Aflevering 26

Gepubliceerd op 1 juli 2016

NTFR 2016/1662 - De onzakelijke lening en valutaresultaten: een kwestie van geduld?

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2016 geschreven door mr. W.F.E.M. Egelie
In de afgelopen jaren zijn de contouren van de onzakelijke lening steeds duidelijker geworden. Enkele punten staan nog open. Een daarvan is de vraag wat het fiscaal betekent als een onzakelijke lening is verstrekt in vreemde valuta en de waarde van de hoofdsom wordt beïnvloed door valutakoersschommelingen. Ook is nog onduidelijk wat een valutarisico betekent voor de fiscaal in aanmerking te nemen rente over een onzakelijke lening.

NTFR 2016/1676 - Geen ontoelaatbare inbreuk op eigendomsgrondrecht door hanteren oude WOZ-waarde voor in waarde gedaalde woning

ECLI:NL:HR:2016:1285, datum uitspraak 24-06-2016, publicatiedatum 24-06-2016
Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2016
Belanghebbende heeft in 2011 een deel van een nalatenschap verkregen. Tot de nalatenschap behoorde een woning. De WOZ-waarde van de woning is voor 2011 vastgesteld op € 850.000, naar peildatum 1 januari 2010. In de aangifte voor de erfbelasting heeft belanghebbende aan de woning een waarde van € 725.000 toegekend, de WOZ-waarde voor 2012 (peildatum 1 januari 2011). Deze WOZ-waarde voor 2012 is na bezwaar verminderd tot € 555.000. De woning is eind 2012 verkocht voor € 500.000. De inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag in de erfbelasting de WOZ-waarde van € 850.000 voor 2011 in aanmerking genomen. In hoger beroep is in geschil naar welke waarde de woning voor de heffing van erfbelasting in aanmerking moet worden genomen.

NTFR 2016/1678 - Polihim-SS: rechtstreekse levering uit belastingentrepot

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2016 met annotatie van mr. J. Sanders jr.
Op grond van een trilaterale overeenkomst tussen Polihim, Petros Oyl OOD en TETS Bobov dol EAD heeft Polihim zware stookolie verkocht aan Petros Oyl, die deze heeft doorverkocht aan TETS Bobov dol, de van accijns vrijgestelde eindverbruiker in de zin van de Bulgaarse wettelijke regeling. Deze zware stookolie is door Polihim rechtstreeks vanuit haar belastingentrepot aan TETS Bobov dol geleverd. Polihim heeft accijnsverklaringen ingediend tezamen met daarbij behorende documenten voor de maanden juni en september 2012. Zowel in het overzicht van juni als dat van september geeft Polihim aan dat zij accijnsgoederen aan het depot heeft onttrokken bestemd voor gebruik bij energieopwekking (voor van accijns vrijgestelde eindverbruikers) en bij de autoriteiten heeft aangegeven in een van accijns vrijgestelde categorie. Uit de documenten blijkt echter niet dat de eindverbruikers van accijnsbetaling vrijgesteld zijn. Polihim krijgt acht boetebeschikkingen opgelegd en start een procedure. De verwijzende rechter heeft nadere uitleg nodig over het begrip ‘verbruik van energieproducten’ in RL 2008/118/EEG, gezien de trilaterale overeenkomst tussen partijen. Er is immers geen sprake van ‘verbruik’ door de rechtstreekse koper. Volgens het HvJ kan de accijnsvrijstelling niet geweigerd worden op de enkele grond dat de tussenpartij, die door de entrepothouder als geadresseerde van die goederen was opgegeven, niet de hoedanigheid heeft van eindverbruiker die naar nationaal recht is gemachtigd om van accijns vrijgestelde energieproducten te ontvangen.

NTFR 2016/1682 - Hofuitspraak inzake vernietiging aanslag precariobelasting wegens gedoogplicht is onbegrijpelijk

ECLI:NL:HR:2016:1267, datum uitspraak 24-06-2016, publicatiedatum 24-06-2016
Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2016 met annotatie van mr. B.S. Kats
Belanghebbende exploiteert een gas- en elektriciteitsnetwerk in de gemeente Q. In het verleden is tussen deze gemeente en een groep vennootschappen waartoe belanghebbende behoort een koopovereenkomst en een infrastructuurovereenkomst gesloten. De verordening precariobelasting 2012 van de gemeente kent een vrijstelling voor het hebben van voorwerpen, die op grond van (onder meer) een overeenkomst moeten worden gedoogd. Belanghebbende maakt aanspraak op toepassing van deze vrijstelling. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden (1 september 2015, nr. 14/00554, NTFR 2015/2705) is dat terecht. Uit de infrastructuurovereenkomst volgt volgens het hof namelijk dat de gemeente toestemming verleent aan de groep van belanghebbende om gemeentegrond te gebruiken voor het aanleggen en in stand houden van het distributienet. Daarvan maken de onderhavige gas- en elektriciteitsleidingen deel uit. In cassatie houdt deze beslissing wegens motiveringsgebreken (begrijpelijkheid) echter geen stand. Onbegrijpelijk is namelijk het hofoordeel dat F in 1999 niet alleen het gasnetwerk exploiteerde maar ook het elektriciteitsnetwerk in de gemeente. Voorts is onbegrijpelijk het oordeel van het hof dat belanghebbende zich op de infrastructuurovereenkomst kan beroepen. De Hoge Raad verwijst de zaak in volle omvang. Daarbij geeft de Hoge Raad het verwijzingshof nog mee dat van een aan heffing van precariobelasting in de weg staande contractuele gedoogplicht slechts sprake is indien een gemeente op grond van een overeenkomst als eigenaar van de grond moet gedogen dat de wederpartij voorwerpen op, onder of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

NTFR 2016/1683 - Netbeheerder is als economisch eigenaar precariobelasting verschuldigd

ECLI:NL:HR:2016:1270, datum uitspraak 24-06-2016, publicatiedatum 24-06-2016
Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2016 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende exploiteerde als netbeheerder een elektriciteits- en gasnetwerk in de gemeente Blaricum. Belanghebbende is economisch eigenaar van de desbetreffende netwerken. De juridische eigendom behoort toe aan haar twee 100%- dochtervennootschappen, A en B. Hof Amsterdam (2 oktober 2014, nr. 13/00611, NTFR 2014/2889) oordeelde dat belanghebbende terecht is aangeslagen voor de precariobelasting. De cassatierechter is het hiermee eens. De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van het hof dat belanghebbende geen beroep kan doen op door de gemeente in het verleden gesloten overeenkomsten inzake het gas- en elektriciteitsnetwerk, nu de aan die overeenkomsten te ontlenen rechten niet aan belanghebbende zijn overgedragen. Voorts verwerpt de Hoge Raad de stelling van belanghebbende dat niet zij, maar A en B als juridische eigenaren van de netwerken als belastingplichtigen voor de precariobelasting zouden kunnen worden aangemerkt. Belanghebbende is volgens de Hoge Raad namelijk bij uitstek degene die bij die netwerken rechtstreeks belang heeft, welk belang uitgaat boven het resterend belang van de juridische eigenaren. (Cassatieberoep ongegrond.)

NTFR 2016/1685 - Geen omkering als belanghebbende niet is uitgenodigd tot het doen van aangifte

ECLI:NL:HR:2016:1268, datum uitspraak 24-06-2016, publicatiedatum 24-06-2016
Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2016 met annotatie van mr. A.A. Feenstra
Hof Den Haag (14 april 2015, nrs. 14/01482 en 14/01483, NTFR 2015/2068) heeft geoordeeld dat de bewijslast moet worden omgekeerd omdat belanghebbende de vereiste aangifte niet heeft gedaan. Daaraan heeft het hof ten grondslag gelegd dat belanghebbende is herinnerd en aangemaand tot het doen van aangifte. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak. Van het niet doen van de vereiste aangifte kan alleen sprake zijn als de betrokkene is uitgenodigd tot het doen van aangifte. Het hof heeft uitsluitend aannemelijk geacht dat de herinnering en de aanmaning naar het juiste adres zijn verzonden, maar heeft niets vastgesteld omtrent de verzending van de uitnodiging tot het doen van aangifte. Daarom kan niet worden gezegd dat belanghebbende is uitgenodigd tot het doen van aangifte.

NTFR 2016/1689 - Antwoorden vragen belangenverstrengeling van belastinghoogleraren

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2016
De staatssecretaris van Financiën beantwoordt vragen over belangenverstrengeling van belastinghoogleraren naar aanleiding van berichten dat een groot deel van hen verbonden is aan een advocaten- of accountantskantoor. De redenen voor de genoemde nevenwerkzaamheden vloeien volgens hem niet voort uit tekortschietende financiering van universiteiten maar uit de inhoudelijke toegevoegde waarde ervan. Volgens de staatssecretaris zijn dergelijke nevenwerkzaamheden dan ook wenselijk. Desgevraagd geeft de staatssecretaris aan dat het risico op belangenverstrengeling niet helemaal valt uit te sluiten, maar dat de geldende gedragsregels voor wetenschappelijk personeel naar zijn mening de onafhankelijkheid voldoende waarborgen. Een register voor hoogleraren voegt naar zijn mening niets toe. Wel moet de invloed van belangenorganisaties (waaronder belastingadvieskantoren) op beleidskeuzes transparant zijn. Hij verwijst daarbij naar de huidige werkwijze van externe (internet)consultatie.

NTFR 2016/1691 - Politieke overeenstemming lidstaten over Anti-ontgaansrichtlijn

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2016 geschreven door prof. mr. dr. M.F. de Wilde
Op maandag 20 juni 2016 middernacht hebben de EU-lidstaten politieke overeenstemming bereikt over een anti-ontgaansrichtlijn. Een voorlopig akkoord was reeds op 17 juni 2016 bereikt. De richtlijn zal bij de volgende Ecofin door de Raad formeel worden aangenomen. De richtlijn vormt een van de uitkomsten van een door de Europese Commissie op 28 januari 2016 voorgesteld pakket coördinatiemaatregelen op het gebied van de winstbelastingheffing van het Europese bedrijfsleven. Daarnaast hangt de richtlijn in beleidsmatige zin samen met de uitkomsten van het Base Erosion and Profit Shifting Project van de OESO/G20 van 5 oktober 2015. De genomen maatregelen betreffen:

NTFR 2016/1692 - Wetsvoorstel tot uitdrukkelijke goedkeuring belastingverdrag met Kenia ingediend

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2016
Bij de Tweede Kamer is een wetsvoorstel ingediend tot uitdrukkelijke goedkeuring van het op 22 juli 2015 tot stand gekomen belastingverdrag met Kenia. Dit verdrag ziet op belastingen naar het inkomen. Het verdrag voorziet onder meer in een uitsluitende woonstaatheffing voor deelnemingsdividenden en dividenden betaald aan onder toezicht staande pensioenfondsen en van 10% (Kenia) en van 15% (Nederland) voor overige dividenden, van 10% voor interest (met enkele vrijstellingen) en van 10% voor royalty’s. Ook bevat het verdrag antimisbruikbepalingen en bepalingen over de uitwisseling van informatie en de bijstand bij invordering.