Aflevering 41

Gepubliceerd op 12 oktober 2017

NTFR 2017/2503 - Vooroverleg; uitstervende hoeksteen van fiscaal uitvoeringsbeleid?

Aflevering 41, gepubliceerd op 12-10-2017 geschreven door mr. W.E. Nent-Vroomen
Vooroverleg is een groot goed in Nederland. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de Kamerbrief appreciatie uitkomst BEPS-project en vooruitblik Nederlands fiscaal vestigingsklimaat5 oktober 2015, nr. IZV/2015/657M, actiepunt 12, NTFR 2015/2730. waarin staat: ‘Een andere belangrijke pijler van het toezichtbeleid is het vooroverleg. Structuren kunnen vooraf vrijwillig door belastingplichtigen aan de Belastingdienst worden voorgelegd. Deze werkwijze voorkomt onnodige uitvoeringskosten voor de Belastingdienst en biedt zekerheid aan belastingplichtige.’ In het bijbehorende persbericht staat dat het geven van zekerheid vooraf door de Belastingdienst een van de hoekstenen van het Nederlandse vestigingsklimaat blijft.

NTFR 2017/2504 - Verschillende gevolgen niet aftrekbaar tbs-verlies op onzakelijke lening voor ab-houders en niet-ab-houders is niet discriminatoir

ECLI:NL:HR:2017:2549, datum uitspraak 06-10-2017, publicatiedatum 06-10-2017
Aflevering 41, gepubliceerd op 12-10-2017 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
Belanghebbende heeft een onder de tbs-regeling vallende onzakelijke lening verstrekt aan de bv van haar fiscale partner (aanmerkelijkbelanghouder). Het niet aanvaarden van het afwaarderingsverlies, zoals de inspecteur heeft gedaan, is volgens belanghebbende in strijd met het verdragsrechtelijke gelijkheidsbeginsel. Wanneer de lening namelijk door de aanmerkelijkbelanghouder aan de bv zou zijn verstrekt, zou een definitief verlies worden aangemerkt als kapitaalstorting die de verkrijgingsprijs van de aandelen bij de aanmerkelijkbelanghouder verhoogt, terwijl een definitief door belanghebbende geleden onzakelijkeleningverlies bij haar op geen enkele wijze tot uitdrukking kan komen. De Hoge Raad verwerpt dat standpunt. De cassatierechter zet uiteen dat binnen het kader van de tbs-regeling beide gevallen gelijk worden behandeld (geen aftrek afwaarderingsverlies). Vervolgens betoogt de Hoge Raad dat bij een aanmerkelijkbelanghouder het aanvaarden van het onzakelijkedebiteurenrisico zijn oorzaak vindt, kort gezegd, in de vennootschappelijke betrekkingen (aandeelhoudershoedanigheid) en bij een geval als hier aan de orde in de persoonlijke betrekkingen. Dit feitelijke verschil heeft vervolgens als consequentie dat bij de aanmerkelijkbelanghouder belastinggevolgen intreden in het kader van de aanmerkelijkbelangregeling. Aangezien de vennootschappelijke betrekkingen en de bijbehorende kapitaalsfeer in een geval als hier ontbreken en persoonlijke betrekkingen niet leiden tot een bron van inkomen, kan – anders dan bij de aanmerkelijkbelanghouder – het in de tbs-regeling niet aftrekbare verlies op een onzakelijke lening bij de verstrekker van die lening ook overigens niet leiden tot gevolgen voor de heffing van IB. Het gaat derhalve om feitelijk en rechtens verschillende gevallen, zodat een beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen.

NTFR 2017/2505 - Tegen vergoeding niet uitoefenen van optierechten vormt een vervreemding

ECLI:NL:HR:2017:2459, datum uitspraak 29-09-2017, publicatiedatum 29-09-2017
Aflevering 41, gepubliceerd op 12-10-2017 met annotatie van mr. drs. G. Benning
E vormde een concern met onder andere belanghebbende als een 100%-dochtervennootschap. F was grootaandeelhouder van E. Aan twee werknemers van belanghebbende zijn in 1998 optierechten aandelen E toegekend. Wegens een beursgang van E hebben E en F in 1999 met de werknemers overeenkomsten gesloten, waarbij de werknemers tegen vergoeding van F hebben toegezegd geen gebruik te zullen maken van de optierechten. Volgens Hof Den Bosch (28 april 2016, nr. 11/00357, NTFR 2016/2194) hebben de werknemers door de overeenkomsten de optierechten vervreemd. De Hoge Raad deelt die opvatting. Het tegen vergoeding prijsgeven van het recht tot uitoefening van opties op (certificaten van) aandelen moet worden aangemerkt als een vervreemding van die opties in de zin van art. 10a Wet LB 1964.

NTFR 2017/2506 - Bijstandswetgeving inzake gezamenlijke huishouding tussen tweedegraads bloedverwanten waarbij één zorgbehoefte heeft is discriminatoir

ECLI:NL:PHR:2017:907, datum uitspraak 29-08-2017, publicatiedatum 15-09-2017
Aflevering 41, gepubliceerd op 12-10-2017 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende huurt een kamer van een niet verwante huisgenoot (B). Zij is als gevolg van herseninfarcten aangewezen op een rolstoel. B zorgt voor haar op basis van een zorgovereenkomst en wordt betaald uit een aan de belanghebbende toegekend pgb. De bijstanduitkering van belanghebbende is ingetrokken omdat zij een gezamenlijke huishouding voert met B en diens inkomen (uit het pgb) hoger is dan de bijstandsnorm voor gehuwden.

NTFR 2017/2507 - Compensatie eigen bijdrage Wlz en Wmo voor afschaffen ouderentoeslag box 3

Aflevering 41, gepubliceerd op 12-10-2017
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 gewijzigd. Hij heeft de aftrek van vermogensbestanddelen aangepast voor het bepalen van het relevante vermogen bij de berekening van het bijdrageplichtig inkomen voor de eigen bijdragen in de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Aanleiding van deze aanpassing in de berekening van de eigen bijdragen is het vervallen van de fiscale ouderentoeslag per 1 januari 2016, waarbij het ging om een verhoging van het heffingvrije vermogen voor de inkomstenbelasting voor mensen die de pensioengerechtigde leeftijd op grond van de AOW hebben bereikt. De compensatie die met dit besluit wordt ingevoerd heeft daarom betrekking op mensen met Wlz-zorg, maatwerkvoorzieningen vanuit de Wmo of beschermd wonen, voor zover het gaat om mensen die de AOW-leeftijd hebben bereikt.

NTFR 2017/2508 - Geen recht op volledige aftrek scholingsuitgaven voor administratief medewerker voor postacademische juridische cursussen

ECLI:NL:HR:2017:2450, datum uitspraak 29-09-2017, publicatiedatum 29-09-2017
Aflevering 41, gepubliceerd op 12-10-2017 met annotatie van mr. J.A.W. Vrolijks
Belanghebbende was in 2011 in loondienst bij een technisch bedrijf, waar hij administratief werk verrichtte. Voorts had hij van 2006 tot eind 2013 een juridisch adviesbureau waarbij geen resultaat is verantwoord. In 2011 heeft belanghebbende een aantal postacademische juridische cursussen gevolgd. Hij heeft in totaal € 13.764 aan kosten van de cursussen en van literatuur, kopiëren en mappen in aftrek gebracht als scholingsuitgaven. De inspecteur heeft alleen de kosten van de cursussen voor € 5.501 als scholingsuitgaven in aftrek toegelaten. Hof Den Bosch (23 september 2016, nr. 16/00059, NTFR 2017/110) heeft de aanspraak van belanghebbende op volledige kostenaftrek afgewezen. Niet aannemelijk is volgens het hof dat belanghebbende in redelijkheid kon verwachten na voltooiing van de cursussen daarmee inkomen te zullen verwerven. Evenmin is aannemelijk dat de cursussen zijn gevolgd met het oog op het op peil houden of verbeteren van kennis en vaardigheden die belanghebbende nodig heeft voor het behouden van inkomen. Onder verwijzing naar de conclusie van A-G Niessen in deze zaak (NTFR 2017/1901) sluit de Hoge Raad zich aan bij de hofuitspraak.

NTFR 2017/2510 - Besluit hybride geldverstrekkingen in de vennootschapsbelasting en dividendbelasting

Aflevering 41, gepubliceerd op 12-10-2017 geschreven door mr. G.I. van Eijk
Op 8 september 2017 heeft de staatssecretaris van Financiën een besluit gepubliceerd waarin beleid is opgenomen over de beoordeling van hybride geldverstrekkingen in de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting (nr. 2017/38941). Het startpunt om te bepalen of een geldverstrekking voor de vennootschapsbelasting als een lening of als kapitaal kwalificeert, is de civielrechtelijke vorm van de geldverstrekking. Het gepubliceerde beleid is nodig, omdat de civielrechtelijke vorm van een geldverstrekking niet altijd eenduidig is. Het uitgangspunt van het beleid is dat het bestaan van een terugbetalingsverplichting voor de geldnemer een wezenlijk kenmerk is van de civielrechtelijke vorm van lening, en dat een dergelijke verplichting naar haar aard voorrang heeft op de aanspraken van aandeelhouders.

NTFR 2017/2511 - Nadere vragen in het kader van de antihybridebepaling in de Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015

Aflevering 41, gepubliceerd op 12-10-2017 geschreven door mr. H. Lohuis
Beantwoording Kamervragen inzake de werking van art. 13, lid 17, Wet VPB 1969 met betrekking tot deelnemingen in buitenlandse fb-achtige lichamen met vastgoedinvesteringen. Anders dan onder het Nederlandse regime voor de fbi, waarvoor een 0%-tarief geldt, is onder bepaalde buitenlandse regimes deze tariefmaatregel vormgegeven als een aftrekbaar dividend. De deelnemingsvrijstelling is dan op grond van lid 17 niet van toepassing. De staatssecretaris ziet geen ruimte om, al dan niet met hardheidsclausulebeleid, tot een ander resultaat te komen.

NTFR 2017/2515 - Bezwaar per e-mail alleen niet-ontvankelijk als hersteltermijn is gegeven

ECLI:NL:HR:2017:2548, datum uitspraak 06-10-2017, publicatiedatum 06-10-2017
Aflevering 41, gepubliceerd op 12-10-2017 met annotatie van mr. J. van de Merwe
Belanghebbende heeft per e-mail tijdig bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De heffingsambtenaar heeft hierop bij brief gereageerd met de mededeling dat bij belastingen geen bezwaar per e-mail kan worden ingediend en dat het bezwaar daarom niet rechtsgeldig is. Belanghebbende heeft vervolgens schriftelijk een bezwaarschrift ingediend. Dat bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. Volgens de Hoge Raad is die beslissing onjuist. Het bezwaar had alleen niet-ontvankelijk kunnen worden verklaard als belanghebbende een termijn was gegeven waarbinnen hij het verzuim van het niet langs de juiste weg indienen van het bezwaarschrift had kunnen herstellen.

NTFR 2017/2552 - Inwerkingtreding Wet aanvullende regels uitwisseling landenrapporten

Aflevering 41, gepubliceerd op 12-10-2017
Op 2 juni 2017 is de Wet aanvullende regels uitwisseling landenrapporten in het Staatsblad gepubliceerd (Stb. 2017, 215). Het wetsvoorstel werd op 23 mei 2017 door de Eerste Kamer aangenomen. De wet treedt in werking met ingang van 5 juni 2017 en is van toepassing met betrekking tot verslagjaren van een multinationale groep die beginnen op of na 1 januari 2016. De wijzigingen in de sanctiebepaling van art. 29h Wet VPB vinden voor het eerst toepassing met betrekking tot vergrijpen die plaatsvinden op of na 5 juni 2017. Zie voor meer toelichting onder meer NTFR 2017/1101 en NTFR 2017/1335.