NTFR 2018/2870 - Draagplichtovereenkomst, het ei van Columbus?
Aflevering 51, gepubliceerd op 20-12-2018 geschreven door mr. A.J.M. ArendsHet maken van afspraken over de draagplicht van leningen voor de eigen woning is het afgelopen jaar in toenemende mate in het vizier gekomen van de hypotheekadviseurs en het notariaat. Een en ander is in een stroomversnelling gekomen sinds de niet-beoogde renteaftrekbeperkingen op het netvlies van de politiek zijn komen te staan, hetgeen heeft geresulteerd in het besluit van 30 januari 2018, nr. 2018-1511, NTFR 2018/315, dat mogelijk maakt dat partners hun eigenwoningverleden met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2013 50/50 onderling verdelen mits de partners ook 50/50 een woning hebben gekocht en ook 50/50 de leningen daarvoor zijn aangegaan. Zolang de partners elkaars partner blijven, lijkt dit een prima oplossing om te voorkomen dat een deel van de eigenwoningrente in box 1 niet aftrekbaar is. Het 50/50 verdelen van elkaars eigenwoningverleden heeft echter ook nadelige kanten, die zich doen gevoelen wanneer partners uit elkaar gaan. Deze negatieve kanten kunnen partners voorkomen door in plaats van het verdelen van het eigenwoningverleden, afspraken te maken over wie welke woonlasten draagt. Dergelijke afspraken kunnen worden vastgelegd in wat ik hier kortweg aanduid met de term draagplichtovereenkomst.Indien gehuwden dergelijke afspraken maken, zijn dat huwelijkse voorwaarden. In deze bijdrage ga ik in op de gewenste effecten van een draagplichtovereenkomst en op de vraag of de Wet IB 2001 daarop goed aansluit.