NTFR 2015/704 - Verwijzende rechter moet nagaan of sprake is van verhuur van onroerend goed
Aflevering 8, gepubliceerd op 19-02-2015 met annotatie van mr. dr. J.Th. SandersEen gemeentelijk overheidsbedrijf (Régie) exploiteert het voor € 6.428.579,97 verhoogd met € 1.350.001,79 aan btw verworven voetbalstadion Luc Varenne. Op 25 augustus 2003 heeft Régie met een voetbalclub (RFCT) een contract gesloten waarbij RFCT tegen vergoeding de installaties van het voetbalstadion gebruikt. Régie heeft het volledige bedrag aan btw over de verkrijging van deze installaties in aftrek gebracht. Naar aanleiding van twee onderzoeken bij Régie in 2004 en 2006 heeft de Belgische belastingadministratie zich op het standpunt gesteld dat Régie voor de toepassing van de btw verschillende soorten handelingen verricht, namelijk: belaste handelingen die recht op aftrek van doen ontstaan; onbelastbare handelingen die geen recht op aftrek van de voorbelasting doen ontstaan, zoals de terbeschikkingstelling, gratis en om niet, van bepaalde installaties van het voetbalstadion aan RFCT, en van de btw-vrijgestelde handelingen waarvoor geen recht op aftrek van de betaalde voorbelasting bestaat. De Belgische belastingadministratie heeft de terbeschikkingstelling van bepaalde installaties van dat stadion aan RFCT volgens de bewoordingen van het met Régie gesloten contract aangemerkt als vrijgestelde verhuur van onroerende goederen. Volgens de Belgische belastingadministratie kan Régie de voorbelasting voor slechts 36% in aftrek brengen. Een naheffingsaanslag wordt opgelegd voor ten onrechte afgetrokken btw. Op een vraag van de verwijzende Belgische rechter verklaart het HvJ voor recht dat art. 13, B, sub b, Zesde Richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat de terbeschikkingstelling, onder bezwarende titel, van een voetbalstadion krachtens een overeenkomst waarbij de eigenaar zich bepaalde rechten en voorrechten voorbehoudt en verschillende diensten verstrekt, namelijk instandhouding, schoonmaak, onderhoud en aanpassing aan de geldende normen, die goed zijn voor 80% van de contractuele vergoeding, in beginsel geen verhuur van onroerende goederen in de zin van deze bepaling vormt. De verwijzende rechter dient dit na te gaan.