Aflevering 45

Gepubliceerd op 10 november 2016

NTFR 2016/2650 - Derde nota van wijziging Belastingplan 2017

Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2016
Staatssecretaris Wiebes heeft de derde nota van wijziging op het Belastingplan 2017 naar de Tweede Kamer gestuurd. In deze nota van wijziging worden de gevolgen voor de schatkist van HR 12 augustus 2016, nr. 15/01994 (NTFR 2016/2141) gemitigeerd. Voorgesteld wordt de Wet IB 2001 zodanig te wijzigen dat voor IB-ondernemers en resultaatgenieters de kosten en lasten die samenhangen met een gehuurde woning volledig van aftrek worden uitgesloten, met uitzondering van de kosten en lasten die zien op een zogenoemde zelfstandige werkruimte (eigen opgang en sanitair). Op deze wijze wordt tevens bereikt dat belastingplichtigen met een onzelfstandige werkruimte in een huurwoning in de winst- en resultaatsfeer materieel gelijk worden behandeld als belastingplichtigen met een onzelfstandige werkruimte in een koopwoning. Deze wetsaanpassing leidt tot een meeropbrengst van € 20 miljoen, die wordt teruggesluisd naar de IB-ondernemers door de bestaande mogelijkheid om bepaalde algemene kosten, zoals de kosten van voedsel, drank, genotsmiddelen, representatie, congressen, seminars, symposia en dergelijke af te trekken voor 80%; voor vennootschapsbelastingplichtige lichamen blijft het percentage staan op 73,5%. Omdat in de berechte casus sprake was van enerzijds aftrek van alle kosten van de woning en vervolgens bijstelling van forfaitaire huurwaarde voor de gehuurde woning, wordt nu aan art 3.19, lid 1 een volzin toegevoegd dat, in geval van toepassing van de nieuwe aftrekbeperking in art. 3.16, deze bijtelling wegens privégebruik woning uitgesloten is.

NTFR 2016/2651 - Tweede Kamervragen beantwoord over de compensatie van het Koninklijk Huis voor belastingbetaling

Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2016
De minister-president heeft drie sets Tweede Kamervragen over de compensatie van het Koninklijk Huis voor belastingbetaling afgedaan door te verwijzen naar zijn brief over het archiefonderzoek naar de bepaling van het inkomensbestanddeel van de grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis. De uitkomst van dat onderzoek is dat er geen bewijs is gevonden waaruit blijkt dat de hoogte van het inkomensbestanddeel van de grondwettelijke uitkering aan de koning destijds is vastgesteld ter compensatie van een daarmee overeenkomende beperking van de belastingvrijdom. Ook van een afspraak waardoor leden van het Koninklijk Huis ieder jaar de betaalde vermogensbelasting terug zouden ontvangen is niets gebleken.

NTFR 2016/2652 - Aanbieding 18e Halfjaarsrapportage Belastingdienst

Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2016
Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft de Tweede Kamer de 18e Halfjaarsrapportage Belastingdienst (HJR) aangeboden. In de HJR zijn de belangrijkste productiecijfers van het toezicht door Belastingen, Douane en Toeslagen opgenomen. De set tabellen concentreert zich op de indicatoren uit de begroting en daarnaast op een beperkt aantal zaken die de laatste jaren in het politieke debat hebben gespeeld, zoals de stand van bezwaren en klachten en het definitief toekennen van toeslagen. De cijfers geven samen met de rest van de halfjaarsrapportage een goed inzicht in het presteren van de Belastingdienst in de afgelopen periode. Ten opzichte van de vorige halfjaarsrapportage zijn de tabellen aangepast op de gewijzigde indicatoren in de begroting 2016. De HJR gaat in op de ontwikkelingen binnen de Belastingdienst in de eerste helft van 2016. In deze HJR is als speciaal thema opgenomen de internationale samenwerking en gegevensuitwisseling door de Belastingdienst. Onderdeel van de HJR is ook de Tussenstand toekomst g-rekening. Het Eindrapport Werkgroep Verkenning afschaffen g-rekening is als bijlage bij de HJR gevoegd.

NTFR 2016/2654 - Toezending actualisatie CPB-notitie doorrekening standaardkoopkracht aan Tweede Kamer

Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2016
Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft de geactualiseerde CPB-notitie ‘Doorrekening standaardkoopkracht voorbeeldhuishoudens’ naar de Tweede Kamer gestuurd. Tijdens de Algemene Fiscale Beschouwingen van 5 oktober 2016 heeft hij beloofd de notitie te actualiseren met cijfers voor 2017 en de notitie voor de plenaire behandeling van het Belastingplan aan de Tweede Kamer te sturen. Deze notitie bespreekt de uitkomsten van de actualisatie, waarin (evenals vorig jaar) een doorrekening is gemaakt van de betaalde belastingen, ontvangen toeslagen en het (gestandaardiseerd) beschikbaar inkomen van verschillende voorbeeldhuishoudens met kinderen. Het CPB geeft aan dat koopkrachtberekeningen op basis van voorbeeldhuishoudens overzichtelijk zijn, verifieerbaar en snel te maken, maar dat ze als nadeel hebben dat ze minder representatief zijn. Zo is onduidelijk hoe vaak de gekozen voorbeeldsituatie in de praktijk voorkomt. Ook worden specifieke inkomensregelingen buiten beschouwing gelaten. In de reguliere koopkrachtberekeningen van het CPB wordt daarom gebruikgemaakt van een (representatieve) steekproef. De uitkomsten van de voorbeeldberekeningen in deze notitie moeten daarom met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.

NTFR 2016/2655 - Brief fiscale moties en toezeggingen; afschrift reactie conclusie advocaat-generaal

Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2016
Staatssecretaris Wiebes van Financiën stuurt een afschrift van de conclusie van A-G Ettema naar de Tweede Kamer naar aanleiding van de brief fiscale moties en toezeggingen van 16 september 2016 (NTFR 2016/2360). In die brief gaf hij aan er geen bezwaar tegen te hebben dat zijn reactie op de conclusie van A-G Ettema openbaar wordt. Toen is verzuimd om een afschrift van die opmerkingen als bijlage bij de desbetreffende brief te voegen. Dat afschrift stuurt hij nu alsnog. De conclusie van de advocaat-generaal ziet op de vraag of een pensioenfonds kan worden beschouwd als ‘gemeenschappelijk beleggingsfonds’ in de zin van de omzetbelasting.

NTFR 2016/2659 - A-G Wattel concludeert in eerste cassatiezaak over verhuurderheffing tot verwijzing

ECLI:NL:PHR:2016:970, datum uitspraak 20-09-2016, publicatiedatum 14-10-2016
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2016 met annotatie van drs. R. van Haperen
Stichting beheert een hof met veertig hofjeswoningen. Zij heeft ten doel om gratis of tegen een zo gering mogelijke bijdrage hofjeswoningen voor bewoning ter beschikking te stellen aan minder draagkrachtige alleenstaande vrouwen. Naast een door de bewoonsters ondertekend bewoningsreglement is er geen schriftelijk vastgelegde rechtsbetrekking. Het gemiddelde van de door de bewoonsters op basis van dat reglement betaalde bijdragen is € 50 per maand. De meerderheid van de bewoonsters zit daar beneden: 13 bewoonsters betalen € 19 per maand, 18 bewoonsters € 46. Het totaal van de bijdragen is niet kostendekkend. De belanghebbende heeft voor de verhuurderheffing 2013 een te voldoen bedrag ad € 399 aangegeven.

NTFR 2016/2660 - Keuzeherziening van ondernemingspand alleen bij bijzondere omstandigheden

ECLI:NL:HR:2016:2508, datum uitspraak 04-11-2016, publicatiedatum 04-11-2016
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2016
Belanghebbende heeft een in 2001 gekocht pand aangemerkt als ondernemingsvermogen. In de aangifte IB 2010 rekende belanghebbende het desbetreffende pand echter tot zijn privévermogen. In de aangifte wordt wel vermeld dat sprake is van een afwijkend beginvermogen, maar de vraag of er in het boekjaar onroerende zaken vanuit het privévermogen zijn ingebracht of aan de onderneming zijn onttrokken, wordt ontkennend beantwoord. De aanslag IB 2010 is overeenkomstig de aangifte vastgesteld. In de IB-aangifte voor 2011 heeft belanghebbende het pand weer tot zijn privévermogen gerekend. Vervolgens is er contact geweest met de Belastingdienst over de etikettering van het pand en is de aanslag IB 2011 overeenkomstig de aangifte vastgesteld. Nadien stelde de inspecteur dat het pand verkeerd was geëtiketteerd en zijn voor beide jaren navorderingsaanslagen opgelegd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Hof Arnhem-Leeuwarden (15 december 2015, nrs. 15/00024 en 15/00025, NTFR 2016/782) heeft de rechtbank gevolgd in het oordeel dat de inspecteur bevoegd was tot navordering; verkennend overleg met de fiscus leidt niet tot gewekt vertrouwen en een afwijkend beginvermogen verplicht niet zonder meer tot nader onderzoek van de aangifte, en voor zover sprake is geweest van een fout was deze voor belanghebbende redelijkerwijs kenbaar. Ten aanzien van de etikettering heeft het hof overwogen dat in het algemeen de wil van de belastingplichtige zoals die in de boekhouding of op andere wijze tot uiting is gekomen beslissend is, tenzij daardoor de grenzen der redelijkheid zouden worden overschreden. In casu, waarin het pand sinds de aanschaf in 2001 tot het ondernemingsvermogen is gerekend, zouden deze grenzen alleen dan zijn overschreden als sprake is van een verplicht privévermogen. Belanghebbende heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat sprake was van een pand dat uitsluitend ter voorziening van privébehoeften zou worden gebruikt. Op de keuze voor ondernemingsvermogen kan belanghebbende, behoudens bijzondere omstandigheden, niet terugkomen. De keuze heeft onherroepelijke fiscale gevolgen gehad en aan die keuze is belanghebbende in beginsel ook gebonden. Ook heeft belanghebbende geen bijzondere omstandigheden aannemelijk gemaakt die wijziging van de etikettering van het pand rechtvaardigen. Voor een keuzeherziening met terugwerkende kracht is dan ook geen plaats.

NTFR 2016/2662 - Payrollbedrijf terecht ingedeeld in sector Uitzendbedrijven

ECLI:NL:HR:2016:2496, datum uitspraak 04-11-2016, publicatiedatum 04-11-2016
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2016 met annotatie van Th.J.M. van Schendel
Belanghebbende is een ‘payroll’-bedrijf. Zij is voor de werknemersverzekeringen ingedeeld in sector 52 Uitzendbedrijven. Volgens Hof Amsterdam (20 augustus 2015, nr. 14/00411, NTFR 2016/2579) is dat correct. De door belanghebbende met haar werknemers gesloten arbeidsovereenkomsten dienen volgens het hof namelijk te worden aangemerkt als uitzendovereenkomsten. Niet van belang is volgens het hof of belanghebbende een ‘allocatiefunctie’ vervult. De Hoge Raad onderschrijft de visie van het hof.

NTFR 2016/2664 - Verslag Tweede Kamer over het wetvoorstel uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen

Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2016
De vaste commissie van Financiën van de Tweede Kamer is positief over het wetsvoorstel tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. Er leven evenwel bij de commissieleden nog kritische vragen. Veel van deze vragen zijn al de revue gepasseerd in de commentaren van de beroepsorganisaties NOB (zie NTFR 2016/2487) en RB (zie NTFR 2016/2488). Ook binnen de commissie wordt gemeend dat er voor dga’s en hun partner onvoldoende tijd is om een zorgvuldige afweging te maken en alle benodigde zaken, zoals het tekenen van notulen en instemmingsformulieren, te regelen gezien het feit dat de Eerste Kamer pas op 20 december stemt over de wet en er dus dan pas zekerheid is omtrent de regeling. Daarnaast brengen de commissieleden zelf het nodige onder de aandacht. Enkele opvallende vragen zijn:

NTFR 2016/2665 - Wetsvoorstel uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen, nota n.a.v. het verslag

Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2016 geschreven door prof. mr. G.T.K. Meussen
Op 26 oktober 2016 ontving de Tweede Kamer de nota naar aanleiding van het verslag van het wetsvoorstel Uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. In de nota geeft de staatssecretaris vrij uitvoerig antwoord op de vragen en opmerkingen in het verslag van de commissie van Financiën (zie NTFR 2016/2664). Naar aanleiding van de vragen over de impact van het wetsvoorstel stelt de staatssecretaris dat naar verwachting 36% van de dga’s met een PEB (pensioen in eigen beheer) gebruik gaat maken van de afkoopmogelijkheid, waarvan ruim tweederde in 2017, 24% van de dga’s het PEB zal omzetten in een oudedagsverplichting en de overige dga’s (40%) hun PEB regulier zullen afwikkelen. Daarbij is er rekening gehouden met de schatting dat 28% van de dga’s met een PEB onvoldoende liquide middelen heeft om een afkoop te realiseren. De staatssecretaris waagt zich wederom niet aan voorbeelden van de gevolgen voor diverse dga’s voor de balans en liquiditeit van hun bv in de vrees daarmee onrecht te zullen doen aan de diversiteit aan situaties. De staatssecretaris voorziet geen capaciteitsproblemen, noch bij de Belastingdienst noch bij de belastingadviespraktijk. In verband met de snelle implementatie merkt hij op dat met een eenvoudig (bevestigend) besluit van de aandeelhoudersvergadering vóór 1 januari 2017 voorkomen kan worden dat het pensioen onbedoeld doorloopt na 1 januari 2017 (met alle vervelende gevolgen van dien). De partner heeft hierbij geen vetomogelijkheden. De beslissing over wat te doen met het bevroren PEB kan later worden genomen. Dit geldt overigens niet voor het eventueel terughalen van de pensioenverplichting van extern verzekerd pensioen naar eigen beheer. Ter vergemakkelijking van de informatieplicht van de dga ten opzichte van de Belastingdienst, nader vast te leggen in een AMvB, zal er een formulier op de site van de Belastingdienst beschikbaar komen.

NTFR 2016/2666 - Nadere reactie NOB op wetsvoorstel uitfasering pensioen in eigen beheer

Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2016
Al eerder reageerde de NOB op het wetsvoorstel Uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen (NTFR 2016/2487). De staatssecretaris is daarop teruggekomen in de nota naar aanleiding van het verslag (zie NTFR 2016/2665). De Orde vindt desondanks dat enkele belangrijke vragen onderbelicht zijn gebleven. De NOB is voornamelijk bezorgd over de positie van de (ex-)partner van de dga.

NTFR 2016/2667 - Vragen en antwoorden overgangsregime KEW, SEW en BEW geactualiseerd

Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2016
De Belastingdienst heeft een geactualiseerde versie gepubliceerd van het vraag-en-antwoorddocument over de kapitaalverzekering eigen woning (KEW), de spaarrekening eigen woning (SEW), het beleggingsrecht eigen woning (BEW) en vóór 2001 bestaande kapitaalverzekeringen in box 3 waarop nog het regime van Wet IB 1964 van toepassing is (hierna: kapitaalverzekeringen box 3). Het gaat om het overgangsrecht met betrekking tot de KEW, de SEW en het BEW als bedoeld in art. 10bis.2 t/m 10bis.8 Wet IB 2001 en het Verzamelbesluit kapitaalverzekeringen (NTFR 2014/2989). De vragen en antwoorden zijn te vinden op de website van de Belastingdienst en van het Ministerie van Financiën.

NTFR 2016/2672 - Motie aangenomen om vrijstelling van overdrachtsbelasting te onderzoeken bij overdracht van sociale huurwoningen

Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2016
De Tweede Kamer heeft de motie-Van Vliet aangenomen om te onderzoeken op welke wijze vrijstelling van overdrachtsbelasting bij overdracht van sociale huurwoningen tussen toegelaten instellingen als gevolg van de indeling in nieuwe woningmarktregio’s alsnog kan worden bereikt. Minister Blok van Wonen en Rijksdienst heeft gezegd dat een gerichte vrijstelling voor deze overdracht tot discussies leidt over verboden staatssteun. De vrijstelling bij overdracht tussen anbi’s zal volgens de minister in de praktijk echter niet van toepassing zijn.

NTFR 2016/2673 - Btw-carrouselfraude en terrorismefinanciering

Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2016 geschreven door prof. dr. R.A. Wolf
De staatssecretaris informeert de Kamer over mogelijke linken van Nederlandse bedrijven met btw-carrouselfraude en terrorismefinanciering. Het bestrijden van financiering van terrorisme is een van de belangrijkste aandachtsgebieden van de FIOD. Een link tussen bepaalde btw-carrouselfraudes en terrorismefinanciering ligt volgens de staatssecretaris voor de hand. Tot op heden is uit afgeronde FIOD-onderzoeken naar btw-carrouselfraude echter niet gebleken dat er een link is met terrorismefinanciering. Op dit moment lopen er acht btw-carrouselonderzoeken bij de FIOD en talloze boekenonderzoeken naar btw-carrouselfraude bij de Belastingdienst. De staatssecretaris benadrukt dat btw-carrouselfraude een belangrijk probleem vormt en dat hierop gericht wordt gehandhaafd en opgespoord.

NTFR 2016/2674 - Kassierfunctie bij exploitatie speelhal niet aannemelijk gemaakt

ECLI:NL:HR:2016:2507, datum uitspraak 04-11-2016, publicatiedatum 04-11-2016
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2016
D bv exploiteert, met behulp van een op naam van belanghebbende gestelde vergunning, een speelhal. Belanghebbende is een samenwerkingsovereenkomst aangegaan met een beheerbedrijf en D bv, waarbij partijen zijn overeengekomen dat ze zich ervoor zullen inzetten dat D bv de speelhal kan blijven exploiteren. Belanghebbende ontvangt bedragen inclusief omzetbelasting van D bv en voert aan dat zij hiervoor slechts als kassier optreedt in opdracht van het beheerbedrijf. Hof Amsterdam (13 augustus 2015, nr. 13/00763, NTFR 2015/3231) heeft geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze betalingen niet de vergoeding vormen voor een door haar verrichte (belaste) prestatie, nu door haar slechts 25% van die betalingen aan het beheerbedrijf wordt doorbetaald en 75% daarvan zelf wordt behouden (om als winst aan aandeelhouders uit te keren). Het hof heeft het subsidiaire standpunt van belanghebbende dat sprake is van een partageovereenkomst tussen haar en D bv afgewezen omdat daarvoor vereist is dat belanghebbende en D bv als deelnemers van die overeenkomst hebben afgesproken voor gezamenlijke rekening en risico te handelen (het exploiteren van de speelhal) en de vruchten van die samenwerking te delen. De genoemde samenwerkingsovereenkomst kwalificeert in ieder geval niet als een partageovereenkomst. Ook is geen sprake van een overeenkomst van borgtocht of een vergelijkbare zekerheids- en garantieverbintenis zoals door belanghebbende gesteld.

NTFR 2016/2677 - Ook als belastingplichtige niet (incidenteel) appelleert kan in hoger beroep strafmaat boete lager uitvallen dan bij rechtbank

ECLI:NL:HR:2016:2424, datum uitspraak 28-10-2016, publicatiedatum 28-10-2016
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2016 met annotatie van mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk
Belanghebbende is transportondernemer. Aan haar zijn veertig naheffingsaanslagen BZM opgelegd van elk € 8 voor drie zware motorrijtuigen. Daarbij heeft de inspecteur veertig keer een boete opgelegd van € 246. De rechtbank (Rechtbank Zeeland-West-Brabant 24 december 2014, nr. 13/5416) heeft de boetebeschikkingen verminderd tot veertig keer € 100. De inspecteur heeft hoger beroep ingesteld. Hof Den Bosch (11 december 2015, nrs. 15/00195 t/m 15/00249, NTFR 2016/610) heeft in het kader van straftoemeting de boeten verder verminderd tot € 160 per zwaar motorrijtuig (3x). In cassatie betoogt de staatssecretaris dat de hogerberoepsrechter een boete niet op een lager bedrag mag vaststellen dan de rechter in eerste aanleg heeft gedaan wanneer de belastingplichtige geen (incidenteel) hoger beroep heeft ingesteld. De Hoge Raad deelt die visie niet. De cassatierechter herhaalt de regel dat de partij die niet tijdig hoger beroep instelt dan wel tijdig incidenteel hoger beroep door de uitspraak van de hogerberoepsrechter niet in een gunstiger positie kan komen te verkeren ten opzichte van de uitspraak van de rechtbank. Dat is slechts anders in het geval waarin de beslissing van de hogerberoepsrechter een kwestie betreft waarnaar deze rechter ambtshalve onderzoek behoort te doen. Deze uitzondering doet zich hier voor. Ingeval de inspecteur in hoger beroep de strafmaat van een bestuurlijke boete ter discussie stelt is het hof gehouden te beoordelen welk boetebedrag naar de omstandigheden van het geval passend en geboden is. Indien dat bedrag lager is dan het boetebedrag dat uit de uitspraak van de rechtbank voortvloeit, dient het hof de uitspraak van de rechtbank te vernietigen en de boete op dat lagere bedrag vast te stellen. Verder oordeelt de Hoge Raad dat het oordeel van het hof over de strafmaat cassatieproof is.

NTFR 2016/2685 - Ontbreken administratie en jaarrekening leidt niet tot ontheffing van aangifteplicht

ECLI:NL:HR:2016:2509, datum uitspraak 04-11-2016, publicatiedatum 04-11-2016
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2016
Belanghebbende, een bv die zich bezighoudt met bedrijfsopleidingen/trainingen, heeft geen gehoor gegeven aan de uitnodiging en aanmaning van de inspecteur tot het doen van aangifte VPB 2009. In het verleden heeft belanghebbende evenmin aangiften ingediend. De inspecteur heeft ambtshalve een aanslag VPB opgelegd naar een geschat belastbaar bedrag van € 15.000. Voorts is een verzuimboete aan belanghebbende opgelegd van € 2.460. De rechtbank heeft belanghebbende in het ongelijk gesteld. In hoger beroep heeft belanghebbende gesteld dat zij ontheven is van de aangifteplicht, omdat zij niet beschikte over een administratie en geen accountant bereid bleek te zijn een jaarrekening op te stellen. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden (15 december 2015, nr. 15/00217, NTFR 2016/1029) brengen die omstandigheden echter niet mee dat belanghebbende zou zijn ontheven van de aangifteplicht. Belanghebbende heeft ‘de vereiste aangifte’ niet gedaan, zodat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. Hoewel de onderbouwing van de schatting van de inspecteur mager is, is deze volgens het hof niet onredelijk. In de verzwaarde bewijslast is belanghebbende volgens het hof niet geslaagd. Voor het verzuim dat belanghebbende heeft begaan door geen aangifte in te dienen, heeft het hof, gelet op het aangiftegedrag van belanghebbende in het verleden, een boete van € 2.460 passend en geboden geacht.

NTFR 2016/2686 - Schatting van verzwegen inkomsten uit seksinrichting is niet onredelijk

ECLI:NL:HR:2016:2510, datum uitspraak 04-11-2016, publicatiedatum 04-11-2016
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2016
Belanghebbende heeft volgens de inspecteur inkomsten uit de exploitatie van een seksinrichting genoten die niet jegens de fiscus zijn verantwoord. Daarom heeft de inspecteur de onderhavige navorderingsaanslagen opgelegd. Rechtbank Gelderland (21 mei 2015, nr. 14/8321 en 14/8324) heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. De rechtbank oordeelde kort gezegd dat aannemelijk is dat belanghebbende verzwegen inkomsten uit een seksinrichting heeft genoten, dat de vereiste aangiften niet zijn gedaan, dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard, dat de schattingen van de inspecteur redelijk zijn en dat belanghebbende er niet in is geslaagd aan zijn verzwaarde bewijslast te voldoen. De rechtbank heeft zich daarbij onder meer gebaseerd op getuigenverklaringen. In hoger beroep heeft belanghebbende ook nul op het rekest gekregen. Anders dan belanghebbende heeft gesteld, achtte Hof Arnhem-Leeuwarden (12 april 2016, nrs. 15/00762 t/m 15/00764, NTFR 2016/1536) de getuigenverklaringen betrouwbaar. Zij vinden bevestiging in op internet geplaatste advertenties waarin seksuele diensten worden aangeboden met vermelding van het telefoonnummer van de door belanghebbende gebruikte telefoon.