voor overheidsprestaties, voor 5% voor belaste prestaties en voor 1% voor vrijgestelde prestaties. In geschil is de aftrek van de aan belanghebbende in rekening gebrachte voorbelasting. Hof Den Bosch (NTFR 2012/40) oordeelde dat belanghebbende recht heeft op aftrek van 6% van het totaalbedrag aan gefactureerde omzetbelasting. In cassatie betoogt belanghebbende dat zij recht heeft op volledige aftrek. De Hoge Raad had Europeesrechtelijke twijfel. Volgens de Hoge Raad was namelijk onduidelijk of het voor de toepassing van art. 5, lid 7, letter a, Zesde Richtlijn voldoende is dat de gemeente van het stadskantoor mede gebruik maakt voor (vrijgestelde) prestaties, ook indien dit gebruik gering is. Daarom heeft de Hoge Raad in zijn arrest 1 februari 2013, nr. 11/04457, NTFR 2013/390 een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie gesteld. Na beantwoording van deze vraag door het HvJ (HvJ 10 september 2014, zaak C-92/13, NTFR 2014/2428) concludeert de staatssecretaris thans nader dat belanghebbende recht heeft op volledige aftrek. De Hoge Raad gaat daarin mee.

NTFR 2015/312 - Voor heffingsmaatstaf van opwaardeerkaarten is (rechts)verhouding tussen communicatiebedrijf, winkelier en gebruiker relevant

ECLI:NL:HR:2014:3325, datum uitspraak 21-11-2014, publicatiedatum 21-11-2014
Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015 met annotatie van mr. C.C. van den Berg
Belanghebbende biedt mobiele telecommunicatiediensten aan via een prepaid-systeem. Nadat belanghebbende een overeenkomst met een gebruiker is aangegaan, verstrekt zij een SIM-kaart aan de gebruiker. Belanghebbende verkoopt beltegoed via opwaardeerkaarten die bij winkeliers zijn te verkrijgen. Belanghebbende verkoopt de opwaardeerkaarten aan winkeliers voor een lagere prijs dan de nominale waarde ervan. De winkelier verkoopt de opwaardeerkaarten aan gebruikers voor de nominale waarde. Hof Amsterdam (NTFR 2013/392) heeft geoordeeld dat de maatstaf van heffing het (lagere) bedrag is dat belanghebbende van de winkelier feitelijk ontvangt en niet het bedrag dat de gebruiker aan de winkelier betaalt. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak. Voor de uitkomst van het geschil is beslissend in welke hoedanigheid de winkelier de opwaardeerkaart aan de gebruiker verstrekt. Daarvoor is van belang de (rechts)verhouding van belanghebbende met de gebruiker, van belanghebbende met de winkelier en van de winkelier met de gebruiker. Het hof heeft dit miskend. Verwijzing moet volgen voor een hernieuwd onderzoek in volle omvang.

NTFR 2015/313 - Levering motorjacht valt binnen werkingssfeer btw-stelsel

ECLI:NL:RBGEL:2014:6406, datum uitspraak 14-10-2014, publicatiedatum 14-10-2014
Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015 met annotatie van mr. E.H.A.M. Thijssen
Belanghebbende is een fiscale eenheid voor de omzetbelasting, die bestaat uit een zestal bv’s, waaronder X bv. De bedrijfsactiviteiten van belanghebbende bestaan uit de exploitatie van hotels, restaurants en café’s. De dga van belanghebbende heeft in 2008 € 950.000 geleend aan een zakenrelatie (I). Ter zekerheid van de vordering I is ten gunste van de dga hypotheek verleend op een motorjacht. Nadat I in financiële problemen is geraakt, heeft X bv het motorjacht van hem gekocht. Aan belanghebbende is ter zake van de levering geen omzetbelasting in rekening gebracht. In 2011 heeft belanghebbende het motorjacht geleverd aan haar dga. Belanghebbende heeft geen omzetbelasting in rekening gebracht en heeft evenmin omzetbelasting op aangifte voldaan. De dga heeft het motorjacht doorverkocht voor dezelfde prijs als waarvoor hij het heeft verworven. Aan belanghebbende is ter zake van de levering van het motorjacht aan de dga een naheffingsaanslag OB en een verzuimboete opgelegd. In geschil is of dat terecht is.

NTFR 2015/315 - Voor toepassing kwarttarief kampeerauto's geldt lengte-eis van 200 cm

ECLI:NL:GHARL:2014:7473, datum uitspraak 30-09-2014, publicatiedatum 10-10-2014
Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende is houder van een personenauto. Volgens een schermprint van de RDW is sprake van een ‘kampeerwagen’. Belanghebbende heeft verzocht om toepassing van het kwarttarief voor kampeerauto’s. De inspecteur en de rechtbank hebben dat verzoek afgewezen. Ook in hoger beroep heeft belanghebbende geen succes. Volgens het hof wordt namelijk niet voldaan aan de lengte-eis van 200 cm. Het hof oordeelt in dit verband dat, anders dan belanghebbende betoogt, de lengte-eis van 200 cm in art. 5aa Uitv.besl. MRB wel degelijk van toepassing is. De uitzondering in het tweede lid van genoemd art. 5aa ziet namelijk op de aan de hoogte van een personenauto gestelde voorwaarden. Voorts geldt dat de lengte-eis wordt gesteld aan de binnenruimte van een personenauto. Een tent aan de achterklep telt derhalve niet mee en de lengte moet worden gemeten achter de voorstoelen, waarbij deze in hun normale stand dienen te zijn geplaatst. Belanghebbende kan voorts geen in rechte te beschermen vertrouwen ontlenen aan uitlatingen van het RDW.

NTFR 2015/318 - Belastingplichtige die medewerking aan bodemonderzoek weigert, heeft bewijslast inzake waardedruk bodemverontreiniging

ECLI:NL:GHARL:2014:8776, datum uitspraak 11-11-2014, publicatiedatum 21-11-2014
Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende is eigenaar van een onroerende zaak die in de milieuatlas is vermeld. Belanghebbende heeft medewerking aan een (voor hem gratis) bodemonderzoek, dat uitsluitsel kan geven over de mate van verontreiniging, geweigerd. Gelet hierop is belanghebbende volgens het hof in het kader van de onderhavige WOZ-procedure de meest gerede partij om feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die meebrengen dat een ‘waardedruk’ in aanmerking moet worden genomen. Belanghebbende heeft daaromtrent echter niets bijgebracht, zodat het hof het standpunt van de gemeente dat de waardedruk € 1.000 (de kosten van het bodemonderzoek) bedraagt, volgt. De gemeente slaagt volgens het hof erin de vastgestelde WOZ-waarde van de woning aannemelijk te maken.

NTFR 2015/319 - Verplichting rechtsmiddelverwijzing voor besluiten geldt niet voor aangiftebelastingen maar het ontbreken ervan kan wel tot verschoonbaarheid termijnoverschrijding leiden I

ECLI:NL:HR:2014:3441, datum uitspraak 05-12-2014, publicatiedatum 05-12-2014
Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015 met annotatie van mr. E.C.G. Okhuizen
Belanghebbende heeft BPM op aangifte voldaan. De aangifte is gedaan door haar gemachtigde, een op het gebied van invoer van auto's deskundig kantoor. Belanghebbende heeft te laat bezwaar aangetekend tegen de voldoening op aangifte. De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende stelt dat, nu een rechtsmiddelverwijzing ontbreekt, de te late indiening verschoonbaar is. De Hoge Raad stelt voorop dat de wettelijke verplichting om bij besluiten een rechtsmiddelverwijzing op te nemen, bij het systeem van voldoening of afdracht op aangifte niet mogelijk is, ondanks dat in art. 26, lid 2, AWR is bepaald dat de voldoening of afdracht op aangifte voor de mogelijkheid van beroep wordt gelijkgesteld met een voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur. Niettemin kan een belanghebbende bij voldoening of afdracht van belastingen op aangifte zich bij overschrijding van de bezwaartermijn beroepen op art. 6:11 Awb met het verweer dat die overschrijding verschoonbaar is omdat een rechtsmiddelenclausule ontbrak. Dit verweer faalt in gevallen waarin op grond van de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een belanghebbende wist dat hij binnen een bepaalde termijn bezwaar moest maken. Dat is hier aan de orde.

NTFR 2015/320 - Verplichting rechtsmiddelverwijzing voor besluiten geldt niet voor aangiftebelastingen maar het ontbreken ervan kan wel tot verschoonbaarheid termijnoverschrijding leiden II

ECLI:NL:HR:2014:3510, datum uitspraak 05-12-2014, publicatiedatum 05-12-2014
Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015 met annotatie van mr. E.C.G. Okhuizen
Belanghebbende, een importeur van auto’s, heeft BPM op aangiften voldaan. Belanghebbende heeft te laat bezwaar aangetekend tegen de voldoeningen op aangifte. De inspecteur heeft de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende stelt dat, nu een rechtsmiddelverwijzing ontbreekt, de te late indiening verschoonbaar is. De Hoge Raad stelt voorop dat de wettelijke verplichting om bij besluiten een rechtsmiddelverwijzing op te nemen, bij het systeem van voldoening of afdracht op aangifte niet mogelijk is, ondanks dat in art. 26, lid 2, AWR is bepaald dat de voldoening of afdracht op aangifte voor de mogelijkheid van beroep wordt gelijkgesteld met een voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur. Niettemin kan een belanghebbende bij voldoening of afdracht van belastingen op aangifte zich bij overschrijding van de bezwaartermijn beroepen op art. 6:11 Awb met het verweer dat die overschrijding verschoonbaar is omdat een rechtsmiddelenclausule ontbrak. Dit verweer faalt in gevallen waarin op grond van de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een belanghebbende wist dat hij binnen een bepaalde termijn bezwaar moest maken. Dat is, nu belanghebbende bedrijfsmatig auto’s importeert, hier aan de orde.

NTFR 2015/321 - Ook voor aangiftebelastingen kan proceskostenvergoeding voor bezwaarfase ex art. 7:15, lid 2, Awb worden toegekend

ECLI:NL:HR:2014:3603, datum uitspraak 19-12-2014, publicatiedatum 19-12-2014
Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015 met annotatie van E.P. Hageman LLM
Belanghebbende heeft in oktober 2011 op aangifte BPM voldaan ter zake van de registratie van een gebruikte auto in het Nederlandse kentekenregister. Daarbij heeft belanghebbende een afschrijving gehanteerd op basis van de wettelijke forfaitaire tabel. Tegen deze afschrijving heeft de gemachtigde van belanghebbende bezwaar aangetekend. Hij claimde een vermindering op basis van de werkelijke afschrijving ex art. 10, lid 2, Wet BPM. Nadien heeft de Hoge Raad bij arrest van 2 maart 2012, nr. 11/00785, NTFR 2012/740 geoordeeld dat de in art. 10, lid 2,Wet BPM voorgeschreven vermindering van de catalogusprijs in strijd is met art. 110 VWEU. Daarom heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard, maar hem geen proceskostenvergoeding toegekend. Volgens Hof Amsterdam is dat terecht, omdat hier geen sprake is van het herroepen van het bestreden besluit wegens een aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid. De Hoge Raad ziet dat echter anders. De cassatierechter zet uiteen dat art. 7:15, lid 2, Awb, waarin is bepaald dat sprake moet zijn van het herroepen van een bestreden besluit wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, van overeenkomstige toepassing is bij belastingen die worden geheven bij wege van voldoening of afdracht op aangifte. Het onrechtmatig handelen van de wetgever (strijdigheid met EU-recht) moet volgens de Hoge Raad voor rekening komen van de inspecteur, zodat de te hoge voldoening op aangifte van BPM aan de inspecteur is te wijten. Belanghebbende heeft daarom recht op een proceskostenvergoeding in bezwaar, zij het dat geen grond bestaat voor een integrale vergoeding.

NTFR 2015/322 - Wrakingsverzoek van raadsheren Hoge Raad afgewezen

ECLI:NL:HR:2014:3625, datum uitspraak 19-12-2014, publicatiedatum 19-12-2014
Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015 met annotatie van mr. P.A. Caljé
De Hoge Raad heeft aan belanghebbende meegedeeld dat de beslissing in zijn zaak in het openbaar zal worden uitgesproken. Daarbij is tevens meegedeeld dat het arrest zal worden gewezen door de raadsheren Schaap, Van Loon en Fierstra. Kort daarna heeft belanghebbende de wraking verzocht van deze leden. De wrakingskamer heeft het verzoek afgewezen. Aan de mededeling dat in de zaak van belanghebbende openbaar uitspraak worden gedaan, valt niet de gevolgtrekking te verbinden dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Ook de enkele omstandigheid dat de raadsheren Schaap en Van Loon voorheen werkzaam waren in het Gerechtshof Amsterdam biedt geen grond voor gerechtvaardigde twijfel aan hun niet-vooringenomenheid.

NTFR 2015/323 - Berustende partij kan zonder incidenteel hoger beroep niet in een gunstiger positie komen te verkeren

ECLI:NL:HR:2014:3610, datum uitspraak 19-12-2014, publicatiedatum 19-12-2014
Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015 met annotatie van mr. R. den Ouden
De rechtbank heeft aan belanghebbende een vergoeding van immateriële schade van € 1.500 toegekend vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Belanghebbende gaat daartegen in hoger beroep. De inspecteur heeft buiten de door het hof gestelde termijn verweer gevoerd en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld. De inspecteur betoogt daarin dat de redelijke termijn slechts met een paar maanden is overschreden zodat de vergoeding € 500 dient te bedragen. Hof Den Haag heeft het te laat ingediende incidentele hoger beroep geaccepteerd en heeft vervolgens de inspecteur in het gelijk gesteld door de vergoeding op € 500 vast te stellen. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak. De partij die niet binnen de daarvoor geldende termijn incidenteel hoger beroep heeft ingesteld, kan door de uitspraak van de hogerberoepsrechter niet in een gunstiger positie komen te verkeren ten opzichte van de uitspraak van de rechtbank. In dit geval is het incidenteel hoger beroep niet tijdig ingediend, zodat de inspecteur niet in een gunstiger positie kan komen te verkeren. Het hof heeft daarom de schadevergoeding ten onrechte op een lager bedrag bepaald dan door de rechtbank was vastgesteld.

NTFR 2015/324 - (Hoger) beroep ontvankelijk indien onjuistheid stelling dat (hoger)beroepschrift tijdig ter post is bezorgd maar later is afgestempeld niet kan worden bewezen I

ECLI:NL:GHARL:2014:8289, datum uitspraak 28-10-2014, publicatiedatum 07-11-2014
Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015 met annotatie van E.P. Hageman LLM
In een boetezaak heeft de rechtbank op 17 december 2013 uitspraak gedaan. Op dezelfde dag is de uitspraak naar partijen verzonden. Belanghebbende heeft bij brief van 27 januari 2014 hoger beroep aangetekend, welke brief op 3 februari 2014 bij het hof is ingekomen. Het poststempel op de envelop vermeldt de datum 31 januari 2014. De hogerberoepstermijn eindigde op 28 januari 2014. Het hoger beroep is door het hof kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. In verzet tegen die uitspraak spitst het geschil zich toe op de vraag of het hogerberoepschrift tijdig ter post is bezorgd door belanghebbende. In dat kader stelt het hof voorop dat de rechtsregel dat een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijk is, niet geldt indien de belastingplichtige in een boetezaak stelt dat het bezwaar- of beroepschrift tijdig ter post is bezorgd, en dat en op welke grond het na afloop van de termijn is afgestempeld. Alsdan kan de niet-ontvankelijkheid slechts worden uitgesproken indien de onjuistheid van deze stelling kan worden bewezen. In het onderhavige geval is de belanghebbende in dit verband echter tekortgeschoten in zijn stelplicht. Het hoger beroep is terecht niet-ontvankelijk verklaard.

NTFR 2015/332 - Inspecteur heeft rechten tot het nemen van informatiebeschikking verspeeld

Aflevering 2, gepubliceerd op 08-01-2015 met annotatie van mr. dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben
Aan belanghebbende is in de bezwaarfase een informatiebeschikking afgegeven met betrekking tot de aanslag IB/PVV 2008. Belanghebbende komt tegen deze informatiebeschikking in beroep. De rechtbank oordeelt dat informatiebeschikkingen ook in de bezwaarfase kunnen worden afgegeven. De wettekst heeft het over een ‘te nemen beschikking’ en een uitspraak is ook een beschikking, aldus de rechtbank.